„We worden nu pas gewone mensen" k heb een half miljoen op Lex Goudsmit gewed'' Tweeling toont tweeling „WIJ VERTIKKEN HET OM ZO SLECHT TE BOUWEN DAT WE ONDER LOONGRENS KOMEN" Ex-kompels verlangen niet terug naar mijn „Musical-koopman" Paul Kijzer: Bouwfonds"-directeur J. Wiersema: Lis" niet bloot op de film DE AUTOFABRIEK staat er pas, in 't Limburgse plaats je Born en ik zit er tegenover drie mannen met witte boor den, twee middelgroot en middelfors. de ander wat lan ger en magerder. We praten over veel zon, licht, veel werk ruimte. over kinderen, fietsen, autootjes en voetbal. Doodge wone dingen van een doodge woon mens, naar het lijkt, maar de drie ex-mijnwerkers met wie ik om de tafel zit zeg gen: „Weet je, dat wij eigenlijk nu pas zo'n doodnormaal mens aan het worden zijn?" Schouwburg waar Lincoln werd vermoord gaat weer open VOETBALLEIS 'TSV COLLEGA'S MET MEER SLAPE1S SOORT MOLLEJS ZO STILLETJES LIEVER BEDELEIS „TWINTIG JAAR LIGGEN OP DE KOUDE GROND DAAR BENEDEN, JE WIST NIET BETER" FILMS GEEN DROMER „KAN NIET ANDERS" „GEEN ENKEL MIDDEL" TOEGEGEVEN GROTE THEATERS ACROBATEN Zo'n twee jaar geleden wisten ze: de mün Maurits gaat toch definitief dicht, Ja, nee, toch ja. Ze werkten achttien, twintig en twaalf jaar ondergronds. De een was halverwege een prachtcarrière, de ander verdiende uitstekend en de derde wist niet anders van vader en grootvader en werkte nimmer met tegenzin in het kolenzwarte onderaardse. Anderhalf jaar geleden, na de klap van de dreigende sluiting, namen zij de beslissing: van ondergronds werk verhuizen naar werk bo ven de aarde. Maar welk werk, op welke plek? De mogelijkheden in Limburg wa ren maar heel klein en gering in aantal, totdat bijvoorbeeld DAF uit Eindhoven die autofabriek liet neerzetten bij het kolengebied. Bijna achthonderd mijnwer kers die opeens auto's staan te maken in Born, hoe is dat nu? WASHINGTON Ford's Theatre, de schouwburg, waar 102 jaar geleden president Abraham Lincoln, terwijl hij naar een toneeluitvoering keek werd doodgeschoten door de acteur John Vfalkes Booth en waar sinds dat drama geen stukken meer zijn opgevoerd, zal opnieuw i ngebruik worden genomen. Het ministerie van binnenlandse za ken heeft bekend gemaakt, dat met in gang van de aanvang van het komen de jaar in „Ford's" stukken uit de zes tiger jaren van de vorige eeuw zullen worden opgevoerd. De Ford's Theatre Society, een geen winst beogende groep, hoopt dat van af 12 februari (de verjaardag van Lin coln) een repertoiregezelschap een sei zoen van negen maanden zal spelen. Voor dit ondernemen heeft de Lin coln National Life Insurance Co. een bedrag van een kwart miljoen dollar beschikbaar gesteld. De minister van binnenlandse zaken, Stewart L. Udall, heeft een en ander bekend gemaakt op een persconferentie in het gedeeltelijk gerestaureerde theater op zes huizen blokken afstand van het Witte Huis. De schouwburg is voor toeristen ge sloten geweest sinds het ministerie van binnenlandse zaken in 1965 is begon nen met een restauratie, die 2,7 mil joen dollar zal kosten. Het interieur van het theater ademt reeds de sfeer van die 14e april 1865, toen Lincoln werd getroffen door de kogels die hem het leven benamen. Gordijnen van katoenen kant en da mast sieren de loge, waarin Lincoln en zijn vrouw destijds de opvoering bijwoonden van het blijspel „Onze neef uit Amerika". In de orkestruimte staan copieën van de stoelen met rieten zittingen, die in die tijd werden gebruikt. Op twee gebogen balkons heeft men gedeeltelijk van die lange banken geplaatst, waar bezoekers plachten te zitten. Ook het sierlijke houtsnijwerk op de voorzijden van de ba Icons, de draai- trappen en de kandelabers aan de wan den en op de balkons allemaal