Portretten van twee generaals Generaal Savalle is blij met zijn Apeldoorns commando Generaal Van Hootegem is op de toekomst niet gerust „Voor een officier de mooiste eindrang" De gaande man De komende man Een groot militair gaat met pensioen andaag is het zijn laatste dag - morgen is luitenant-generaal E. J. C. van Hootegem met pensioen. Vandaag nog zetelt hij in Apeldoorn als commandant van het Eerste Legerkorps - morgen is hij ambteloos burger en zal zijn plaats worden ingenomen door generaal-majoor L. A. Savalle, nu plaatsvervangend chef van de gene rale staf in Den Haag. Voor generaal Savalle betekent het dat ook hij dan luitenant-generaal zal zijn. Beide mannen hebben een lange militaire loopbaan achter de rug. Zij hebben, de een in Nederland, de ander in Nederlands-Indië, de periode meegemaakt die Nederland van een neutrale mogenheid via wereldoorlog II tot NAV O-bondgenoot heeft gemaakt. Bovendien een periode waarin de atoomhom het gezicht van elk modern leger totaal heeft veranderd. Daarom hebben we deze commando wisse ling aangegrepen voor een gesprek met elk van hen. Beiden hebben zij er een ochtend voor vrij gemaakt en we zijn hun daar dankbaar voor. Omdat wij menen dat deze gesprekken hebben bijgedragen tot een beter begrip voor leger en commandanten. vmmrmiimimmmrnm De komende man: gene raal-majoor L. A. Savalle is morgen luitena it-generaal en commandant van het Eerste Legerkorps. „Nee", zegt hij en het komt uit de grond van zijn hart. „Nee' geen Chef-Staf. Voor een officier is dit de mooiste eindrang: commandant van het parate leger, van de troep. Daar gaat het immers om!" Het is een duidelijke stellingneming op mijn directe vraag of generaal Saval le, sinds 1 november 1966 plaatsvervangend chef van de Generale Staf, niet liever die Haagse functie zou heb ben geambieerd boven de Apeldoornse. Een vraag die enige toelichting verdient voor wie niet weet dat er (sim pel gezegd) in het leger een Haagse en een Apeldoornse kant bestaat. In Den Haag zetelt de minister met zijn staatssecretarissen en ambtenaren en in Den Haag ook zetelt de Chef van de Generale Staf met zijn sectiehoof den. Zij zijn de mensen die de economische en politieke beslissingen nemen over het leger. Zij praten in de Navo mee en bepalen (in overleg met de volksvertegenwoor diging wel te verstaan) welke bijdrage Nederland uitein delijk aan de Navo zal leveren. Zij zijn het die beslissen over de aankoop van tanks zo goed als over de aankoop van schoenen voor de soldaat al die duizend-en-een zorgen die een grootbedrijf als het leger toch eigenlijk is, met zich brengt, drukken op hun schouders. Maar op één punt, een heel belangrijk punt, houdt hun zeggen schap op: als het gaat over de staat van paraatheid en het gebruik van het legerkorps dat ter beschikking ge steld is van de Navo moet men de bevelvoerder zoeken in Apeldoorn. Daar heeft de hoogste Nederlandse Navo- commandant zijn staf. Hij voert het bevel over de troe pen die, als de nood aan de man komt. het werk moe ten doen. Generaal-majoor Savalle (morgen luitenant-generaal) is duidelijk blij met zijn benoeming. Toch kan ik niet na laten hem nog een netelige vraag te stellen: „Uw benoe ming is iets bijzonders, generaal. Nooit eerder is het voor gekomen dat iemand benoemd werd tot commandant van het Eerste Legerkorps die niet tevoren een divisie had ge commandeerd. Is daar een verklaring voor?" Hij aarzelt even. Het is ook een moeilijke vraag want hoe kan iemand zijn benoeming rechtvaardigen zonder eigen lof te zingen? Maar hij redt er zich uitstekend uit. „U moet het niet zo zien", zegt hij, „dat mijn benoeming iets bijzonders is. Het is heus niet een poging tot „Haagse in filtratie" in het legerkorps of iets dergelijks, hetzij om re denen van efficiency of omdat er een reorganisatie van de Navo op komst is. Niets van dien aard is er aan de hand. Net als altijd heeft de minister de man gezocht die hij het meest geschikt acht.