A Apeldoornse artsen kozen als congres-thema „Het flauwgevallen paard" Méér bedden en wat méér allure nodig om congresstad te worden „Aderverkalking" (in de volksmond aderverkalking) Speurwerk Vaatchirurgie Verwachting Sagan-kritiek in blijspelvorm V.V.V.-directeur B. J. Welsing ligt wakker van de slapers Congresdienst Hotel-gami Gemiste kansen 4s thema voor het wetenschap van het ledencongres der Koninklijke Ne derlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, dat dit jaar door de afd. Apeldoorn In Orpheus wordt georganiseerd, is door de Wetenschappelijke Congres Com missie de z.g. atherosclerose op het pro gramma gezet. Deze atherosclerose in de volksmond ook wel aderverkalking ge noemd is een ziekte van de bloedvaten die na de laatste wereldoorlog steeds vaker voorkomt en dat niet alleen bij oudere men sen. maar ook op steeds jongere leeftijd. Zij behoort tegenwoordig tot één van de meest frequent voorkomende doodsoorza ken en wordt daarom ook wel „the great killer of man" genoemd. Het is dan ook niet te verwonderen dat vrijwel iedere arts bijna dagelijks met uitingen en gevolgen van deze ziekte word*, geconfronteerd en evenmin dat in de laatste decennia uitgebrei de onderzoekingen zijn (en nog steeds wor den) verricht die ontstaan, behandeling en preventie van dit lijden tot onderwerp heb ben. Hoewel ondanks deze uitgebreide on derzoekingen, waarin ook Nederlanders een groot aandeel gehad hebben, onze kennis toch nog onvolledig is. is de literatuur die aan dit onderwerp is gewijd dermate uitge breid geworden dat het voor velen welhaast onmogelijk is deze nog te overzien. Deze ziekte werd dan ook door de Apeldoornse Congres Commissie dermate actueel en voor iedere arts belangrijk geacht, dat beslo ten werd dit jaar het ledencongres uitsluitend aan haar te wijden. Hierdoor wordt de mo gelijkheid geschapen om - zij het uiteraard nog altijd globaal toch een gedegen over zicht te verkrijgen over de huidige stand van onze kennis en om een aantal met de ze ziekte samenhangende problemen nader toe te lichten. Het is voor de eerste maal dat op een dergelijk ledencongres alle we tenschappelijke vergaderingen gewijd zijn aan één onderwerp. De Apeldoornse Con gres Commissie meent echter dat het alleen op deze wijze mogelijk is een vol doend aantal facetten samenhangende met deze ziekte de revue te laten passeren. Gewoonlijk wordt In een geneeskundig leer boek bij de bespreking van een ziekte een bepaald systeem gevolgd. Dit begint met een beschrijving van de z.g. pathologische anatomie d.w.z. een beschrijving van de ziekelijke veranderingen in weefsels en orga nen die van de desbetreffende ziekte het gevolg zijn. Daarna volgt meestal een ver handeling over de ontstaanswijze en de oor zaak, waarna een beschrijving gegeven wordt van de beelden waaronder de ziekte zich kan uiten. Dit laatste is uiteraard be langrijk voor de diagnostiek, het stellen van de diagnose. Vervolgens wordt gewoonlijk de therapie d.w.z. de geneeswijze behandeld waarna eventueel nog de preventie of wel het voorkomen van de ziekte onder de loep wordt genomen. Een dergelijk systeem kan men terugvinden in het wetenschappe lijk programma van het ledencongres in Apeldoorn. Verreweg het grootste deel van de plenaire zittingen wordt gewijd aan de ziekelijke afwijkingen die bij anatomisch onderzoek bij de atherosclerose worden ge vonden, aan de ontstaanswijze en de moge lijke oorzaken van dit lijden, en aan de hiermee samenhangende biochemische as pecten. Het door de volksmond gebruikte woord „aderverkalking" is eigenlijk niet juist In de eerste plaats betreft het geen ziekte van de aderen maar van de slagaderen en bo vendien is het essentiële gewoonlijk niet de verkalking maar een met afzetting van vetachtige stoffen