nage maakt naar foto's die na de moord zijn genomen zijn reeds ter plaatse. Maar er zijn ook enkele verschillen: De schouwburg zal slechts 600 zit plaatsen hebben inplaats van 1.700 zo als in de dagen van Lincoln. Udall leg de uit dat dit o.m. het gevolg is van strengere voorschriften van de brand weer en van het feit, dat gebleken is dat de mensen van deze tijd bredere zitplaatsen nodig hebben. Ook de akoestiek en de uitrusting achter het toneel zullen anders en, naar Udall hoopt, beter zijn dan vroeger. Hendrikus Johannes Verheyen zegt: „Het klinkt idioot, maar ik was bek-af toen ik voor het eerst een dag rechtop had gewerkt. Twintig jaar liggen op de koude grond daar beneden, je wist niet beter. Moe? Toen ook. En nu? Ik heb nog nooit zoveel gevoetbald met de jongens, mens, ik wist helemaal niet dat dit allemaal bestond. Je gelooft het niet, de hele dag natuurlijk licht om je heen, moet je kijken". Dat is dan de man die met acht broers de%^faurits in ging, de ex-hou wer van 37 jaar die in Born woont, tien minuten fietsen van de autofabriek. Naast hem zitten Hubert Frans Gies- berts, 39 jaar en bewoner van een mooi huis met garage in Geleen en Leen- dert Marbu, 43. jaar, uit het naburige Sittard. Drie mannen die opeens ontdekten dat je in Limburg ook wel niet in een mijn kunt werken en de heer Ver heyen werkt nu bijvoorbeeld als voor man tussen de auto's. Hij gaat van en naar de fabriek met het zonnetje in de rug, heeft niet meer in de nachtploeg en eet zijn boterhammen tussen de middag zonder papieren aanpakkertjes, omdat hij gewoon handen zonder kolen gruis heeft. Hij, vader van vijf kleine Verheyen- tjes, zegt: „Het moest natuurlijk even wennen, op de mijn was het een heel andere sfeer. Hier zeg je geen kompels als het over je kameraden gaat, maar collega of zo hè? Die mijn was zo'n apart wereldje, maar wel een wereld vol kameraadschap". Een paar maanden na de mijn, tij dens de inwerkperiode tussen de au to's, heeft hij zich afgevraagd: Als je dit eerder had geweten, van dit werk, was je dan al tien of vijftien jaar eer der uit de mijn gegaan of was je he lemaal nooit erheen gegaan? Een antwoord heeft eigenlijk geen zin meer, maar zijn gezicht verraadt dat het er in dit opzicht voor de mijn niet al te best zou uitzien. Goed, hij moet nu tot zijn 65-ste werken' als alles nor maal gaat, tien jaar langer dan in de Maurits, maar die gepensioneerde poli tieman in Born dan, 83 jaar en nog kaarsrecht over straat? „Als ik die vroeger zag, was ik ja loers", vertelt hij. „Met 55 jaar uit de mijn, jawel, maar dan ben je ook ver sleten. Mijn vader is nu 73. Hij zit al jaren in een wagentje, geen adem meer, stoflongen. Als ik dat dan zo zie, dan zeg ik: Laat mij die tien jaar maar extra werken. En dan denk ik aan die politieman". Hij weet, dat ik even tevoren zijn vrouw heb opgezocht, thuis in Bom en hij is nieuwsgierig over haar verhaal, maar hij moet wachten tot hij dit leest: „Veranderd mijn man? Mensen, ja!", vindt mevrouw Verheyen. Ze schudt nieuwe kolen op de kachel kolen die ze nu moet betalen, maar dat is dan ook een van de heel weinige nadelen van de verandering. „Vroeger kwam hij thuis en dan moest hij eerst een uur slapen. Hij weet nu van geen slapen meer, eerst eten en dan naar de voetbal, trainen met de jongens. Altijd heeft hij gezegd: Ik ga die cursus voor trainer volgen, maar er kwam niets van. Nu wel. Dit is veel beter, veel gezonder". „In het begin dacht hij: Als ik het maar leer, dat van die auto's. Dan vroeg ik hem: Hoe is het vandaag ge gaan, maar dat zie je wel aan zijn ge zicht, hè. Hij praat ook niet meer over de mijn, maar hij zegt wel: Op de mijn was je een nummer, hier ben je een mens". Ze is een kleine, prettige