Nieuw Vlaams proza Luther-herdenking dit jaar in het teken van verzoening ReformatieRome en ook de Oostduitse staat herdenken de 31e oktober 1517 Ter overdenking LITERAIRE KRONIEK Mèt Rome Revolutionair Ook de staat Stellingen door DEZE WEEK REVOLUTIONAIR OF /EN REACTIONAIR HmEN-no FOUTTTVUO lj"it de zuidelijke Nederlanden, waar het bruist van boeiende literaire activi teit, komen twee interessante proza-debu- ten, beide uitgegeven door A. Manteau, Brussel/Den Haag. Nogal klein van om vang - nauwelijks honderd bladzijden - is de eerste roman van Werner Pauwels, „Een koele hel" genaamd. Het boek moge kort van adem zijn, het verrast door een zeer indringend en veelbelovend talent, zowel qua stijl en taalgebruik als wat be treft de psychologische benadering van het thema: een huwelijkstragedie. „De koele hel" die Pauwels ons verbeeldt is er een van Sartriaans maaksel de hel na melijk die mensen hier op aarde zichzelf scheppen door gebrek aan liefde, onder ling begrip en communicatie. De auteur had zich ook een citaat uit Dostojewsky's Karamazof als motto kunnen kiezen, het woord van een stervende monnik: „de kwellingen der hel bestaan hierin, dat men niet meer beminnen kan". De roman bestaat uit twee monologen, die van een man en vervolgens die van zijn echtgenote. Het zijn mensen op rijpe re leeftijd, die elkaar eenmaal vurig heb ben liefgehad. Ze hebben, om een betere maatschappelijke positie te krijgen, sa men ook veel geofferd. De man was oor spronkelijk een eenvoudige borstelmaker, die zelf in de kelder van zijn huis z'n pro- dukt vervaardigt om er dan mee de boer op te gaan. Na zijn huwelijk met een mooi meisje, uit een arme schippersfami- lie, dat het van naaistertje tot mannequin heeft gebracht, helpt de jonge vrouw hem bij de ruwe produktie van het borstel werk, zodat haar handen vereelten, in een stinkende omgeving. Tezamen bereiken zij na de oorlog een enorme opvaart in hun klein en nederig bedrijf. Zij geraken tot welvaart, worden rijk, ver uitstekend boven anderen, uit hun oorspronkelijk mi lieu. Maar terwijl zij materieel op latere leeftijd niets meer te kort komen, een fraaie villa, een dure auto en goudbezit in een bankkluis, verschraalt de liefde, tot er zelfs een koude haat tussen hen ont staat, gegrond op achterdocht en geheime liaisons, zij met een bankman, hij met een oudere ongehuwde lerares, als in een trieste poging om het leven, dat van hen samen zoveel moeite en arbeid gekost heeft, nog wat kleur en avontuur te geven dat hun in de eigen huwelijksrelatie op den duur was ontgaan. Zij blijven ondanks alles bij elkaar, maar in een bitse, schrille samenleving van racune en wraakzucht, hoofdzakelijk gebonden door het verworven bezit. Een uitzichtloos en wanhopig bestaan, in een riante villa maar toch schipbreukelingen od een wrak dat eenmaal liefde geheten heeft. Ik noemde al de invloed van Sartre, die in een van zijn toneelstukken eveneens zo'n soort hel beschreven heeft. Men moet ook aan Virginia Woolf denken. Het ver haal van Werner Pauwels bezit diezelfde soort wreedheid, die nochtans een onmis kenbare werkelijkheid in de tragiek van menselijke verhoudingen beschrijft. Werner Pauwels heeft deze tragedie in overtuigende literaire vorm weten te ver woorden. Tot in zijn stijl, kortaffe en bij tend-rancuneuze zinnen, en in zijn fel, vij andig klinkend woordgebruik, wordt de sfeer van spijt en haat suggestief op de lezer overgebracht. Opmerkelijk is ook het raffinement waarmee hij het verschil tus sen de mannelijke en vrouwelijke benade ring in het conflict waarmaakt; ieder met zijn (of haar) eigen visie op anderen en situaties, al naar de aard van het ge voelsleven, van het geslacht. Wij ontmoeten in Pauwels een veelbelo vend en talentvol Vlaams auteur, naar