gepaard gaande degene ratie van de vaatwand. Deze wordt daar door aan de binnenzijde hobbelig en onre gelmatig waarvan reeds een verkleining van het lumen van het vat het gevolg kan zijn. Op deze onregelmatigheden van het binnenste vlies van de vaatwand kunnen zich bovendien kleine bloedstolseltjes af zetten die steeds meer aangroeien totdat tenslotte een belangrijke of volledige pas sagebelemmering voor het bloed is opge treden. Naast deze vettige degeneratie van de vaatwand komt ook wel verkalking voor, maar deze verkalking is toch niet het essen tiële van de ziekte. Uitgebreid onderzoek is en wordt nog steeds gedaan betreffende de vraag waar deze vetachtige stoffen die zich in de vaat wand ophopen vandaan komen en waarom zij zich juist daar ophopen. In het bijzonder heeft men zich in dit verband ook gericht op het onderzoek van de samenstelling van het bloed bij lijders aan atherosclerose met name wat betreft het gehalte van het bloedserum aan vetten en vetachtige stof fen. Hoewel onze kennis betreffende de ont staanswijze en de oorza(a)k(en) van de atherosclerose nog allerminst volledig is, zijn de meeste onderzoekers het er toch wel over eens dat hier waarschijnlijk een z.g. multi-causale genese in het spel is, dat wil zeggen dat meerdere oorzaken te zamen dit lijden teweeg kunnen brengen. Vele factoren zijn in dit verband genoemd. Behalve op leeftijd en geslacht wordt de laatste tijd vooral ook gewezen op het be lang van het sociaal-economisch niveau. Een hogere welstand leidt tot andere etens- gewoonten, waarbij vooral de hoeveelheid genuttigd voedsel en het gebruik van be paalde vetten en vetachtige stoffen toene men. Het is waarschijnlijk dat hierdoor de kans op het verwerven van de atherosclerose wordt verhoogd en dat hierop ook het steeds frequenter voorkomen van dit vaatlijden bij de huidige westerse bevolking althans ten dele berust. Daarnaast wordt in dit verband eveneens gewezen op het tekort aan geregelde lichaamsbeweging en het overmatig roken. Hoewel wij nog steeds te weinig weten over de rol van de z.g. Atherosclerose psycho-sociale factoren, zijn er toch aan wijzingen dat in het bijzonder bepaalde be heerste spanningen die samenhangen met conflicten in het huidige werk- en familie milieu het ontstaan van deze ziekte even eens kunnen bevorderen. Hoe deze en ook nog andere factoren kun nen leiden tot het optreden van deze vaat ziekte en langs welke wegen dit geschiedt, is onderwerp van uitgebreid gedeeltelijk experimenteel onderzoek, waaraan ook door Nederland belangrijke bijdragen zijn en worden geleverd. Dit speurwerk is daarom zo belangrijk omdat men in principe een ziekte pas rationeel kan bestrijden wan neer men haar oorzaken en wijze van ont staan nauwkeurig kent. Hoewel dit laatste bij de atherosclerose ondanks alle vooruitgang van de laatste jaren nog steeds niet het geval is. zijn er niettemin toch reeds belangrijke winsten geboekt. Dit geldt niet alleen voor de diagnostiek maar vooral ook voor de be handeling van dit vaatlijden. Wat betreft de diagnostiek is de laatste twee decennia vooral ook een grote voor uitgang te bespeuren geweest bij het rönt genonderzoek van de vaten, waaraan een klein deel van het congres eveneens is ge wijd. Bij een dergelijk onderzoek wordt een contrastmiddel op een bepaalde plaats in het vaatstelsel ingespoten waardoor de desbetreffende bloedvaten op de foto kunnen worden afgebeeld. Aldus kan men passage stoornissen lokaliseren en hun grootte be palen. Op de Röntgententoonstelling „Histo rie van een schaduwspel" in het Gemeente Museum aan de Loolaan kan men hiervan meerdere voorbeelden aantreffen. Ook de therapie heeft belangrijke vooruit gang geboekt. Naast de toepassing van ge neesmiddelen waarvan de middelen welke vaatverwijding