-Ik heb weliswaar geen divisie gecom mandeerd, maar twee jaar lang heb ik gewerkt bij de Navo-staf Noordelijke Legergroep en twee jaar was ik commandant van een brigade. Omdat u me hier in Den Haag opzoekt moet u niet denken dat ik een specifieke bureauman ben de troep is mij het liefst!" De moeilijke vragen zijn gesteld. De generaal drinkt van zijn koffie (zoettahletjes geen suiker) en rookt met zicht baar welbehagen zijn sigaret (filter in een lange sigarette- pijp). We praten wat over Apeldoorn en op mijn vraag of hij er binnenkort komt wonen vertelt hij van zijn huiselijke zorgjeseen zoon in militaire dienst die graag zijn weekends in Den Haag wil doorbrengen bij zijn vrienden en in zijn clubh. Als we in Apeldoorn gaan wonen wordt dat moeilijk, maar 'iet zal er toch wel van komen. Ik wil het trouwens graag, want ik ben een warm voorstander van goede con tacten, niet alleen met de mensen >met wie ik werk, maar ook met de burgerij". Ik vraag of zijn zoon ook K.M.A.- ambities heeft en dan vertelt hij van zijn familie. „Mijn vader was marine-officier en ook zijn drie broers waren officier. Voor mij, en ook voor mijn tweelingbroer, was het haast vanzelfsprekend dat we beroepsmilitair werden. Maar m'n zoon voelt er niets voor. Hij aardt waarschijnlijknaar mijn grootvader. We zijn van Franse afkomst, voor zover ik weet handelaren in wijnen en sterkere dranken. Pas mijn grootvader is naar Nederland gekomen". Ondanks zijn Franse afkomst heeft hij het niet zo bijster op de Fransen begrepen. „Te individualistisch!" In zijn Navo-periode kon hij het veel beter vinden met de Amerikanen en de Cana dezen. Zo komen we weer terug bij het leger. Duits gevaar, generaal?" .Gelooft u in een hier in Nederland de Duitsers anders beziet dan lk op dezelfde manier denk ik over de Japanners. Maar los daarvan geloof ik niet dat er op 't ogenblik sprake is van een Duits gevaar. Een revanche-gedachte, zoals die na vorige oorlogen te bespeuren was, bestaat er geloof ik, niet Wel zit de hereniging ze hoog maar ik geloof niet dat ze dit op de spits zullen drijven". „En de Russen? Kent u Rusland?" Dat blijkt niet het geval te zijn. Maar hij is wel tot deze vaste overtuiging gekomen: Zolang de publieke opinie in de Warschaupactlanden nog niet vrij aan bod kan komen, zolang zal er nog geen sprake zijn van een werkelijke ont spanning. Er wordt wel eens gesteld dat de Navo zou kun nen verdwijnen als ook het Warschaupact zou worden opgeheven - generaal Savalle gelooft er niet in. „Het Noord-Atlantisch Bondgenootschap is opgericht tegen een bedreiging - pas als die bedreiging wegvalt wordt de Navo als militair pact overbodig. Maar dat is niet afhankelijk van het al of niet bestaan van een Warschaupact - daar voor is nodig dat er ook achter het ijzeren gordijn vrij heid van meningsuiting komt. Dat er een einde komt aan de politieke indoctrinatie, ook in het leger". „Bent u bang voor politiek in het leger?" „Niet bang, maar je moet er wel voorzichtig mee zijn. Een legerleiding (of de politieke machthebbers achter haar) moet geen meningen opdringen. Het is noodzakelijk dat ook de man in het leger de feiten kent en dat er over ge praat wordt. Tenslotte ben je bezig een man te vormeh, op te leiden voor zijn taak. En vorming is altijd een soort beïnvloeding, maar dat is toch geen schande? Het geeft desondanks iedereen voldoende ruimte om zelf zijn positie te bepalen in de huidige wereldproblematiek". „Bent u voorstander van