Kerken spannen samen voor vrede en welvaartsspreiding Ludwig van Beethoven als vuurbrenger WAT KAN NEDERLAND NU DOEN? Het christelijk realisme en de schoktherapie De zekerheid der hoop Ter «verdenking 1. Een nieuwe dienstplicht invoeren in de vorm van sociale dienst ten behoe ve van de ontwikkelingslanden. 2. Het leger ombouwen tot een vredes macht in dienst van de Ver. Naties. 3. Een ministerie voor de vrede instel len, respectievelijk een nationaal cen trum voor vredesvraagstukken op richten. 4. Het onderwijs afstemmen op de op voeding tot vrede. 5. Een concreet standpunt innemen op de Tweede Wereldhandelsconferentie tot stabilisering van de grondstof- prijzen. 6. De economische groei •afstemmen op de behoeften van de ontwikkelings landen. 7. Pleiten voor het opnemen van China in de Verenigde Naties. wél spreiding van muziekfeuilleton door henri th. timmerman A1, vierentwintig eeuwen geleden is de Prometheus-gestalte scherp en indruk wekkend geboetseerd door de dichter Aeschylus. Sindsdien is een reeks schep pende kunstenaars, dramaturgen en dich ters, beeldende kunstenaars en musici niet los geweest van de oud-Griekse vuur god en titaan: „hij die vooruit denkt" of „tevoren overwegend", zoals de letterlijke vertaling van de naam luidt. „Voor het eerst in de geschiedenis wordt door de kerken in Neder land een vredesweek gehouden. Een week voor de vrede, die geen zaak meer kan zijn van de kerken afzonderlijk maar die zo'n vitale betekenis heeft dat zich alle kerken daarin moeten vinden. Nadat reeds meer dan eens de kerken ieder voor zich en op eigen wijze haar gelovigen hebben gewezen op de uitzonderlijke betekenis van het werk voor de vrede in onze moderne wereld, menen zij thans opnieuw en gezamenlijk zich te moeten uitspreken in de naam van haar Heer Jezus Christus en in de geest van Zijn Evangelie. Een uiterst vitale zaak Zo luiden de zeven kerken die gezamenlijk de Vredeskrant 1967 hebben uitgegeven, de interkerkelijke Vredesweek in. Een week die vol zal moeten zijn van activiteiten. Activiteiten via het middel dat de kerken zelf hebben, de kansel: morgen komt er een gezamenlijke verklaring van de kerken en zondag 15 oktober is uitgeroepen tot Vredeszondag dan zal de preek gewijd moeten zijn aan het thema „Geen spreiding van kernwapens, wél spreiding van welvaart". Ac tiviteiten ook via allerlei communicatiemiddelen: pers, radio en tele visie, maar ook bp scholen en universiteiten, binnen gespreksgroe pen en vormingscursussen. Om al die activiteiten in-de juiste banen te leiden is er een documentatiemap uitgegeven die de dominee zijn preekschets levert, de gespreksleider suggesties aan de hand doet over vragen en antwoorden, de politicus stof biedt om te praten over kernwapens en de econoom om te praten over de spreiding van de welvaart. En om het niet allemaal bij al te vaag gepraat te laten zijn in de Vredeskrant de zeven concrete punten opgenomen die u hierboven afgedrukt vindt. Zeven concrete punten die de kerken nuttig achten om dat ene doel te bereiken waartoe eigenlijk deze hele Vredesweek is opgezet en dat ene doel is kernachtig aldus samen te vatten: De mensheid afbrengen van de verouderde oorlogs mentaliteit en haar opvoeden tot een nieuwe vredesmentaliteit. V7oor die heropvoeding hebben de ker ken blijkbaar naar het middel van de schok-therapie gegrepen. De Vredeskrant toont op twee forse foto's de alverwoestende atoompaddestoel: de oorlog wordt op indrin gende wijze in beeld gebracht, compleet met lijken; men ziet andere afbeeldingen van hui lende moeders met in hun armen stervende kinderen. En de tekst is bij deze therapie aangepast. Pagina 1 leert ons dat Nederland in de laatste 11 jaar 21 miljard 405 miljoen gulden aan defensie heeft uitgegeven er staat bij dat dit bedrag de post voor ontwik kelingshulp aanzienlijk overtreft. 