Nieuw Vlaams proza
Luther-herdenking dit jaar
in het teken van verzoening
ReformatieRome en ook de Oostduitse staat
herdenken de 31e oktober 1517
Ter overdenking
LITERAIRE KRONIEK
Mèt Rome
Revolutionair
Ook de staat
Stellingen
door
DEZE WEEK
REVOLUTIONAIR
OF /EN
REACTIONAIR
HmEN-no
FOUTTTVUO
lj"it de zuidelijke Nederlanden, waar het
bruist van boeiende literaire activi
teit, komen twee interessante proza-debu-
ten, beide uitgegeven door A. Manteau,
Brussel/Den Haag. Nogal klein van om
vang - nauwelijks honderd bladzijden -
is de eerste roman van Werner Pauwels,
„Een koele hel" genaamd. Het boek moge
kort van adem zijn, het verrast door een
zeer indringend en veelbelovend talent,
zowel qua stijl en taalgebruik als wat be
treft de psychologische benadering van
het thema: een huwelijkstragedie. „De
koele hel" die Pauwels ons verbeeldt is er
een van Sartriaans maaksel de hel na
melijk die mensen hier op aarde zichzelf
scheppen door gebrek aan liefde, onder
ling begrip en communicatie. De auteur
had zich ook een citaat uit Dostojewsky's
Karamazof als motto kunnen kiezen, het
woord van een stervende monnik: „de
kwellingen der hel bestaan hierin, dat
men niet meer beminnen kan".
De roman bestaat uit twee monologen,
die van een man en vervolgens die van
zijn echtgenote. Het zijn mensen op rijpe
re leeftijd, die elkaar eenmaal vurig heb
ben liefgehad. Ze hebben, om een betere
maatschappelijke positie te krijgen, sa
men ook veel geofferd. De man was oor
spronkelijk een eenvoudige borstelmaker,
die zelf in de kelder van zijn huis z'n pro-
dukt vervaardigt om er dan mee de boer
op te gaan. Na zijn huwelijk met een
mooi meisje, uit een arme schippersfami-
lie, dat het van naaistertje tot mannequin
heeft gebracht, helpt de jonge vrouw hem
bij de ruwe produktie van het borstel
werk, zodat haar handen vereelten, in een
stinkende omgeving. Tezamen bereiken
zij na de oorlog een enorme opvaart in
hun klein en nederig bedrijf. Zij geraken
tot welvaart, worden rijk, ver uitstekend
boven anderen, uit hun oorspronkelijk mi
lieu. Maar terwijl zij materieel op latere
leeftijd niets meer te kort komen, een
fraaie villa, een dure auto en goudbezit in
een bankkluis, verschraalt de liefde, tot
er zelfs een koude haat tussen hen ont
staat, gegrond op achterdocht en geheime
liaisons, zij met een bankman, hij met
een oudere ongehuwde lerares, als in een
trieste poging om het leven, dat van hen
samen zoveel moeite en arbeid gekost
heeft, nog wat kleur en avontuur te geven
dat hun in de eigen huwelijksrelatie op
den duur was ontgaan.
Zij blijven ondanks alles bij elkaar,
maar in een bitse, schrille samenleving
van racune en wraakzucht, hoofdzakelijk
gebonden door het verworven bezit. Een
uitzichtloos en wanhopig bestaan, in een
riante villa maar toch schipbreukelingen
od een wrak dat eenmaal liefde geheten
heeft.
Ik noemde al de invloed van Sartre, die
in een van zijn toneelstukken eveneens
zo'n soort hel beschreven heeft. Men moet
ook aan Virginia Woolf denken. Het ver
haal van Werner Pauwels bezit diezelfde
soort wreedheid, die nochtans een onmis
kenbare werkelijkheid in de tragiek van
menselijke verhoudingen beschrijft.