wiens volgend werk wij nu al met nieuws gierigheid uitzien. Fen andere jongere in de hedendaagse Vlaamse prozatuin is de schilder schrijver Roobjee, een in 1945 geboren Gentenaar. Zijn roman „De nachtschrij ver" heeft vooral verdienste als literair experiment, aansluitend bij die moderne stroming in de letteren, die zich bewust van de kunstgrepen der traditionele psy chologie en het conventionele realisme heeft afgewend. Hij behoort tot die schrij vers die stelselmatig het „verhaal" uit hun werk bannen, of waarin het thema in WERNER PAUWELS feite slechts zeer ondergeschikt, nauwe lijks herkenbaar is. Taal- en woordge bruik gaan als het ware een eigen leven leiden; de communicatie met de lezer wordt daardoor bijzonder moeilijk. Ber nard Kemp heeft dit verschijnsel in een essay in de Revue Générale Beige on langs het „autisme" in de letteren ge noemd. Het is overigens niet helemaal nieuw. Men kent het reeds uit het werk van James Joyce, in zeker opzicht ook uit Kafka en wat de hedendaagse Fransen betreft zijn het o.a. Michel Butor en Alain Robbe-Grillet die dit procédé hebben toe gepast. Het bezwaar ervan is, dat de roman in vele gevallen aldus zichzelf vernietigt. Door de afwezigheid van een verhaal moet het proza volstaan. Wij citeren nu het eer dergenoemde artikel van Bernard Kemp: „Het proza, dat geen voermiddel voor een verhaal meer vormt, wil zelf op onder zoek en verkenning uitgaan, in de vorm van een zelfanalyse; het gaat herbeginnen waar de roman heeft gefaald. Het proza zelf komt tot desintegratie en wordt soms infantiel gestamel als van een orakelende Pythia". Dit functioneel worden van het proza is in hoge mate typerend voor de roman van de jonge Vlaamse schrijver Roobjee. Toch kan men het boek in het kader van zo'n literair experiment niet geheel geslaagd noemen, omdat de auteur op twee gedach ten hinkt. Er is wel een thema; een lief deshistorie, die telkens even opduikt, als iets onverwacht herkenbaars in een ab- strakt schilderij. Maar even later gaat het beeld, waar de lezer bij meende te kunnen aanknopen, toch weer vertroebelen in een ware warwinkel van woorden en vreemd- geconstrueerde, soms ellenlange volzin nen, waar elke verbinding met het onder werp geheel in verstrikt en verloren raakt. Er is nog een ander bezwaar. Op zich zelf kan een roman, die geen .iverhaal" vertelt maar door de werking van" het pro za alleen de lezer in een bepaalde sfeer tovert, evenzeer als een abstract schilde rij of een muziekstuk bijzonder impone rend zijn. Het proza krijgt dan ongeveer dezelfde waarde als het woord van de dichter. Een eminent voorbeeld daarvan vormt bijvoorbeeld „Het boek Alfa" van een andere jongere Vlaming, Ivo Michiels. De schrijver Roobjee munt in stijl en woordgebruik echter niet in die mate uit, dat hij ons in dit opzicht overtuigd heeft. Zijn volzinnen zijn vreemdsoortig ge bouwd, zijn woordgebruik is over het alge meen weinig oorspronkelijk en soms on nodig vulgair. Zijn gewoonte om elliptische zinnen te schrijven of zichzelf in de rede te vallen verleent aan zijn proza een cha otisch element dat even snel vermoeit als verveelt omdat de lezer bovendien toch al geen houvast aan de draad van een duidelijk verhaal heeft. Bernard Kemp heeft dit genre romans eens vergeleken met wat wij in de schil derkunst tegenwoordig kennen als „action- painting", waarbij de activiteit belangrij ker wordt geacht dan de daad. In de „ac tion-writing" van Roobjee is de harmo nieuze band tussen de scheppende daad en haar finaliteit eveneens verbroken. Op zichzelf behoeft dat nog geen bezwaar te zijn, zolang daardoor iets ontstaat dat verrast en intrigeert. Ik wil niet zeggen dat de roman van Roobjee dergelijke mo menten totaal ontbeert, maar als geheel kan ik zijn proza-experiment