Van de rijke
zakenlunch
naar de
zelf
gevangen
vis-aan-spit
De geënquêteerde achterklap
ZIEZO
Ruige ontdekkingsreis tegen managersziekte
D<
E.
B,
B
N.
ZATERDAG 21 OKTOBER 1967
Na het edelhert volgt mi
't damwild het minnepad
'oor de reportages over aankoop
en openstelling van het Deelerwoud zijn de
damherten meer in de publieke belangstel
ling komen te staan. We kennen deze dieren
allemaal als bewoners van hertenkampen bij
stad en dorp, terwijl ze evenmin ontbreken
In de diergaarden. Eigenlijk is het veel meer
park- dan rasterwild en mij dunkt, dat Na
tuurmonumenten zich nog weieens zal moe
ten beraden wat het met de ongeveer 150
stuks van het nieuw-verworven bezit aan
moet. De damherten, die we in Nederland
zien, zijn alle ingevoerd en soms nadien door
ontsnapping of expres verwilderd, zoals we
zien onder Nunspeet, Vierhouten en op Wal
cheren (duinen Oranjezon). Binnen de af
sluiting der grote jachtbanen vinden we hen
op de Kon. Houtvesterijen Het Loo en het
Deelerwoud; ze gedragen zich weliswaar min
der toeschietelijk tot de mens dan hun soort
genoten van de hertenkamp, maar de ware
wilde aard van het in vrijheid levende schep
sel ontbreekt niettemin duidelijk en in 't al
gemeen vallen ze makkelijker te benaderen
dan de edelherten.
'imk
'en oude naam van het damhert
is „deynen"; ten tijde van prins Maurits,
werden er honderd exemplaren van Britse
afkomst, uitgezet in het Haagse Bos. Zij
vermenigvuldigden zich tot 500 en toen brak
er een epidemie onder de dieren uit, waar
door de aardigheid voor de jacht stolde. In
een oude kroniek Anno 1635 lezen wij:
,,'t Bosch was beheynt ende beslooten, des
sij haeren vrijen loop niet er hadden ende
door de groote menighte den anderen ver-
stoncken. Sijnder veel bijde huijslieden bij
nach en ontijden gevangen ende vernielt..."
De adel der verschijning van het roodwild
ontbreekt bij de damherten en de ware ja
gersman kan hen, dunkt me, weinig waarde
ren. Het verschil ligt niet alleen in het blad-
of schoffel-gewei, doch ook in de geringe
grootte en het meer gedrongen lichaam, als
mede in de sterker ontwikkelde achterhand.
Evenals de hals, is ook de kop korter, doch
het damwild draagt een veel langere staart,
die steeds in beweging is. Een fijn besneden
edele kop zal men bij de dames van het roe
del zelden aantreffen; hun ontbreekt de te-
vendige uitdrukking en élégance van voorko
men.
'ij de openstelling van het Deeler
woud zal men zich van dit alles kunnen over
tuigen. Vele exemplaren vertonen een don
kere dos, die menigeen meer zal bevredigen
dan de witte, roestkleurige, geappelde en tal
van kleurafwijkingen bij de dieren die we
in hertenkampen zien. Edel- noch damwild
heeft veel behoefte aan drinkwater in het
revier, doc,h het laatste pleegt nooit te mod
deren (z.g. „zoelen"), wat voor herten on
ontbeerlijk moet heten. Daarom kan zich het
damwild steeds als door een ringetje ge
haald laten zien; een andere hebbelijkheid is
nog dat een roedel bij voortwisselen gaarne
de ganzenmars aanneemt, zodat zich alle
stukken als aan een draad geregen voortbe
wegen.
Het damhert blijft in mijn ogen echt een
figuur van het wildpark. In zijn bewegingen
onderscheidt het zich van de edelherten en
reeën, die rennend of in galop bekoren door
hun losse, meestal elegante loop, maar van
de dammen zeggen we dat ze als geiten
rondspringen. Hun staart is zwart met een
wit eind en ze kunnen er tot op zekere hoog
te hun gevoelens mee tot uitdrukking bren
gen. Vluchtend dragen ze hem hoog; door de
kogel getroffen klemmen ze hem tussen de
lopers, maar als de jager zijn doel mist,
slaat het beangstigde wild met de staart
kletsend op de spiegel en de jagersman van
de oude stempel zei dan: „Het applaudis
seert". Dit is weinig bekende weidmanstaai.
