Portretten van
twee
generaals
Generaal Savalle is blij met
zijn Apeldoorns commando
Generaal Van Hootegem is op
de toekomst niet gerust
„Voor een officier de mooiste eindrang"
De gaande man
De komende man
Een groot militair gaat met pensioen
andaag is het zijn laatste dag - morgen is luitenant-generaal E. J. C. van Hootegem met pensioen. Vandaag
nog zetelt hij in Apeldoorn als commandant van het Eerste Legerkorps - morgen is hij ambteloos burger en
zal zijn plaats worden ingenomen door generaal-majoor L. A. Savalle, nu plaatsvervangend chef van de gene
rale staf in Den Haag. Voor generaal Savalle betekent het dat ook hij dan luitenant-generaal zal zijn. Beide
mannen hebben een lange militaire loopbaan achter de rug. Zij hebben, de een in Nederland, de ander in
Nederlands-Indië, de periode meegemaakt die Nederland van een neutrale mogenheid via wereldoorlog II tot
NAV O-bondgenoot heeft gemaakt. Bovendien een periode waarin de atoomhom het gezicht van elk modern
leger totaal heeft veranderd. Daarom hebben we deze commando wisse ling aangegrepen voor een gesprek
met elk van hen. Beiden hebben zij er een ochtend voor vrij gemaakt en we zijn hun daar dankbaar voor.
Omdat wij menen dat deze gesprekken hebben bijgedragen tot een beter begrip voor leger en commandanten.
vmmrmiimimmmrnm
De komende man: gene
raal-majoor L. A. Savalle
is morgen luitena it-generaal
en commandant van het
Eerste Legerkorps.
„Nee", zegt hij en het komt uit de grond van zijn hart.
„Nee' geen Chef-Staf. Voor een officier is dit de mooiste
eindrang: commandant van het parate leger, van de
troep. Daar gaat het immers om!" Het is een duidelijke
stellingneming op mijn directe vraag of generaal Saval
le, sinds 1 november 1966 plaatsvervangend chef van de
Generale Staf, niet liever die Haagse functie zou heb
ben geambieerd boven de Apeldoornse. Een vraag die
enige toelichting verdient voor wie niet weet dat er (sim
pel gezegd) in het leger een Haagse en een Apeldoornse
kant bestaat. In Den Haag zetelt de minister met zijn
staatssecretarissen en ambtenaren en in Den Haag ook
zetelt de Chef van de Generale Staf met zijn sectiehoof
den. Zij zijn de mensen die de economische en politieke
beslissingen nemen over het leger. Zij praten in de Navo
mee en bepalen (in overleg met de volksvertegenwoor
diging wel te verstaan) welke bijdrage Nederland uitein
delijk aan de Navo zal leveren. Zij zijn het die beslissen
over de aankoop van tanks zo goed als over de aankoop
van schoenen voor de soldaat al die duizend-en-een
zorgen die een grootbedrijf als het leger toch eigenlijk
is, met zich brengt, drukken op hun schouders. Maar op
één punt, een heel belangrijk punt, houdt hun zeggen
schap op: als het gaat over de staat van paraatheid en
het gebruik van het legerkorps dat ter beschikking ge
steld is van de Navo moet men de bevelvoerder zoeken
in Apeldoorn. Daar heeft de hoogste Nederlandse Navo-
commandant zijn staf. Hij voert het bevel over de troe
pen die, als de nood aan de man komt. het werk moe
ten doen.
Generaal-majoor Savalle (morgen luitenant-generaal) is
duidelijk blij met zijn benoeming. Toch kan ik niet na
laten hem nog een netelige vraag te stellen: „Uw benoe
ming is iets bijzonders, generaal. Nooit eerder is het voor
gekomen dat iemand benoemd werd tot commandant van
het Eerste Legerkorps die niet tevoren een divisie had ge
commandeerd. Is daar een verklaring voor?"
Hij aarzelt even. Het is ook een moeilijke vraag want hoe
kan iemand zijn benoeming rechtvaardigen zonder eigen
lof te zingen? Maar hij redt er zich uitstekend uit. „U
moet het niet zo zien", zegt hij, „dat mijn benoeming iets
bijzonders is. Het is heus niet een poging tot „Haagse in
filtratie" in het legerkorps of iets dergelijks, hetzij om re
denen van efficiency of omdat er een reorganisatie van de
Navo op komst is. Niets van dien aard is er aan de hand.
