w
I behoud
het
deelerwoud
9933
Reacties
uit het
hele land
M
K
Ik doe mee en word lid
In het Deelerwoud
van voorheen
was het dier
vogelvrij
Om kraaien en roofvogels te kunnen af
schieten, bediende men zich van de grote
oor-uil of oehoe, geïmporteerd uit Duitsland.
Zij stoten nl. fel op deze nachtvogel en de
jachtschut krijgt zijn kans uit de hinderlaag.
Een methode, die gelukkig allang uit de
mode en overigens verboden Is.
Kraaienhut, havlkskorf, paalkleur en an
der verdelgingstuig behoren gelukkig tot
het verleden. Laatstgenoemd vangmiddel
bleef lang in zwang. De roofvogel, die zich
argeloos op de paal met zo'n klem neer
zette, stierf een vreselijke dood, die soms
dagen duurde, want niet elke windschut keek
elke dag de sprenkels na.
Een biologische bijzonderheid van het
Deelerwoud vormden de kauwtjes of
kerkkraaien, die er koloniegewljs uit gebrek
aan boomholten, in konijnpijpen (hier een
uitgegraven nest) woonden.
Een der eerste zwarte spechten, die op
hun invasie (Wereldoorlog I) van Oost
naar West de Veluwe aandeden, broedde In
het Deelerwoud, waar wijlen de natuurfoto
graaf A. Burdet er opnamen van wist te
maken.
anneer men In zijn romantische
tijd, enkele jaren voor het begin van de
Eerste Wereldoorlog, over allerhande merk
waardigheden hoort, die op een grote Veluw-
se jachtbaan aanwezig heetten te zijn, dan
rust men niet, eer men een persoonlijke
kennismaking met zo'n oord heeft weten te
arrangeren. Zo ging het ons tenminste toen
wij vernamen van een haast legendarisch
landgoed, gelegen achter traliewerk en met
een voor hierlandse begrippen zeer deftige
entree in de omgeving van de Woeste Hoe
ve. Dit was het Deelerwoud. Wij kwamen
zelden zo ver, want we woonden in het ui
terste z.w. hoekje van de Gelderse Vallei,
moesten alles te voet of per fiets doen en
ook was er onderweg velerlei afleiding met
plant en dier in het mens-verlaten land
schap, zodat we niet hard plachten op te
schieten.
Naar het Deelerwoud lokten ons kraaivo-
gels, die notabene onder de grond zouden
nestelen, een levende oehoe, door de wild
schut gebruikt om roofvogels te decimeren,
een kunstmatige eendenjacht, een tip-top
fazanterie, ontelbare witpluimen en veel
grofwild. Toen we er eenmaal onze zinnen
op hadden gezet, bleek dit Ultima Thule via
de bevriende rentmeester S. v. d. Craats -
wiens vader, de Edese gemeenteontvanger
Ant. v. d. Craats reeds het eerste beheer
had gevoerd - gelukkig niet zo onbereik
baar, als we 't ons hadden voorgesteld.
Juist in de beglnnerstijd mochten we er
vele keren omdolen, met als uitgangspunt
het vriendelijke, zeer landelijke vlek Dee-
len, toen nog niet door een afschuwelijk
vliegveld bedorven en verontrust. Daar
hoedde de oude Jan v.d. Berg als een bij
belse aartsvader zijn kudde en zwierven
meer dan 400 schapen van de boeren Rap,
v. Kooten en anderen over de heidevelden
van de huidige Hoge Veluwe, Teriet en het
Deelerwoud, de korhanen bolderden 's voor-
jaars op de schrale kleine akkers van eigen-
geërfde en pachter. We zagen hen uit de
schuurdeur!
oor het Deelerwoud omras
terd werd, had er veel trek der edelherten
van en naar de O. Veluwe plaats, doch later
werd de dieren de weg versperd, bij name,
toen de omgazing van de vliegbasis de vrije
loop vrijwel geheel belemmerde. Toen in
1882 door de voogd van de kleinzoon van
Baron van Heeckeren van Enghuizen (de
ze legde ook de bezitting Sonsbeek plm.
