Zal Kfar Etzion
dan eindelijk
tot wasdom
komen
H
Sc
ZIEZO zaterdag 7 oktober 1967
I
Groener hebben we niet
EBT u het al gehoord? Sheila
en Mike uit Amerika zijn gekomen. Met hun zes
kinderen. Ze wonen nou in Ramatajim, waar ze in
een elegante buurt een begerenswaardige woning
betrokken. Ze hadden het in Amerika toch zó
goed, maar ze zijn niettemin vast besloten de tan
den stevig op elkaar te zetten en voorgoed weg te
wezen uit het knusse Seattle.
Ook was er een volontair voor de radio die te
kennen gaf te willen blijven, in plaats van met de
groep weer terug te keren naar Argentinië, over
twee maanden. Hij vond het heerlijk in de kibboets
en ook wou hij in militaire dienst, om bij een even
tuele volgende ronde nuttiger werk te kunnen doen
bij de landsverdediging dan het plukken van prui
men.
Genoemde familie en de pruimenplukker staan
niet alleen in hun publiciteit. Tegenwoordig lijkt
het wel of elke nieuwe immigrant wordt afgehaald
met radio en pers, met een regeringsdelegatie, met
bloemen en een zoen van Miss Israël. Ook staat er
een roodfluwelen koets klaar om immigrant met
toebehoren naar een onderkomen te brengen,
waarbij dan Levi Esjkol persoonlijk de beddekus-
sens opschudt en Golda Meir zich uitputtend ver
ontschuldigt over de nederigheid van de vier kamer
stulp met centrale verwarming en airconditioning.
Vroeger, toen was het allemaal veel eenvoudi
ger. We hadden geen eigen Staat maar waren in
wonend in de Staten van anderen, die ons al dan
niet welwillend stukjes levensruimte afstonden
voor kortere en hier en daar zelfs voor langere tijd.
Soms haalden ze kleine, gezellige en onschuldige
plagerijtjes met ons uit, maar je kunt niet te bru
taal zijn als je inwonend bent en bovendien, laten
we eerlijk wezen, zelfstandigheid brengt ook z'n
eigen problemen met zich mee. Maar je had van
die mensen die een greep deden naar de vrijheid,
zoals b.v. Jehoeda, die voor mij het prototype is
van die andere immigrant en volontair, uit een
tijdperk als een sage.
„Bin ich", zegt hij, „mit man misjpoche gekom-
men... toen moesten we het laatste eindje zwem
men maar we bereikten allemaal de wal, behalve
de koffer, die verdronk. We moesten opschieten en
heel zachtjes doen maar mijn vrouw bleef alsmaar
liggen huilen en de grond kussen, alsof dat niet
wachten kon. De pers? De radio? Laat me niet
lachen. We werkten ons kapot en hadden geen
eten en verloren chaweriem 1) in de voortdurende
guerrilla en elke tomaat die we uit de grond haal
den vonden we 'n pronkstuk en ik had een vriend
die ze stuk voor stuk kuste voor hij ze in de kisten
sorteerde, en niemand lachte daarom, zo gek waren
we. We zongen en dansten horra's 2) en toen
kwam de oorlog en onze mesjek ging er aan. Later
is die ergens anders weer opgebouwd maar ik kon
niet meer wennen, al m'n chewre was er aan ge
gaan. Ik ben toen voor me zelf begonnen, hier in
de Galiel". 3) Hij trekt hard aan z'n pijp en zwijgt.
Waaraan denkt hij? Aan de honger die ze leden
toen hij geen cent had en maar geen werk kon vin
den? Aan zijn jongens die opgroeiden en waarvan
er een omkwam doordat zijn tractor op een mijn
reed? Aan alle spanningen, alle onrust van een le
ven op een vulkaan? of aan die andere oorlog
waarin hij volontairde met zijn „chewre", twintig
jaren geleden. En waarin dat „chewre" bij een ac
tie het leven wegvolontairde nog voor het waar
worden van die ene grote droom ooit te hebben er
varen?
