Laat catechese beginnen bij jonge gezinnen Wi en ons verleden lede Ter overdenking De catecheet Overleg u Uniformiteit DOMINEE IN DE REDE GEVALLEN >nuziekfeui!ietort th. timmerman DEZE WEEK Luigi Dallapiceola groot Europeaan A Is we Luigi Dallapiceola een groot Europeaan noemen en deze Italiaanse componist een plaats zouden willen geven naast schrijvers als Thomas Mann en An- toine de Saint-Exupéry en componisten als Bela Bartok en Krysztof Penderecki bijvoorbeeld, dan is dit niet alleen om de kwaliteiten als componist van Dallapiceo la. Musicologisch en ook muziekhistorisch zal uiteraard het scheppende werk van de componist bepalend zijn voor zijn plaats in de muziek. Maar in het geval van Dal lapiceola wordt deze plaats voor ons be sef heel overtuigend mede bepaald door zijn gehele persoonlijkheid; door het moei lijk volledig te analyseren complex van ingeboren artistieke eigenschappen en ver worven geestelijke uitrusting, door om standigheden als milieu en opvoeding, door bewust doorleefd en diep verwerkt levenslot. Dallapiceola is de eerste van de Itali aanse componisten geweest, die gewonnen werd door het twaalftoonstelsel van de Weense school en dit op overigens per soonlijke wijze in sommige van zijn wer ken toepaste, maar ook deze componeer- techniek in Italië propageerde door zijn voorbeeld, zijn boeiende voordrachten en artikelen. Dallapiceola is een zeer erudiet man, een artistieke persoonlijkheid die kan putten uit een ruime cultuur. Dit heeft gemaakt dat hij muzikaal toch onafhanke lijk bleef van de dwingende voorbeelden van Arnold Schönberg en Alban Berg. Maar wat Luigi Dallapiceola tot een bij zondere persoonlijkheid onder zijn Itali aanse componerende tijdgenoten stempelt is zijn levensbeschouwing, een ruime, maar zeer principiële levensovertuiging, die moeilijk is te binden aan een bondig dogma. Hij gelooft aan de zin van de vrij heid, aan menselijke waardigheid en ver antwoordelijkheidsbesef. Aan een vrede ook, die niet is gebonden aan een bepaald politiek systeem, maar voort is gevloeid uit de wil van de mens, uit de overwin ning van de geest, van rede en liefde. Voor Dallapiceola zijn de motieven en verstan delijke verworvenheden en gevoelserva ringen, die samen een hoogst mobiele, maar daarom niet vage levensbeschou wing vormen, ook een motorische aandrift voor zijn werk. De componist in Dallapic eola kan niet bestaan zonder deze levens beschouwing en het is ook om deze diep wortelende dwingende reden dat, hoewel hij ook instrumentale absolute muziek ge schreven heeft, Dallapiceola toch tot zijn volle ontplooiing komt in zijn grote vocaal- instrumentale werken. Door deze muziek werken is Dallapiceola ook het meest be kend geworden, in Europa en Amerika, waar na de Tweede Wereldoorlog nauwe lijks een muziekfeest was, of er stond een werk van de Italiaan op het programma. In ons land kreeg Dallapiceola door en kele bijzonder sprekende werken, die de laatste jaren in het Holland-festival tot uitvoering kwamen, eveneens in bredere kringen belangstelling en onverholen waardering. T evenservaringen, vooral in zijn jeugd en ontvankelijke jonge jaren opgedaan zijn voor het begrip van Dallapiceola en zijn beste werken onontbeerlijk. Meestal meent men dat kennis van land van ge boorte, milieu en andere levensomstandig heden alleen van betekenis zijn bij typisch romantische kunstenaars. Maar wat voor Penderecki (voor een deel) geldt, is ook van toepassing op Dallapiceola; beiden zijn moderne kunstenaars, zij uiten zich in de muziektaal van onze tijd, maar willen en kunnen hun diepe bewogen menselijk heid ook in hun muziek niet verloochenen. Dallapiceola werd in 1904 geboren in Pisino bij Triëst in de grensstreek Istria, dat voor de Eerste Wereldoorlog nog tot Oostenrijk behoorde, maar bij het uiteen vallen van de dubbelmonarchie aan Ita lië kwam. De vader van Luigi was leraar klassieke talen en ook de componist, die een klassieke opvoeding kreeg, heeft een zeer zuiver gevormde literaire belangstel ling met een bijzondere voorliefde voor oud-Griekse dichtkunst. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de familie Dallapiceola geïnterneerd, maar toen Italië tot rust was gekomen kon Luigi in Florence gaan studeren. De poli tieke hetze, de internering, het oorlogsge weld en het gesjacher om de grensprovin cie, waar sinds eeuwen Slavische, Itali aanse en Oostenrijkse culturen en levens vormen elkaar hadden beïnvloed, hebben de jonge, uiterst gevoelige Luigi in de ja ren dat een rijpende jongeman zo ontvan kelijk is voor indrukken, onuitwisbare herinneringen bezorgd. Deze indrukken later versterkt met zijn wrevel die groei de tot afkeer voor het fascisme, nverhuld in sommige van zijn werken aanwezig hebben de negatieve zijde van Luigi Dalla- piccola's wereldbeschouwing helpen vor men. Het positieve vond hij elders, bij de grote schrijvers, bij zeer humanitair den kende figuren als Thomas Mann en De Saint-Exupéry en hun geestverwanten over geheel Europa en Amerika ver spreid. Voor Dallapiccola's werk is het es sentieel geweest dat hij als kind en jon gen en als gerijpt man in onmiddellijke aanraking kwam met geestelijke dwang en onderdrukking uit nationaal-politieke oogmerken. Daardoor heeft hij aan woe lende ideeën over gevangenschap en be vrijding vorm gegeven in muziek, die de gloed van de doorleefde overtuiging in zich heeft. Door zijn sterke literair-filoso- fische belangstelling, maar zeker ook nog versterkt door de ingeboren liefde van de Italiaan voor de menselijke stem, heeft Luigi Dallapiceola zich tot nu toe het meest volledig en zuiverst uitgesproken in zijn vocaal-instrumentale werken. TAallapiccola's ideeën over geestelijke vrijheid vinden hun artistiek-menta- le en muziektechnisch voorname gestalte in drie al vermaard geworden werken. Maar aan deze belangrijke composities ging een korte opera vooraf, die door het uitbreken van de tweede wereldoorlog op de achtergrond is geraakt. Al kort nadat de beroemde vlieger-schrijver Antoine de Saint-Exupéry zijn „Vol de nuit" (Nacht vlucht) publiceerde, werd Dallapiceola gegrepen door de geestelijke inhoud van dit boek, dat door zijn sobere stijl nu tot de grote Franse boeken wordt gerekend. De Saint-Exupéry heeft miljoenen jonge mensen over de hele wereld verspreid he vig geboeid door de gave menging van realisme en idealisme van praktische da dendrang als piloot en oprecht democraat en een sterk doorleefd bestaan. Antoine de Saint-Exupéry, die tijdens de oorlog om kwam, had een hoge opvatting van de menselijke waardigheid, hij was tegelijk een typische individualist en een sociaal bewogen man. Humaniteit en gemeenschapszin, idealis tisch verbonden met zijn opvattingen over de toekomst van de luchtvaart, waren bij De Saint-Exupéry verstrengeld met zijn ervaringen als piloot. Het is allerminst toeval, dat Dallapiceo la een opera baseerde op de roman „Nachtvlucht"; de moreel-menselijke en levensbeschouwelijke opvattingen van de Franse democraat De Saint-Exupéry' en de Italiaanse componist raakten elkaar in één overheersend gemeenschappelijk ideaal: de vrijheid van het individu. In het Italië waarin de jonge Dallapiceola opgroeide, werd deze vrijheid