Net als altijd heeft de minister de man gezocht die hij het
meest geschikt acht.-Ik heb weliswaar geen divisie gecom
mandeerd, maar twee jaar lang heb ik gewerkt bij de
Navo-staf Noordelijke Legergroep en twee jaar was ik
commandant van een brigade. Omdat u me hier in Den
Haag opzoekt moet u niet denken dat ik een specifieke
bureauman ben de troep is mij het liefst!"
De moeilijke vragen zijn gesteld. De generaal drinkt van
zijn koffie (zoettahletjes geen suiker) en rookt met zicht
baar welbehagen zijn sigaret (filter in een lange sigarette-
pijp). We praten wat over Apeldoorn en op mijn vraag of
hij er binnenkort komt wonen vertelt hij van zijn huiselijke
zorgjeseen zoon in militaire dienst die graag zijn weekends
in Den Haag wil doorbrengen bij zijn vrienden en in zijn
clubh. Als we in Apeldoorn gaan wonen wordt dat moeilijk,
maar 'iet zal er toch wel van komen. Ik wil het trouwens
graag, want ik ben een warm voorstander van goede con
tacten, niet alleen met de mensen >met wie ik werk, maar
ook met de burgerij". Ik vraag of zijn zoon ook K.M.A.-
ambities heeft en dan vertelt hij van zijn familie. „Mijn
vader was marine-officier en ook zijn drie broers waren
officier. Voor mij, en ook voor mijn tweelingbroer, was het
haast vanzelfsprekend dat we beroepsmilitair werden. Maar
m'n zoon voelt er niets voor. Hij aardt waarschijnlijknaar
mijn grootvader. We zijn van Franse afkomst, voor zover
ik weet handelaren in wijnen en sterkere dranken. Pas mijn
grootvader is naar Nederland gekomen". Ondanks zijn
Franse afkomst heeft hij het niet zo bijster op de Fransen
begrepen. „Te individualistisch!" In zijn Navo-periode kon
hij het veel beter vinden met de Amerikanen en de Cana
dezen.
Zo komen we weer terug bij het leger.
Duits gevaar, generaal?"
.Gelooft u in een
hier in Nederland de Duitsers anders beziet dan lk op
dezelfde manier denk ik over de Japanners. Maar los
daarvan geloof ik niet dat er op 't ogenblik sprake is van
een Duits gevaar. Een revanche-gedachte, zoals die na
vorige oorlogen te bespeuren was, bestaat er geloof ik, niet
Wel zit de hereniging ze hoog maar ik geloof niet dat
ze dit op de spits zullen drijven".
„En de Russen? Kent u Rusland?"
Dat blijkt niet het geval te zijn. Maar hij is wel tot deze
vaste overtuiging gekomen: Zolang de publieke opinie in
de Warschaupactlanden nog niet vrij aan bod kan komen,
zolang zal er nog geen sprake zijn van een werkelijke ont
spanning. Er wordt wel eens gesteld dat de Navo zou kun
nen verdwijnen als ook het Warschaupact zou worden
opgeheven - generaal Savalle gelooft er niet in. „Het
Noord-Atlantisch Bondgenootschap is opgericht tegen een
bedreiging - pas als die bedreiging wegvalt wordt de Navo
als militair pact overbodig. Maar dat is niet afhankelijk
van het al of niet bestaan van een Warschaupact - daar
voor is nodig dat er ook achter het ijzeren gordijn vrij
heid van meningsuiting komt. Dat er een einde komt aan
de politieke indoctrinatie, ook in het leger".
„Bent u bang voor politiek in het leger?"
„Niet bang, maar je moet er wel voorzichtig mee zijn. Een
legerleiding (of de politieke machthebbers achter haar)
moet geen meningen opdringen. Het is noodzakelijk dat
ook de man in het leger de feiten kent en dat er over ge
praat wordt. Tenslotte ben je bezig een man te vormeh,
op te leiden voor zijn taak. En vorming is altijd een soort
beïnvloeding, maar dat is toch geen schande? Het geeft
desondanks iedereen voldoende ruimte om zelf zijn positie
te bepalen in de huidige wereldproblematiek".
„Bent u voorstander van een beroepsleger?"