veroorzaken en die welke de bloedstolling vertragen de belangrijkste zijn, blijken ook dieetvoorschriften en voor schriften betreffende de te volgen leefwijze van grote importantie te zijn. Het meest spectaculaire is echter in dit opzicht de na de 2e wereldoorlog tot ontwikkeling geko men vaatchirurgie. Aanvankelijk beperkte de chirurgie zich grotendeels tot het wegne men resp. doorsnijden van bepaalde zenu wen, waardoor in een gedeelte van het lichaam de bloedvaten verwijd werden, dus de aanvoer van bloed verbeterd werd. Later is zij ook op grond van veel dierexpe rimenteel werk zich veel meer gaan richten op het herstellen van de doorgan kelijkheid der bloedvaten. Soms bereikt men dit door bepaalde kleine passagebe lemmeringen a.h.w. uit het vat uit te „pel len" en anders door vaattransplantatie toe te passen. Voor dit laatste worden zowel aderen van de patiënt zelf gebruikt, als ook vaten van kunststof. Met behulp van deze therapie zijn reeds vele mensen over de gehele wereld voor ernstig lijden behoed ge bleven. Tijdens het congres worden drie belang rijke regionen van het menselijk lichaam, waar de atherosclerose kan voorkomen, elk in een aparte sectie nader besproken. In de eerste plaats is dat de atherosclerose van de kransvaten van het hart. Wanneer hierin een belangrijke passagestoornis op treedt krijgt iemand een z.g. hartinfarct, een ziekte die de laatste tijd vrijwel ieder een in zijn naaste omgeving heeft zien optre den. Behandeling met medicamenten en met voorschriften betreffende dieet en leefwijze leidt hierbij herhaaldelijk tot een goed resul taat. De chirurgie van dit vaatlijden met het doel een reconstructie van de doorgan kelijkheid van de kransvaten te bewerkstel ligen is tot nu toe echter nog slechts zeer beperkt mogelijk. Uitgebreid experimenteel onderzoek zal hierin in de toekomst on getwijfeld verandering brengen. Wel worden de laatste tijd soms z.g. „pacemakers" aan gebracht. Dit zijn kleine door batterijtjes gevoede apparaatjes, die bij de patiënt geïmplanteerd worden en die het hart tel kens een elektrische prikkel geven om zich samen te trekken en die dus op deze wijze het hart op gang houden. In een volgende sectie wordt de athero sclerose van de hersenvaten besproken, een eveneens zeer frequent voorkomend lijden. Een groot deel van de z.g. „beroerten" berust op deze ziekte. Voor vele van deze patiënten kan hetzij langs medicamenteuze, hetzij langs neurochirurgische weg, hetzij door beide, reeds veel worden gedaan. De chirurgische behandeling die er op gericht is om de doorgankelijkheid van de hersen vaten te herstellen is echter nog niet zo danig ontwikkeld dat deze regelmatig kan worden toegepast. Wel is dit het geval bij atherosclerotische afwijkingen in de grote vaten van de hals die het bloed naar de hersenen toevoeren. Deze worden de laatste tijd herhaaldelijk met succes geopereerd en gerekanaliseerd. Hetzelfde geldt voor de in de derde sec tie besproken atherosclerose van de perifere vaten d.w.z. de vaten van armen en be nen. Hierbij krijgt het vatenstelsel van de benen de meeste aandacht omdat in dit tra ject deze ziekte veel frequenter voorkomt dan in dat van de armen. Op dit gebied heeft gedurende de laatste twee decennia de vaatchirurgie haar grootste triomfen ge vierd en dagelijks wordt nog bij talrijke pa tiënten de doorgankelijkheid van deze vaten hersteld. In alle drie secties wordt verder uitge breid aandacht besteed aan de revalidatie van patiënten die een dergelijk -vaatlijden hebben en hiervoor behandeld zijn. Ook de ze revalidatie is vooral in de laatste 10 jaar sterk in de belangstelling komen te staan waardoor zij zich in hoog tempo heeft kunnen ontwikkelen. Ondanks al deze vooruitgang moet niet temin toch gesteld worden dat het