Werner Pauwels heeft deze tragedie in
overtuigende literaire vorm weten te ver
woorden. Tot in zijn stijl, kortaffe en bij
tend-rancuneuze zinnen, en in zijn fel, vij
andig klinkend woordgebruik, wordt de
sfeer van spijt en haat suggestief op de
lezer overgebracht. Opmerkelijk is ook het
raffinement waarmee hij het verschil tus
sen de mannelijke en vrouwelijke benade
ring in het conflict waarmaakt; ieder met
zijn (of haar) eigen visie op anderen en
situaties, al naar de aard van het ge
voelsleven, van het geslacht.
Wij ontmoeten in Pauwels een veelbelo
vend en talentvol Vlaams auteur, naar
wiens volgend werk wij nu al met nieuws
gierigheid uitzien.
Fen andere jongere in de hedendaagse
Vlaamse prozatuin is de schilder
schrijver Roobjee, een in 1945 geboren
Gentenaar. Zijn roman „De nachtschrij
ver" heeft vooral verdienste als literair
experiment, aansluitend bij die moderne
stroming in de letteren, die zich bewust
van de kunstgrepen der traditionele psy
chologie en het conventionele realisme
heeft afgewend. Hij behoort tot die schrij
vers die stelselmatig het „verhaal" uit
hun werk bannen, of waarin het thema in
WERNER PAUWELS
feite slechts zeer ondergeschikt, nauwe
lijks herkenbaar is. Taal- en woordge
bruik gaan als het ware een eigen leven
leiden; de communicatie met de lezer
wordt daardoor bijzonder moeilijk. Ber
nard Kemp heeft dit verschijnsel in een
essay in de Revue Générale Beige on
langs het „autisme" in de letteren ge
noemd. Het is overigens niet helemaal
nieuw. Men kent het reeds uit het werk
van James Joyce, in zeker opzicht ook uit
Kafka en wat de hedendaagse Fransen
betreft zijn het o.a. Michel Butor en Alain
Robbe-Grillet die dit procédé hebben toe
gepast.
Het bezwaar ervan is, dat de roman in
vele gevallen aldus zichzelf vernietigt.
Door de afwezigheid van een verhaal moet
het proza volstaan. Wij citeren nu het eer
dergenoemde artikel van Bernard Kemp:
„Het proza, dat geen voermiddel voor een
verhaal meer vormt, wil zelf op onder
zoek en verkenning uitgaan, in de vorm
van een zelfanalyse; het gaat herbeginnen
waar de roman heeft gefaald. Het proza
zelf komt tot desintegratie en wordt soms
infantiel gestamel als van een orakelende
Pythia".
Dit functioneel worden van het proza is
in hoge mate typerend voor de roman van
de jonge Vlaamse schrijver Roobjee. Toch
kan men het boek in het kader van zo'n
literair experiment niet geheel geslaagd
noemen, omdat de auteur op twee gedach
ten hinkt. Er is wel een thema; een lief
deshistorie, die telkens even opduikt, als
iets onverwacht herkenbaars in een ab-
strakt schilderij. Maar even later gaat het
beeld, waar de lezer bij meende te kunnen
aanknopen, toch weer vertroebelen in een
ware warwinkel van woorden en vreemd-
geconstrueerde, soms ellenlange volzin
nen, waar elke verbinding met het onder
werp geheel in verstrikt en verloren raakt.
Er is nog een ander bezwaar. Op zich
zelf kan een roman, die geen .iverhaal"
vertelt maar door de werking van" het pro
za alleen de lezer in een bepaalde sfeer
tovert, evenzeer als een abstract schilde
rij of een muziekstuk bijzonder impone
rend zijn. Het proza krijgt dan ongeveer
dezelfde waarde als het woord van de
dichter. Een eminent voorbeeld daarvan
vormt bijvoorbeeld „Het boek Alfa" van
een andere jongere Vlaming, Ivo Michiels.