„Laten we dit vaststellen: Uit psychologisch oogpunt heeft
ons huidige dienstplichtsysteem voorkeur. Wat niet weg
neemt dat men met beroepsmensen een beter leger kan
Vormen. We zijn al een eindje die weg opgegaan met het
specialisten-project, dat kort geleden van start is gegaan
en waarvoor veel animo bestaat. Daar komt bij dat de be
nodigde sterkte van het leger terugloopt: voor 1970 schat
ik die op 32.000 tot 35.000 man. Maar tot een beroeps- of
vrijwilligersleger zullen we in Nederland wel niet komen
daar is niet voldoende animo voor, geloof ik".
AI pratende over het leger komen we op de moeilijke
oefengelegenheid in Nederland, een zaak waarbij generaal
Savalle in z(jn Haagse functie nauw betrokken was. H(j
onthult dat het systeem van het huren van terreinen van
de baan is. Veel te kostbaar! Er ligt nu een plan op tafel
voor het creëren van vier grote oefenterreinen verspreid
over het hele land, elk ter grootte van zo'n drieduizend
hectare, zodat er een bataljon behoorlijk op kan oefenen.
Eén daarvan komt In de ingedijkte Lauwerszee - dat heeft
de minister van Defensie al onthuld. Waar de andere zul
len komen is nog een geheim, maar zoveel is zeker dat er
een op de Veluwe gesitueerd zal zijn. Hoe kan het anders
met zoveel kazernes! Het is meer dan raden als men aan
neemt dat de Harskamp daarvoor zal worden uitgekozen.
Nu nog heeft men daar de schietbanen, die vormen een
handicap. Maar een goed terrein voor een schietbaan zoe
ken Is gemakkelijker dan een oefenterrein voor een batal
jon.
Hij heeft me dit alles verteld en realiseert zich dan dat hij
met een journalist praat. Hij kijkt me wat ongerust aan
ik verzeker hem geen misbruik te zullen maken van der
gelijke inlichtingen. Alleen wat hijzelf publicabel acht komt
in de krant en zo is het hierboven ook gebeurd. Zijn
secretaresse, een eerste luitenant, brengt verse koffie en
het gesprek wordt wat vertrouwelijker. Hij vertelt van zijn
liefde voor Jndië. „Hebt u nog contact met Indonesiërs?"
„Niet veel", zegt hij. „Alleen als sultan Hamèngko Buwono
in Nederland is, komt hij me steevast opzoeken. Hij was
een van mijn bruidsjonkers, diende bij mij als een van
mijn officieren".
„Gelooft u dat het met Indonesië op het ogenblik de goede
kant op gaat?"
Hij gelooft van wel, al ziet hij in Suharto niet de man die
Indonesië in economisch opzicht uit de moeilijkheden kan
halen. Daar zal een ander voor moeten komen, geen gene
raal waarschijnlijk.
Bij het afscheid legt hij alle nadruk op de woorden „Tot
ziens". Zijn secretaresse vertelt me bij het weggaan hoe
het haar spijt dat deze baas naar Apeldoorn vertrekt.
Daarom: welkom in Apeldoorn, generaal. We weten dat
u vóór alles militair bent, maar we weten ook dat u alle
prijs stelt op een goede verstandhouding met de burgerij.
Twee generaals twee manoen
die de top van hun militaire loop
baan hebben bereikt. Twee carrières
die elkaar op bepaalde punten ra
ken, maar die soms ook heel ver uit
elkaar hebben gelegen. Hemelsbreed
ver uit elkaar, maar ook wat be
treft de werkzaamheden.
Luitenant-Generaal E. J. C. van
Hoogtegem werd op 13 maart 1907
in 's-Hertogenbosch geboren. In
1928 kwam hij als gewoon dienst
plichtige in militaire dienst, werd
geplaatst bij het Regiment Wielrij
ders en werd daar vaandrig. Het
jaar daarop besluit hij beroepsmili
tair te worden: hij gaat naar de
Kon. Militaire Academie in Breda
en wordt in augustus 1931 benoemd
tot tweede luitenant. Als de oorlog
uitbreekt is hij eerste luitenant bij
het Garderegiment Grenadiers. In
1942 wordt hij in Duitse krijgsge
vangenschap weggevoerd naar Sta-
nislaw in Polen, weet te ontsnappen
en bereikt na een zwerftocht van
een jaar Engeland, waar hij wordt
ingedeeld bij het Detachement Lon
don. Als hij in november 1945 naar
Nederland terugkeert is hij kapitein
en hard toe aan een poosje rust.