Jehoeda is al lang niet jong meer, maar rimpe
lig en kaal geworden en zijn vrouw dik en uitge
zakt. Ze heeft een grootbloemige jurk aan en be
wondert het salonameublement van de buurvrouw,
die veel later kwam aanvaren, geciviliseerd, tot aan
de steiger. Met cognacglazen en ontbijtservetjes.
Niemand heeft haar ooit bejubeld, zoals nie-
mand ooit drukte maakte van al die andere joden
die bij het ochtendgloren van de Staat Israël hun
boeltje pakten om sinaasappels te gaan kweken in
het Midden-Oosten.
tEGT u dat het toen wat anders
was? Hadden die eerste immigranten het gemak
kelijker?
Nooit was het Land zo veilig als thans, de stenen
zijn allang geraapt en de bomen zijn groot en
breed vertakt. Er zit ijswater in de kibboetskraan
en er is plantaardige slagroom op de kersentaart,
na de kip met kerry. Maar de galoethjoden zijn
niet bereid te komen, ook al zijn de heetste kastan
jes cd lang uit het vuur gehaald. Er zijn vele over
wegingen die kunnen leiden tot afwijzing van alija,
en ze klinken allemaal uiterst geldig. Maar in het
hart van elke jood is de wetenschap dat zijn lot
verbonden is, onverbrekelijk met dat van de joodse
staat en wanneer het bestaan van Israël wordt be
dreigd dan lijken opeens alle redenen van niet-op-
alija gaan 4) onwezenlijk en bijna ridicuul. Dan
pakken velen toch net op het nippertje het aller
laatste vliegtuig om te helpen voorkomen dat het
mis gaat. Dan komen toch de Esthers en de Dan
nies uit Nieuw-Zeeland en Antarctica om met ge
weren de vijand te verdrijven en vervolgens met
visnetten de verdrinkende Israëli's uit zee te vissen.
Het is alleen jammer dat deze werkers van het
elfde uur zich teleurgesteld afwenden wanneer ze
bemerken dat Israël geen sensatieland is, gegla
zuurd met religieus-nationalistische sentimenten,
maar een doodgewoon oord waar mensen hard
werken voor een zuinige boterham, terwijl ze ook
nog de grenzen moeten bewaken, alsmede de
Israël heeft, vooral na de zesdaagse veldslag
tegen de Arabieren, herhaalde malen een dringend
beroep gedaan op de Joden buiten Israël om toch
vooral nü te komen. Hoewel er elk jaar vele immi
graties in Israël plaats vinden, gaat het naar de zin
van vele Joden in Israël toch te langzaam. Op deze
pagina publiceren wij vandaag een artikel van me
vrouw Wiesje de LangeSamuel Prins, die met
haar man, een dierenarts, in Rosj Pina woont, in het
Galilese. Mevrouw De Lange is een vurig Zioniste.
Bijgaand artikel dat wij ontleenden aan het Nieuw
Israëlietisch Weekblad, laat daaromtrent geen twij
fel. Hier en daar voelt men wat bitterheid, wat cy
nisme als het gaat om de twijfels bij hen die nog
niet het bésluit namen om naar Israël te gaan.
Hiernaast schrijft onze Joodse medewerker over
de vestiging van de nieuwe kibboets in het door
Israël op Jordanië veroverde gebied.
der wereld, de zonen keerden terug tiaar de gren
zen". Ik vroeg haar waarom ze niet blééf, in plaats
van al zo spoedig weer terug te vliegen naar de
Verenigde Staten. „Oh, well, in Amerika heb je al
les." „Wat heb je dan in Amerika dat hier niet
is?" Hierop dacht Dina een hele tijd na. Ten slotte
had ze het gevonden: „Soft toilet paper, zacht toi
letpapier, dat kun je in het Heilige Land niet be
machtigen". „Ziet, ziet Racheel..."
Maar misschien is de staat Israël er niet voor de
onbezorgde Amerikaanse joden, maar alleen voor
hun verdrukte Noordafrikaanse broeders en hun
Europese medestanders met de onverteerbare her
inneringen? Is het dan alleen maar een tweede
rangs vluchtland voor desperado's en verschoppe
lingen?
krijgsgevangenen en herhalings-herhalings-herha-
lingsoefeningen houden.