De schrijver Roobjee munt in stijl en
woordgebruik echter niet in die mate uit,
dat hij ons in dit opzicht overtuigd heeft.
Zijn volzinnen zijn vreemdsoortig ge
bouwd, zijn woordgebruik is over het alge
meen weinig oorspronkelijk en soms on
nodig vulgair. Zijn gewoonte om elliptische
zinnen te schrijven of zichzelf in de rede
te vallen verleent aan zijn proza een cha
otisch element dat even snel vermoeit
als verveelt omdat de lezer bovendien
toch al geen houvast aan de draad van
een duidelijk verhaal heeft.
Bernard Kemp heeft dit genre romans
eens vergeleken met wat wij in de schil
derkunst tegenwoordig kennen als „action-
painting", waarbij de activiteit belangrij
ker wordt geacht dan de daad. In de „ac
tion-writing" van Roobjee is de harmo
nieuze band tussen de scheppende daad en
haar finaliteit eveneens verbroken. Op
zichzelf behoeft dat nog geen bezwaar te
zijn, zolang daardoor iets ontstaat dat
verrast en intrigeert. Ik wil niet zeggen
dat de roman van Roobjee dergelijke mo
menten totaal ontbeert, maar als geheel
kan ik zijn proza-experiment toch niet ge
slaagd noemen. Hij heeft zijn vorm nog
niet gevonden. Maar hij is nog jong. Als
debuut van een 22-jarige houdt dit boek,
al was het maar om zijn waaghalzerige
sprong naar vernieuwing, een belofte in.
2)elM
Een vroom
gemoed acht eer
voor goed
REMBRANDT
Actueel verschijnsel; een katholiek
theoloog, die kritiek heeft op zijn kerk,
die hoopt vernieuwingen binnen zijn kerk
gedaan te krijgen. En een belangrijk re
presentant wordt van de heersende on
vrede. Maar die in moeilijkheden komt
met Rome, bovendien trouwt met een
ex-non en buiten zijn kerk komt te staan.
Het had in deze tijd, anno 1967, kun
nen plaatsvinden, maar het was 450 jaar
geleden. En op 31 oktober a.s. wordt de
dag herdacht, dat deze theoloog, doctor
Maarten Luther, zijn 95 stellingen tegen
de aflaat, vasthamerde aan de Slotkerk
te Wittenberg. Daarmee begon de Kerk
hervorming. Luther was de eerste. Hij
werd gevolgd door Zwingli en Calvijn.
Maar voor hem waren er ook al diverse
stromingen geweest, die zich richtten te
gen de toenmalige kerk van Rome en te
gen de uitwassen van het katholieke ge
loof.
Er is nog een andere parallel mis
schien. De stellingen van Luther werden
al gauw na het bekend worden vermenig
vuldigd, evenals vele andere geschriften
en zijn vertaling van het Nieuwe Testa
ment. En dat gebeurde juist in de Neder
landen, waar men zijn gedachten en acti
viteiten met aandacht volgde en waar al
een jaar na het aanslaan van dé 95 stel
lingen, de eerste onlusten ontstonden onder
het gewone kerkvolk in Dordrecht. Ook
nu weer is Nederland de progressiefste
kerkprovincie van Rome. Hier vindt de
uitkristallisatie plaats van nieuwe denk
beelden en hier wordt geëxperimenteerd.
Van die vierhonderdvijftig jaren sinds
die gedenkwaardige 31e oktober 1517 zijn
de laatste tien jaren overigens niet de
minst belangwekkende. Kerkhervormings
dag 1967 is nameijk niet meer een zuiver
protestantse aangelegenheid: het wordt
een herdenking van protestanten en
rooms-katholieken samen. Deze kerkher
vormingsdag zal zelfs niet alleen maar
een kerkelijke aangelegenheid zijn: in
Oost-Duitsland maakt ook de staat zich
op om de daad van Luther, de revolutio
nair, te vieren.