steeds be laagd, zo niet verstikt. Dit heeft de beste werken van de gerijpte componist in ster ke mate beïnvloed. Zelfs al in de titels van deze drie werken komt tot uitdrukking waarmee de compo nist zich jaren lang innerlijk bezig hield. „Canti di Prigionia", (Zangen der gevan genschap), vormen als driedelige cantate voor koor en orkest op Latijnse teksten de duidelijke weerspiegeling van de afkeer van de componist, toen in Italië het fas cistische manifest over de rassen werd uitgevaardigd. Het zijn teksten van drie historische figuren, die deze tijdens ge vangenschap schreven: van Maria Stuart haar gebed om bevrijding; van de Ro meinse filosoof Boethius een ontboeze ming toen hij door de Gothen zou worden terechtgesteld en van de Florentijnse boe teprediker Savonarola een psalmversie voor hij op de brandstapel kwam. Als volgende grote werk waarin de idee van de vrijheid centraal staat, compo neerde Dallapiceola de opera „II Prigio- niero" (De Gevangene), naar een verhaal van de Franse schrijver Villiers de lisle- Adam, maar geinspireerd op de geestelij ke vrijheidsberoving door de Inquisitie Als derde werk publiceerde Dallapiceo la de „Canti di Liberationi" (Zangen der bevrijding), ook weer in de gesloten vorm van een driedelige cantate voor koor en orkest, Hij verklankt daarin ean brief van de Zwitserse humanist Castellio, bij ons be ter bekend onder de naam Chatillon, die om zijn tolerante houding werd verban nen. In de tweede zang wordt de bevrij ding van Israël uit Egyptische gevangen schap bezongen en aan de laatste zang ligt een fragment uit de „Confessiones" (Belijdenissen) van Augustinus ten grond slag. Maar vergissen we ons niet: ondanks de verscheidenheid van deze teksten waar door de sterke draad van de bevrijdings gedachte loopt, toont Dallapiceola zich in deze geïnsuireerde en sterk geëngageer de werken een waarachtig componist. Hij pleit voor de menselijke waardigheid en voor geestelijke vrijheid en tolerantie. Maar hij doet dit als musicus, als compo nist. Kinderen hebben meer behoefte aan voorbeelden dan aan kritiek. Joseph Joubert Het geven van catechisatie godsdienstonderricht zo u wilt is moeilijk, ontmoedi gend vaak. Vooral de jongere groepen stellen de catecheet voor enorme problemen. Wanneer die jongeren dan ook nog uit rand- of buitenkerkelijke gezinnen komen, staat of valt het onderwijs bij de sfeer in de groep. Een wika stelde het onlangs op een catechesedag aldus: „Het is volkomen verkeerd te menen dat de kinderen hunkerend uitzien naar het volgende catechisatie-uurtje. Integendeel, het interesseert hun over het algemeen geen steek. Dit resulteert, als het in de groep niet goed zit, in een lacherig samenzijn, met onbeschoft kritische vragen. Loopt het goed, dan komt er ook wel wat „uit". Loopt het echter mis, omdat de sfeer beneden alle peil blijkt, dan kan men beter stoppen. Het resultaat blijft in zo'n gevai een gevoel van diep onbehagen; de kinderen worden alleen gelaten met een verkeerd beeld van kerk en godsdienst en dat beeld zullen ze altijd wel enigszins bij zich houden. Bij een goede „opvang" in de gezinnen ligt de kaart onmiddellijk heel anders. Thuis praten de kinderen wel, ongeremd als ze zijn door de afwezigheid van vriendjes en vrien dinnetjes. Als ze ergens mee zitten, komt het bij de ouders, mits die werkelijk bezig zijn met hun kroost, wel voor het licht. En op die manier kan veel, dat verkeerd dreigt te gaan, nog recht worden getrokken". Bovenstaande opmerkingen schoten ons te binnen toen we bladerden in het boek „Jeugd en godsdienstige vorming", het proefschrift