toch niet ge slaagd noemen. Hij heeft zijn vorm nog niet gevonden. Maar hij is nog jong. Als debuut van een 22-jarige houdt dit boek, al was het maar om zijn waaghalzerige sprong naar vernieuwing, een belofte in. 2)elM Een vroom gemoed acht eer voor goed REMBRANDT Actueel verschijnsel; een katholiek theoloog, die kritiek heeft op zijn kerk, die hoopt vernieuwingen binnen zijn kerk gedaan te krijgen. En een belangrijk re presentant wordt van de heersende on vrede. Maar die in moeilijkheden komt met Rome, bovendien trouwt met een ex-non en buiten zijn kerk komt te staan. Het had in deze tijd, anno 1967, kun nen plaatsvinden, maar het was 450 jaar geleden. En op 31 oktober a.s. wordt de dag herdacht, dat deze theoloog, doctor Maarten Luther, zijn 95 stellingen tegen de aflaat, vasthamerde aan de Slotkerk te Wittenberg. Daarmee begon de Kerk hervorming. Luther was de eerste. Hij werd gevolgd door Zwingli en Calvijn. Maar voor hem waren er ook al diverse stromingen geweest, die zich richtten te gen de toenmalige kerk van Rome en te gen de uitwassen van het katholieke ge loof. Er is nog een andere parallel mis schien. De stellingen van Luther werden al gauw na het bekend worden vermenig vuldigd, evenals vele andere geschriften en zijn vertaling van het Nieuwe Testa ment. En dat gebeurde juist in de Neder landen, waar men zijn gedachten en acti viteiten met aandacht volgde en waar al een jaar na het aanslaan van dé 95 stel lingen, de eerste onlusten ontstonden onder het gewone kerkvolk in Dordrecht. Ook nu weer is Nederland de progressiefste kerkprovincie van Rome. Hier vindt de uitkristallisatie plaats van nieuwe denk beelden en hier wordt geëxperimenteerd. Van die vierhonderdvijftig jaren sinds die gedenkwaardige 31e oktober 1517 zijn de laatste tien jaren overigens niet de minst belangwekkende. Kerkhervormings dag 1967 is nameijk niet meer een zuiver protestantse aangelegenheid: het wordt een herdenking van protestanten en rooms-katholieken samen. Deze kerkher vormingsdag zal zelfs niet alleen maar een kerkelijke aangelegenheid zijn: in Oost-Duitsland maakt ook de staat zich op om de daad van Luther, de revolutio nair, te vieren. „En voorbijgaande zag Hij Levi bij het tolhuis zitten". Er is links en rechts nogal het een en ander geschreven over de blik van de mens. Dat is geen wonder, want iedereen weet hoeveel er soms uit de ogen af te lezen valt. Ik herinner me de regel uit een oud liedje: „In je ogen staat geschreven, wat je mond niet zeggen wou...." En men kan ook denken aan het gezegde: „Als blikken konden doden De mensen gebruiken hun blik meermalen om een ander te mon steren als een object of een instrument voor eigen doeleinden. Ze zien de ander niet meer als mens, ze zien alleen hun eigen doel en proberen te taxeren in hoeverre de ander daarin past. Zo kan men de ondergeschikte, maar ook de chef bekyken. Zo kan men de sollicitant taxeren en de onderhandelingspartner. Zo kunnen de jongens de meisjes bezien en de mannen de vrouwen (of omge keerd). Ik wil niet beweren, dat het altijd zinloos of kwaadaardig behoeft te zyn om een ander op deze wijze te bekijken, maar het is in elk geval incompleet en daardoor misleidend. Zodra men de mens enkel instrumenteel beziet en de mens in zijn totaliteit als een werk Gods uit het oog verliest, is ons oordeel over hem én onze houding tegenover hem verwrongen. Een christen dient zich zelf telkens kritisch de vraag te stellen: „Hoe zie ik de ander? Als object? Als instrument voor mijn doel? Vooringenomen, ten gunste of ten ongunste? Of als een mens voor wie Christus op de bres staat?" In het evangelie wordt herhaaldelijk geschreven, dat Jezus iemand „zag". Het komt niet alleen voor in de hierboven geciteerde tekst. Wie erop