1820 aan), baron van Pallandt van Oud-
Beijerland - destijds opperjagermeester
van Koning Willem III - een grote jacht
op grofwild werd georganiseerd, kwamen er
3 herten en 7 reeën op het tableau. Het edel-
wild had op het Deelerwoud een vaste
standplaats, al bezocht het ook de wijde om
trek en genoemde getallen verwijzen slechts
naar de globale stand van die dagen, waar
bij dient te worden opgemerkt, dat van de
1400 ha slechts hoogstens 250 ha bejaagd
werden. Mijn correspondent, die erbij tegen
woordig was, wijst voorts op het ontsnappen
uit de driften van vele exemplaren. Baron
Van Heeckeren was destijds eigenaar van
de beide Deelerwouden en Varenna; inder
tijd vergrootte men de reeënpopulatie van
de Hoge Veluwe, door deze dieren uit de ge
noemde wildbanen te betrekken. Varenna,
gelegen bij de Woeste Hoeve, is genoemd
naar het Franse „Varenne" of „Garenne",
dit betekent: warande, dat wil zeggen woes
te grond, als jachtterrein en kweekplaats
voor wild gebezigd. (Bekend was „La Va
renne du Louvre", gereserveerd voor de
jachten van het Franse hof). Hier waren de
reeën talrijk, terwijl het Deelerwoud rood
wild herbergde, deels afkomstig van het
Loo. In 1910 kreeg de Hoge Veluwe een tien
tal hinden van Prins Hendrik en in 1912 ont
ving het Deelerwoud er een dozijn. Derge
lijke ruilingen kwamen nogal eens voor.
I n 1906 kwam het bezit aan mr.
N. M. Lebret, die het fraaie landhuis „De
Dennenkamp" te Oosterbeek, omgeven door
een groot park, bewoonde: thans verrijst het
randhuis der gem. Renkum op die plaats. In
de laatste jaren der vorige eeuw werd het
terrein alsook Varenna omrasterd; de palen
waren aanvankelijk van hout, doch toen de
nieuwe eigenaar optrad, kwam er aldra een
nieuwe omheining met ijzeren posten, die ui
teraard beter houdbaar bleek. Baron v.
Heeckeren trok zich terug op Varenna, soms
ook op Vrijland (Schaarsbergen), en voor
het Deelerwoud brak zich een andere be
stemming baan, zij het, dat deze meer op
venatorisch, dan op bosbouw- en agrarisch
gebied lag, want zowel de heer als mevr.
Lebret was het jachtbedrijf zeer toegedaan.
Op Varenna werd omtrent 1899 een particu
liere meute voor de parforce jacht met Fran
se pikeurs en een pac> honden gehouden, die
min of meer was voortgekomen uit de Vé-
luwse jachtvereniging, de Gelria-hunt en zo
men wil nog veel en veel eerder uit de stad-
wwlli
houderlijke meute, waarmee de Koning-Stad
houder jaagde in „the forest of Guelders",
zoals een Britse geschiedkundige schreef.
Van Heeckeren noemde zijn met veel gran
deur gevoerde bedrijf „Equipage du Deeler
woud", men jaagde hierbij het wild of de
vos zonder hulp van vuurwapenen te paard
en met honden zolang, tot het zich tegen de
ze stelde en afgevangen kon worden. De uit
gestrekte heivelden leenden zich uitstekend
voor zulk een ruwe sport, die door het om
ringende ceremonieel, de uniformen in blauw-
met-goud, de prachtige paarden en het hoorn
geschal, sterk aan de tijden van weleer herin
nerde, doch de moderne mens moeilijk meer
kan behagen.