„En voorbijgaande zag Hij Levi bij het tolhuis zitten".
Er is links en rechts nogal het een en ander geschreven over de
blik van de mens. Dat is geen wonder, want iedereen weet hoeveel
er soms uit de ogen af te lezen valt. Ik herinner me de regel uit
een oud liedje: „In je ogen staat geschreven, wat je mond niet
zeggen wou...." En men kan ook denken aan het gezegde: „Als
blikken konden doden
De mensen gebruiken hun blik meermalen om een ander te mon
steren als een object of een instrument voor eigen doeleinden. Ze
zien de ander niet meer als mens, ze zien alleen hun eigen doel en
proberen te taxeren in hoeverre de ander daarin past. Zo kan men
de ondergeschikte, maar ook de chef bekyken. Zo kan men de
sollicitant taxeren en de onderhandelingspartner. Zo kunnen de
jongens de meisjes bezien en de mannen de vrouwen (of omge
keerd). Ik wil niet beweren, dat het altijd zinloos of kwaadaardig
behoeft te zyn om een ander op deze wijze te bekijken, maar het
is in elk geval incompleet en daardoor misleidend. Zodra men de
mens enkel instrumenteel beziet en de mens in zijn totaliteit als
een werk Gods uit het oog verliest, is ons oordeel over hem én
onze houding tegenover hem verwrongen. Een christen dient zich
zelf telkens kritisch de vraag te stellen: „Hoe zie ik de ander? Als
object? Als instrument voor mijn doel? Vooringenomen, ten gunste
of ten ongunste? Of als een mens voor wie Christus op de bres
staat?"
In het evangelie wordt herhaaldelijk geschreven, dat Jezus
iemand „zag". Het komt niet alleen voor in de hierboven geciteerde
tekst. Wie erop let, stuit er telkens op. Jezus zag Levi bij het tol
huis zitten. We moeten dit niet zo interpreteren, dat Hij in Levi
een potentiële volgeling zag, een potentieel lid van de kerk om zo
te zeggen. Jezus denkt niet instrumenteel als iemand, die een ander
in de eerste plaats zoekt voor zijn eigen naam of zaak.
Hy ziet Levi terwilie van Levi zelf. Deze man zit by het tolhuis,
dat is: bij zijn florerend bedrijf als tolheffer voor de Romeinen.
Hij zit erby, hy is erin vastgeraakt, hy is de gevangene van zyn be
drijf en nog wel van een bedrijf, waarvan iedereen in die dagen
wist dat het corrupt was.
Hoe is het mogelijk dat de reformato
rische kerken deze 31e oktober in vele
plaatsen zullen vieren samen met de
rooms-katholieke kerk? Omdat de visie
op Luther veranderd is. Omdat men van
daag een beter inzicht heeft in zijn be
doelingen.
Luther wilde met zijn 95 stellingen een
academische dicussie op gang brengen,
maar het liep heel anders. Luther wilde
in zijn kerk blijven maar hij werd in de
ban gedaan. En daarom zijn Rome en re
formatie Luther minder gaan zien als een
figuur die scheiding wilde maar veel meer
als een figuur die verbindt.
Professor dr. W. J. Kooiman, hoogle
raar in de geschiedenis van het christen
dom aan de universiteit van Amsterdam
en tevens verbonden aan het evangelisch-
lutherse seminarium, formuleert het zo:
„De huidige rooms-katholieke trend is:
zolang mogelijk de jonge Luther in de
kerk houden en de schuld van de reforma
tie op zichzelf schuiven. Daaruit komt
dan weer voort de these, dat de reforma
torische kerken terug kunnen komen in
de schoot van Rome. De theologen komen
dus een heel eind bij elkaar, maar juist
op dat punt wijken de meningen dan weer
uiteen.