'Pagina 2 leert ons dat „slechts 10 behoorlijk zware me- gatonbommen direct alle leven in Nederland kunnen uitroeien" en dat volgens deskundige berekeningen een kernbomoorlog aan 750 mil joen mensen het leven zou kosten. Daar lezen we ook over de leiders en machthebbers van vroeger: „Achter het gala-uniform en het po litiek geflonker en achter het daverend wa pengekletter gingen maar al te vaak kleine zielen schuil, angstige, bange, aarzelende boe kenmannetjes. Wel bezaten ze vaak het over heersend en meedogenloos machtsinstinct en maakten ze de indruk niet door te heb ben gehad welk een menselijk leed ze heb ben aangericht, zoals sommige jongetjes een vlieg de poten uit kunnen trekken zonder er erg in te hebben dat, al schreeuwt het beest je niet, het daarom toch wel gevoeld heere" (Let v;el: deze typering van politieke macht hebbers staat duidelijk in de verleden tijd geschreven!). Op pag. 3 gaat 't over welvaarts verdeling en daar wordt de Nederlander bij betrokken: „Die (onze) onbeperkte be hoeften liggen met name ook op het gebied van luxe uitgaven: de kleuren-TV die zich aandient, de duurdere en mooiere wagen, al lerlei zaken om luxueuzer te kunnen leven. Dat hoeft op zich niet verwerpelijk te zijn, maar wij mogen toch wel de vraag stellen of wij alleen gericht mogen zijn op eigen be hoeftebevrediging, of dat wij ook aan de an der moeten denken. Jaarlijks sterven 40 mil joen mensen door honger!" Deze pagina leert ons ook dat het gemiddelde jaarinkomen in de industrielanden ruim f 7000 bedraagt, in de ontwikkelingslanden nog geen f 500,En op de (economische) pagina 4 wordt ons voorge houden: „Wat zoudt u ervan zeggen als onze welvaartsbronnen grotendeels eigendom zou den zijn van buitenlandse ondernemers en de winsten naar hen zouden vloeien?" x X X l^en schokkende citatenreeks bij de schok kende platen die we ook op deze pagina hebben afgebeeld maar helaas kunnen we niet anders zeggen dan dat alles wat in de Vredeskrant der kerken geschreven staat re aliteit is. De mensheid^zal moeten leren dat er een andere, een vredesmentaliteit nodig is, wil het voortbestaan op deze aarde nog lan ger mogelijk zijn. De mensheid zal moeten leren dat het niet -alleen moreel ontoelaatbaar maar ook economisch onhoudbaar is dat zo- velen leven onder zulke slechte levensomstan digheden. Als de kerken het zo stellen is dat realisme schokkend realisme als men er zich in verdiept. Blijft de vraag of het ook christelijk realisme is! In dit verband dringt zich bij ons steeds weer de herinnering op aan de toespraak die Karl Barth hield tot de deelnemers aan de eerste vergadering van de Wereldraad van Kerken. Dat was in 1948, in Amsterdam. In die eerste vergadering was hoe kon het anders zo kort na de oorlog als centraal thema gesteld „De wanorde van de wereld en Gods heilsplan". Dit zei Karl Barth: „Ik wilde u eerst opmerkzaam maken op de vraag of wij dit thema niet in zijn ge heel bezien en behandelen. Er staat im mers dat wij eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid moeten zoeken en dat ons dan alles, waarmee wij de wanorde van de wereld het hoofd kunnen bieden, boven dien geschonken zal worden. Moeten wij geen ernst maken met deze volgorde? Het heilsplan van God is boven de wanorde der wereld echter en onze veronderstellin gen over de redenen daarvan en onze voor stellen en plannen ter bestrijding ervan dat alles is beneden. Wat de consequenties hiervan zijn (ook voor onze eigen kerken!) kan voor ons, indien het al mogelijk is, al leen van Gods heilsplan uit, van bovenaf, grijpbaar en zichtbaar worden. Daarente gen is er vanuit de wanorde der wereld en ook vanuit onze daarop betrekking hebben de christelijke analyses en interpretaties geen uitzicht op en geen weg naar Gods heilsplan mogelijk. Wij zouden bij dit laat ste van onderen niet moeten beginnen niet bij de eenheid of verdeeldheid van on ze kerken, niet bij het k-rakter of gebrek aan karakter van de moderne mens, niet bij het schrikbeeld van een alleen nog maar technisch georiënteerde en op produktie be dachte cultuur, niet