Daarna begint een periode van
studie: in mei '46 gaat hij naar de
Hogere Krijgsschool, haalt zijn staf-
brevet, keert in 1948 terug naar En
geland waar hij wordt gedetacheerd
bij de Staf College in Cambridge
hij is dan inmiddels majoor gewor
den. Deze Engelse episode duurt
maar kort: in februari 1949 wordt
hij leraar aan de Hogere Krijgs
school, in '52 wordt hij waarnemend
directeur van deze school (luitenant
-kolonel) en van augustus '53 tot
september '55 is hij directeur in de
rang van kolonel.
Na 1955 begint een ander leven:
vier jaar bij het hoofdkwartier van
de Kon. Landmacht in Den Haag,
eerst als hoofd van de afdeling Ope-
ratiën en Opleiding, later als waar
nemend sous-chef. Tot 1959, want
dan begint de laatste periode: hij
wordt chef-staf van het Eerste Le
gerkorps in de rang van brigade-ge
neraal. Vervolgens: plaatsvervan
gend legerkorpscommandant, te
vens commandant legerkorps aeh-
tergebied. Op 1 januari 1962: com
mandant van de 7 december-divisie
in de rang van generaal-majoor. En
twee jaar later dan de hoogste
rang: luitenant-generaal en com
mandant van 't Eerste Legerkorps,
korps.
Generaal Van Hootegem is kort
geleden bevorderd tot Commandeur
in de Orde van Oranje-Nassau met
de Zwaarden: bovendien is hij Rid
der in de orde van de Nederlandse
Leeuw. Verder is hij drager van het
Bronzen Kruis, van het oorlogsher-
Inneringskruis met de gesp en is hij
onderscheiden voor langdurige
dienst als officier.
Generaal-majoor L. A. Savalle is
geboren te Sitobondo in het vroegere
Nederlands-Indië op 11 november
1914. Nauwelijks 17 jaar oud ging
hij naar de K.M.A. in Breda en hij
was nog geen twintig toen hij be
noemd werd tot officier bij het wa
pen der infanterie van het Kon. Ne
derlands Indische Leger.
Krijgsgevangenschap was ook zijn
deel maar ontsnappen uit Siam was
er niet bij! Het werd januari 1946
voor h(j Indië terug zag: dat was
toen het in Siam geformeerde Ba
taljon Prins Maurits op Soembaua
landde. Tot eind 1950 bleef hij in In
dië dat toen al Indonesië was gewor
den hijzelf was toen trouwens al
overgegaan naar de Kon. Land
macht.
Dan volgt zijn Nederlandse perio
de: eerst twee jaar studie aan de
Hogere Krijgsschool, dan functies
bij het Hoofdkwartier van de Gene
rale Staf, de onvermijdelijke onder
breking voor troependienst als ba
taljonscommandant en dan hoofd
van de sectie G3 van het Hoofd
kwartier het is dan inmiddels
1960 geworden en de rang van kolo
nel is bereikt.
In 1962 volgt een NAVO—functie:
kolonel Savalle wordt geplaatst als
plaatsvervangend hoofd van de sec-
generaal-majoor.
tie Opleiding en Operatiën bij het
hoofdkwartier van de Noordelijke
Legergroep. Op 13 januari 1964
wordt hij als brigade-generaal com
mandant van de 42e Pantser-Infan
teriebrigade.
Twee jaar later, op 1 november
1966, wordt hij teruggehaald naar
Den Haag: plaatsvervangend chef
van de generale staf in de rang van
Generaal Savalle is officier in de
Orde van Oranje-Nassau met de
Zwaarden, draagt het oorlogsher-
inneringskruls en het ereteken voor
Orde en Vrede met de gespen: ook
ls hij onderscheiden voor langdurige
dienst als officier.
De gaande
generaal E.