Steeds meer blijkt, aldus professor
Kooiman, dat de theologie van Luther in
staat is om als basis te dienen voor het
gesprek tussen protestantisme en katholi
cisme. Luther kan worden gezien als een
verbindingsfiguur. Zijn bijbelse theologie,
vooral de bijbelse theologie van de jonge
Luther (hij stond toen althans nog met
één voet in de katholieke kerk) is een
voedingsbodem voor de groei van een goe
de verstandhouding. En de hoogleraar ver
tel4: dat hij als voorzitter van het interna
tionale congres voor Luther-onderzoek, al
tien jaar geleden heeft gepleit voor rooms-
katholieke deelnemers aan het onderzoek.
Vorig jaar in Finland waren voor het
eerst katholieke specialisten aanwezig.
Dus zelfs zeven jaar geleden waren er
nog niet die contacten, die er thans zijn
vooral aan rooms-katholieke zijde los
gemaakt door Vaticanum II natuurlijk
tussen protestantse en rooms-katholieke
theologen. Contacten, die hun invloed heb
ben op het plaatselijk vlak der gemeente
en omgekeerd ook. In tientallen plaatsen
in ons land worden nu herdenkingen ge
houden en wel overal spreekt behalve een
reformatorische representant een rooms-
katholiek.
tuatie iets milder, omdat deze herden
king nu eenmaal iets is, dat de hele we
reld interesseert. „Men wil Luther uitbui
ten als nationale held en zijn revolutionai
re kant zoveel mogelijk naar voren ha
len". De Oostduitse staat heeft tegen de
Oostduitse Kerk gezegd, dat men mocht
uitnodigen wie mpn wilde, maar van de
Westduitsers werd gevraagd een bepaalde
verklaring te tekenen, waarin het onder
andere ging over de erkenning van Oost-
Duitsland, aldus professor Kooiman. Er
zijn twee lijsten aangelegd van gasten:
een voor die uit de Bondsrepubliek en een
voor de „Oecumene". De hoogleraar heeft
overigens waardering voor de restauratie
van de historische gebouwen in Oost-
Duitsland. Er worden enorme sommen
geld aan besteed, zoals bijvoorbeeld aan
de Wartburg, waar Luther verbleef nadat
hij in de ban was gedaan.
Andere mensen (zoals schriftgeleerden en farizieeërs, de dominees
en pastoors in die tyd) zagen Levi ook wel zitten, maar ze bekeken
hem op hun manier. Zo in de trant van: „Die tollenaar gaat regel
recht naar de hel", zy zien alleen maar eigen schuld by deze man.
Jezus heeft een andere blik. Iiy ziet achter die schuld ook nog een
mens in nood: een handige jongen, die verkocht heeft en zich nu
mogelyk verkocht voelt. En terwilie van die man doet Hy zyn ver
gevend en bevrijdend werk.
Velen kennen in hun leven dat gevoel, dat anderen hen onjuist
bekyken, beoordelen en in een verkeerd dachlicht stellen, al of niet
met opzet. Dat doet pyn en veroorzaakt een flink stuk eenzaam
heid. Voor een deel is dit eigen schulddat moet ieder toegeven,
gesteld dat hy zichzelf goed beziet (want de blik op onszelf pleegt
nogal eens vertroebeld te zyn).
De blik van Christus haalt ons uit deze warrige situatie van ons
leven. Niet omdat Christus onze al of niet vermeende edele bedoe
lingen scherper ziet dan onze critici; eerder door-ziet Hy onze on
edele opzet en ons bekwaam vermomde egoïsme. Zyn blik is
ontmaskerd, maar niet dodend. Hy wil, dat we werkeiyk leven. En
daarom is zyn blik een teken dat Hy ons accepteert. Christus wil
ons geloof geven in de genade van God en wel dit geloof: God ac-
cepteerd ons zoals we zyn. Deze zekerheid geeft kracht om te leven
en de dingen in dit leven aan te pakken naar ons beste weten.