een beroepsleger?" „Laten we dit vaststellen: Uit psychologisch oogpunt heeft ons huidige dienstplichtsysteem voorkeur. Wat niet weg neemt dat men met beroepsmensen een beter leger kan Vormen. We zijn al een eindje die weg opgegaan met het specialisten-project, dat kort geleden van start is gegaan en waarvoor veel animo bestaat. Daar komt bij dat de be nodigde sterkte van het leger terugloopt: voor 1970 schat ik die op 32.000 tot 35.000 man. Maar tot een beroeps- of vrijwilligersleger zullen we in Nederland wel niet komen daar is niet voldoende animo voor, geloof ik". AI pratende over het leger komen we op de moeilijke oefengelegenheid in Nederland, een zaak waarbij generaal Savalle in z(jn Haagse functie nauw betrokken was. H(j onthult dat het systeem van het huren van terreinen van de baan is. Veel te kostbaar! Er ligt nu een plan op tafel voor het creëren van vier grote oefenterreinen verspreid over het hele land, elk ter grootte van zo'n drieduizend hectare, zodat er een bataljon behoorlijk op kan oefenen. Eén daarvan komt In de ingedijkte Lauwerszee - dat heeft de minister van Defensie al onthuld. Waar de andere zul len komen is nog een geheim, maar zoveel is zeker dat er een op de Veluwe gesitueerd zal zijn. Hoe kan het anders met zoveel kazernes! Het is meer dan raden als men aan neemt dat de Harskamp daarvoor zal worden uitgekozen. Nu nog heeft men daar de schietbanen, die vormen een handicap. Maar een goed terrein voor een schietbaan zoe ken Is gemakkelijker dan een oefenterrein voor een batal jon. Hij heeft me dit alles verteld en realiseert zich dan dat hij met een journalist praat. Hij kijkt me wat ongerust aan ik verzeker hem geen misbruik te zullen maken van der gelijke inlichtingen. Alleen wat hijzelf publicabel acht komt in de krant en zo is het hierboven ook gebeurd. Zijn secretaresse, een eerste luitenant, brengt verse koffie en het gesprek wordt wat vertrouwelijker. Hij vertelt van zijn liefde voor Jndië. „Hebt u nog contact met Indonesiërs?" „Niet veel", zegt hij. „Alleen als sultan Hamèngko Buwono in Nederland is, komt hij me steevast opzoeken. Hij was een van mijn bruidsjonkers, diende bij mij als een van mijn officieren". „Gelooft u dat het met Indonesië op het ogenblik de goede kant op gaat?" Hij gelooft van wel, al ziet hij in Suharto niet de man die Indonesië in economisch opzicht uit de moeilijkheden kan halen. Daar zal een ander voor moeten komen, geen gene raal waarschijnlijk. Bij het afscheid legt hij alle nadruk op de woorden „Tot ziens". Zijn secretaresse vertelt me bij het weggaan hoe het haar spijt dat deze baas naar Apeldoorn vertrekt. Daarom: welkom in Apeldoorn, generaal. We weten dat u vóór alles militair bent, maar we weten ook dat u alle prijs stelt op een goede verstandhouding met de burgerij. Twee generaals twee manoen die de top van hun militaire loop baan hebben bereikt. Twee carrières die elkaar op bepaalde punten ra ken, maar die soms ook heel ver uit elkaar hebben gelegen. Hemelsbreed ver uit elkaar, maar ook wat be treft de werkzaamheden. Luitenant-Generaal E. J. C. van Hoogtegem werd op 13 maart 1907 in 's-Hertogenbosch geboren. In 1928 kwam hij als gewoon dienst plichtige in militaire dienst, werd geplaatst bij het Regiment Wielrij ders en werd daar vaandrig. Het jaar daarop besluit hij beroepsmili tair te worden: hij gaat naar de Kon. Militaire Academie in Breda en wordt in augustus 1931 benoemd tot tweede luitenant. Als de oorlog uitbreekt is hij eerste luitenant bij het Garderegiment Grenadiers. In 1942 wordt hij in Duitse krijgsge vangenschap weggevoerd naar Sta- nislaw in Polen, weet te ontsnappen en bereikt na een zwerftocht van een jaar Engeland, waar hij wordt