waarop dr. H. G. Plantinga uit het Friese dorp Tzummarum (binnen kort te Naarden), is gepromoveerd tot doctor in de godgeleerdheid aan de uni versiteit te Groningen. Dr. Plantinga zoekt het namelijk, behalve uiteraard bij de catecheet zelf, vooral ook in het con tact met de gezinnen, de jonge gezinnen vooral. „Wanneer de catechese aandacht be steedt aan de jonge gezinnen zo zegt hij ontvangen deze gezinnen ook steun bij de godsdienstige vorming van hun kin deren. Als dit overal gebeurde zou de ca techese na tien of twaalf jaar grotere kan sen krijgen". Waarom juist het jonge, pasbeginnende gezin? „Omdat hier relatief een nieuw begin is. Bij de sluiting van een huwelijk begin nen man en vrouw aan een nieuwe le vensperiode, waarin zij zich opnieuw voor allerlei vragen over kerk en maatschap pij kunnen openstellen. Bij de voorberei ding op de huwelijksinzegening zou de pastor met hen kunnen spreken over de godsdienstige gebruiken na de huwelijks sluiting en over de voortgaande vorming van hen beiden in algemeen en godsdien stig opzicht. Deze aandacht voor de jonge gezinnen heeft in de eerste plaats beteke nis voor hun eigen vorming en geloofsle ven, terwijl daarnaast ook aan de kader vorming van de gemeente gewerkt wordt". Dr. Plantinga ontveinst zich niet, dat de mogelijkheden om catechetisch vor mingswerk voor jonge gezinnen op te zet ten niet zo groot zijn. „De beïnvloeding heeft slechts een zeer beperkte betekenis, want het zijn slechts enkele uren, die aan hen gegeven kunnen worden. Evenals bij de gewone catechese is dat hier het geval, maar er kan ook gezocht worden naar wegen om de groepsvorming tussen een aantal jonge gezinnen te bevorderen. Ook van de groep zou dan invloed op hun vor ming kunnen uitgaan, terwijl ook buiten de avonden tussen de jonge gezinnen al lerlei contacten zouden kunnen ontstaan, waarin zij elkaar helpen met kinderop pas, enz". Dr. Plantinga constateert, dat nog maar op enkele plaatsen aandacht in deze zin bestaat voor het jonge gezin. Maar: „Als hier effect van zou uitgaan op de catechese, zou het tot de cateche- tische activiteiten van de kerk moeten be horen". Over de opleiding van de catecheet stelt dr. Plantinga onder meer: „In de oplei ding van de predikanten, die vele uren catecheet zijn, zou naast de theologische vorming ook de pedagogische vorming- een plaats moeten hebben. In elk geval zou men zich hier het pedagogische den ken eigen moeten maken, naast de per soonlijke vorming en de didactische trai ning. Hierin zouden theoretisch en prak tisch een aantal „technieken" geleerd moeten worden. Hiernaast zouden de aan staande catecheten stage moeten lopen bij leraren godsdienstonderwijs, enz. De di dactische principes en de vaardigheid hierin zouden nu in de praktijk beproefd kunnen worden. Dit zou omvatten het werk op zondagsscholen en het les geven op scholen. Ook in het jeugdwerk en de gewone catechese zou men onder super visie praktijk moeten opdoen. De vragen van de eredienst krijgen, als het goed is, in de liturgie hun theoretische en prak tische aandacht. Hiernaast zijn er een aan tal docenten als catecheten werkzaam in het godsdienstonderwijs als vrijgestelde kracht. De meesten van hen hebben een opleiding tot godsdienstonderwijzer of pas toraal medewerker gehad of een IKOS- diploma behaald". Dr. Plantinga meent dat, wil een oplei ding tot godsdienstonderwijzer aan gods dienst-pedagogische eisen voldoen, het no dig is dat hij een grondige theologisch-pe- dagogische opleiding krijgt. „Hiervoor zou een complete dagopleiding van vier tot zes jaar nodig zijn". Het blijkt