God accepteert ons zoals we zyn.
Maar Hy laat ons niet zoals we zyn. Hy vernieuwt ons. Dat is
dan ons leven naar de toekomst toe. Niet een toekomst in een vaag
verschiet, maar deze toekomst is begonnen zodra men gelooft. Ge
loven is: vernieuwd worden van dag tot dag.
Ook de ogen beginnen vernieuwd te worden. Men gaat de dingen
anders zien: naast de welvaart komt het welzyn, het heil in het
gezicht. Men gaat de zaken anders zien: naast het verdienen begint
het dienen gewicht te krygen. Men gaat de mensen anders zien:
naast het taxeren komt er ruimte voor het waarderen van de mens
als schepsel van God. Kortom: men oefent zich om te kyken met de
bewogenheid van de Heilige Geest.
Het centrale punt van de Luther-herden
king zal dit jaar zijn Wittenberg.
Een herdenking, die overgens uiteen
valt in tweeën: een staatsherdenking en
een kerkelijke herdenking. De Oostduitse
regering heeft Luther „geannexeerd" en
legt de nadruk op zijn opstandige gezind
heid. Maar tot hun spijt blijkt Luther la
ter een reactionair. Van staatswege zijn
er talloze officiële herdenkingen georga
niseerd en daarbij wordt de jonge Luther
nogal in het politieke vlak getrokken. Hij
wordt ongeveer voorgesteld als een grote
revolutionair. Daarnaast zijn 'er de kerke
lijke herdenkingsplechtigheden, waarvoor
kerken uit de hele wereld zijn uitgenodigd
door de landskerken in Oost-Duitsland.
Er zijn bovendien bepaalde voorwaarden
gesteld aan deelnemers aan die herdenkin
gen. Oost-Duitsland grijpt deze gelegen
heid aan om als staat te worden erkend.
Professor Kooiman wijst erop, dat ook
in 1961 bij de Melanchtonherdenking der
gelijke problemen zich voordeden. Hij
noemt het „een poging om kerk en staat
voor de wereld met elkaar te binden maar
in werkelijkheid gescheiden te houden. De
staat wil geen verantwoordelijkheid ne
men". Bij de huidige herdenking is de si-
VEENENDAAL,
A. Terlouw
Afbeelding van de Slotkapel in Witten
berg. Aan het einde van de brug de kerk
deur waartegen Luther zijn 95 stellingen
aansloeg.
Men kan zich afvragen gezien de
overheidsherdenking in Oost-Duitsland
of Luther werkelijk een sociale revolutio
nair was. Professor Kooiman: „Hij was
wel een revolutionair in de brede zin van
het woord, een „Umsturzmensch", een
man, die alles omverwierp, maar hij was
geen revolutionair in de huidige politieke
zin van het woord; dan was hij eerder
een reactionair. Hij was wel een princi
piële revolutionair, een man, die de moed
had het gezag te breken en die veel los
gemaakt heeft".
De zestiende eeuw was er een van oor
logen. van ziekten, zoals de pest, van een
pausdom en een katholicisme, dat aan de
ene zijde een diepgeworteld geloof had,
maar aan de andere zijde ook de meest
ergerlijke uitwassen van het christendom,
van de kerk, te zien gaf. De paus was
meer een veldheer en het „carpe diem",
het pluk de dag, was de eenvoudige le
vensfilosofie: leef, zolang het mogelijk is.
Men kan het terug vinden in de kunst
van Jeroen Bosch bijvoorbeeld. Er was
een weelderige aflaathandel, waarin de
monnik Tetzel naam en historie heeft ge
maakt. In oktober 1517 kon men nog al
lerlei kritiek uitoefenen op de aflaten,
want er was nog geen officiële kerkelijke
definitie van de leer der aflaten. Luther
wil een academisch dispuut over de afla
ten en over de paus aan de gang brengen.