'uiten de bronstperiode vermij
den de kapitale schoffelaars het gezelschap
van de andere, groot en klein, man of
vrouw. De bronst valt drie vier weken na
die van de herten, want pas tegen midden
oktober beginnen zich de hinden roedelgewijs
te vertonen en dan zien we soortgelijke tafe
relen als bij het roodwild, ofschoor^pe zich
niet zo imposant manifesteren.
De roep van de kapitale dambok heeft wei
nig gemeen met het burlen en uitdagende
orgelen van het hert; we bemerken o.m.
geen afwisseling in de boeiende kleurklank."
Eerder is het ey snorkend, knorrend, op
rispend geluid, dat brommig voortgromt;
soms lijkt het erop dat ergens hout wordt
gezaagd. Tussen de schoffelaars (vroeger
werd ook van „lepelaars" gesproken) kun
nen zich niettemin behoorde gevechten af
spelen, waarbij niet zelden oog- of midden-
takken van het gewei beschadigd worden.
De bronst eindigt in de eerste dagen van
november, zodat d eware natuurliefhebber
t.z.t. op het Deelerwoud eerst van de bronst
der edelherten en vervolgens van die -der
dammen het hart zal kunnen ophalen, aange
nomen dat het gedurende deze periode niet
door „Natuurmonumenten" voor het pu
bliek zal worden gesloten.
Het Is duidelijk dat de door de krachtsin
spanning verzwakte dieren in nood kunnen
raken, wanneer de winter vroeg met sneeuw
en vorst inzet. In zuidelijke landen, waar het
damwild eigenlijk thuishoort, valt de bronst
eerder, zodat het op zijn verhaal is wanneer
de schrale maanden indien daarvan ginds
sprake kan zijn beginnen.
Evenals de herten dienen ook de dammen
te worden bijgevoerd, want de natuurlijke
lavei aan kastanjes, eikels en bast van ge
veld hout is bij het grote aantal op het Dee
lerwoud stellig ontoereikend. Zij wennen
gauw aan haver, lupinehooi, hakvruchten,
aardappelkriel en wat de pot verder moge
schaffen. Overigens tonen ze zich niet bij
zonder kieskeurig wat het menu betreft.
I atuurmonumenten" maakt het
binnenkort mogelijk om thans van meer na
bij het damwild gade te slaan. Tot
dusver was dit door de hermetische afslui
ting van het Deelerwoud slechts gebrekkig
mogelijk van de weg ArnhemApeldoorn
door het gaas, tussen het eikeschaarhout
waar het zich graag ophield. Zo zagen wel
licht onze voorouders ook de geweidragers,
maar dan in de vrije natuur.
De slotpredikant van Rozendaal, Johan
nes d'Outrein, schreef in 1713 een curieuze
„Wegwyser" voor deze Heerlijkheid, waarin
de dichtregels:
Kom ik van Aarnhem af, 'k vind eerst een
[dorre Heyde,
Daer boom nog bloem en wast; geen
[Klaverryke weyde,
Maer Woesteny, daer 't wild gedierte sig
[onthouwdt,
Dat door den Landman niet besaait word,
[nog gebouwt
A. B. WIGMAN
T~|e aanblik was weinig bemoedigend: op Schiphol verzamelde
zich een kleine groep Nederlandse topmanagers, gestoken
in puntgave maatkostuums, met kille diplomat enkoffers en een
gereserveerde blik in de ogen. Kortom geen jongens om eens ge
zellig een dagje mee te gaan vissen. Toch was dat nu juist de be
doeling en wel een halve week lang.
De reisbureau-directeur Geert Hoogstins (42 jaar) had de groep
samengesteld om te onderzoeken of zijn plan levensvatbaar is:
een week per boot door de Zuidslavische archipel voor (te) druk
ke zakenlieden, hoofdredacteuren, staatssecretarissen, enz. om
door een absoluut „terug naar de natuur" lichaam en geest een
adempauze te gunnen.