Hootegem is van
af gewoon burger.
man: luit.-
J. C. van
morgen
„Eerste vraag, generaal: Is de Nederlandse soldaat een
goede soldaat?" Het antwoord komt snel, zonder enig
nadenken. „De Nederlandse soldaat is een uitstekende
soldaatals je hem eenmaal in dienst hebt. Maar dan
moet je hem ook aan z'n verstand kunnen brengen wat
er aan de hand is. Dat hangt van de leiding af. Je hoeft
hem niet alles te vertellen natuurlijk, maar wel waaróm
hij iets moet doen. Ik heb een kort poosje een bataljon
gecommandeerd. Bij een grote oefening moesten we ons
ingraven en camoufleren. De avond daarvoor heb ik de
jongens bij elkaar gehaald, heb ze verteld wat er gebeu
ren moest en waarom het gebeuren moest. Ik heb een
instructiefilmpje laten draaien het werd een enorm
succes. Ze hebben gewerkt als paarden die volgende
dag, maar het resultaat was dan ook dat de „vijand" er
geen flauwe notie van had dat we daar lagen de ver
kenningsvliegtuigeen hadden ons niet opgemerkt. Toen
ze oprukten, onze tegenstander, zorgeloos en onbekom
merd. hebben we ze tot op 400 meter laten naderen. Er
zou geen man zijn overgebleven Er waren Franse
scheidsrechters die hadden er schik in en het was een
flinke ruk omhoog voor ons puntentotaal
Achter z'n brilleglazen glinsteren zijn ogen bij de her
innering. Generaal Van Hootegem is een man-van-de-
troep dat is duidelijk. Heel wat jaren heeft hij in Den
Haag doorgebracht („Ik was blij dat ik uit die rommelige
stad weg konen in de laatste jaren heeft hij hoge
functies bekleed binnen het raam van Nederlands bijdrage
aan de Navo-strijdkrachten maar zijn beste herinnerin
gen bewaart hij aan die tijd als bataljonscommandant.
„Een bataljon is nog klein genoeg, zodat je na een paar
weken alle jongens kent bij naam en toenaam. Hun meis
jes trouwens ook want het eerste wat ze je laten zien is
een foto van hun meisje
„U was eerst vaandrig pas later bent u naar de
K.M.A. gegaan?"
„Ik wilde arts worden, maar kreeg eczeem (hij laat zijn
hand zien). Een arts met eczeem kan niet."
„Toen hebt u bewust het militaire beroep gekozen?"
„Ja vind je dat gek
Wè lachen en het ijs is gebroken. Van zijn kant wordt het
u vervangen door je en jij en dat maakt de sfeer prettig.
Een bediende, verblindend wit jasje en glanzend gepoetste
schoenen, brengt koffie en sigaretten plus een kaars-op-kan
delaar. Suiker gebruikt de generaal niet, roken doet hij
evenmin. De koffie is uitstekend ze is speciaal voor hem
gezet van bonen die hij zelf heeft meegebracht! Ik kijk naar
m'n vragenlijstje en weet dat ik veel overboord zal moeten
gooien, want dit gesprek wordt Iets anders dan een inter
view. „Hebt u veel tijd generaal?" vermetele vraag aan
iemand die erom bekend staat vrijwel .nooit iemand langer
te geven dan vijf minuten. We spreken af dat we er nog een
uur bij zullen nemen.
„Vindt u het Nederlandse dienstplichtsysteem nog wel
een juist en democratisch systeem? Het is toch langzamer
hand Zo, dat maar een betrekkelijk klein deel van de
Nederlandse jeugd werkelijk in dienst komt: lichamelijk
en mentaal de fitsten de rest wordt afgekeurd of krijgt
vrijstelling om een of andere reden. Ziet u voor de toe
komst mogelijkheden in een vrijwilligersleger?"
Het blijkt een vraag te zijn die veel losmaakt en uit het
antwoord wordt duidelijk dat generaal Van Hootegem
een neiging heeft tot pessimisme, tot cultuurpessimisme.
Hij vergelijkt onze tijd met de nadagen van de grote
imperia, het Griekse, het Romeinse. We leven in dezelfde
brood-en-spelen-mentaliteit, vindt hij en peinzend her
haalt hij die woorden in het Latijn. Want de hedendaagse
welvaartspsychose beangstigt en verdriet hem en dat
heus niet alleen omdat zoveel jongens afgekeurd moeten
worden voor de militaire dienst omdat ze lichamelijk
en/of mentaal niet aan de normen voldoen. Hij ontkent
niet dat het gaan in militaire dienst het brengen van een
offer betekent en hij ziet ook de nadelen-van-nu dat juist
de besten dat offer moeten brengen maar hij is in hart
en ziel soldaat en al zegt hij dat niet zo: het spijt hem
genoeg dat die offerbereidheid vandaag de dag zo gering
is. Alleen al daarom is hij niet erg gebrand op een vrij
willigersleger daarnaast stelt hij dat dat in Nederland
toch niet mogelijk is, omdat er te weinig vrijwilligers
zouden zijn.