bij de confrontatie van het godloze westen met het godloze oosten, niet bij de dreigende atoombom en vooral niet bij de paar overwegingen en maatre gelen waarmee wij dit onheil denken te kunnen keren. In 't ons voorgelegde mate- riaal komen immers nog al te veel nauwe lijks onderdrukte zorg en angst en ander zijds al te veel dierbare illusies naar voren, dan dat wij niet gewaarschuwd zouden moe ten zijn. Het zijn er de symptomen van dat de vraag naar de juiste weg, die van boven naar beneden gaat, niet zomaar een vraag is. Wij hebben zeker gelijk als wij onze broeder, de moderne mens, willen waarschuwen door louter wetenschappenjk- technische problemen en oplossingen niet te vergeten dat hij zelf een deel van het kwaad is, dat hij op deze manier meent te kunnen overwinnen; niet te vergeten dat hij geen rechter maar beklaagde is; niet te vergeten dat het menselijk bestaan geen zin heeft zonder het geloof in een transcendente waarheid, gerechtigheid en liefde die de mens niet zelf scheppen kan maar waaraan hij zich slechts kan geven. Hoe zou het dan echter gesteld zijn met de balk in ons eigen oog, hoe zouden wij onze broeder kunnen helpen als wij ons wilden inlaten met een positivistische denkwijze die be slist niets te maken heeft met het ons ge boden christelijk realisme?" Tot zover dit lange citaat van Karl Barth de woorden hebben nog niets aan actua liteit ingeboet, nog niets aan waarde verlo ren! Ook vandaag moet aan de Werkgroep Vredesweek die als eerste verantwoordelijk is voor alles wat door de kerken nu wordt aangevoerd, worden gevraagd of het realis me dat zo heel duidelijk is nagestreefd, ook werkelijk christelijk realisme is? Of anders, simpel en misschien daardoor te scherp ge steld: Heeft God met dit alles eigenlijk nog iets te maken? Of zit God daarboven in de hemel ditmaal alleen maar lijdelijk toe te zien hoe wij, kerken, christenen het er af zul len brengen? Goed, wij hebben de bijbel. Wij hebben de opdracht te leven als kinderen Gods en een voorbeeld te zijn opdat ook an deren als kinderen Gods willen leven. In het raam van die opdracht is het overduidelijk, dat de christen zich met alle macht teweer stelt tegen het duivelse gebruik dat vooral van de atoomenergie gemaakt kan worden zonder overigens te vergeten dat atoomener gie ook een gave van God is die tot heil van de mensheid kan worden gebruikt. En in het raam van die opdracht is het niet minder dui delijk dat de christen zal vechten voor het welzijn en voor het welvaren van de naaste hij weet immers beter dan wie ook dat wel- VREDESKRANT 1967 IN OPDRACHT VAN HET INTERKERKELIJK VREDESBERAAD VERVAARDIGD DOOR HET PERSBUREAU VAN DE NEDERL HERVORMDE KERK, JAVASTRAAT 100, DEN HAAG Wat gaat er in de Interkerkelijke Vredesweek gebeuren? Aan da Interkerkelijke Vredesweek 1967, die van 8 tot 15 oktober 1967 wordt gehouden, werken mee: de Rooma-Katholieke Kerk, de Oud-Katholieke Kerk, de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken, de Evangelisch-Lutherte Kerk, de Doopagezinde Broederschap en de Remonstrantse Broederschap in Nederland. Deze Vredesweek houdt het volgende In: Er komt een gemeenschappelijke verklaring van de kerken op zondag 8 oktober 1967; Er wordt een Vredeskrant verspreid; Er worden acties gehouden voor een concreet vredesdoel, waarbij zoveel mogelijk jongerengroepen worden betrokken; In die week starten de gesprekken over het thema „Géén spreiding van kernwapens, wél spreiding van welvaart" in allerlei verbanden en met name op scholen voor voortgezet onderwijs en universiteiten en In bestaande kringen en groepen buiten schoolverband (bijv. catechisaties en vormingscursussen); De Vredesweek wordt afgesloten met een Vredeszondag op 15 oktober 1967; Speciale programma's vla radio en Lv. worden aan het thema gewijd. vaart een gave Gods is voor het gebruik waarvan hij eenmaal rekenschap zal moeten afleggen. Maar de christen heeft meer, veel en veel meer. Hij heeft de