vrouw die me meteen mee naar de keuken neemt om het houwers-diploma van haar man te bekijken, het enige souvenir van de Maurits. Benauwd kijkt ze, als ze ver telt dat het „zwarte spul" nog naar bo ven komt als haar man verkouden is. Het is goed dat hij uit de mijn is. En dan vindt ze het ook leuker om te zeg gen: „Mijn man is voorman op de fa briek" dan: „Hij werkt op de mijn". Ik ben weer terug in de fabriek en praat met Hubert Frans Giesberts uit Geleen, die pretogen heeft en sinds kort ook een zelfgefabriceerde auto, omdat Bom vanuit Geleen nu eenmaal min der snel per fiets is te bereiken dan de mijn Maurits, waarvan een paar maan den geleden de allerlaatste pijler werd gesloten. Eerst wil hy plagend weten welk idee ik van Limburgse kompels had, zwarte mannen met helmen met een lichtje erop, wel romantisch maar toch ook wel zielig en ook wel erg zwart iedere dag? Zoals de Amsterdammers dachten, die hem en zijn kameraden een weekeind uitnodigden, om lucht te komen happen in Amsterdam? Kompel zijn, het lijkt me leuk voor een dag, in een heel andere wereld, maar voor de rest: een vreselijke baan. Of niet? „Niet vreselijk als je niet beter weet", zegt de heer Giesberts. „Alles moest wennen, dat je opeens rechtop werkte in die enorme fabriekshal, dat.:.. nou, alles wat een gewoon mens ge woon vindt. Eigenlijk waren we een soort mollen, wel in een prettig we reldje, maar wisten die mollen veel dat er nog iets anders bestond". „Een vogeltje in de vrije lucht, zo voel ik me nu", vertelt hij, de lach- ogen op „volle kracht vooruit". Hij te kent het beeld van de kompel: wil die stempel niet staan zoals de kompel wil, dan vloekt de kompel een keer krach tig en goed en die stempel staat. „Maar", zegt de heer Giesberts, die nu als werkmeester in de lakafdeling van de fabriek werkt, „in het begin, op de bedrijfsschool van Daf, stond ik tus sen jongens van een jaar of zestien en toen voelde ik me wel eens dodelijk ongelukkig". Thuis, in Geleen, zegt de vrouw van de man die een paar maanden na de mijn nog steeds het idee had iedere dag zijn haar te moeten wassen: „In het begin had hij een papiertje, met de namen erop van alle mensen in zijn af deling. Dan zat hij zo stilletjes. Dan moet je maar niets vragen, niet? Net doen of er helemaal niets aan de hand is. Een paar dagen later vond ik dat briefje thuis, hij had het niet meer no dig". „De mijn? Ik ben er wel eens in ge weest. Voor geen goud werk ik daar, maar hij is altijd met plezier erheen gegaan, ze hebben er helemaal geen erg in, in die duisternis en nattigheid soms, zeggen ze. Maar auto's vind ik fijn voor mannen om tussen te wer ken en wat ook waar is: we krijgen een normaler leven". Er is nog een voordeel, vertelt ze: door die afwezigheid van nachtdiensten nooit meer koude voeten in bed, des winters. Als ze een man was, zou ik van haar kunnen zeggen: ze zegt het grinnikend, met een spottende onder toon .Maar ze is wel blij, met alles. En de heer Leendert Marbus? Hij Is de enige van .,mün" drietal die niet in Limburg werd geboren, maar zo'n veer tien jaar geleden uit Utrecht kwam, met vrouw en vier kinderen. Om meer te verdienen dan in de metaalfabriek waar hij eerder werkte, om een huis te krygen in plaats van die ene kamer in Utrecht. Hij had, in het vooruitzicht van een pensionering op zijn 55-ste jaar, al plannen gemaakt om naar Amsterdam te gaan en daar verder te gaan met studie prychologie, nu alleen opgeno men in de avonduren. Kwam de klap voor hem het hardst aan, omdat hij louter vanwege de fi nanciën de mijn inging, terwijl hij toch het werk boven de grond ook kende? „Valt nu weer mee", zegt hij. En thuis vertelt zijn vrouw: „Hij doet meer 's avonds, dat ook. En de over