Een der meest vermaarde heerruiters, die
eraan deelnam, wijlen F. E. Blaauw van
„Gooilust" ('s-Graveland), een echte grand-
seigneur, schrijft met walging en tegenzin in
zijn werk „Rijherinneringen uit vele landen,
dat hij het heen-en-weer jagen in een door
raster afgesloten ruimte van een weerloos,
half tam ree, dat niet weg kan en eindelijk
schreeuwt van angst, als de honden het le
vend verscheuren, noch jacht noch jachtrij-
den kan noemen. Hij heeft het eens bijge
woond en zegt nooit te kunnen vergeten, hoe
afschuwelijk het was. Laatst sprak ik iemand
uit de omgeving van het Deelerwoud, die zul
ke weerzinwekkende taferelen bij de „chasse
courre" nog uit eigen aanschouwing heeft
gekend. Gelukkig hielden de vertoningen
maar kort stand.
en moge de jacht op het Deeler
woud met veel elan, luxueus en zonder op
geld te kijken hebben bedreven van wei
delijkheid verstond men niet veel. Wellicht
leefden toen de begrippen over jachtmatig
heid en de goede regels, die voor deze bui
tensport bij de rechte jager gelden, minder
dan tegenwoordig. Er werd b.v. tegen roof
vogels en kraaien opgetreden door een leven
de oehoe (grote oor-uil) op een paal in het
veld te zetten en uit een hut het op hun vij
and stotend gevogelte neer te knallen, waar
bij naar nut of scha niet werd gekeken. Voor
al op de trek in voor- en najaar sneuvelden
er vele gevederde passanten. Zowel v. Setten
als Freriks, beiden wildschutters, werkten
met Hans de oehoe. Er kwamen onder de
mensen van het Deelerwoud en naaste om
trek echte Veluwse namen voor, zoals Derk
Dibbink, v.d. Steeg (boswachter), v. Veld
huizen, v. d. Kamp, v. d. Berg, Hannes en
Gies Ruiter. Velen hunner zorgden voor het
jachtbedrijf, het onderhoud van twee jacht
huizen, de wildkansels, de voerplaatsen, de
boerderij en de siervogels met de fazanterie
nabij de oude Lebrethoeve, want men fokte
veel van deze kleurige oosterlingen, om hen
later voor de geweren der gasten prins
Hendrik, adel, mensen van geld en goed, het
patriciaat, etc. te kunnen brengen. Er wer
den veel damherten ingevoerd; allengs kre
gen zij de overhand en traden op als echte
houtvernielers. Nog steeds is hun aantal te
groot en door wrakke rasters dringen de
dieren nogal eens hinderlijk door op de na
burige bouwakkers. Parkwild als dit be
hoort feitelijk niet in een natuurmonument
thuis, doch in een hertenkamp.
Dit geldt mutatis mutandis ook voor de
door de laatste eigenaar ingebrachte Drent
se schapen, die evenwel een bepaalde rol
vervullen bij het instandhouden van de hei,
zoals hun duizenden voorgangers het op de
ze velden eeuwenlang deden.
Elk najaar in het z.g. „aardappelzomertje"
komen de zuidwaarts trekkende Kraan
vogels over het Deelerwoud, om soms enige
tijd te pleisteren op de bouwakkers langs de
Hoge Veluwe.
giro
natuurmonumenten
amsterdam
De schuld van twee miljoen gulden, die de
Vereniging tot behoud van Natuurmonumen
ten op zich genomen heeft bij de koop van
het natuurgebied het Deelerwoud, wordt met
de dag kleiner. Overal uit het land, zo hoor
den wij op het hoofdbureau van de Vereni
ging, komen reacties binnen in de vorm van
aanmeldingen voor een lidmaatschap van de
Vereniging, giften en sympathiebetuigingen
met aanmoedigingen om zo door te gaan, op
dat de nog overgebleven natuurgebieden in
ons land behouden blijven.