zekerheid dat niet de machthebbers van het Kremlin en niet de president van de Verenigde Staten £h niet de atoommakers van Mao of wie verder ooit de atoom-macht zullen hebben, beslissen over het lot van deze wereld daarover be schikt God en niemand anders. Want Hij vol voert zijn heilsplan met deze wereld. Dat heeft niets met fatalisme te maken want het ontheft de christen niet van zijn opdracht maar het ontheft hem wel van de angst. Van die zenuwslopende, alle levensgeluk ondermij nende angst voor de toekomst van wereld en mensheid. Wat de christen méér heeft is het geloof, „het geloof om nog even de woor den van Barth aan te halen in een trans cendente waarheid, gerechtigheid en liefde, die de mens niet zelf scheppen kan maar waaraan hij zich slechts kan geven." Het ge loof dat de lijn niet loopt van beneden naar boven maar van boven naar beneden. x X X W'e weten het: deze simpele stellingname is de moderne theoloog een ergernis en de mens-zonder-God vindt het dwaasheid. Maar we hadden er zo graag iets van terug- gèvonden in de Vredeskrant en in al dat do cumentatiemateriaal dat de Werkgroep ver zameld heeft. Het is toch immers een vre desoproep van de kerken niet van een ver zameling christelijke politici, christelijke eco nomen, sociologen en zoveel andere deskundi gen. Al deze mensen hebben hun gegevens in gebracht, hun stellingen en hun conclusies en nog een flink brok christelijk idealisme bo vendien waarvoor men hen niet anders dan dankbaar kan zijn. Maar als kerken, toch de eerst aangewezenen voor het vertolken van het Evangelie Gods blijde boodschap voor de wereld, die stellingen en die conclusies gaan doorgeven ter overdenking, dan mag daarin niet een glimp ontbreken van het geloof, van de hoop en van de liefde, Gods liefde voor deze wereld. Of om nog eenmaal Barth aan te halen: „Het is zo ge vaarlijk om te beginnen bij de paar overwe gingen en maatregelen waarmee we al dit on heil denken te keren: Het is zo gevaarlijk om beneden te beginnen. En we weten het ook: omdat wij gemeend hebben deze kritische noot te moeten plaatsen, zullen velen ons het etiket opplakken dat we „dus" tegen dit ker kelijk initiatief zijn. Dat we alles maar het liefst bij het oude willen laten. Dat is dan 'n onrechtvaardig verwijt het doel dat de ker ken beogen is ook naar onze mening een goed en juist doel en we zijn er heel blij om dat juist de kerken dit aanpakken. Daar doet on ze kritische noot niets aan af of toe. Een andere zaak is of we alle stellingen even ge lukkig vinden. Maar dat is dan een dialoog met de politici en economen over hun in breng. Zo dient de Vredeskrant zich aan die volgende week in groten getale door de zeven, samenwerkende kerken aan de Nederlandse bevolking zal worden aange boden. Een in vele opzichten schokkende krant die zonder twijfel het beoogde doel zal ondersteunen: ons volk d.m.v. deze interkerkelijke vredesweek aan het den ken te zetten over de kernwapenproble- matiek en de welvaartsproblematiek. Ook de hongerfoto's(niet deze maar wel soortgelijke) leveren ruimschoots hun aandeel in het schokeffect dat de makers van de Vredeskrant voor ogen heeft gestaan. De mensheid zal moeten leren dat het moreel ontoelaatbaar en economisch onhoudbaar is dat zovelen op deze aarde leven onder zulke slechte levensomstandigheden. Jaarlijks sterven 40 miljoen mensen door honger!!! Want wy zyn in hope zalig geworden... Romeinen 8 24a In een gesprek over het kerkelijk en geestelijk leven sprak ik onlangs van mijn hoop en verwachting van het eeuwige leven. Eén van de aanwezigen stelde toen opeens de vraag: „Maar u gelooft toch zeker niet meer in een hemel en in een leven na dit leven?" In die vraag klonk iets door van: maar daarin kan een ontwikkeld mens van onze tijd toch niet meer geloven! Toen ik toch bevestigend antwoordde zei hij: „Het is voor u te hopen dat u gelijk hebt maar het is toch alleen maar een hopen en zekerheid hebt u ook niet." Is dat waar? Hebben