Een jood die naar Israël komt, is nimmer een
volontair. Hij is als een kind dat hard naar huis
loopt als het hoort dat dat in brand staat en hij
helpt het vuur blussen. En hoe kan hij teleurge
steld zijn wanneer 't vuur voornoemd al geblust is
voordat hij arriveerde, of zich beklagen dat hij dat
hele eind zo hard liep voor iets dat alleen maar
een schoorsteenbrandje bleek te zijn dat best door
pa en ma en de buren kon worden uitgeblazen.
Wat is er met ons joden gebeurd? Was ons ver
langen van eeuwen zaliger dan het bezit van thans?
Zijn we teleurgesteld omdat we gekregen hebben
waarom we zolang smeekten? Is het Beloofde
Land anders dan we gedacht hadden? Gaan we
nou weer onverdroten verder wachten op een su
perlatief van dit Beloofde?
Is de Tempelmuur in natura minder vervoerend
dan de onhandige schets er van in een gebeden
boek?
Het doet me denken aan de Amsterdamse ver
keersagent die zei tegen een chauffeuse die al drie
maal het licht van rood en oranje weer op groen
had laten flitsen zonder door te rijden: „Ja juf
frouw, groener hebben we niet".
N het buitengewoon luxueuze
zwembad van een voormalige grenskibboets kwam
ik in gesprek met een heel mooie bikini-volontaire
uit Amerika. We lagen op het gras met onze hoof
den in de schaduw en de rest in de zon en aten de
grote, zoete druiven van de kibboets, terwijl haar
transistor het nieuwe lied speelde over het graf
van Racheel Imenou, deel van onze muzikale oor
logsbuit. Het is een prachtig lied, ik wou dat ik het
voor u kon zingen„Ziet ziet Racheel, ziet Heer
OMMIGE Israëli's zijn bitter
gestemd over deze dingen en voelen dat hun mede
joden in het galoeth 5) ze doodgewoon in de steek
laten, ze laten aanmodderen alléén en hooguit wel
willend af en toe in airconditioned touringcars
glimlachend het Land „doen" in vier dagen om
daarna de rest van de vakantieweken door te bren
gen in comfortabele hotels, want de Tempelmuur
en Hebron en de kol bo Shalom 6) zijn allemaal
erg mooi maar op de achtergrond moeten zij de
whisky koud en het badwater op temperatuur we
ten.
Voor deze vakantie joden zijn de Israëli's zeld
zame, heldhaftige exemplaren en ze zouden er het
liefst een mee naar huis nemen als souvenir. Met
een koordje om de hals, liefst gewond in een oor
log of schermutseling.
Andere Israëli's beklagen dez.e mensen alleen
maar en zouden ze zo graag overheden toch te ko
men meegenieten van al het goede en de vrijheid
van hun geliefde land.
Zijn wij joden zo veranderd? Hoe konden we
dan als één man staan te huilen toen de tastbare
overblijfselen van onze „jeugd" weer binnen ons
bereik kwamen?
„Ziet ziet Racheel, daar zijn we weer. Maar niet
allemaal Racheel. Je zoon Mosjé kan Bier geen
werk naar zijn zin vinden, je dochter Dina geen
zacht toiletpapier en Jossie in Milwaukee kan de
kerels van de kegelcub niet in de steek laten.
Sommige van je kinderen, Racheel, zijn vrijwil
ligers, volontairs. Ze hadden gedacht dat er puin
geruimd moest worden en ze zagen zichzelf al als
de redders van de Staat, zingend voor de gewonde
soldaten en verkoelende handen leggend op ver
hitte voorhoofden om na afloop van de nood weer
af te varen, nagewuifd door de dankbare, geredde
Jisjoef, 7) terug naar het zachte toiletpapier.
Wat is er met ons gebeurd dat we 25 jaar gele
den bereid waren de grootste ellende en ontberin
gen te doorstaan om het land te bereiken en qr te
leven, terwijl we $r nu nog met geen staatssubsidie
heen te krijgen zijn?
Natuurlijk heeft iedereen zo zijn banden met Is
raël. Mrs. Soandso uit New York stuurt haar oude
kleren elk jaar en Jacob geeft trouw aan de CIA.