Vandaag doen wij gaarne weer een oproep
Naam aan °nz® lezers om deze bon in te vullen
(met het bedrag voor het lidmaatschap
f 7,50 af te geven of op te sturen aan ons
blad) of rechtstreeks een bedrag te gireren
op giro 9933 Natuurmonumenten Amster-
Te dam.
tonijnen zaten er bij duizenden
ondanks de zelden aflatende bejaging, ja zij
vormden (naar mij uit de kasboeken bleek)
zelfs een bron van inkomsten. Jagers vonden
hier en daar afgedankte tramwagens (sic!)
als onderdak in het veld; het was voor ons
een gek gezicht. Zij konden in deze wildbaan
zelfs op., eenden jagenl Tot op zekere hoogte
valt die „ontspanning" in dezelfde categorie
als de wrede parforce ritten. In een laag ge
legen gedeelte was nl. onder de auspiciën
van L. Smelt Woodland, hoofdredacteur van
„de Ned. Jager", een kunstmatige eenden-
jacht gecreëerd, bestaande uit brede sloten
en een vijver, vormende een voor het water
wild aantrekkelijk milieu, vooral dank zij de
volmaakte rust op de met rietmatten geca
moufleerde plas. Het kan er in een soort
kooi worden opgevangen en vervoerd naar
een heuvel het hoogste punt van de omge
ving 800 900 m verderop, waar ze
werden los gelaten en aanstonds naar hun
vertrouwde verblijf, waar rust en voeder
wachtten, terug vlogen. Echter werden de
geen kwaad vermoedende, half-tamme vogels
onderweg uit verborgen schietstanden verra
derlijk beschoten. Ik kan het genoegen, dat
zulk een „jacht" scheen te bieden, moeilijk
begrijpen.. Liever vertel ik nog enkele bio
logische specialités, zoals het broeden van
kauwtjes ten getale van enige dozijnen in ver
laten konijnenholen nabij de buurtschap Dee-
len. Dit komt hoogst zelden voor en kolonie-
gewijs is het naar ik meen een unicum ge
weest; ze zijn alweer sinds jaar en dag ver
dwenen. Al gauw na zijn komst in Nederland
(plm. 1918) vestigde zich de zwarte specht
op het Deelerwoud, waar Ad. Burdet hem
fotografeerde, door zich op een wagen, bela
den met hout, onzichtbaar bij de nestboom op
de juiste hoogte te installeren. Ik heb er ook
houtsnip en havik broedende aangetroffen,
toenmaals rariteiten.
I enslotte nog wat over de ver
warring, ontstaan door z.g. „twee Deelerwou
den". Oorspronkelijk bezat baron v. Heecke
ren de goederen Varenna, Vrijland en het
zich langs de grens van Hoenderloo tot
Woeste Hoeve uitstrekkende Deelerwoud. Het
heeft zijn centrum nog steeds in 't bekende
kasteel met poortgebouw, dat Jan v. d. Steeg
in Hoenderloo, die de gave van het tweede
gezicht bezat, reeds jaren tevoren in zijn
droombeelden ter plaatse en in de huidige
vorm had zien verrijzen. Dit noordelijke en
aanhangend westelijke gedeelte werd ver
kocht aan jhr. Repelaer v. Driel, die er voor
een deel agrarische bestemming aan gaf;
men kan dit duidelijkheidshalve het
Landgoed Deelerwoud noe
men en het thans door Natuurmonumenten
verworven stuk kort en bondig het Dee
lt r w o u d. Zo zit dat. A. B. WIGMAN
Jachtopzichter Van Setten In de z.g.
„kraaienhut" om grijpvogels boven de
oehoe te bemachtigen.
Soms ontsnapte er een horst aan de dans
van krult en lood, zoals met deze havik
een zeldzame verschijning) het geval was.
Wij vonden het met half-was jongen en kon
den een vliegensvlug exemplaar op de arm
van de opzichter vereeuwigen. Dat was
35 Jaar geleden.
Herinnering aan het Deelen van eertijds:
wijlen de oude scheper v. d. Berg
De uitgestrekte hel van Teriet en het Deelense Veld waren uitnemend geschikt voor de parforce-Jacht (Opname van
40 jaar her).
Zeer talrijk In het landgoed Deelerwoud Is (en was) het Damwlld, dat wij liever In een stads hertenkamp, dan In
een wildbaan zien.