let, stuit er telkens op. Jezus zag Levi bij het tol huis zitten. We moeten dit niet zo interpreteren, dat Hij in Levi een potentiële volgeling zag, een potentieel lid van de kerk om zo te zeggen. Jezus denkt niet instrumenteel als iemand, die een ander in de eerste plaats zoekt voor zijn eigen naam of zaak. Hy ziet Levi terwilie van Levi zelf. Deze man zit by het tolhuis, dat is: bij zijn florerend bedrijf als tolheffer voor de Romeinen. Hij zit erby, hy is erin vastgeraakt, hy is de gevangene van zyn be drijf en nog wel van een bedrijf, waarvan iedereen in die dagen wist dat het corrupt was. Hoe is het mogelijk dat de reformato rische kerken deze 31e oktober in vele plaatsen zullen vieren samen met de rooms-katholieke kerk? Omdat de visie op Luther veranderd is. Omdat men van daag een beter inzicht heeft in zijn be doelingen. Luther wilde met zijn 95 stellingen een academische dicussie op gang brengen, maar het liep heel anders. Luther wilde in zijn kerk blijven maar hij werd in de ban gedaan. En daarom zijn Rome en re formatie Luther minder gaan zien als een figuur die scheiding wilde maar veel meer als een figuur die verbindt. Professor dr. W. J. Kooiman, hoogle raar in de geschiedenis van het christen dom aan de universiteit van Amsterdam en tevens verbonden aan het evangelisch- lutherse seminarium, formuleert het zo: „De huidige rooms-katholieke trend is: zolang mogelijk de jonge Luther in de kerk houden en de schuld van de reforma tie op zichzelf schuiven. Daaruit komt dan weer voort de these, dat de reforma torische kerken terug kunnen komen in de schoot van Rome. De theologen komen dus een heel eind bij elkaar, maar juist op dat punt wijken de meningen dan weer uiteen. Steeds meer blijkt, aldus professor Kooiman, dat de theologie van Luther in staat is om als basis te dienen voor het gesprek tussen protestantisme en katholi cisme. Luther kan worden gezien als een verbindingsfiguur. Zijn bijbelse theologie, vooral de bijbelse theologie van de jonge Luther (hij stond toen althans nog met één voet in de katholieke kerk) is een voedingsbodem voor de groei van een goe de verstandhouding. En de hoogleraar ver tel4: dat hij als voorzitter van het interna tionale congres voor Luther-onderzoek, al tien jaar geleden heeft gepleit voor rooms- katholieke deelnemers aan het onderzoek. Vorig jaar in Finland waren voor het eerst katholieke specialisten aanwezig. Dus zelfs zeven jaar geleden waren er nog niet die contacten, die er thans zijn vooral aan rooms-katholieke zijde los gemaakt door Vaticanum II natuurlijk tussen protestantse en rooms-katholieke theologen. Contacten, die hun invloed heb ben op het plaatselijk vlak der gemeente en omgekeerd ook. In tientallen plaatsen in ons land worden nu herdenkingen ge houden en wel overal spreekt behalve een reformatorische representant een rooms- katholiek. tuatie iets milder, omdat deze herden king nu eenmaal iets is, dat de hele we reld interesseert. „Men wil Luther uitbui ten als nationale held en zijn revolutionai re kant zoveel mogelijk naar voren ha len". De Oostduitse staat heeft tegen de Oostduitse Kerk gezegd, dat men mocht uitnodigen wie mpn wilde, maar van de Westduitsers werd gevraagd een bepaalde verklaring te tekenen, waarin het onder andere ging over de erkenning van Oost- Duitsland, aldus professor Kooiman. Er zijn twee lijsten aangelegd van gasten: een voor die uit de Bondsrepubliek en een voor de „Oecumene". De hoogleraar heeft overigens waardering voor de restauratie van de historische gebouwen in Oost- Duitsland. Er worden enorme sommen geld aan besteed, zoals bijvoorbeeld aan de Wartburg, waar Luther verbleef nadat hij in de ban was gedaan. Andere mensen (zoals schriftgeleerden en farizieeërs, de dominees en pastoors