Maar Shuky, de zoon van de werkster, uit Hatsor,
vloog zich te pletter in z'n vliegtuig, toen er geen
andere uitweg meer was en de overige zoons van
de werkster dienen hun latige, lange diensttijd uit.
Ze dienen niet alleen hun eigen deel, ze geven ook
de dagen voor al die dienstweigerende zonen van
hun Volk, die verblijven ver van hun bases, in De
nemarken en Canada, in Australië en in Holland.
Om te wachten op de Mosjieach, 3) die, naar zij
hopen, spoedig zal komen. Maar niet te spoedig,
want het zal een hoop-ongemak geven om achter
de Zoon van Dawid aan naar Jeruzalem op te
trekken. En laten we hopen dat het niet in de zo
mermaanden zal vallen, noch in de regentijd.
OUDEN Nasser en trawanten
niet een klein toontje lager zingen wanneer Israël
het land was van alle joden. Wanneer ons oude
land bevolkt zou zijn van windstreek tot wind
streek met allen die vrij zijn de landen van hun
ballingschap te verlaten? Met de zakenlieden en de
geleerden, de dokters en de schoenmakers, de
atoomgeleerden en allen die nu aan vreemde vol
keren hun krachten gaven?. Wie zou naar zo een
Israël een vinger durven uitsteken?
Waarop, oh waarop wachten Racheels aarzelen
de kinderen? Op de volgende Israël-Arabië ronde,
die af z.al rekenen met de droom van de joodse
staat en een jubelende Nasser en Hoesein en con
sorten of hun opvolgers tezamen zal brengen op de
puinhopen van Tel Aviv en Haifa? Zodat er volop
werk zal zijn voor volontairs? Zullen dan de aar
zelaars komen? Om van voren af te beginnen en te
herbouwen, dat wat door hun nalatigheid werd
verwoest? Of zullen ze weer gaan zitten wachten,
biddend dat spoedig de Mosjieach moge komen,
nog in onze dagen. Maar na vier uur, cds de hitte
van de dag is verstreken?
1chaweriem vrienden.
2) horra Israëlische volksdans.
3) Galiel Galilea
4) Niet - op aliah - gaan niet naar Israël emigre
ren.
5) galoeth diaspora
6) kol bo Shalom representatief gebouw in
Tel Aviv
7) Jisjoev bevolking
8) Mosjieach Messias
Langs dezelfde weg, via Bethlehem m
Nebi Daniël, met hetzelfde type grijs-
grauwe legerbus als waarmee de over
levenden van de in de heuvels van
Hebron gevestigde kiboets Kfar Etzion
(dorp van houtman) op 15 mei 1948 dw
wijk namen naar het uitgeroepen Israël,
keerden dezer dagen de kwartiermakers
van de Nahal, een para-militaire boeren-
organisatie, naar de oevers van de Jor-
daan terug om de voorbereidende werk
zaamheden te verrichten voor omstreeks
300 soldaten-boeren die zich hier op
nieuw gaan vestigen. De eerste taak die
zij verrichtten was het aanslaan van de
mezoeza, het kokertje op de deurpost
van een joods huis, waarin de joodse
geloofsbelijdenis is vervat, het Sjema
IsraëlHoor Israël, de Eeuwige onze
God is Eén.
Het is vooralsnog een open vraag of
werkelijk, zoals van 19281948, een
kiboets wordt gesticht gelijk aan die
waarmee het landschap van Israël zelf
is bespikkeld. Want niet alleen maar
boeren heeft de Israëlische regering er
heen gezonden. De Israëlische regering
besliste dat Israëlische kolonisten zich
in het westelijk deel van Jordanië zou
den gaan vestigen, evenals op het uiter
ste puntje van de Israëlische grens met
Syrië, nadat in deze gebieden Arabieren
sabotagedaden hadden verricht. De
Nahal kreeg opdracht deze posten te
bezetten. Maar de Nahal wordt gevormd
uit jonge mannen die in dienst zijn van
het Israëlische leger en die hun militaire
tijd na een grondige en zware opleiding,
zodat.zij tot de commandotroepen ge
rekend worden, vervullen als boeren.