degenen die God liefhebben alleen maar een „wankele" hoop en missen ze de zekerheid? Daartegenover staat nu het woord uit de Romeinenbrief: Want wij zijn in hope zalig geworden. Daar ligt zekerheid en vastheid in. De apostel Paulus heeft de zaligheid reeds ontvangen al bezit hij ze alleen nog „in hope". Maar die bijbelse hoop is even vast en zeker als het geloof vast en zeker is dat de Heilige Geest werkt in onze harten. De hoop van de wereldse mens is een andere dan die van het kind van God. Hij doet alsof er geen God is die leeft en die ook ieder mens zal oordelen naar dat hij gedaan heeft. Die echter in Christus vergeving en verzoening heeft bereid, opdat we niet verdreven maar het eeuwige leven hebben. De enige hoop die de natuurlijke mens koestert is lang te mogen blijven leven op deze aarde en veel te genieten van dit leven. We zouden van deze aarde wel een paradijs willen maken. Maar we verlangen niet naar de eeuwige goederen die Christus voor ons verworven heeft: vergeving der zonden en het eeuwige leven. De Heere Jezus waarschuwt ons zo: „Wat baat het een mens al wint hij de hele wereèd?" Neen voor ons hart baat dat niet. Dat blijft met heel de wereld nog leeg. Daar wordt het hart niet in verzadigd, daar kan het niet in rusten. Het hart van de mens is immers tot God geschapen. En daarom kan het ook alleen maar tot rust komen in God. „Mijn hart roept uit tot God die leeft en aan mijn ziel het leven geeft." Alleen wie met God verzoend wordt en in deze weg God vindt als zijn Vader, die vindt het leven. Hij is het leven, het ware volle blije leven. Hij is het allerhoogst en zaligst goed. En dan zijn we ook in hope zalig geworden. We bezit ten die zaligheid nu reeds al is het nog in beginsel en al is het nog „in hope". Maar het is een vaste en een zekere hoop, hoezeer ze ook aangevochten en bestreden wordt, evenals het geloof, door allerlei machten der duisternis. Velen zijn met deze hoop wel wat gaan „sollen". Men heeft deze (bijbelse) hoop van haar waarde beroofd. Deze bijbelse hoop is echter niet te vergelijken met de wereldse hoop. Vaak zegt men „Maar ik hoop ook nog wel eens zalig te worden." Die hoop kan echter vergeleken worden met de verwachting van iemand die in een loterij meespeelt. Die hoopt ook de hoogste prijs te ontvangen maar het zijn voor het grootste deel „nieten". Zo hoopt menigeen dat hij de zaligheid ook nog wel eens ontvangen zal. Maar dat is een dode hoop, een hoop zonder grond. Daarmee bedriegen we onszelf en elkaar. Een bekende uitdrukking uit de Bijbel is: „In de hoop des eeuwi gen levens". Ook deze uitdrukking beroven velen van haar kracht. Wanneer men eigenlijk niet. durft te zeggen dat iemand in de Heere Jezus is ontslapen, dan gebruikt men tegenwoordig graag die uit drukking „in de hoop des eeuwigen levens". En dan verklaart men dit door te zeggen, dat men dat toch altijd hopen mag dat iemand naar de hemel is gegaan. Ja, maar dat is niet de bijbelse hoop. „Wij mogen het toch altijd hopendat is de hoop dat men uit de loterij de»prijs zal winnen. Maar dat is niet de hoop waar de Heilige Schrift van spreekt, de hoop die de Heere in ons hart werkt door Zijn Heilige Geest, waardoor we mogen zien op de gekruiste en opgestane Heiland en waardoor we in hope zalig zijn. En die hoop zal nooit beschamen. „We mogen het toch altijd hopendaar bedriegen we onszelf en elkaar mee. Maar zegt de apostel, die hoop des eeuwigen levens heeft God, Die niet liegen kan, beloofd. Dat is dus vast en zeker. Daarom zijn we reeds zalig als we die hoop bezitten. Al bezitten we die zaligheid dan nog „in hope". En wanneer die hoop er is, dan is ook de liefde Gods in ons hart uitgestort. En dan zullen we Hem ook liefhebben en dienen en in Zijn wegen wandelen. Zo komt het in ons leven openbaar als we die hoop bezitten. En die hoop geeft vastheid en zekerheid ook te midden van de strijd en de nood van het leven: Hoopt op den Heer. gij vromen: Is Israël in nood. Er