in die tyd) zagen Levi ook wel zitten, maar ze bekeken hem op hun manier. Zo in de trant van: „Die tollenaar gaat regel recht naar de hel", zy zien alleen maar eigen schuld by deze man. Jezus heeft een andere blik. Iiy ziet achter die schuld ook nog een mens in nood: een handige jongen, die verkocht heeft en zich nu mogelyk verkocht voelt. En terwilie van die man doet Hy zyn ver gevend en bevrijdend werk. Velen kennen in hun leven dat gevoel, dat anderen hen onjuist bekyken, beoordelen en in een verkeerd dachlicht stellen, al of niet met opzet. Dat doet pyn en veroorzaakt een flink stuk eenzaam heid. Voor een deel is dit eigen schulddat moet ieder toegeven, gesteld dat hy zichzelf goed beziet (want de blik op onszelf pleegt nogal eens vertroebeld te zyn). De blik van Christus haalt ons uit deze warrige situatie van ons leven. Niet omdat Christus onze al of niet vermeende edele bedoe lingen scherper ziet dan onze critici; eerder door-ziet Hy onze on edele opzet en ons bekwaam vermomde egoïsme. Zyn blik is ontmaskerd, maar niet dodend. Hy wil, dat we werkeiyk leven. En daarom is zyn blik een teken dat Hy ons accepteert. Christus wil ons geloof geven in de genade van God en wel dit geloof: God ac- cepteerd ons zoals we zyn. Deze zekerheid geeft kracht om te leven en de dingen in dit leven aan te pakken naar ons beste weten. God accepteert ons zoals we zyn. Maar Hy laat ons niet zoals we zyn. Hy vernieuwt ons. Dat is dan ons leven naar de toekomst toe. Niet een toekomst in een vaag verschiet, maar deze toekomst is begonnen zodra men gelooft. Ge loven is: vernieuwd worden van dag tot dag. Ook de ogen beginnen vernieuwd te worden. Men gaat de dingen anders zien: naast de welvaart komt het welzyn, het heil in het gezicht. Men gaat de zaken anders zien: naast het verdienen begint het dienen gewicht te krygen. Men gaat de mensen anders zien: naast het taxeren komt er ruimte voor het waarderen van de mens als schepsel van God. Kortom: men oefent zich om te kyken met de bewogenheid van de Heilige Geest. Het centrale punt van de Luther-herden king zal dit jaar zijn Wittenberg. Een herdenking, die overgens uiteen valt in tweeën: een staatsherdenking en een kerkelijke herdenking. De Oostduitse regering heeft Luther „geannexeerd" en legt de nadruk op zijn opstandige gezind heid. Maar tot hun spijt blijkt Luther la ter een reactionair. Van staatswege zijn er talloze officiële herdenkingen georga niseerd en daarbij wordt de jonge Luther nogal in het politieke vlak getrokken. Hij wordt ongeveer voorgesteld als een grote revolutionair. Daarnaast zijn 'er de kerke lijke herdenkingsplechtigheden, waarvoor kerken uit de hele wereld zijn uitgenodigd door de landskerken in Oost-Duitsland. Er zijn bovendien bepaalde voorwaarden gesteld aan deelnemers aan die herdenkin gen. Oost-Duitsland grijpt deze gelegen heid aan om als staat te worden erkend. Professor Kooiman wijst erop, dat ook in 1961 bij de Melanchtonherdenking der gelijke problemen zich voordeden. Hij noemt het „een poging om kerk en staat voor de wereld met elkaar te binden maar in werkelijkheid gescheiden te houden. De staat wil geen verantwoordelijkheid ne men". Bij de huidige herdenking is de si- VEENENDAAL, A. Terlouw Afbeelding van de Slotkapel in Witten berg. Aan het einde van de brug de kerk deur waartegen Luther zijn 95 stellingen aansloeg. Men kan zich afvragen gezien de overheidsherdenking in Oost-Duitsland of Luther werkelijk een sociale revolutio nair was. Professor Kooiman: „Hij was wel een revolutionair in de brede zin van het woord, een „Umsturzmensch", een man, die alles omverwierp, maar hij was geen revolutionair in de huidige politieke zin van het woord; dan was hij eerder een reactionair. Hij was wel een princi piële