grootste gedeelte van ons huidige therapeutische arsenaal nog symptomatisch is d.w.z. de symptomen bestrijdt, maar nog niet de oorzaak van de ziekte zelf aangrijpt. Uit zondering hierop vormen wellicht de voor schriften betreffende dieet en levenswijze, al zijn ook wat dit betreft de samenhangen nog niet overal even duidelijk. Het overal ter wereld aan de gang zijnde onderzoek op dit gebied wettigt echter de verwachting dat in de toekomst nog belangrijke verdere vooruitgang zal plaats vinden. De Apeldoornse Congres Commissie heeft gemeend dat het bijzonder nuttig zou zijn, wanneer deze ziekte die in alle mogelijke manifestaties steeds frequenter voorkomt en die één van de belangrijkste doodsoorzaken voor de huidige mensheid vormt, eens overzichtelijk ter sprake gebracht werd, waarbij meerdere deskundigen op verschil lende terreinen, die voor een deel ook zelf zeer belangrijke bijdragen ter vergroting van ons inzicht in de talrijke problemen geleverd hebben, aan het woord komen. Dit is niet alleen voor de huisartsen maar ook voor praktisch alle specialisten van uitermate groot belang. Zij allen worstelen met een vloed van wetenschappelijke pu- blikaties over dit (en ook andere) onder werpen) waardoor het steeds moeilijker wordt een algemeen overzicht te behouden. Dit overzicht nu wordt in Apeldoorn geboden. Zoals bekend bestaat het congres van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst in Apel doorn uit een wetenschappelijk en een meer ontspannend gedeelte. Het blijspel dat vrijdagavond ter gelegenheid van dit congres in schouwburg „Orpheus" een gala-voorstelling beleeft, heet „Het flauw gevallen paard". Dat lijkt op een fusie van wetenschap en ontspanning. Enerzijds sugge reert de titel, dat er op het podium iets aan de hand is waarom men kan roepen „Is er misschien een dokter in de zaal?" (in een congrescentrum vol medici kan men in andere gevallen beter vragen, of er ook een patiënt in de zaal aanwezig is), anderzijds is het allemaal maar kome die, letterlijk en figuurlijk. De medicus kan rustig in zijn „Orpheus"-fauteuil blijven zitten, hij hoeft er niet uit, hij kan het geval zelfs lachend aanzien. Wat ook weer niet wil zeggen, dat „Het flauwgevallen paard" geen serieuze aan dacht verdient. Het is per slot van rekening 'n toneelstuk van Fran<^>ise Sagan en deze Franse schrijfster heeft de laatste jaren te recht de belangstelling van velen gevraagd, en gelukkig ook gekregen. In 1954 baarde zij opzien met haar eerste roman: „Bon- Jour tristesse". Dat was in een tijd, waarin het verzet van een jonge generatie tegen de oudere generaties begon te groeien. In Frankrijk was Saint-Germain-des-Prés, het centrum van het na-oorlogse existen tialisme, al een klein beetje historie gewor den. Het omringende leven liet de jongeren niet langer onverschillig, zij probeerden op een meer actieve wijze de zinloosheid en daarmee eigenlijk tevens de zin - daarvan aan te tonen. Franpoise Sagan zorgde met haar verwelkoming van de droef heid voor een van de eerste aanslagen op de gevestigde, maar o zo wankele reputatie van de oude moraal; stromingen als de „nouvelle vague (film) en de „nouveau roman (literatuur) zouden kort nadien volgen. Het thema van „Bonjour tristesse" mag als bekend worden verondersteld. Het boek was vooral een onthullend en triest protest tegen de leegte, de verveling, de liefdeloosheid in door rijkdom en luxe gekenmerkte milieus. Ook in haar volgende romans, zoals „Un certain sourire", „Dans un mois dans un an", „Aimez-vous Brahms?" en „Les merveilleux nuages" bleef de schrijfster op dit aambeeld hame ren. Het toneelstuk „Le chêteau en Suède" ademde ook al dezelfde geest. Frangoise Sagans kritiek is in de loop van haar carrière echter bijtender geworden, er is ook een