„We worden
nu pas
gewone
mensen"
k heb een half miljoen
op Lex Goudsmit gewed''
Tweeling toont tweeling
„WIJ VERTIKKEN HET OM ZO
SLECHT TE BOUWEN DAT WE
ONDER LOONGRENS KOMEN"
Ex-kompels verlangen niet terug naar mijn
„Musical-koopman" Paul Kijzer:
Bouwfonds"-directeur J. Wiersema:
Lis" niet bloot
op de film
DE AUTOFABRIEK staat
er pas, in 't Limburgse plaats
je Born en ik zit er tegenover
drie mannen met witte boor
den, twee middelgroot en
middelfors. de ander wat lan
ger en magerder. We praten
over veel zon, licht, veel werk
ruimte. over kinderen, fietsen,
autootjes en voetbal. Doodge
wone dingen van een doodge
woon mens, naar het lijkt,
maar de drie ex-mijnwerkers
met wie ik om de tafel zit zeg
gen: „Weet je, dat wij eigenlijk
nu pas zo'n doodnormaal
mens aan het worden zijn?"
Schouwburg waar
Lincoln werd
vermoord gaat
weer
open
VOETBALLEIS
'TSV COLLEGA'S
MET MEER SLAPE1S
SOORT MOLLEJS
ZO STILLETJES
LIEVER BEDELEIS
„TWINTIG JAAR
LIGGEN OP DE
KOUDE GROND
DAAR BENEDEN,
JE WIST
NIET BETER"
FILMS
GEEN DROMER
„KAN NIET ANDERS"
„GEEN ENKEL MIDDEL"
TOEGEGEVEN
GROTE THEATERS
ACROBATEN
Zo'n twee jaar geleden wisten ze: de mün Maurits gaat toch definitief dicht,
Ja, nee, toch ja. Ze werkten achttien, twintig en twaalf jaar ondergronds. De een
was halverwege een prachtcarrière, de ander verdiende uitstekend en de derde
wist niet anders van vader en grootvader en werkte nimmer met tegenzin in het
kolenzwarte onderaardse. Anderhalf jaar geleden, na de klap van de dreigende
sluiting, namen zij de beslissing: van ondergronds werk verhuizen naar werk bo
ven de aarde. Maar welk werk, op welke plek? De mogelijkheden in Limburg wa
ren maar heel klein en gering in aantal, totdat bijvoorbeeld DAF uit Eindhoven
die autofabriek liet neerzetten bij het kolengebied. Bijna achthonderd mijnwer
kers die opeens auto's staan te maken in Born, hoe is dat nu?
WASHINGTON Ford's Theatre,
de schouwburg, waar 102 jaar geleden
president Abraham Lincoln, terwijl hij
naar een toneeluitvoering keek werd
doodgeschoten door de acteur John
Vfalkes Booth en waar sinds dat drama
geen stukken meer zijn opgevoerd, zal
opnieuw i ngebruik worden genomen.
Het ministerie van binnenlandse za
ken heeft bekend gemaakt, dat met in
gang van de aanvang van het komen
de jaar in „Ford's" stukken uit de zes
tiger jaren van de vorige eeuw zullen
worden opgevoerd.
De Ford's Theatre Society, een geen
winst beogende groep, hoopt dat van
af 12 februari (de verjaardag van Lin
coln) een repertoiregezelschap een sei
zoen van negen maanden zal spelen.
Voor dit ondernemen heeft de Lin
coln National Life Insurance Co. een
bedrag van een kwart miljoen dollar
beschikbaar gesteld. De minister van
binnenlandse zaken, Stewart L. Udall,
heeft een en ander bekend gemaakt op
een persconferentie in het gedeeltelijk
gerestaureerde theater op zes huizen
blokken afstand van het Witte Huis.
De schouwburg is voor toeristen ge
sloten geweest sinds het ministerie van
binnenlandse zaken in 1965 is begon
nen met een restauratie, die 2,7 mil
joen dollar zal kosten.