„Gelooft u niet dat het pacifisme, de eerlijke wil tot
vrede, hierin ook een rol speelt? Als hier en daar door de
kerken gesteld wordt dat de Navo behoort te verdwijnen,
dan komt dat toch voort uit een vaste en eerlijke over
tuiging en dan heeft dat toch invloed?" Fel valt hij uit:
„De kerken moeten zich meer met hun eigen zaken be
moeien want zo best is het daar ook niet gesteld!" Dan,
kalmer, geeft hij toe dat je niet alle pacifisme over één kam
kunt scheren. Dat het geen irritant anti-militarisme be
hoeft te zijn en ook niet behoeft voort te komen uit de
gedachte van „we hebben het nu juist allemaal zo lekker
goed en laten we zien dat die militairen en politici geen
roet in ons welvaartseten gooien".
„Hebt u bezwaar tegen politiek in het leger?"
„Bezwaar heb ik er niet tegen zegt hij maar het
is riskant!" Hij is het er mee eens dat er in het leger
gesproken moet worden over de grote politieke problemen
van onze tijd en dat er van de kant van de legerleiding
voorlichting moet zijn het past in zijn opvatting dat
de Nederlandse soldaat wil weten wat er aan de hand is.
„Maar objectieve voorlichting geven is moeilijk en het
verwijt dat je alleen maar je eigen straatje schoon wilt
praten ligt als het ware voor het grijpen!"
„Een leger van dienstplichtigen dus maar kan het
niet korter dan zestien maanden?"
Hij is heel beslist: „Die zestien maanden zijn eigenlijk
te weinig, maar goed. er was niet aan te ontkomen. En
winnen is. Houd dan liever je kruit droog voor een
kwestie die je niet verliezen m&g!" het is een van die
wijsgerige uitspraken die kenmerkend zijn voor deze
generaal. Met diezelftie wijsgerigheid aanvaardt hij het
feit dat in die zestien maanden aan de man meer geleerd
moet worden dan vroeger toen de te verwerken stof min
der ingewikkeld was en de diensttijd langer. „Ik merk
het: een compagnie nu is minder dan een compagnie drie
«of vier jaar geleden. Niet dat de mensen slechter zijn of
de leiding minder maar het moet allemaal vlugger en dat
gaat ten kosten van de kwaliteit."
Van het uur is al een half uur om toch wil ik er ook
nog graag een k\vartier afnemen om het verhaal te horen
van zijn ontsnapping uit krijgsgevangenschap. Want de ont
snappingsroute intrigeert me: van Polen uit via Boedapest,
Moskou, Odessa en Gibraltar naar Londen. Als ik hem er
naar vraag loopt hij naar de muur en haalt er de fotoin-een-
lijstje af. Een oude, niet meer zo heel duidelijke foto van
mannen in dikke jassen en met warme mutsen op. Even
kijkt hij er peinzend naar, dan wijst zijn vinger: Dat ben ik.
Ik herken hem er niet uit toch kan de toen 36-jarige lui
tenant er toen nauwelijks jonger hebben uitgezien dan de nu
60-jarige generaal.
Hij vertelt het heel simpel: „In Polen zijn we uit een
rijdende trein gesprongen en Oekraïners hielpen ons over
de grens naar Hongarije, toen nog niet bezet. Aardige
mensen ik correspondeer nu nog met ze!" Uit het
verhaal blijkt dat die „we" een groepje Nederlandse
officieren was. Via allerlei omzwervingen komen ze in
Boedapest, zoeken en krijgen daar contact met de Neder
landse regering in Londen en gaan officieel optreden als
leden van de Intelligence Service. Als Boedapest door
de Duitsers wordt belegerd wijken ze uit naar de Russen
en komen in Moskou waar ze met meer wantrouwen dan
enthousiasme werden ontvangen. Daar leert de luitenant
Van Hootegem de Russen kennen („Ik sprak toen al
vloeiend Russischen daar ook ervaart hij wat poli
tieke indoctrinatie van het leger betekent: Nauwe
lijks 20 kilometer achter het front maar iedere ochtend"
werd er minstens een uur afgenomen voor de politieke
commissaris: die vertelde precies na wat er in de kranten
stond: de ene dag was Churchill de grootste schoft van
heel Europa en was Roosevelt iemand die ze alleen maar
vergeten hadden vleugeltjes ^an te doen de volgende
dag was het precies andersom; en de soldaten slikten het
allemaal voor zoete koek!" Eindelijk komt het ogenblik
dat ze de tocht naar Engeland zullen beginnen. „Pas op
het laatste nippertje ontdekte ik dat ze ons via
•Moermansk wilde afvoeren ik heb onmiddellijk opge
beld." Ten slotte gaan ze via Odessa met het eerste
Nederlandse schip dat deze haven aandeed In de
Middellandse Zee hebben we als vrijwilligers het lucht
doelgeschut bedienden komen via Gibraltar in
Londen. De oorlog loopt dan al op z'n eind, want de hele
tocht heeft een jaar geduurd.