element van humor in doorgedron gen. Het is dus helemaal niet verwonderlijk, dat haar nieuwste toneelstuk, „Het flauw gevallen paard", een blijspel wordt ge noemd. Het gaat over de verwikkelingen ten huize van de baronet Henry-James Chesterfield en zijn geen blauw bloed, maar wel veel geld bezittende eega. Hun dochter komt op zekere dag uit Parijs terug met een verloofde van Franse origine en met diens maïtresse, die echter voor de zuster van de verloofde moet doorgaan. De gasten uit het land van Marianne willen met de dochter en de zoon van Chesterfield en zijn gade in het huwelijk treden en de bruid schatten na een dubbele scheiding te gebrui ken voor huwelijk numero drie. De intrige doet denken aan die uit het werk van Georges Feydeau. Een actrice als Mary Dresselhuys, die de rol van Henry- James echtgenote Felicity speelt, weet daar wel raad mee. Henry-James zelf wordt ver tolkt door Guus Oster. Andere leden van de Nederlandse Co- medie, die we in dit stuk te zien krijgen, zijn Gerard Schild, Agaath Meulenbroek, Jules Croiset, Rudolf Lucieer, Petra Laseur en Jan van Roijen. Natuurlijk blijft Sagan ook in dit blijspel Sagan. Toch is het te hopen, dat de aan wezigen aan „Het flauwgevallen paard" zoveel plezier beleven, dat zij - bij wijze van spreken en om in stijl te blijven - niet meer bijkomen van het lachen. Enkele honderden tijdelijke inwoners van Apeldoorn allen deelnemers aan het artsencongres in Orpheus doen deze dagen een forse aanslag op de voorraad hotel- en pensionbedden in Apeldoorn en omgeving. De Apeldoornse hotels zijn op zo'n toevloed van gasten niet berekend en daar om zullen vele congresbezoekers het moede hoofd ter ruste leggen op een kussen buiten Apeldoorns centrum. Een huisvestings commissie van Apeldoornse artsen heeft de gasten tot ver tegen de grens van onze grote gemeente moeten onderbrengen Apeldoorn dingt sinds het bestaan van het cultureel centrum Orpheus naar de gunsten van verenigingen, organisaties, bedrijven en instanties die ergens in het land, meestal op een voor iedereen gemakkelijk bereikbare plaats, een congres willen houden. Apeldoorn is door zijn ligging zo'n plaats. De verbindingen laten wel iets te wensen over, maar wie bereid is de beproevingen van de - nu nog overvolle wegen vanuit Arnhem, Amersfoort en Zwolle te doorstaan, vindt dan ook op het Churchillplein een modern dak, waaronder hij kan vergaderen, lunchen en dineren, een behoorlijke ont vangst kan organiseren, een muziekje kan laten maken en., nee, niet kan slapen. Dat slapen is voor VVV-directeur B. J. Welsing een probleem waarvan hij wel eens wakker ligt. Wanneer honderden congres sisten „en masse" uit het rode nylon-pluche van Orpheus' grote zaal verrijzen om zich - vergadermoe ter ruste te gaan leggen, kan hij geen hotel aanwijzen waar hij alle gasten kan onderbrengen. De vier belangrijkste hotels - het motel Apeldoorn, De Keizerskroon, Nieland en Bloemink - hebben bij elkaar 312 bedden en die zijn lang niet altijd vrij. „We kunnen achthonderd gasten onderbrengen", zegt de heer Welsing, maar niet allemaal in de stad Apeldoorn. Dan moeten we de dorpen in en gebruik gaan maken van de pensions." Voor Orpheus bestond, werden er in Apel doorn ook wel meerdaagse congressen van landelijke organisaties gehouden. Maar die waren meestal van een dusdanige kleine omvang, dat het logiesprobleem niet of nauwelijks telde. Nu Orpheus steeds meer in de gunst van congresplannenmakende instanties raakt, komt de noodzaak van planning en organisa tie om de hoek kijken. WV-directeur Welsing heeft zijn plannen al klaar liggen. „We willen een congresdienst aan de VVV verbinden", zegt hij. „Die dienst moet niet alleen congressen, die je zo in je schoot geworpen krijgt, opvangen, maar zo'n dienst moet