Het interieur van het theater ademt
reeds de sfeer van die 14e april 1865,
toen Lincoln werd getroffen door de
kogels die hem het leven benamen.
Gordijnen van katoenen kant en da
mast sieren de loge, waarin Lincoln
en zijn vrouw destijds de opvoering
bijwoonden van het blijspel „Onze neef
uit Amerika".
In de orkestruimte staan copieën
van de stoelen met rieten zittingen, die
in die tijd werden gebruikt. Op twee
gebogen balkons heeft men gedeeltelijk
van die lange banken geplaatst, waar
bezoekers plachten te zitten.
Ook het sierlijke houtsnijwerk op de
voorzijden van de ba Icons, de draai-
trappen en de kandelabers aan de wan
den en op de balkons allemaal nage
maakt naar foto's die na de moord zijn
genomen zijn reeds ter plaatse.
Maar er zijn ook enkele verschillen:
De schouwburg zal slechts 600 zit
plaatsen hebben inplaats van 1.700 zo
als in de dagen van Lincoln. Udall leg
de uit dat dit o.m. het gevolg is van
strengere voorschriften van de brand
weer en van het feit, dat gebleken is
dat de mensen van deze tijd bredere
zitplaatsen nodig hebben.
Ook de akoestiek en de uitrusting
achter het toneel zullen anders en,
naar Udall hoopt, beter zijn dan
vroeger.
Hendrikus Johannes Verheyen zegt:
„Het klinkt idioot, maar ik was bek-af
toen ik voor het eerst een dag rechtop
had gewerkt. Twintig jaar liggen op
de koude grond daar beneden, je wist
niet beter. Moe? Toen ook. En nu? Ik
heb nog nooit zoveel gevoetbald met de
jongens, mens, ik wist helemaal niet
dat dit allemaal bestond. Je gelooft het
niet, de hele dag natuurlijk licht om je
heen, moet je kijken".
Dat is dan de man die met acht
broers de%^faurits in ging, de ex-hou
wer van 37 jaar die in Born woont, tien
minuten fietsen van de autofabriek.
Naast hem zitten Hubert Frans Gies-
berts, 39 jaar en bewoner van een mooi
huis met garage in Geleen en Leen-
dert Marbu, 43. jaar, uit het naburige
Sittard.
Drie mannen die opeens ontdekten
dat je in Limburg ook wel niet in een
mijn kunt werken en de heer Ver
heyen werkt nu bijvoorbeeld als voor
man tussen de auto's. Hij gaat van en
naar de fabriek met het zonnetje in de
rug, heeft niet meer in de nachtploeg
en eet zijn boterhammen tussen de
middag zonder papieren aanpakkertjes,
omdat hij gewoon handen zonder kolen
gruis heeft.
Hij, vader van vijf kleine Verheyen-
tjes, zegt: „Het moest natuurlijk even
wennen, op de mijn was het een heel
andere sfeer. Hier zeg je geen kompels
als het over je kameraden gaat, maar
collega of zo hè? Die mijn was zo'n
apart wereldje, maar wel een wereld
vol kameraadschap".
Een paar maanden na de mijn, tij
dens de inwerkperiode tussen de au
to's, heeft hij zich afgevraagd: Als je
dit eerder had geweten, van dit werk,
was je dan al tien of vijftien jaar eer
der uit de mijn gegaan of was je he
lemaal nooit erheen gegaan?
Een antwoord heeft eigenlijk geen zin
meer, maar zijn gezicht verraadt dat
het er in dit opzicht voor de mijn niet
al te best zou uitzien. Goed, hij moet
nu tot zijn 65-ste werken' als alles nor
maal gaat, tien jaar langer dan in de
Maurits, maar die gepensioneerde poli
tieman in Born dan, 83 jaar en nog
kaarsrecht over straat?