Het is allemaal verteld alsof het heel vanzelfsprekend is.
Generaal Van Hootegem is een man die het vanzelfsprekend
vindt dat een officier zich geeft tot het uiterste dat is
duidelijk. Hij heeft dat zelf altijd gedaan en hij doet dat nog.
Daar is hij trots op zonder ijdel te zijn dat maakt hem
sympatiek. zo stelt men zich in zijn gedachten een gene
raal voor. Die instelling maakt ook dat hij bij sommigen ge
vreesd is, want wee de man die slampampert. „Kijk", zegt
hij, „ik hoef me niet te bemoeien met zaken die goed mar
cheren. Bij een onderdeel waar alles goed gaat zien ze me
nooit. Wel ben ik er als het fout gaaten wil ik met
de mensen praten die het uitzonderlijk goed doen!"
Zijn ontsnappingsverhaal brengt ons als vanzelf op
Duitsland en de Duitsers. „Heeft hij, na alles wat er ge
beurd is, het nooit moeilijk gevonden om in zijn functie
gewoon met de Duitsers om te gaan?" Het antwoord is
kernachtig: „Als ik met pensioen ben zien ze me in
Duitsland nooit meer terug!" Niet dat hij aan iedere
Duitser een hekel heeft enkel en alleen omdat het een
Duitser is maar in het Duitse volk als geheel ziet hij
nog altijd een groot gevaar. De verkiezingswinst van
neo-nazistische partijen vervult hem met argwaan en
als hij later in het gesprek een voorbeeld zoekt om het
begin van een mogelijke oorlog aan te duiden, dan kiest
hij een conflict tussen Oost- en West-Duitsland.
„Ziet u niet eerder een Russisch gevaar?"
„Toen ik in de oorlog in Rusland was zegt hij
raakte ik bevriend met een Russische kolonel. Het was
toen al'herfst '44 en de Russische opmars richting Berlijn
was al begonnen. Het leek scherts van de man toen hij
zei: „Van Berlijn gaan we door naar jullie land. En naar
Frankrijk en naar Engeland." Begrijp goed: het was
méér dan scherts. Zolang het communisme de Sovjet
ideologie is en zolang er een imperialistische top zal zijn
in Moskou en die twee zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden zo lang blijft het Ruslands bedoeling de
wereld te veroveren. Russen hebben de tijd. Het hoeft
vandaag niet en het hoeft volgend jaar niet het mag
honderd jaar duren. Maar als ze in het Kremlin menen_
.dat de tijd gekomen is, dat het Westen er rijp voor is,'
dan zullen ze komen. We zullen ons dat moeten realiseren
en onze tegenmaatregelen moeten nemen."
H(J is nu heel ernstig, de man die in Navo-verband
onze hoogste bevelhebber is en die het gewicht daarvan
wel degeiyk voelt. „Let goed op zegt hy. Een leger
wordt opgeleid voor het voeren van oorlog. Dat kan
niet anders. Maar iedere vent die daar zo door gegrepen
wordt dat hU naar oorlog verlangt, die moet een schop
onder z'n hebben. Die is in het leger volkomen
onbruikbaar!"
„Gelooft u dat er op het ogenblik sprake is van politieke
ontspanning en meent u dat daaruit militaire consequen
ties mogen worden getrokken?"
Nu komt de generaal aan het woord. Politieke ont
spanning telt bU hem alleen als ze bij de tegenpartij ook