dus, dat de catechese bij betere stof alleen niet kan leven de opleiding van de ca techeet zal ook aangepast (en aange pakt) moeten worden. Gedenk aan de vrouw van Lot. Lucas 17 32. Wij zijn mensen met een verleden. U weet wel dat, als van iemand gezegd wordt dat hij een man of vrouw met een verleden is, dit vaak in ongunstige zin bedoeld wordt. Maar het is toch een feit dat wij allen in het leven al zo het een en ander achter de rug hebben. Daar is de schuld van het verleden. Daar zijn in ons leven allerlei herinneringen, die ons heel sterk aan het verleden binden, zo sterk zelfs dat dit ons noodlottig kan worden en rampzalige gevolgen heeft. Daarom zegt de Here Jezus, als Hij spreekt over Zijn wederkomst ten oordeel, dat wij hierbij moeten denken aan de vrouw van Lot. Want bij Zijn wederkomst zal het gaan als in de dagen van Lot. De mensen aten en dronken, kochten en verkochten, plantten en bouw den. Dat zijn allemaal heel gewone dingen, waarvan ons leven ook vol is. Toch is het droevig, als deze dingen in ons leven de spil zijn waar alles om draait. Want de wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheden. Wie kan er dan voor de Rechter bestaan, als hij Hem hier niet ontmoette als zijn Redder? Het kan zelfs schijnen, dat wij bevrijde en verloste mensen zijn, terwijl de werkelijkheid heel anders is. Zo was het met de vrouw van Lot. Met haar man en dochters woonde zij in Sodom. Toen God, zoals wij dat kunnen lezen in het boek Genesis, besloten had de goddeloze steden in de Jordaanvlakte van de aardbodem weg te vagen, wilde Hij Lot met zijn vrouw en kinderen uit dit oordeel verlossen. In Sodom kwam Gods engel met de boodschap van God: „Behoud u om uws levens wil, zie niet achter u om en sta niet op deze ganse vlakte". Als er dan nog to maar alias achter te laten, om zo maar te breken met het verleden, dan rukt de hand van de engel des Heren hen uit de stad, die vlakbij de ondergang is. Terwijl zij vluchtten, daalde het vuur op de steden in de Jordaanvlakte neer. Zwavelvlammen sloegen door de straten. Je ziet ze daar wegstormen, ternauwernood het gevaar ontkomen. Maar de vrouw van Lot moet toch nog even achterom zien. Zou er misschien voor haar, voor haar man en dochters straks nog gelegenheid zijn om het oude leven verder te kunnen leven? Maar dan ineens treft het oordeel haar. Zij werd een zoutpilaar. Deze geschiedenis wil Jezus bij ons levend houden, als Hij ons zegt dat wij de vrouw van Lot niet mogen vergeten. Weet u hoe het kwam, dat zij zo omkwam? Dat kwam door haar ongeloof. Als zij écht het woord van God in zijn bedreiging en belofte gehoord had, was zij niet omgekomen. Zij was innerlijk niet overtuigd van de waarachtigheid van het woord van God. Zo moeten allen omkomen, die het woord van God verwerpen. Dat woord van God plaatst ons telkens weer voor de keuze tussen een verleden in de zonde zonder God en een toekomst met God, die in Christus de God des heils is. Hierbij moeten wij goed letten op de vrouw van Lot. Zij scheen verlost te zijn, zij scheen voorgoed bevrijd te zijn van het zondige verleden. Maar het was niet zo. Haar hart was nog in Sodom. Wie niet gelooft, die is airede veroordeeld. Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Bent u echt verlost van de schuld van het verleden? Dan moogt u weten, dat uw toekomst in de hand is van Hem die in Christus een genadig en ontfermend God is. VEENENDAAL A. WISGERHOF In het proefschrift („slechts een inlei ding tot enkele catechetische problemen, die in dit voetspoort om een verdere theo logische en pedagogische doordenking vra gen") wordt ook gepleit voor overleg tus sen degenen, die zich met de godsdiensti ge beïnvloeding buiten het gezin bezig hou den. Dr. Plantinga: „Voor de jongeren uit de godsdienstige gezinnen zou dit overleg zeer zinvol kunnen zijn; voor de jongeren uit de ongodsd'enstige gezinnen zouden be paalde contacten van de zondagsschool enz. uit tot een godsdienstige groei kunnen leiden. Vele mogelijkheden, die er nu lig gen, worden niet gebruikt". P. Roest pleit bij een bespreking van de vragen van het godsdienstonderwijs op de middelbare scholen voor een oecumenisch instituut voor de godsdienstige vorming. In een dergelijk instituut zouden allerlei instan ties, die op het terrein van de godsdien stige vorming werkzaam zijn, betrokken moeten worden. „Daar dit overleg in Ne derland nog nooit op gang is gekomen, ver dient het wellicht de voorkeur dat er van catechetische' kant °en dergelijk centrum wordt gesticht". De godsdienst-pedagogische research zou dr. Plantinga in een instituut voor godsdienstige vorming willen onderbren gen. Hij meent, dat op alle terreinen van de godsdienstige beïnvloeding studies zijn te verrichten. „Voor de catechese denken we bijvoorbeeld aan de vragen van de aanschouwelijkheid en de verwerking van opdrachten". Voor deze research zou ook een goede bibliotheek moeten worden op gebouwd, waarin alles wordt onderge bracht wat tot het terrein van de gods- dienstpedagogiek behoort of aan dit ter rein raakt, zoals bepaalde sociologische en filosofische studies. Veel literatuur is nu verspreid over een aantal bibliotheken of zelfs in Nederlandse bibliotheken niet aan wezig. In „Jeugd en godsdienstige vormen" vinden we ook de vraag, of het voor jon geren, die op school goed godsdienston derwijs krijgen, nog wel nodig is naar de catechisatie te gaan. Waarin ver schilt dit godsdienstonderwijs nog van de catechese? „Wanneer we uitgaan van het feit, dat het godsdienstonderwijs en de catechese godsdienstpedagogisch ver antwoord gegeven wordt, ontbreekt in het godsdienstonderwijs in vergelijking met de catechese nog één belangrijk ele ment: de binding met de gemeente. De catecheet (die het, zo staat ergens an ders, gemakkelijker heeft naarmate hij in meer hoedanigheden, zoals predikant, ieugdleider. zondagsschoolleider enz. Eind september promoveerde aan de rijksuniversiteit te Groningen ds. G. H. Plantinga uit Tzummarum tot doctor in de godgeleerdheid op het proefschrift „Jeugd en godsdienstige vorming". Bijgaand artikel wil met de godsdienstige vorming te ma ken heeft) kan in die gevallen de leer ling van de catechese vrijstellen, als hij hem op andere wijze bij de gemeente kan betrekken. We gingen er een ogen blik van uit dat op school en in de ca techese dezelfde stof behandeld werd. Dit doet zich in de praktijk vooral bij de 12- tot 16-jarigen voor". Dr. Plantinga stelt vast, dat goed gege ven godsdienstonderwijs een belangrijke catechetische functie vervult „waarop de catechese aanvullend kan toerusten tot een mondig christen-zijn". Ook het semi- kerkelijke verenigingsleven vervult een dergelijke functie. De bedoeling van die verenigingen is onder meer jongeren bij het evangelie te betrekken op een manier die hen aanspreekt. Verder probeert men met elkaar in een goede gemeenschap te leven. De grote betekenis van deze vereni gingen ligt in hun aanpak, meent dr. Plantinga: ze proberen de jongeren te zoe ken waar ze zijn, ook al gebeurt dit op zeer verschillende wijze. De nadruk ligt dus op de belevingswereld van de jonge ren, opdat het evangelie hen in hun situa tie kan aanspreken. Daarnaast is er ook de