„Als ik die vroeger zag, was ik ja
loers", vertelt hij. „Met 55 jaar uit de
mijn, jawel, maar dan ben je ook ver
sleten. Mijn vader is nu 73. Hij zit al
jaren in een wagentje, geen adem
meer, stoflongen. Als ik dat dan zo zie,
dan zeg ik: Laat mij die tien jaar
maar extra werken. En dan denk ik
aan die politieman".
Hij weet, dat ik even tevoren zijn
vrouw heb opgezocht, thuis in Bom en
hij is nieuwsgierig over haar verhaal,
maar hij moet wachten tot hij dit leest:
„Veranderd mijn man? Mensen, ja!",
vindt mevrouw Verheyen. Ze schudt
nieuwe kolen op de kachel kolen die
ze nu moet betalen, maar dat is dan
ook een van de heel weinige nadelen
van de verandering.
„Vroeger kwam hij thuis en dan
moest hij eerst een uur slapen. Hij
weet nu van geen slapen meer, eerst
eten en dan naar de voetbal, trainen
met de jongens. Altijd heeft hij gezegd:
Ik ga die cursus voor trainer volgen,
maar er kwam niets van. Nu wel. Dit
is veel beter, veel gezonder".
„In het begin dacht hij: Als ik het
maar leer, dat van die auto's. Dan
vroeg ik hem: Hoe is het vandaag ge
gaan, maar dat zie je wel aan zijn ge
zicht, hè. Hij praat ook niet meer over
de mijn, maar hij zegt wel: Op de mijn
was je een nummer, hier ben je een
mens".
Ze is een kleine, prettige vrouw die
me meteen mee naar de keuken neemt
om het houwers-diploma van haar man
te bekijken, het enige souvenir van de
Maurits. Benauwd kijkt ze, als ze ver
telt dat het „zwarte spul" nog naar bo
ven komt als haar man verkouden is.
Het is goed dat hij uit de mijn is. En
dan vindt ze het ook leuker om te zeg
gen: „Mijn man is voorman op de fa
briek" dan: „Hij werkt op de mijn".
Ik ben weer terug in de fabriek en
praat met Hubert Frans Giesberts uit
Geleen, die pretogen heeft en sinds kort
ook een zelfgefabriceerde auto, omdat
Bom vanuit Geleen nu eenmaal min
der snel per fiets is te bereiken dan de
mijn Maurits, waarvan een paar maan
den geleden de allerlaatste pijler werd
gesloten.
Eerst wil hy plagend weten
welk idee ik van Limburgse kompels
had, zwarte mannen met helmen met
een lichtje erop, wel romantisch maar
toch ook wel zielig en ook wel erg zwart
iedere dag? Zoals de Amsterdammers
dachten, die hem en zijn kameraden
een weekeind uitnodigden, om lucht te
komen happen in Amsterdam?
Kompel zijn, het lijkt me leuk voor
een dag, in een heel andere wereld,
maar voor de rest: een vreselijke baan.
Of niet?
„Niet vreselijk als je niet beter
weet", zegt de heer Giesberts. „Alles
moest wennen, dat je opeens rechtop
werkte in die enorme fabriekshal, dat.:..
nou, alles wat een gewoon mens ge
woon vindt. Eigenlijk waren we een
soort mollen, wel in een prettig we
reldje, maar wisten die mollen veel dat
er nog iets anders bestond".
„Een vogeltje in de vrije lucht, zo
voel ik me nu", vertelt hij, de lach-
ogen op „volle kracht vooruit". Hij te
kent het beeld van de kompel: wil die
stempel niet staan zoals de kompel wil,
dan vloekt de kompel een keer krach
tig en goed en die stempel staat.
„Maar", zegt de heer Giesberts, die
nu als werkmeester in de lakafdeling
van de fabriek werkt, „in het begin, op
de bedrijfsschool van Daf, stond ik tus
sen jongens van een jaar of zestien en
toen voelde ik me wel eens dodelijk
ongelukkig".