In een verklaring in Jeruzalem uitge
geven wordt gezegd „De vestiging van
een steunpunt van de Nahal in Kfar
Etzion in westelijk Jordanië betekent
niet dat de regering een kolonisatie van
dit gebied beoogt". De Israëlische ver
tegenwoordiger bij de Verenigde Naties
gaf de opzet van zijn regering weer
„De stichting van een Nahal-steunpunt
in Kfar Etzion is een gevolg van over
wegingen van militaire veiligheid". Door
soldaten-boeren naar westelijk Jordanië
te zenden wil de regering voorkomen
dat de bevolking wordt geprovoceerd
door militair vertoon, hoewel de sol
daten aanwezig zijn, en anderzijds is het
een mogelijkheid zonder de Arabieren
hooghartig onderwijs te geven op land
bouwgebied, hen vertrouwd te maken
met moderne agrarische methoden.
Het zou niet de eerste keer zijn dat de
kiboets Kfar Etzion wordt opgebroken.
In het begin van deze eeuw was de
heuvel die bekend stond als Dahar el
Kadis, heilige berg, eigendom van een
Arabisch landeigenaar uit het nabij ge
legen dorp Bet Umar. Op de heuvel van
de Arabier bouwden Benedictijner mon
niken uit Duitsland een klooster, terwijl
in 1928 in de nabijheid tien orthodox-
joodse families zich in houten huizen
vestigden en een kiboets stichtten die
zich met fruitteelt bezighield.
Tot wasdom is de kiboets niet gekomen.
Een jaar later reeds braken pogroms
uit waarbij de kiboets werd vernietigd
en haar inwoners vermoord. In 1935
werd opnieuw gepoogd een nederzet
ting te vestigen. Een uit Duitsland ge
vluchte jood, Samuel Holtzman, naar
wiens Hebreeuwse equivalent Etzion de
kiboets zou worden vernoemd, nam het
initiatief. De Russische kerk, die toen
ook een klooster op de heuvel Dahar
el Kadis bezat, stond daarvoor een kwart
van haar grond af. Veertig jonge joodse
pioniers bewerkten de grond. Maar ook
dat heeft niet lang geduurd. In 1937
werden de aanvallen van de Arabieren
zo hevig, dat de joodse boeren zich
moesten terugtrekken.
Weer gingen een paar jaren heen, waar
in het Joods Nationaal Fonds de grond
opkocht. De Engelse mandataris over
Palestina die de Duitse monniken had
geïnterneerd, gaf toestemming aan jood
se pioniers de grond te onderhouden.
Opnieuw werd Kfar Etzion opgericht.
De heuvel werd beplant met twintig
duizend bomen om de vruchtbare grond
vast te houden en in 1943 werden in de
onmiddellijke nabijheid meer kiboetsiem
opgericht. Zij werden bevolkt met jon
geren die de Hitler-terreur waren ont
vlucht en na de oorlog werden de kiboet
siem gebruikt om overlevenden van de
Duitse concentratiekampen zich aan het
normale leven te laten aanpassen.
Maar ook in Kfar Etzion hadden zij geen
gelukkige tijd. Op de dag dat de Ver
enigde Naties, 30 november 1947, toe
stemming gaf voor de oprichting van een
zelfstandige joodse staat, kwam een
groepje Arabieren een joodse vlag aan
bieden. Degenen van de kiboets die de
vlag wilden aannemen en meenden daar
in een teken van verzoening te bespeu
ren werden neergeschoten. Dag na dag.
nacht na nacht werd sindsdien de ki
boets overvallen.
Tweehonderdvijfenveertig joden zouden
in en om Kfar Etzion sneuvelen voor het
Israëlische opperbevel, op 15 mei 1948
bij de uitroeping van de staat Israël, het
bevel gaf de kiboets te ontruimen. In
een grauw-grijs geschilderde bus nam
men de wijk.
Onder de leden van de Nahal die thans
naar Kfar Etzion zijn getrokken, be
vinden zich jongens in de kiboets ge
boren, wier ouders op de Dar el Kadis
de heilige berg, werden begraven.
Kunnen zij er stand houden