\Tia Zurich en Zagreb bracht de Caravelle van de Zuidslavische
luchtvaartmaatschappij JAT ons naar Split, waar het mo
torschip Delfin met stampende motor klaar lag om zich in het
duister van de Adriatische zee te boren. Tot dan waren wat obli
gate beleefdheden in onze groep uitgewisseld, maar dat sloeg
om als het weer (20 tot 25 graden) toen de maatkostuums werden
vervangen door truien. Een uur nadat wij het vliegtuig hadden
verlaten als individualisten met allen een wereld van problemen
in het achterhoofd, stonden wij als een groep oude vrienden op
de voorplecht van de snelle Delfin over de viskansen te praten.
Het leuke van een ontdekkingsreis die 's avonds begint, is dat
men zich de vreemdste dingen kan voorstellen over de eilanden
die in de verte slechts donkere strepen zijn. Met de maan als
zoeklicht op een glinsterende zee en in een zilte, zwoele lucht,
smaakt de slivowitz nog beter.
Roddelen een internationaal ver
schijnsel verheugt zich over de hele
wereld in een grote populariteit. Duitse
psychologen hebben er onlangs eens een
enquête aan gewaagd en hun grootste ver
rassing was, dat meer dan de helft van de
ondervraagden toegaf, dat zij graag rod
delde. Uit allerlei gegevens die de enquête
heeft opgeleverd, hebben de psycholo
gen vastgesteld (wat overigens wel bekend
was) dat roddelen een soort „ventiel voor
psychische druk" is. Fraaie definitie voor
dit fenomeen! Veelvuldig roddelen, zeggen
de onderzoekers, is slechts een uitdruk
kingsvorm van de eigen angsten, wensen
en teleurstellingen. Ook een onzekere si
tuatie of een schuldgevoel kan zich uiten
ln een niet bepaald sympathiek gesprek
over de derde persoon.
Wat heeft het onderzoek nog meer ge
leerd? Psycho-analytici beweren, dat het
oddelen als middel om de waarheid over
de werkelijke problemen van hun patiënte
te ontdekken, zeer nuttig is, buiten be
schouwing gelaten de gemene en boosaar
dige manieren van roddelen.
De onderzoekers hebben verder by de uit
werking van de enquête gegevens getracht
verschillende vormen van roddelen te on
derscheiden. In de eerste plaats is daar de
„Gespenstmalerei" het „schilderen van
spoken" waarbij meestal uit nijd of af
gunst geruchten over een derde persoon in
omloop worden gebracht. Die praatjes scha
den de derde persoon en kunnen de rodde
laar van nut zijn.
De „Keiltreiberei" is een andere vorm
van laster. De roddelaar tracht bewust een
wig te drijven in een bepaalde gemeen
schap van mensen en daarmee het ver
trouwen binnen die gemeenschap te schok
ken. Uit het onderzoek is gebleken, dat er
nog al eens echtelijke ruzies kunnen ont
staan door het stoken van zogenaamde
vrienden. Het is een van de zeer onaange
name vormen van het „psychisch ven
tiel".
De meest onschuldige vorm van achter
klap, zeggen de Duitse psychologen, is de
„Wunschtraumklatsch" (wensdroomgeklets)
een wat meer positiev vorm van
roddelen, want in de regel komen alleen
de wensen van de roddelaar naar voren en
daarbij behoeft beslist niet altijd een an
der te worden ingeschakeld.
Hoe vreemd en verschillend de ver
schillende motieven van de roddelaars ook
mogen zijn, in de ogen van de psychologen
hebben zij slechts één doel: meer persoon
lijke gelding en erkenning. In bijna alle
gevallen van het ondersoek bleek, dat de
genen die kwaad over een ander spreken,
zelf schuldgevoelens of een slecht geweten
hebben, wat zich dan meestal uit in op
merkingen als: Eigeniyk heb ik er
niets mee te maken, maar..."
Op een van de vele eilanden voor de Zuidslavische kust, meren
we af in een eeuwenoud dorp dat bestaat van de visvangst,
de wijn en het ontluikende toerisme. Het vasteland mag dan zo'n
drie miljoen toeristen per jaar ontvangen, de meeste eilanden in
de Adriatische zee staan wat dat betreft nog in de kinderschoe
nen.
Alleen per boot kan men voldoende genieten van de absolute
stilte in de uitgestrekte archipel. Kilometers lang strekken zich
de ruwe rotseilanden uit. Spaarzaam verspreid liggen de vriende
lijke dorpjes te midden van een schuwe vegetatie. De kapitein zet
het roer vast en wandelt rustig naar het achterdek: er is nauwe
lijks andere scheepvaart.