Hij meent in zijn goedgelovigheid, dat de
kerkelijke autoriteiten hem dankbaar zou
den zijn. Hij moet echter tot de ontdek
king komen, dat zijn 95 stellingen heel
veel losmaken niet alleen, maar hij be
merkt, dat het niet iets is, watv hij zelf
heeft uitgedacht of uitgewerkt, zoals pro
fessor Kooiman het formuleert. „Hij weet
zich instrument van hogerhand. God heeft
mij erin gebracht, als een blind paard",
schrijft hij later.
Professor Kooiman wijst erop, dat het
aanslaan van die stellingen in die tijd
niets bijzonders was, omdat disputaties
waren voorgeschreven en ook vereist wa
ren voor het behalen van een academische
graad. De stellingen moesten in het open
baar worden aangeslagen door de pedel.
Luther koos de tweede weg voor disputa
ties, de weg van de publieke oproep, waar
op overigens geen reactie kwam. Hij
schreef 95 stellingen, omdat de bisschop
pelijke regelingen betreffende de aflaten
.94 punten telde. Met name rooms-katho
lieke geleerden twijfelen de laatste tijd er
aan, of de stellingen wel werkelijk aan
de toegangsdeur van de slotkapel in Wit
tenberg zijn aangeslagen door Luther.
Waarbij zij er met name op wijzen, dat
Luther zijn thesen op diezelfde dag heeft
toegezonden aan aartsbisschop Albrecht
van Mainz en bisschop Hieronymus van
Brandenburg alsmede aan enkele vrien
den en geleerden. Op die manier kwamen
de thesen al heel snel in de publiciteit te
recht. Deze geleerden concluderen, dat
Luther zijn stellingen aan zijn superieu
ren stuurde, omdat hij dacht, dat zij de
wanpraktijken van de aflaat de kop zou
den indrukken. Zij menen, dat Luther
toen nog een zo trouw „zoon der kerk"
was, dat hij de methoden van openbaar
making voordat binnenskamers enige dis
cussie mogelijk was geweest, niet zou heb
ben toegepast.
Professor Kooiman is het er niet mee
eens. Hij wijst op de theoloog Melanchton,
een zeer nauwgezet man, naaste mede
werker van Luther, die in een voorrede
bij een uitgave van Luthers werken
schrijft: „Deze stellingen sloeg hij op de
dag voor Allerheiligen (31 okt.) in het
jaar 1517 aan de slotkerk te Wittenberg".
Melanchton kwam dan wel pas in 1518 in
Wittenberg en was er dus niet bij toen
de stellingen werden aangeslagen, maar
hij wijdde heel zijn leven aan de Witten-
bergse universiteit en zal zeker zoiets niet
hebben vermeld als het niet historisch
waar was geweest.
We citeren hier een enkele stelling, zoals
die is vertaald door professor Boender
maker:
5. De paus wil en kan geen andere straf
kwijtschelden dan die hij heeft opge
legd naar eigen goeddunken of volgens
kerkelijke wetten.
21. Vandaar, dat al die aflaatpredikers
dwalen, die zeggen, dat de pauselijke
aflaat de mens bevrijdt van alle straf
en hem behoudt.
V7. Het is puur menselijk gedoe, als men
beweert, dat de ziel uit het vagevuur
omhoogschiet, zodra de klank van het
geld in de kist rinkelt.
'8. Eén ding is zeker, dat zodra het geld
in de kist klinkt, winzucht en geldzucht
kunnen toenemen, maar de hulp of de
voorbede van de Kerk pleit op het wel
behagen van God alleen.
5. Te veronderstellen, dat de aflaat van
de paus zo krachtig werkt, dat hij een
mens zou kunnen vrijspreken van de
zonde, zelfs als hij (om iets onmoge
lijks te noemen) de moeder Gods ver
kracht had, is krankzinnig.