zal verlossing komen: Zijn goedheid is zeer groot. Veenendaal, oktober 1967 Ds. A. Vroegindeweij y/erzonken als hij was in een idealisti sche wereld, telkens verbrijzeld door de harde realiteit en steeds weer her bouwd door de ontembare drift van een innerlijk sterk levend man, sjokte Beetho ven door de straten van Wenen of zwierf in de bossen rondom de stad. Een oude, dove man, slordig en brom mend in zichzelf, met ruwe manieren en bits in zijn gedragingen, zijn afweer van lichamelijke ontberingen en geestelijke spanningen. Een groot man, een idealist en genie en al daarom niet te doorvorsen, terwijl hij bovendien verwondering en zelfs wrevel wekte, omdat dezelfde man, die vervuld was van grootse gedachten en ideeën over een allesomspannende broe derschap van gelukkige mensen plotseling alle kleinmenselijke tekorten vertoonde. De motieven die Beethovens altijd werk zame geest vervulden, waren van zulk een weidse visie of diepgravende betekenis, dat sommige van deze ideeën eerst na ja renlang worstelen tot een verklanking raakten, soms slechts zijdelings en soms helemaal niet. Beethoven zelf heeft met vlagen en dik wijls in korte opmerkingen en notities over zijn woelende gedachten, die de diepste zaken van leven en dood, van de bestem ming van de mens en het lot van de mens- heid raakten, gesproken of geschreven. Goethe, Beethovens tijdgenoot en geniale tegenvoeter, had zoals men weet zijn ver trouwde en zeer verknochte vriend Ecker- man, die zorgvuldig en bijna pijnlijk uit voerig optekende -vat Goethe zich zijn grootheid zeer sterk bewust, over de din gen dacht en hoe zijn werken tot stand- kwamen. Ook Beethoven was zich zijn uit verkiezing bewust; hij had weliswaar ook in een bepaalde periode van zijn leven een vertrouwde, die veel, hoewel niet altijd nauwkeurig, noteerde, maar over de es sentie van zijn kunst, van zijn levensbe schouwing, van zijn gecompliceerde ver houding tot de mensheid, de kosmos en tot God over dit alles uitte Beethoven zich slechts in erupties, in vaak korte half- mompelend, half-driftig uitgestoten zinne tjes. Wie zich langdurig verdiept heeft in het wonderlijke, rijke, beurtelings mondaine en verborgen en later tragische leven van Beethoven, weet en voelt, dat deze man zich een Prometheus wist. Hij achtte zich een Prometheus, op dezelfde manier zoals hij zich zijn genie en uitverkiezing be wust was, in die merkwaardige, nederige trots van sommigen van de grootste kun stenaars. Achteraf is het gemakkelijk ge noeg om dit alles, om de eigen uitlatingen over zijn kunstenaarschap van Beethoven te accepteren als gewoonste zaak van de wereld. Achteraf, want sinds Beethoven anderhalve eeuw geleden stierf is geen gelijke muzikale figuur opgestaan. Maar velen uit Beethovens tijd hadden moeite met dit genie. Menigeen uit Beethovens onmiddellijke omgeving, enkele scherpe geesten uitge zonderd, zouden gelachen hebben als zij Beethoven hadden horen mompelen, dat hij een Prometheus was. Een Prome theus? Maar Beethoven wist een nieuwe Prometheus te zijn, een vuurbrenger en lichtbrenger op aarde. Hij adoreerde in de Prometreusfiguur de idee, de verbéélde en geïdealiseerde verlichte despoot en hu manist, de heilbrenger en inspiratiebron, de scheppende oermacht, die de mensen met het vuur ook de macht en het ver mogen bracht om zelf gestalten te schep pen, te boetseren uit de stugge klei en te bezielen tot een levende werkelijkheid. Want ook dit is Prometheus, ook dit is de mythe, die tot mens werd en groeide tot een levend iets, tot de warmte en schoon heid van kunst. Géén dwaas schijnende mythe uit een afgestorven verleden, geen vergruizeld beeld uit de oudheid, maar de inspirator van een warmbloedige levende kunst, zo was de Prometheusfiguur voor Ludwig van Beethoven. prometheus is als titaan uit de schemer van de oeroude Griekse godenwereld af gedaald om de mens in duisternis en kou de op aarde het vuur, verborgen in een rietstengel, te brengen. Hij