Tn een volstrekt verlaten baai gooien we de nylondraden met
haak (het eenvoudigste vistuig dat bestaat) in het prachtig
heldere water. Vreemde vissen in exotische kleuren spartelen
weldra op het dek. Ze lijken te mooi om op te eten, maar geroos
terd boven een houtvuur op de rotsen smaken ze best.
Het is merkwaardig te zien hoe de topmanagers, gewend aan
rijke zakenlunches, hun zelf gevangen vis verslinden alsof het om
het kostbaarste gerecht gaat. Het primitieve van zo'n ruige ont
dekkingstocht blijkt charme te hebben en ontspannend te werken
voor mensen die dagelijks in een gecompliceerde economische en
technische wereld leven.
's Nachts varen we met sloepen de zee op om in het licht van
een petroleumlamp vissen te spietsen die boven de grillige rotsbo
dem zweven. Daarna zitten we met de bemanning als overjarige
padvinders rondom een kampvuur. Aan droog hout is geen ge
brek in de Dalmatische archipel. De wijnfles gaat rond, wat de
matrozen inspireert tot melancholieke liederen, waar wij maar
weinig tegenover kunnen stellen.
GToals afgesproken trilt de scheepsmotor ons om zeven uur uit
de kooi, maar de zon is ons als steeds voor. Quar is de be
langrijkste plaats van het gelijknamige eiland. Het stadje kent
geen autoverkeer, wat weldadig is voor de gemoedsrust. Het rui
me marktplein wordt omgeven door eeuwenoude bouwwerken.
Met grote regelmaat vertrekken uit Quar bootjes naar het
dichtstbijzijnde nudisteneiland. 't Verlichte communisme van Ti
to is niet kinderachtig in die dingen, want het land kent tientallen
nudistenkampen. Dat Zuidslavië duidelijk een eigen politieke
richting heeft, is bijvoorbeeld te merken aan de Amerikaanse
films die worden vertoond en aan de verkoop van alle mogelijke
buitenlandse tijdschriften.
Het is niet tegen te houden: ook de Delfin zet koers naar het
nudisteneiland. Als de sloepen worden gestreken verschrompelt
de grootspraak der managers. Ze geven zich niet bloot en blijven
aan boord.
Twee mannen, gekleed in bril, beklauteren tenslotte de rot
sen van het blote eiland. Een bezoek aan een nudisteneiland heeft
een relativerende invloed omdat de natuur voor veel vrouwen
zeer wreed is. Kortom: het badpak is nog niet zo'n gekke uitvin
ding.
Del fin brengt ons snel naar Korcula, een oude vestingstad,
waar de verroeste kanonnen uit voorbije eeuwen nog
steeds heldhaftig op de vijandelijke vloot zijn gericht. In een
staatsbedrijf moeien we zelf onze Turkse koffie halen, wat niets
aan de kwaliteit afdoet.
Omhoog lopende smalU ztegen monden plotseling uit op pitto
reske pleinen, waar de dagelijkse markt rustig voortkabbelt. Het
is van groot belang de bevolking direct duidelijk te maken dat
men niet niet Duitsers heeft te doen. In Zuidslavië koestert men
een oprechte haat tegen wat men „Schwaben" noemt en waar
om zou je als Nederlander daar de wrange vruchten van plukken.
Onze „grimde kapitano" spreidt de zeekaart op tafel uit en in
overleg met de passagiers wordt de koers bepaald naar nieuwe,
ongekende kusten. Topmanagers hebben we allang niet meer aan
boord, wel een groep goede vrienden, die zich nog maar nauwe
lijks kunnen voorstellen dat verweg in Nederland hun bedrijf ge
woon doordraait zonder dat ze zich daar voortdurend over hoe
ven op te winden.
De ruige ontdekkingstocht van Hoogstins is een probaat middei
tegen managerziekte gebleken.' Hij is van plan in het komend
voor- en naseizoen deze reis voor groepen van ongeveer tien ma
op de markt te brengen.
De reis kent maar één vervelend moment: als de kille diploma
tenkoffers op de lopende band van Schiphol u onvermijdelijk te
gemoetrollen.