hemden kan hij nu langer dan een hal ve dag dragen. Vroeger was alles zo vuil, door het zwart in de poriën. Of hij de sluiting erg vond, dat geloof ik niet, in het begin natuurlijk wel. Maar laatst fietsten we een eind en toen zei hij op eens: We gaan ergens anders heen, snel, ik wil die stinkmijn nooit meer zien". Als ik u drieën zo hoor, wat klopt er dan van alle liedjes vol sentimenten over de sluiting van de mijnen, vraag ik de drie vroegere mijnwerkers tot slot, helemaal niets of klopt er toch wel een beetje? „Die sentimentele bindingen zyn er soms wel", zegt de heer Giesberts, „maar bij erg weinig kompels, denk ik zo, kompels die al van vader op zoon op de mijn werkten. Voor mij: het klopt niet helemaal". Een de heer Verheyen: „A lmoest ik gaan bedelen, nooit meer terug naar de mijn. Ik weet nu, wat ik die jaren ben misgelopen". Dan gaan ze, drie kaarsrechteman nen met hagelwitte boorden en prettige pakken die ze aanhouden onder hun overalls of stofjassen. De fabriek is im- Imers ruim en de zon schijnt, de hele dag al. PAUL KIJZER, een forse man van 45, eigenaar van een witte Volvo met „Wij staan achter Israël" op de achterruit en vier N.V.'s, mede-directeur en aandeelhouder van het Amsterdamse Nieuwe de la Mar-theater en sinds een paar jaar de man van de musicals Anatevka, I do I do, Man of la Man- cha. Cabaret. De ïyst is indrukwekkend, het decor van zyn werkruimte in de Amsterdamse Nicolaas Maesstraat daaraan aangepast. Kunst aan de wand (onder meer een litho van Chagall), een pas begonnen verzameling glazen beestjes op de schoor steen en lucifersdoosjes uit vreemde landen in een rieten mandje. Paul Kyzer: „Dat is een gewoonte geworden; telkens als ik op reis ben geweest doe ik die doosje daarin". Het mandje is barstens vol. Een paar honderd meter van zijn kantoor bij Kijzer naast het Concert gebouw „al twintig jaar m'n stam kroeg, hoe kan het anders hè" praat Paul Kijzer over musicals, de belasting, toneel, geld en Paul Kijzer. Hij schildert het beeld van een kundig, slim, zelfvoldaan zakenman maar doet dat niet zonder een paar forse streken artisticiteit. Het uiteindelijke beeld is dat van een bijzonder mens en dat is Paul Kijzer. Maar nu eerst de zakenman. Over zijn n.v.'s: „Ik heb een nv, dat is Pe- traq, die Anatevka doet en dan heb ik samen met de Amerikaan White op fifty-fifty basis de n.v. K. W. (Kijzer- White) die de musicals Man of la Man- cha, I do en Cabaret gaat exploiteren. Die contracten verschillen natuurlijk. Anatevka heb ik alleen voor Neder land, net als I do. De andere breng ik ook in Duitsland, Oostenrijk en Zwitser land. Waarom? Ja, dat is moeilijk te zeggen. Dat hangt af van geschiktheid, FRANKFORT De gorilla-tweeling, die in het afgelopen voorjaar werd geboren In de dierentuin van Frankfort heeft zich voorspoedig ontwikkeld. Die geboorte was een zoölogische sensatie, want nog nooit eerder had een apenmoeder in gevangen schap twee jongen ter wereld gebracht. De kleine vrouwelijke mensapen hebben nu de kleuterleeftijd bereikt en doen hun eerste klimpogingen. Dezer dagen kregen ze tijdens een feestelijke bijeenkomst de namen Ellen en Alice, waarbij de beroemde Duitse tweeling Ellen en Alioe Kessler als peettantes fungeerden. Beide artiestes hadden daartoe, tussen tournees in Zuid-Amerika en Italië door, een reisje naar Frankfort gemaakt. concurrentie, maar door". andere contracten, ga Naast dat van de musicals leidt Paul Kijzer ook nog een filmleven. Daar over: „Ik heb twee film-nv's: Kappa en Emprofit. Allebei financieren ze filmprodukties, distributies en tv-za- ken. Ik heb heel veel Europese films aan de Amerikaanse televisie verkocht. Ja, hoe dat precies in elkaar zit. Ach, kijk, voor de