Thuis, in Geleen, zegt de vrouw van
de man die een paar maanden na de
mijn nog steeds het idee had iedere
dag zijn haar te moeten wassen: „In
het begin had hij een papiertje, met de
namen erop van alle mensen in zijn af
deling. Dan zat hij zo stilletjes. Dan
moet je maar niets vragen, niet? Net
doen of er helemaal niets aan de hand
is. Een paar dagen later vond ik dat
briefje thuis, hij had het niet meer no
dig".
„De mijn? Ik ben er wel eens in ge
weest. Voor geen goud werk ik daar,
maar hij is altijd met plezier erheen
gegaan, ze hebben er helemaal geen
erg in, in die duisternis en nattigheid
soms, zeggen ze. Maar auto's vind ik
fijn voor mannen om tussen te wer
ken en wat ook waar is: we krijgen
een normaler leven".
Er is nog een voordeel, vertelt ze:
door die afwezigheid van nachtdiensten
nooit meer koude voeten in bed, des
winters. Als ze een man was, zou ik
van haar kunnen zeggen: ze zegt het
grinnikend, met een spottende onder
toon .Maar ze is wel blij, met alles.
En de heer Leendert Marbus? Hij Is
de enige van .,mün" drietal die niet in
Limburg werd geboren, maar zo'n veer
tien jaar geleden uit Utrecht kwam, met
vrouw en vier kinderen. Om meer te
verdienen dan in de metaalfabriek
waar hij eerder werkte, om een huis te
krygen in plaats van die ene kamer in
Utrecht.
Hij had, in het vooruitzicht van een
pensionering op zijn 55-ste jaar, al
plannen gemaakt om naar Amsterdam
te gaan en daar verder te gaan met
studie prychologie, nu alleen opgeno
men in de avonduren.
Kwam de klap voor hem het hardst
aan, omdat hij louter vanwege de fi
nanciën de mijn inging, terwijl hij toch
het werk boven de grond ook kende?
„Valt nu weer mee", zegt hij. En
thuis vertelt zijn vrouw: „Hij doet
meer 's avonds, dat ook. En de over
hemden kan hij nu langer dan een hal
ve dag dragen. Vroeger was alles zo
vuil, door het zwart in de poriën. Of hij
de sluiting erg vond, dat geloof ik niet,
in het begin natuurlijk wel. Maar laatst
fietsten we een eind en toen zei hij op
eens: We gaan ergens anders heen,
snel, ik wil die stinkmijn nooit meer
zien".
Als ik u drieën zo hoor, wat klopt
er dan van alle liedjes vol sentimenten
over de sluiting van de mijnen, vraag
ik de drie vroegere mijnwerkers tot
slot, helemaal niets of klopt er toch wel
een beetje?
„Die sentimentele bindingen zyn er
soms wel", zegt de heer Giesberts,
„maar bij erg weinig kompels, denk ik
zo, kompels die al van vader op zoon
op de mijn werkten. Voor mij: het
klopt niet helemaal".
Een de heer Verheyen: „A lmoest ik
gaan bedelen, nooit meer terug naar
de mijn. Ik weet nu, wat ik die jaren
ben misgelopen".
Dan gaan ze, drie kaarsrechteman
nen met hagelwitte boorden en prettige
pakken die ze aanhouden onder hun
overalls of stofjassen. De fabriek is im-
Imers ruim en de zon schijnt, de hele
dag al.
PAUL KIJZER, een forse man van 45, eigenaar van een witte Volvo met
„Wij staan achter Israël" op de achterruit en vier N.V.'s, mede-directeur
en aandeelhouder van het Amsterdamse Nieuwe de la Mar-theater en sinds
een paar jaar de man van de musicals Anatevka, I do I do, Man of la Man-
cha. Cabaret.
De ïyst is indrukwekkend, het decor van zyn werkruimte in de Amsterdamse
Nicolaas Maesstraat daaraan aangepast. Kunst aan de wand (onder meer een
litho van Chagall), een pas begonnen verzameling glazen beestjes op de schoor
steen en lucifersdoosjes uit vreemde landen in een rieten mandje. Paul Kyzer:
„Dat is een gewoonte geworden; telkens als ik op reis ben geweest doe ik die
doosje daarin". Het mandje is barstens vol.