En, tot slot, over de hierboven geci
teerde vraag en andere vragen van de
gewone mens:
90. Als men deze scherpe en ernstige be
zwaren van de leken slechts met ge
weld wil onderdrukken en ze niet tot
zwijgen wil brengen door met goede ar
gumenten aan te komen, betekent dit,
dat men de Kerk en de paus aan de spot
derN vijanden prijs geeft en de christenen
ongelukkig maakt.
Het is uit deze voorbeelden wel duide
lijk, dat Luther beslist alleen maar het
beste voorhad met zijn kerk. Het pakte
anders uit. Er komt in 1519 een dispuut
in Leipzig. Tegenover hem staat de hoog
leraar Johannes Eek. In 1520 komt de
breuk met zijn kerk. Er komt in Worms
een rijksdag samenkomst van de keizer
met de Duitse vorsten en steden van het
Duitse Rijk en daar verklaart Luther te
blijven staan achter zij theologische ge
dachten, hij herroept niets, „overtuigd in
het geweten en gevangen in het Woord
Gods," zoals zijn getuigenis luidt. En of
hij daar aan toe heeft gevoegd de beken
de regels „Hier sta ik, ik kan niet an
ders", is nog een vraagpunt. Dan wordt
hii in de ban gedaan, vlucht en verblijft
op het slot Wartburg, waarna hij weer
hoogleraar wordt in Wittenberg.
Hij trouwt in 1525 met de ex-non Ka-
tharina van Bora, die uit een klooster is
gevlucht en er komen zes kinderen. Lu
ther wordt gesteund door de keurvorst
van Saksen. Maar er is heel wat losge
maakt door de monnik, die niet uit zijn
kerk wilde („monnikengekijf" noemde
paus Leo X dit soort disputen) maar die
na eigen geloofstwijfel tot een „getrooste
vertwijfeling" komt. Hij concludeert uit
Paulus brief aan de Romeinen, dat de
mens gerechtvaardigd en zalig wordt al
leen uit genade, alleen door het geloof, al
leen om Christus wil, door het woord der
vergeving.
Zo komt hij ertoe om de aflaathandel
waaraan de armen te gronde gingen, af
te wijzen en komt hij er ook toe om het
pausschaf af te wijzen waar dit wordt
misbruikt. „Luther heeft de kerk terug
willen roepen tot het christocentrislh ge
tuigenis (ervaring, beleving, getuigenis),
maar Luther was te katholiek voor de
kerk van zijn tijd. Dat wordt nu in de
kerk van Rome langzamerhand erkend.
En aan protestantse kant wordt langza
merhand erkend, dat er bij dat, waarvan
men meende dat het tot het reformatori
sche erfgoed behoorde, allerlei is, dat een
min of meer tijdelijk karakter had", aldus
prof. Kooiman. Blijft nog dat aspect van
de sociale revolutie bij Luther. Luther
verwoordde de onmacht en onvrede van
zijn tijd ten aanzien van de kerk. Het ge
wone kerkvolk trok de politieke conse
quenties uit zijn geestelijk standpunt. Er
komt de opstand der boeren tegen de vor
sten. En Luther zélf was van boerenaf
komst. Maar hij ziet, dat de reformatie
een revolutie wordt. De primair reage
rende magister dr. Luther raadt de vor
sten aan de opstand neer te slaan. „Het
is het probleem van Van Hall precies
hetzelfde eigenlijk", zegt prof. Kooiman.
Er was te weinig communicatie tussen
de boeren, Luther en de vorsten. De be
richtgeving was veel langzamer. De vor
sten waren al bezig de opstand neer te
slaan en veel bloeddorstiger dan Luther
had gewild. Later verwijt hij de vorsten
weer, dat ze veel te hard waren, dat ze
„bange schijters waren, die het zo in hun
broek hadden gedaan, dat het jaren la
ter nog stonk".
En met zo'n uitspraak is een bepaalde
kant van Luther voldoende getypeerd.