ruimte voor de jongeren om met de vertolking van het evangelie bezig te zijn. In de jeugdverenigingen worden vragen besproken, waarop de catecheet nader zou kunnen ingaan. Sommige vragen komen daar op, omdat er een grotere ruimte voor jongeren is om zichzelf te zijn. Ook door de omgang met elkaar kunnen de jonge ren geraakt worden. „Wanneer hieraan catechetisch voortgebouwd wordt, kan ook het verenigingsleven een bijdrage tot de groei naar het volwassen geloof opleve ren". Dr. Plantinga merkt hierbij op, dat het gemeenschapsbesef, dat in het vereni gingsleven ontstaan of gegroeid is, grote betekenis kan hebben voor het mondig lid worden van de gemeente. Ook hierin zal men immers moeten functioneren als le den van een gemeenschap. „Eén van de problemen, die hierbij rijzen, is dat er in het verenigingsleven vaak meer gemeen schapsbesef in de zin van saamhorigheid gevonden wordt dan in vele gemeenten, waar een in Christus gegrond gemeen schapsbesef ontbreekt of onvoldoende functioneert". Het is echter de vraag, zo stelt dr. Plantinga iets verderop, of de catecheet bij deze en dergelijke vormen van gods dienstige beïnvloeding kan aansluiten. Hij heeft in de catechisatiegroep met allerlei leerlingen te maken: sommige nemen geen deel aan jeugdverenigingen, zij heb ben godsdienstonderwijs gehad dat op de ene school heel anders wordt gegeven dan op de andere enz. Bovendien, hoe hebben zij dit alles op grond van hun aan leg en milieu verwerkt? In de praktijk van de catechese is de aansluiting dan ook problematisch. „Een deel van deze problematiek zou wel op te lossen zijn wanneer de verschillende instanties, die zich met de godsdienstige beïnvloeding bezig houden, tot overleg met elkaar kwa men". Zelfs op het gebied van het onder wijs is er in Nederland geen vastgesteld leerprogramma voor het godsdienstonder wijs, dit in tegenstelling tot bepaalde buurlanden. Zo kent men bijvoorbeeld in Engeland een „agreed syllabus" voor het godsdienstonderwijs op allerlei door de staat gesubsidieerde scholen, waaraan on derwijskrachten. kerkelijke leiders en plaatselijke opvoedkundige autoriteiten hebben meegewerkt. Deze syllabi gelden voor een heel graafschap. Het gebrek aan overleg in Nederland wreekt zich in de catechese, aldus dr. Plantinga. In vele gevallen doet de catechese nog eens (en vaak slechter) over wat op school al lang behandeld is. Dit gevaar van overlapping openbaart zich het sterkst bij de bespre king van de bijbelverhalen. Dezelfde ver halen worden op de zondagsschool, in het godsdienstonderwijs en op het jeugdwerk bij de 12- tot 16-jarigen verteld. Bij de ouderen kan hetzelfde zich voordoen bij de vragen van geloofsinhoud en ethiek. Dr. Plantinga wijst er in zijn boek ook op, dat in de verschillende vormen van godsdienstige beïnvloeding onvoldoende rekening wordt gehouden met het volkomen eigen karakter van de beïnvloeding van kinderen uit niet-godsdienstige milieus. Dit vraagt onder meer voor het kind een uniformiteit van beïnvloeding. Wanneer mensen aan dezelfde kinderen het evange lie vertolken, is het een godsdienst-peda gogische eis van de eerste orde dat zij met elkaar naar allerlei vormen van sa menwerking zoeken. Wellicht zouden, al dus dr. Plantinga. bepaalde kinderen dan duidelijk maken hoezeer er behoefte bestaat aan een dieper doordenken van de vraag hoe de jeugd, kerkelijk of buitenkerkelijk, betrokken kan worden bij de vragen van kerk en godsdienst. voor een verdere godsdienstige beïnvloe ding kunnen worden vastgehouden. Van de vele kinderen, die de zondagsschool be zoeken of het godsdienstonderwijs