Een paar honderd meter van zijn
kantoor bij Kijzer naast het Concert
gebouw „al twintig jaar m'n stam
kroeg, hoe kan het anders hè"
praat Paul Kijzer over musicals, de
belasting, toneel, geld en Paul Kijzer.
Hij schildert het beeld van een kundig,
slim, zelfvoldaan zakenman maar
doet dat niet zonder een paar forse
streken artisticiteit. Het uiteindelijke
beeld is dat van een bijzonder mens en
dat is Paul Kijzer.
Maar nu eerst de zakenman. Over
zijn n.v.'s: „Ik heb een nv, dat is Pe-
traq, die Anatevka doet en dan heb ik
samen met de Amerikaan White op
fifty-fifty basis de n.v. K. W. (Kijzer-
White) die de musicals Man of la Man-
cha, I do en Cabaret gaat exploiteren.
Die contracten verschillen natuurlijk.
Anatevka heb ik alleen voor Neder
land, net als I do. De andere breng ik
ook in Duitsland, Oostenrijk en Zwitser
land. Waarom? Ja, dat is moeilijk te
zeggen. Dat hangt af van geschiktheid,
FRANKFORT De gorilla-tweeling, die in het afgelopen voorjaar werd geboren
In de dierentuin van Frankfort heeft zich voorspoedig ontwikkeld. Die geboorte was
een zoölogische sensatie, want nog nooit eerder had een apenmoeder in gevangen
schap twee jongen ter wereld gebracht. De kleine vrouwelijke mensapen hebben nu
de kleuterleeftijd bereikt en doen hun eerste klimpogingen. Dezer dagen kregen
ze tijdens een feestelijke bijeenkomst de namen Ellen en Alice, waarbij de beroemde
Duitse tweeling Ellen en Alioe Kessler als peettantes fungeerden. Beide artiestes
hadden daartoe, tussen tournees in Zuid-Amerika en Italië door, een reisje naar
Frankfort gemaakt.
concurrentie,
maar door".
andere contracten, ga
Naast dat van de musicals leidt Paul
Kijzer ook nog een filmleven. Daar
over: „Ik heb twee film-nv's: Kappa
en Emprofit. Allebei financieren ze
filmprodukties, distributies en tv-za-
ken. Ik heb heel veel Europese films
aan de Amerikaanse televisie verkocht.
Ja, hoe dat precies in elkaar zit. Ach,
kijk, voor de belastingen.... weet je.
Het is een beetje ingewikkeld. In ieder
geval, ik ben het allemaal zelf!"
En dat is niet te veel gezegd, want
Paul Kijzers vaste staf bestaat uit een
secretaresse en een boekhouder. Per 1
november komt er een produktieleider
bij, maar dat is alles.
Paul Kijzer: „Een kleine staf ja, dan
is de communicatie veel beter en je
houdt de totale gang van zaken van een
produktie goed in de hand. En boven
dien, als je niet in de produktie zit,
verdrink je niet in de onkosten. Het
werkt heel efficiënt".
Paul Kijzer is een man van ideeën
„van de grote lijnen", zegt hij zelf.
Hij is echter geen dagdromer, hij weet
zijn ideeën te financieren.
Hoe?
Paul Kijzer: „Ik heb zelf geld ver
diend; vergeet niet dat ik al een paar
jaar aan de gang ben. Ik heb met een
heleboel dingen geld verdiend, ook wel
eens verloren. Jarenlang ben ik bij
voorbeeld directeur van een filmver
huurbedrijf geweest. In de afgelopen
jaren heb ik zeer veel transacties ge
daan".
Vele jaren geleden schreef Paul Kij
zer filmrecensies in de Nieuwe Rotter
damse Courant, tegen negen cent de re
gel. In latere jaren vertaalde hij toneel
stukken en film schrijven werd film
doen. Sinds twee en een half jaar is hij
nu de man van de musical.