ontkwam zijn wreed opgelegde straf, voor eeuwig ge kluisterd te zijn aan de ro .sen van de Kau- kasus, elke nacht door een arend belaagd, maar door Heracles bevrijd. Geketend aan een rots in het woeste gebergte moet de Prometheus lijden voor hij verlost wordt. De titaan en halfgod, de held en men senvriend, is de eenzame in de barre na tuur. Ook dit fascineerde J3eethoven, die zichzelf immers mogelijk ook een uitver korene achtte, een schepper die met zijn muziek „het vuur in de mensen ontstak" en deze muziek „groter openbaring dan welke wijsheid en filosofie ook" achtte. Schepper te zijn en uitverkorene en toch meer te moeten lijden dan de meeste ster velingen, ook dit motief heeft Beethoven zijn leven lang bezongen. Maar dit lijden had voor Beethoven 'n diepe zin; ook voor hem, zoals voor velen van zijn tijdgenoten, was Prometheus een symbool en voor beeld van de verlichte „vooruit-ziener", die de mens de zegening van het inspire rende vuur en de scheppende macht wilde brengen maar tegelijk deze mens wilde scheppen naar het beeld van de oppergod Zeus en voor deze poging wreed werd ge straft. Uit lijden volgde de strijd voor de overwinning van de geest; dit motief is Beethoven vertrouwd geweest als een soms tragische metgezel. Het is niet de fabel, opgenomen in eer mythologisch labyrint, waarin men dreig te verdwalen, die ons zo sterk kan boeien het is iets wat boven deze fabel uitstijgt In Prometheus, zoals hij door Aeschylu gezuiverd tot ons is gekomen en zoals hi. in tal van artistieke en filosofische wer ken is bestendigd, spreken enkele trekker in onze tijd nog opvallend aan. Want hei begrip Prometheus is een facet van de rij ke Griekse beschaving, waarvan de oer bronnen voor een deel nog dezelfde zijn als die waaruit ook onze huidige bescha ving put, ook al zijn we ons dit niet altijd meer bewust. Maar drieduizend jaar geleden werd In Griekenland, dat sindsdien zo talrijke lotswisselingen met perioden van verval heeft gekend, inderdaad de hecht geble ken grondslag gelegd voor onze bescha ving: Solon, die het principe van de demo cratie vestigde; Pythagoras, die de mu ziek een wiskunstige basis gaf voor de ge hele indrukwekkende muziek van West- Europa; de wijsgeren, welke de muziek haar plaats en bestemming hebben willen schenken. Toen na lange jaren van veronachtza ming en onbegrip de kern van de oud- Griekse herdichte mythologie weer op haar waarde vlerd geschat, ging Prometheus in zijn dubbelgestalte, half titaan, half ge bonden mens de kunstenaars boeien. Hij fascineerde ook Beethoven, die in het beeld van de gekluisterde heilbrenger, be klemmend-eenzaam in de barre natuur, zowel de ganse mensheid als zichzelf her kende. Beethoven verdiepte zich in de wer ken van Aeschylos, in wiens trilogie over „de gebonden", „de bevrijde" en „de vuurbrengende" Prometheus in al zijn fa cetten is belicht. Typerend voor de hele geestesgesteldheid en in dit opzicht ook unieke persoonlijkheid van Beethoven was zijn eigen visie op de figuur van Prome theus. Er is in de hele literatuur over Pro metheus en Beethoven zelden op gewezen dat Beethoven in zijn voorstelling van de Prometheus-figuur drie mythen heeft ver weven: die van Pror etheus de mensen vriend, die van Orpheus mef zijn macht van de muziek en die van Pygmalion, de schepper wiens beeld leven werd ingebla zen. Maar tot een samenvattend drama tisch werk is Beethoven, ondanks de ja renlange innerlijke omgang en bespiege ling, niet gekomen. Het balletwerk „Die Geschöpfe des Prometheus" is niet meer dan een afsoiegeling van wat Beethoven voor dc geest stond en later werd de idee van Prometheus vermengd met enkele an dere grote ideeën en gestalten, verklankt in andere muziekwerken. Maar in Prome theus, in de fascinerende mythologische figuur uit de oertijd van onze beschaving, vond Beethoven de idee van een hoge men selijkheid, tragisch en grandioos tegelijk.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 13