ook gaan werven, reclame gaan maken en verenigingen, die plannen hebben voor een congres, de diensten en mogelijk heden van Apeldoorn aanbieden. En als het vast staat, dat zo'n congres naar Apeldoorn komt, moet men klaar staan met een schema om alle gasten onder te brengen, om hun echtgenoten bezig te houden met excursies en rondritten, om, nou ja., om die mensen alles te bieden wat ze nodig hebben, om alles voor ze te organiseren." De congresdienst die de heer Welsing wil, kost geld. Hij moet er personeel voor in dienst nemen en hij moet drukwerk laten maken. „Ik heb m'n plannen aan het gemeentebestuur voorgelegd", zegt hij, „ik wacht nu op het antwoord". Verschillende hotels in Apeldoorn zien de congressisten overigens met gemengde gevoelens komen. Enerzijds zijn zij blij, om dat zij daardoor in de wintermaanden een grotere kamerbezetting krijgen, anderzijds vinden zij het niet zo leuk, dat vele gasten de lunch- en dinertafels voorbij gaan om zich aan de produkten van de Orpheus-kok te goed te gaan doen. „Lege kamers zijn lege kamers", zegt de exploitant van het Orpheus-restaurant Euridyce, de heer R. J. F. Punselie. Hij vindt dat de hotels blij moeten zijn met de aantrekkingskracht die Orpheus op congres- houdende verenigingen heeft, maar kan zich wel indenken dat de hoteliers maar weinig troost vinden bij de zegswijze: „Als het in Orpheus regent, druppelt 't bij ons". „Ik vind 't een bijna onmogelijke opgave om in Apeldoorn zo'n achthonderd mensen op een redelijke manier onder te brengen", zegt hij. „Want wat krijgt men? Besturen van de een of andere vereniging zullen moeten gaan plussen en minnen wie in De Keizers kroon en wie in dat nette pension in Ugchelen onderdak zal krijgen. En dat kan soms heel wat moeilijkheden geven!" Als oplossing ziet de heer Punselie de bouw van een hotel-garni, een hotel waar men alleen een slaapgelegenheid en een ontbijt vindt. Zo'n hotel wordt meestal gebouwd in combinatie met verhuur-kantoorruimten en eventueel winkels, omdat kamers alleen niet voldoende exploitatie-zekerheden bieden. „Maar waar vind je een belegger die bereid is een paar miljoen in zo'n zaak in Apeldoorn te steken? Dan moet 't toch eerst zéker zijn, dat er aan de lopende band congressen zijn. En die zekerheid krijg je pas als je voldoende hotel-ruimte hebt", aldus de heer Punselie. Hotelruimte is volgens de heer Punselie en volgens de heer Welsing niet het enige probleem. „De stad heeft wat méér allure nodig", vindt de heer Punselie. „Je moet je hier ook 's avonds als congressist kunnen vermaken in behoorlijke gelegenheden. Ik weet niet waar ik de mensen 's avonds naar toe moet sturen. Het is mij een grote ergernis dat velen de stad ontvluchten om bijvoorbeeld in Arnhem of Deventer hun vertier te zoeken". „Dat is dan weer zo'n vicieuze cirkel", zegt de heer Welsing. „Dat avondvermaak komt niet, zolang de bedrijven niet voelen dat de belangstelling ervoor is. Maar de mensen gaan ergens anders naar toe zolang hier in Apeldoorn geen behoorlijk avondvermaak is Heeft Apeldoorn wel eens een behoorlijk congres gemist door gebrek aan een grote hotelruimte? „We hebben goede contacten gehad met KLM-Holland Promotion en met de Esso voor meerdaagse congressen", zegt de heer Punselie, „maar die besprekingen zijn afgeknapt op het hotelprobleem". Er zijn overigens verenigingen en organisa ties die zich minder gauw aan het hotel probleem storen, getuige het grote artsencongres van vandaag en morgen, het binnenkort te houden congres van amateur filmers, het congres van brandweercomman danten en - in het recente verleden - de eendaagse en meerdaagse congressen van de AVRO, de Ned. Caravanclub, de Bond van register-ingenieurs en vele andere.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 15