volgen gaan slechts enkele naar de catechisa ties. Een van de factoren, die hierbij een rol speelt, is het ontbreken van genoemde samenwerking. Dit zijn enkele vrij willekeurig gekozen gedachten uit de studie van dr. Plantin ga, waarin de catechese vanuit gods- diest-pedagogisch gezichtspunt wordt be- beschouwd en waarin de schrijver zich heeft afgevraagd welke plaats de cate chese in de godsdienstige vorming van jongeren inneemt en hoe de catechese in de leefwereld van die jongeren kan wor den ingevoerd. Voor degenen, die op eni gerlei wijze zijn betrokken bij de gods dienstige vorming van de jeugd, is het boek van dr. Plantinga, uitgekomen bij Wever in Franeker, ongetwijfeld van niet gering belang. Het vult een leemte, want in de catechetische wetenschappelijke studies, die n Nederland van protestant se zijde zijn verschenen, werd aan de dienst-pedagogisch gezichtspunt wordt van de catechese tot nog toe onvoldoen de (zoals ook wordt aangetoond) aan dacht geschonken. Zich te verdiepen in de vragen betref fende de godsdienstige vorming van de jeugd is een nuttige en nodige zaak de afgelopen zondag hebben twee do minees gemerkt dat het soms vanzelf gaat. Want beiden werden ze tijdens de dienst door een jongere in de rede ge vallen en dat is geen alledaags gebeu ren. Het bulletin van het Hervormd Persbureau vertelt het aldus: In Nieuw Lelystad, een paar kilome ter buiten Lelystad, werd in de aula van een school een gezamenlijke kerk dienst van hervormden en gereformeer den gehouden, die werd geleid door ds. C. Houtman (gereformeerd). Het was de eerste kerkdienst in deze gloednieu we plaats. Na het intochtslied wilde ds. Hout man het votum uitspreken, toen een helder kinderstemmetje riep: „Papa, de ze man heeft helemaal geen haar op zijn hoofd!" Voor dit spontane kind zo iets uitzonderlijks, dat het niet stil kon blijven. Een algemeen gelach volgde op deze opmerking. Ds. Houtman zei even later in zijn preek, dat het in een kerk dienst best vrolijk mag toegaan, kenne lijk doelend op het kinderlijk intermez zo in het begin van de dienst. De pre dikant, die de kerkgangers van het nog geheel in opbouw zijnde Nieuw Lely stad namens de Hervormde en Gerefor meerde Kerk welkom heette, sprak de hoop uit dat men in Lelystad zou ko men tot een Evangelische Kerk. Tijdens een preek over de vrede, die ds. A. Oskamp (hervormd) zondag in een gemeenschappelijke dienst van her vormden en gereformeerden in Voor schoten hield, werd hij in de rede ge vallen door een jongeman, die het niet met hem eens was. De predikant liet in het kader van zijn betoqg over de vrede verscheidene soorten van vrede de re vue passeren. Hij noemde daarbij ook de koloniale vrede zoals ook ons land die aan andere volkeren heeft opgelegd. Een jongeman onder zijn gehoor dacht ten onrechte, dat de predikant dit soort vrede ten voorbeeld stelde en dat nam hij niet. Hij sprong op van zijn plaats en viel de dominee in de rede. Dit bracht nogal wat verwarring teweeg in de dienst. Ds. Oskamp echter luister de gespannen naar wat de jongeman zei, vroeg een nadere toelichting en antwoordde dat de jongeman hem ver keerd had begrepen. „Laten we samen na de dienst er nog even over doorpra ten", zo zei hij. Later verklaarde Ds. Oskamp, dat hij het erg verfrissend had gevonden op de preekstoel eens te worden tegengespro ken. „Sommigen vonden het niet juist, omdat de orde werd verstoord, maar ik acht het incident een verheugend teken, dat men bij de zaak waar het om ging, met hart en ziel is betrokken", aldus de predikant.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11