Hij zegt: „Ik ben langzaam met de
opbouw begonnen, want vergeet niet
dat dit soort zaken een planning op
zeer lange termijn vergen. In die tijd
heb ik trouwens ook nog 35 films aan
Amerika verkocht. Ik was er toch. Ik
wed nooit op één paard tegelijk, dat
heb ik ook nooit gedaan. Zo alleen heb
ik de basis kunnen leggen voor een
produktie-firma".
Dat neemt niet weg dat hij zijn musi
cals niet voor de volle honderd procent
uit eigen zak financiert. Over Anatevka:
„Voor deze musical heb ik wel finan
ciers gehad, Amerikaanse vrienden.
Maar ik heb de zaak helemaal in eigen
hand; ik hoef nooit naar de bank te
gaan om m'n handje op te houden".
Voor de andere drie musicals die
voorlopig op het programma staan
heeft hij een unieke samenwerking ge-
55
HOEVELAKEN „Van de vyidulzend woningen die we dit jaar bouwen kos
ten er 360 zeventigduizend gulden of meer. De woningen waarop zich de
kritiek richt, vormen dus maar een klein percentage van wat we bouwen".
„Voor de bouwpakketten die worden gebruikt by de bouw van bungalows in
ons eigen systeem, hebben we een fabriek met 150 man personeel. Die kan ik toch
ook niet zonder meer op straat zetten? Men moet ons de tyd geven om dit op te
lossen".
De heer J. Wiersema (51), hoofddi
recteur van de N.V. Bouwfonds Neder
landse Gemeenten, wil er graag over
praten in zijn kantoor in het prachtig
betimmerde Huis Hoevelaken („Dit
kasteeltje kopen was goedkoper dan een
nieuw kantoorpand bouwen. Dat zeg ik
er altijd maar bij om misverstanden
te voorkomen").
Hij stelt echter voorop dat hij zich niet
als in de verdediging gedrongen voelt.
Openhartig zegt hij: „Ik geef toe dat
het bouwen van woningen van boven
de zeventigduizend gulden niet in de
eerste plaats ons doel moet zijn. We
zijn echter met sommige bungalows in
die prijsklasse terechtgekomen door de
sterk -tijging van de rente. Voor een
huis 45.000 gulden van vier of vijf
kamei„ waarvan één in de kap, heeft
u bijvoorbeeld in Driebergen, dus bui
ten de Randstad, toch 25.000 tot der
tigduizend gulden grond nodig en dan
bent u zo aan de grens".
De Raad voor de Bouwondernemers,
die anderhalve week geleden de raden
van de gemeenten die aandeelhouder
van het bouwfonds zijn, vroeg geen me
dewerking meer te verlenen aan bouw
fondsprojecten, becijferde dat zestig
procent van de produktie van het bouw
fonds in 1966 werd bewoond door ge
zinnen met een inkomen boven de so
ciale loongrens. „Ja, dat is jammer,
maar dat kan niet anders. De grond-
kosten en de rente hebben het eigen
huis boven de loongrens uitgeduwd. Als
je de grens echter bij zestienduizend
gulden inkomen per jaar legt, valt ze
ventig procent van onze kopers onder
die grens. Dat hebben wij ook uiteen
gezet in de brief aan de gemeentebe
sturen waarmee wij deze week hebben
gereageerd op het verzoek van de
bouwondernemers. Wij vertikken het zo
slecht te bouwen dat we weer onder de
loongrens komen, want wij hebben on
ze naam opgebouwd door het bouwen
van goede huizen".
De heer Wiersema neemt aan dat
door die naam veel kopers die met hun
inkomen zeker geen sociale woning
bouw nodig hebben, toch klant van
het bouwfonds worden. „Eigenlijk zijn
we daar helemaal niet op ingesteld.
Hoogleraren en artsen willen bijvoor
beeld vaak allerlei veranderingen in
het ontwerp aanbrengen en dat geeft
veel meer gezeur dan het bouwen van
goedkopere woningen".'