belastingen.... weet je. Het is een beetje ingewikkeld. In ieder geval, ik ben het allemaal zelf!" En dat is niet te veel gezegd, want Paul Kijzers vaste staf bestaat uit een secretaresse en een boekhouder. Per 1 november komt er een produktieleider bij, maar dat is alles. Paul Kijzer: „Een kleine staf ja, dan is de communicatie veel beter en je houdt de totale gang van zaken van een produktie goed in de hand. En boven dien, als je niet in de produktie zit, verdrink je niet in de onkosten. Het werkt heel efficiënt". Paul Kijzer is een man van ideeën „van de grote lijnen", zegt hij zelf. Hij is echter geen dagdromer, hij weet zijn ideeën te financieren. Hoe? Paul Kijzer: „Ik heb zelf geld ver diend; vergeet niet dat ik al een paar jaar aan de gang ben. Ik heb met een heleboel dingen geld verdiend, ook wel eens verloren. Jarenlang ben ik bij voorbeeld directeur van een filmver huurbedrijf geweest. In de afgelopen jaren heb ik zeer veel transacties ge daan". Vele jaren geleden schreef Paul Kij zer filmrecensies in de Nieuwe Rotter damse Courant, tegen negen cent de re gel. In latere jaren vertaalde hij toneel stukken en film schrijven werd film doen. Sinds twee en een half jaar is hij nu de man van de musical. Hij zegt: „Ik ben langzaam met de opbouw begonnen, want vergeet niet dat dit soort zaken een planning op zeer lange termijn vergen. In die tijd heb ik trouwens ook nog 35 films aan Amerika verkocht. Ik was er toch. Ik wed nooit op één paard tegelijk, dat heb ik ook nooit gedaan. Zo alleen heb ik de basis kunnen leggen voor een produktie-firma". Dat neemt niet weg dat hij zijn musi cals niet voor de volle honderd procent uit eigen zak financiert. Over Anatevka: „Voor deze musical heb ik wel finan ciers gehad, Amerikaanse vrienden. Maar ik heb de zaak helemaal in eigen hand; ik hoef nooit naar de bank te gaan om m'n handje op te houden". Voor de andere drie musicals die voorlopig op het programma staan heeft hij een unieke samenwerking ge- 55 HOEVELAKEN „Van de vyidulzend woningen die we dit jaar bouwen kos ten er 360 zeventigduizend gulden of meer. De woningen waarop zich de kritiek richt, vormen dus maar een klein percentage van wat we bouwen". „Voor de bouwpakketten die worden gebruikt by de bouw van bungalows in ons eigen systeem, hebben we een fabriek met 150 man personeel. Die kan ik toch ook niet zonder meer op straat zetten? Men moet ons de tyd geven om dit op te lossen". De heer J. Wiersema (51), hoofddi recteur van de N.V. Bouwfonds Neder landse Gemeenten, wil er graag over praten in zijn kantoor in het prachtig betimmerde Huis Hoevelaken („Dit kasteeltje kopen was goedkoper dan een nieuw kantoorpand bouwen. Dat zeg ik er altijd maar bij om misverstanden te voorkomen"). Hij stelt echter voorop dat hij zich niet als in de verdediging gedrongen voelt. Openhartig zegt hij: „Ik geef toe dat het bouwen van woningen van boven de zeventigduizend gulden niet in de eerste plaats ons doel moet zijn. We zijn echter met sommige bungalows in die prijsklasse terechtgekomen door de sterk -tijging van de rente. Voor een huis 45.000 gulden van vier of vijf kamei„ waarvan één in de kap, heeft u bijvoorbeeld in Driebergen, dus bui ten de Randstad, toch 25.000 tot der tigduizend gulden grond nodig en dan bent u zo aan de grens". De Raad voor de Bouwondernemers, die anderhalve week geleden de raden van de gemeenten die aandeelhouder van het bouwfonds zijn, vroeg geen me dewerking meer te verlenen aan bouw fondsprojecten, becijferde dat zestig procent van de produktie van het bouw fonds in 1966 werd bewoond door ge zinnen met een inkomen boven de so ciale loongrens. „Ja, dat is jammer, maar dat kan niet anders. De grond- kosten en de rente hebben