revolutionair, een man, die de moed had het gezag te breken en die veel los gemaakt heeft". De zestiende eeuw was er een van oor logen. van ziekten, zoals de pest, van een pausdom en een katholicisme, dat aan de ene zijde een diepgeworteld geloof had, maar aan de andere zijde ook de meest ergerlijke uitwassen van het christendom, van de kerk, te zien gaf. De paus was meer een veldheer en het „carpe diem", het pluk de dag, was de eenvoudige le vensfilosofie: leef, zolang het mogelijk is. Men kan het terug vinden in de kunst van Jeroen Bosch bijvoorbeeld. Er was een weelderige aflaathandel, waarin de monnik Tetzel naam en historie heeft ge maakt. In oktober 1517 kon men nog al lerlei kritiek uitoefenen op de aflaten, want er was nog geen officiële kerkelijke definitie van de leer der aflaten. Luther wil een academisch dispuut over de afla ten en over de paus aan de gang brengen. Hij meent in zijn goedgelovigheid, dat de kerkelijke autoriteiten hem dankbaar zou den zijn. Hij moet echter tot de ontdek king komen, dat zijn 95 stellingen heel veel losmaken niet alleen, maar hij be merkt, dat het niet iets is, watv hij zelf heeft uitgedacht of uitgewerkt, zoals pro fessor Kooiman het formuleert. „Hij weet zich instrument van hogerhand. God heeft mij erin gebracht, als een blind paard", schrijft hij later. Professor Kooiman wijst erop, dat het aanslaan van die stellingen in die tijd niets bijzonders was, omdat disputaties waren voorgeschreven en ook vereist wa ren voor het behalen van een academische graad. De stellingen moesten in het open baar worden aangeslagen door de pedel. Luther koos de tweede weg voor disputa ties, de weg van de publieke oproep, waar op overigens geen reactie kwam. Hij schreef 95 stellingen, omdat de bisschop pelijke regelingen betreffende de aflaten .94 punten telde. Met name rooms-katho lieke geleerden twijfelen de laatste tijd er aan, of de stellingen wel werkelijk aan de toegangsdeur van de slotkapel in Wit tenberg zijn aangeslagen door Luther. Waarbij zij er met name op wijzen, dat Luther zijn thesen op diezelfde dag heeft toegezonden aan aartsbisschop Albrecht van Mainz en bisschop Hieronymus van Brandenburg alsmede aan enkele vrien den en geleerden. Op die manier kwamen de thesen al heel snel in de publiciteit te recht. Deze geleerden concluderen, dat Luther zijn stellingen aan zijn superieu ren stuurde, omdat hij dacht, dat zij de wanpraktijken van de aflaat de kop zou den indrukken. Zij menen, dat Luther toen nog een zo trouw „zoon der kerk" was, dat hij de methoden van openbaar making voordat binnenskamers enige dis cussie mogelijk was geweest, niet zou heb ben toegepast. Professor Kooiman is het er niet mee eens. Hij wijst op de theoloog Melanchton, een zeer nauwgezet man, naaste mede werker van Luther, die in een voorrede bij een uitgave van Luthers werken schrijft: „Deze stellingen sloeg hij op de dag voor Allerheiligen (31 okt.) in het jaar 1517 aan de slotkerk te Wittenberg". Melanchton kwam dan wel pas in 1518 in Wittenberg en was er dus niet bij toen de stellingen werden aangeslagen, maar hij wijdde heel zijn leven aan de Witten- bergse universiteit en zal zeker zoiets niet hebben vermeld als het niet historisch waar was geweest. We citeren hier een enkele stelling, zoals die is vertaald door professor Boender maker: 5. De paus wil en kan geen andere straf kwijtschelden dan die hij heeft opge legd naar eigen goeddunken of volgens kerkelijke wetten. 21. Vandaar, dat al die aflaatpredikers dwalen, die zeggen, dat de pauselijke aflaat de mens bevrijdt van alle straf en hem behoudt. V7. Het is puur menselijk gedoe, als men beweert, dat de ziel uit het vagevuur omhoogschiet, zodra de klank van het geld in de kist rinkelt. '8. Eén ding is zeker, dat zodra het geld in de kist klinkt, winzucht en geldzucht kunnen toenemen, maar de hulp of de voorbede van de Kerk pleit op het wel behagen van God alleen. 