„Volgend jaar willen we al zevendui
zend huijen bouwen en daarvan zeker
negentig procent voor „gewone" men
sen, met een inkomen rondom de loon
grens of iets hoger. We willen geen en
kel middel ongebruikt laten om voor
de gewone Nederlander te bouwen. Wij
passen alle financiële mogelijkheden
toe".
„De Nederlander wordt als huurder
opgevoed en heeft daarom drempel
vrees voor de langdurige verplichtin
gen die een huis kopen geeft.
We willen die drempelvrees wegne
men, naar Brits voorbeeld, waar de
bezitter van een eigen huis van een
soort coöperatie een deel van de waar
destijging meekrijgt als hij uit zijn huis
vertrekt
Het bouwfonds heeft een samenwer
king met de Rijkspostspaarbank en de
Spaarbank in Rotterdam voor het spa
ren voor een eigen huis en dat is ook
een van de dingen dip de bouwonder
nemers het fonds kwalijk nemen. Aan
dat gecombiheerdé sparen zijn geen fi
nanciële voordelen verbonden. Wij wil
len er alleen een groter publiek mee
bereiken en dat is toch niet oneer-
met
baar?", vraagt de heer Wiersema
blijmoedige felheid.
„Het klinkt gek uit mijn mond, maar
waarom gaan de bouwondernemers ook
niet meer onderling samenwerken? En
hebben zij al geprobeerd om hetzelfde
als wij te doen maar dan met Nuts-
spaarbanken?"
De heer Wiersema is best bereid fou
ten van het bouwfonds toe te geven. Op
de vraag of het fonds zich met de
moeilijk verkoopbaar gebleken bouw
van huizen in Capelle aan den IJssel
van tegen de zeventigduizend gulden
(een deel ervan wordt nu verhuurd door
de N.V. Interim, een dochter van het
bouwfonds) zich niet heeft vergalop
peerd, antwoordt de heer Wiersema
ronduit: „Ja, duidelijk. Toen de beslis
sing erover echter werd genomen, leek
alles te kunnen in de buurt van Rot
terdam.
De gemeente Rotterdam wilde ons er
zelfs nog veel meer laten bouwen, maar
daar zijn we gelukkig niet ingestapt,
want vrij snel daarna is er een terug
gang gekomen".
Het gaat de heer Wiersema echter
aan het hart dat hij zo vaak dezelfde
misverstanden uit de weg moet ruimen
zoals dat van de voorrang die het bouw
fonds, volgens de bouwondernemers,
zou krijgen bij de toewijzing van gron
den.
„De gemeenten hebben ook als aan
deelhouder geen enkel financieel belang
bij ons. Over de anderhalf miljoen gul
den die zijn gestort van het aandelen
kapitaal van acht miljoen, krijgen de
gemeenten zes procent rente, hoewel ze
zelf 61/» procent moeten betalen over
wat zij lenen.
Plaatselijke aannemers hebben meestal
meer contacten in de raad dan wij.
Er zijn wei gemeenten waar een direc
teur van een hypotheekbank of een
bouwbedrijf wethouder is".
De heer Wiersema gelooft dat de
bouwondernemers met hun kritiek op
de verkeerde weg zijn. „Wij trekken
samen dezelfde kar, die van de bevor
dering van het eigen woningbezit. Als
zij ons schoppen, moeten ze beseffen
dat ze alleen verder moeten als wij
dood zijn".
LONDEN Een grappig origineel
en comfortabel hoedje uit de col
lectie van de Britse ontwerpster Simo-
ne Mirman, gemaakt van geel en wit
materiaal. Het is een van de ontwer
pen uit de nieuwe herfst-wintercol-
lectie en doet sterk denken aan een
„ski-helm".
vonden met een Amerikaanse collega.
Hij zegt; „Daar had ik wel een devie-
zenvergunning voor nodig, maar die
heb ik zo gekregen. Het gaat anders
wel om bedragen. Neem Anatevka nou.