het eigen huis boven de loongrens uitgeduwd. Als je de grens echter bij zestienduizend gulden inkomen per jaar legt, valt ze ventig procent van onze kopers onder die grens. Dat hebben wij ook uiteen gezet in de brief aan de gemeentebe sturen waarmee wij deze week hebben gereageerd op het verzoek van de bouwondernemers. Wij vertikken het zo slecht te bouwen dat we weer onder de loongrens komen, want wij hebben on ze naam opgebouwd door het bouwen van goede huizen". De heer Wiersema neemt aan dat door die naam veel kopers die met hun inkomen zeker geen sociale woning bouw nodig hebben, toch klant van het bouwfonds worden. „Eigenlijk zijn we daar helemaal niet op ingesteld. Hoogleraren en artsen willen bijvoor beeld vaak allerlei veranderingen in het ontwerp aanbrengen en dat geeft veel meer gezeur dan het bouwen van goedkopere woningen".' „Volgend jaar willen we al zevendui zend huijen bouwen en daarvan zeker negentig procent voor „gewone" men sen, met een inkomen rondom de loon grens of iets hoger. We willen geen en kel middel ongebruikt laten om voor de gewone Nederlander te bouwen. Wij passen alle financiële mogelijkheden toe". „De Nederlander wordt als huurder opgevoed en heeft daarom drempel vrees voor de langdurige verplichtin gen die een huis kopen geeft. We willen die drempelvrees wegne men, naar Brits voorbeeld, waar de bezitter van een eigen huis van een soort coöperatie een deel van de waar destijging meekrijgt als hij uit zijn huis vertrekt Het bouwfonds heeft een samenwer king met de Rijkspostspaarbank en de Spaarbank in Rotterdam voor het spa ren voor een eigen huis en dat is ook een van de dingen dip de bouwonder nemers het fonds kwalijk nemen. Aan dat gecombiheerdé sparen zijn geen fi nanciële voordelen verbonden. Wij wil len er alleen een groter publiek mee bereiken en dat is toch niet oneer- met baar?", vraagt de heer Wiersema blijmoedige felheid. „Het klinkt gek uit mijn mond, maar waarom gaan de bouwondernemers ook niet meer onderling samenwerken? En hebben zij al geprobeerd om hetzelfde als wij te doen maar dan met Nuts- spaarbanken?" De heer Wiersema is best bereid fou ten van het bouwfonds toe te geven. Op de vraag of het fonds zich met de moeilijk verkoopbaar gebleken bouw van huizen in Capelle aan den IJssel van tegen de zeventigduizend gulden (een deel ervan wordt nu verhuurd door de N.V. Interim, een dochter van het bouwfonds) zich niet heeft vergalop peerd, antwoordt de heer Wiersema ronduit: „Ja, duidelijk. Toen de beslis sing erover echter werd genomen, leek alles te kunnen in de buurt van Rot terdam. De gemeente Rotterdam wilde ons er zelfs nog veel meer laten bouwen, maar daar zijn we gelukkig niet ingestapt, want vrij snel daarna is er een terug gang gekomen". Het gaat de heer Wiersema echter aan het hart dat hij zo vaak dezelfde misverstanden uit de weg moet ruimen zoals dat van de voorrang die het bouw fonds, volgens de bouwondernemers, zou krijgen bij de toewijzing van gron den. „De gemeenten hebben ook als aan deelhouder geen enkel financieel belang bij ons. Over de anderhalf miljoen gul den die zijn gestort van het aandelen kapitaal van acht miljoen, krijgen de gemeenten zes procent rente, hoewel ze zelf 61/» procent moeten betalen over wat zij lenen. Plaatselijke aannemers hebben meestal meer contacten in de raad dan wij. Er zijn wei gemeenten waar een direc teur van een hypotheekbank of een bouwbedrijf wethouder is". De heer Wiersema gelooft dat de bouwondernemers met hun kritiek op de verkeerde weg zijn. „Wij trekken samen dezelfde kar, die van de bevor dering van het eigen woningbezit. Als zij ons schoppen, moeten ze beseffen dat ze alleen verder moeten als wij dood zijn". LONDEN Een grappig