5. Te veronderstellen, dat de aflaat van de paus zo krachtig werkt, dat hij een mens zou kunnen vrijspreken van de zonde, zelfs als hij (om iets onmoge lijks te noemen) de moeder Gods ver kracht had, is krankzinnig. En, tot slot, over de hierboven geci teerde vraag en andere vragen van de gewone mens: 90. Als men deze scherpe en ernstige be zwaren van de leken slechts met ge weld wil onderdrukken en ze niet tot zwijgen wil brengen door met goede ar gumenten aan te komen, betekent dit, dat men de Kerk en de paus aan de spot derN vijanden prijs geeft en de christenen ongelukkig maakt. Het is uit deze voorbeelden wel duide lijk, dat Luther beslist alleen maar het beste voorhad met zijn kerk. Het pakte anders uit. Er komt in 1519 een dispuut in Leipzig. Tegenover hem staat de hoog leraar Johannes Eek. In 1520 komt de breuk met zijn kerk. Er komt in Worms een rijksdag samenkomst van de keizer met de Duitse vorsten en steden van het Duitse Rijk en daar verklaart Luther te blijven staan achter zij theologische ge dachten, hij herroept niets, „overtuigd in het geweten en gevangen in het Woord Gods," zoals zijn getuigenis luidt. En of hij daar aan toe heeft gevoegd de beken de regels „Hier sta ik, ik kan niet an ders", is nog een vraagpunt. Dan wordt hii in de ban gedaan, vlucht en verblijft op het slot Wartburg, waarna hij weer hoogleraar wordt in Wittenberg. Hij trouwt in 1525 met de ex-non Ka- tharina van Bora, die uit een klooster is gevlucht en er komen zes kinderen. Lu ther wordt gesteund door de keurvorst van Saksen. Maar er is heel wat losge maakt door de monnik, die niet uit zijn kerk wilde („monnikengekijf" noemde paus Leo X dit soort disputen) maar die na eigen geloofstwijfel tot een „getrooste vertwijfeling" komt. Hij concludeert uit Paulus brief aan de Romeinen, dat de mens gerechtvaardigd en zalig wordt al leen uit genade, alleen door het geloof, al leen om Christus wil, door het woord der vergeving. Zo komt hij ertoe om de aflaathandel waaraan de armen te gronde gingen, af te wijzen en komt hij er ook toe om het pausschaf af te wijzen waar dit wordt misbruikt. „Luther heeft de kerk terug willen roepen tot het christocentrislh ge tuigenis (ervaring, beleving, getuigenis), maar Luther was te katholiek voor de kerk van zijn tijd. Dat wordt nu in de kerk van Rome langzamerhand erkend. En aan protestantse kant wordt langza merhand erkend, dat er bij dat, waarvan men meende dat het tot het reformatori sche erfgoed behoorde, allerlei is, dat een min of meer tijdelijk karakter had", aldus prof. Kooiman. Blijft nog dat aspect van de sociale revolutie bij Luther. Luther verwoordde de onmacht en onvrede van zijn tijd ten aanzien van de kerk. Het ge wone kerkvolk trok de politieke conse quenties uit zijn geestelijk standpunt. Er komt de opstand der boeren tegen de vor sten. En Luther zélf was van boerenaf komst. Maar hij ziet, dat de reformatie een revolutie wordt. De primair reage rende magister dr. Luther raadt de vor sten aan de opstand neer te slaan. „Het is het probleem van Van Hall precies hetzelfde eigenlijk", zegt prof. Kooiman. Er was te weinig communicatie tussen de boeren, Luther en de vorsten. De be richtgeving was veel langzamer. De vor sten waren al bezig de opstand neer te slaan en veel bloeddorstiger dan Luther had gewild. Later verwijt hij de vorsten weer, dat ze veel te hard waren, dat ze „bange schijters waren, die het zo in hun broek hadden gedaan, dat het jaren la ter nog stonk". En met zo'n uitspraak is een bepaalde kant van Luther voldoende getypeerd.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10