Ik heb daarmee een half miljoen op
Lex Goudsmit gewed. Goed, ik heb ge
wonnen, maar het is een gok hoor".
Een dergelijk half miljoen heeft vol
gens Kijzer de fiscus nu al aan zijn
musical verdiend. Hij zegt: „En dat is
dan alleen nog de vermakelijkheidsbe
lasting. Die zou toch voor dergelijke
objecten opgeheven moeten worden, al
leen al omdat de rentabiliteit klein is.
Maar nee hoor, de fiscus verdient aan
mijn musicals veel eerder geld dan ik
zelf.
Hij is over de belasting nog niet uit
gepraat: „Zo'n musical-produktie is
toch niet helemaal een egoïstische on
derneming. Het is toch ook een dienst
aan het publiek. Het is gewoon heel be
langrijk om dit soort amusement aan
de gang te houden. Het voorziet duide
lijk in een behoefte, kijk maar naar de
bezoekersaantallen.
Je kan de mensen toch niet helemaal
overleveren aan de televisie. Ze gaan
juist naar die dingen toe die speciaal
afwijken van de TV en dat is een mu
sical. Ik zeur er niet over, want ik
wist van tevoren dat die vermakelijk
heidsbelasting er was, maar het is een
zware last en ik hoop dat er nou einde
lijk eens iets aan wordt gedaan".
Het is toch nog (tegen zijn zin?) een
lange litanie geworden. Voorlopig doet
Paul Kijzer het zonder subsidie
„hoewel dat eigenlijk belachelijk is"
met een forse belastingdruk.
Hy zegt: „Het gevolg is wel dat je
met een musical in grote theaters moet
draaien. Een zaal voor negenhonderd
mensen is wel het minimum.
Ik probeer met Anatevka goodwill te
kweken voor mijn volgende musicals.
Er worden eisen aan het publiek ge
steld, net als met I do en Man of la
Manche. Ik wil langzaam maar zeker
het niveau gaan verhogen".
Daarover ook dit: „Ik reis veel, zie
veel toneel, lees veel over toneel; ik
moet het goede compromis hebben. Ie
dereen denkt dat een producent alleen
een zakenman moet zijn, maar je moet
vooral een eclectische geest hebben, naar
eigen oordeel weten te kiezen.
Laatst ook weer, kreeg ik een tele
foontje van een acrobatisch duo, of ik
werk voor ze wist. Nou zijn dat best
aardige lui, maar het past niet bij
mijn niveau, ik heb dus nee gezegd. Ik
wil weten dat het bepaalde klasse
heeft. Dat de mensen zien: het komt
van Kijzer, daar kunnen we rustig
heen".
Dat is Paul Kijzer, een zakenman
met artistieke pretentie. Een klein
stukje afgesloten privé-leven en verder
alleen zijn werk, verre reizen, glazen
beestjes en een mand vol luciferdoos
jes.
PORTE CONTÉ (Sardinië) Het is
tot een uitbarsting gekomen tussen
Elizabeth Taylor en de regisseur van
haar nieuwste film. Elizabeth weigerde
naakt in een scène te spelen.
Joseph Losey, die de buitenopnamen
>p Sardinië regisseert voor de film
.Goforth" legde Elizabeth uit, dat de
;cène voornamelijk in de schaduw zou
A-orden opgenomen.
Elizabeth bleef echter bij haar neen.
In dat draaiboek, dat van de hand
/an Tennessee Williams is, komt een
scène voor die moet leiden tot de naakt-
opnamen, waarin Liz tegen een gast,
gespeeld door haar man, Richard Bur
ton, zegt: „Mijn slaapkamer is vol
schatten ik zelf ben er één van".
Liz zei tegen Losey: „Naaktscènes
in films vind ik ronduit absurd".
„Trouwens", vervolgde ze, „ik vind
het ook nogal vreemd dat vrouwen,
zelfs fatsoenlijke vrouwen, zich uitkle
den voor foto's in tijdschriften".
55