origineel en comfortabel hoedje uit de col lectie van de Britse ontwerpster Simo- ne Mirman, gemaakt van geel en wit materiaal. Het is een van de ontwer pen uit de nieuwe herfst-wintercol- lectie en doet sterk denken aan een „ski-helm". vonden met een Amerikaanse collega. Hij zegt; „Daar had ik wel een devie- zenvergunning voor nodig, maar die heb ik zo gekregen. Het gaat anders wel om bedragen. Neem Anatevka nou. Ik heb daarmee een half miljoen op Lex Goudsmit gewed. Goed, ik heb ge wonnen, maar het is een gok hoor". Een dergelijk half miljoen heeft vol gens Kijzer de fiscus nu al aan zijn musical verdiend. Hij zegt: „En dat is dan alleen nog de vermakelijkheidsbe lasting. Die zou toch voor dergelijke objecten opgeheven moeten worden, al leen al omdat de rentabiliteit klein is. Maar nee hoor, de fiscus verdient aan mijn musicals veel eerder geld dan ik zelf. Hij is over de belasting nog niet uit gepraat: „Zo'n musical-produktie is toch niet helemaal een egoïstische on derneming. Het is toch ook een dienst aan het publiek. Het is gewoon heel be langrijk om dit soort amusement aan de gang te houden. Het voorziet duide lijk in een behoefte, kijk maar naar de bezoekersaantallen. Je kan de mensen toch niet helemaal overleveren aan de televisie. Ze gaan juist naar die dingen toe die speciaal afwijken van de TV en dat is een mu sical. Ik zeur er niet over, want ik wist van tevoren dat die vermakelijk heidsbelasting er was, maar het is een zware last en ik hoop dat er nou einde lijk eens iets aan wordt gedaan". Het is toch nog (tegen zijn zin?) een lange litanie geworden. Voorlopig doet Paul Kijzer het zonder subsidie „hoewel dat eigenlijk belachelijk is" met een forse belastingdruk. Hy zegt: „Het gevolg is wel dat je met een musical in grote theaters moet draaien. Een zaal voor negenhonderd mensen is wel het minimum. Ik probeer met Anatevka goodwill te kweken voor mijn volgende musicals. Er worden eisen aan het publiek ge steld, net als met I do en Man of la Manche. Ik wil langzaam maar zeker het niveau gaan verhogen". Daarover ook dit: „Ik reis veel, zie veel toneel, lees veel over toneel; ik moet het goede compromis hebben. Ie dereen denkt dat een producent alleen een zakenman moet zijn, maar je moet vooral een eclectische geest hebben, naar eigen oordeel weten te kiezen. Laatst ook weer, kreeg ik een tele foontje van een acrobatisch duo, of ik werk voor ze wist. Nou zijn dat best aardige lui, maar het past niet bij mijn niveau, ik heb dus nee gezegd. Ik wil weten dat het bepaalde klasse heeft. Dat de mensen zien: het komt van Kijzer, daar kunnen we rustig heen". Dat is Paul Kijzer, een zakenman met artistieke pretentie. Een klein stukje afgesloten privé-leven en verder alleen zijn werk, verre reizen, glazen beestjes en een mand vol luciferdoos jes. PORTE CONTÉ (Sardinië) Het is tot een uitbarsting gekomen tussen Elizabeth Taylor en de regisseur van haar nieuwste film. Elizabeth weigerde naakt in een scène te spelen. Joseph Losey, die de buitenopnamen >p Sardinië regisseert voor de film .Goforth" legde Elizabeth uit, dat de ;cène voornamelijk in de schaduw zou A-orden opgenomen. Elizabeth bleef echter bij haar neen. In dat draaiboek, dat van de hand /an Tennessee Williams is, komt een scène voor die moet leiden tot de naakt- opnamen, waarin Liz tegen een gast, gespeeld door haar man, Richard Bur ton, zegt: „Mijn slaapkamer is vol schatten ik zelf ben er één van". Liz zei tegen Losey: „Naaktscènes in films vind ik ronduit absurd". „Trouwens", vervolgde ze, „ik vind het ook nogal vreemd dat vrouwen, zelfs fatsoenlijke vrouwen, zich uitkle den voor foto's in tijdschriften". 55

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10