ingedeeld bij het Detachement Lon don. Als hij in november 1945 naar Nederland terugkeert is hij kapitein en hard toe aan een poosje rust. Daarna begint een periode van studie: in mei '46 gaat hij naar de Hogere Krijgsschool, haalt zijn staf- brevet, keert in 1948 terug naar En geland waar hij wordt gedetacheerd bij de Staf College in Cambridge hij is dan inmiddels majoor gewor den. Deze Engelse episode duurt maar kort: in februari 1949 wordt hij leraar aan de Hogere Krijgs school, in '52 wordt hij waarnemend directeur van deze school (luitenant -kolonel) en van augustus '53 tot september '55 is hij directeur in de rang van kolonel. Na 1955 begint een ander leven: vier jaar bij het hoofdkwartier van de Kon. Landmacht in Den Haag, eerst als hoofd van de afdeling Ope- ratiën en Opleiding, later als waar nemend sous-chef. Tot 1959, want dan begint de laatste periode: hij wordt chef-staf van het Eerste Le gerkorps in de rang van brigade-ge neraal. Vervolgens: plaatsvervan gend legerkorpscommandant, te vens commandant legerkorps aeh- tergebied. Op 1 januari 1962: com mandant van de 7 december-divisie in de rang van generaal-majoor. En twee jaar later dan de hoogste rang: luitenant-generaal en com mandant van 't Eerste Legerkorps, korps. Generaal Van Hootegem is kort geleden bevorderd tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau met de Zwaarden: bovendien is hij Rid der in de orde van de Nederlandse Leeuw. Verder is hij drager van het Bronzen Kruis, van het oorlogsher- Inneringskruis met de gesp en is hij onderscheiden voor langdurige dienst als officier. Generaal-majoor L. A. Savalle is geboren te Sitobondo in het vroegere Nederlands-Indië op 11 november 1914. Nauwelijks 17 jaar oud ging hij naar de K.M.A. in Breda en hij was nog geen twintig toen hij be noemd werd tot officier bij het wa pen der infanterie van het Kon. Ne derlands Indische Leger. Krijgsgevangenschap was ook zijn deel maar ontsnappen uit Siam was er niet bij! Het werd januari 1946 voor h(j Indië terug zag: dat was toen het in Siam geformeerde Ba taljon Prins Maurits op Soembaua landde. Tot eind 1950 bleef hij in In dië dat toen al Indonesië was gewor den hijzelf was toen trouwens al overgegaan naar de Kon. Land macht. Dan volgt zijn Nederlandse perio de: eerst twee jaar studie aan de Hogere Krijgsschool, dan functies bij het Hoofdkwartier van de Gene rale Staf, de onvermijdelijke onder breking voor troependienst als ba taljonscommandant en dan hoofd van de sectie G3 van het Hoofd kwartier het is dan inmiddels 1960 geworden en de rang van kolo nel is bereikt. In 1962 volgt een NAVO—functie: kolonel Savalle wordt geplaatst als plaatsvervangend hoofd van de sec- generaal-majoor. tie Opleiding en Operatiën bij het hoofdkwartier van de Noordelijke Legergroep. Op 13 januari 1964 wordt hij als brigade-generaal com mandant van de 42e Pantser-Infan teriebrigade. Twee jaar later, op 1 november 1966, wordt hij teruggehaald naar Den Haag: plaatsvervangend chef van de generale staf in de rang van Generaal Savalle is officier in de Orde van Oranje-Nassau met de Zwaarden, draagt het oorlogsher- inneringskruls en het ereteken voor Orde en Vrede met de gespen: ook ls hij onderscheiden voor langdurige dienst als officier. De gaande generaal E. Hootegem is van af gewoon burger. man: luit.- J. C. van morgen „Eerste vraag, generaal: Is de Nederlandse soldaat een goede soldaat?" Het antwoord komt snel, zonder enig nadenken. „De Nederlandse soldaat is een uitstekende soldaatals je hem eenmaal in dienst hebt. Maar dan moet je hem ook aan z'n verstand kunnen brengen wat er aan de hand is. Dat hangt van de leiding af. Je hoeft hem niet alles te vertellen natuurlijk, maar wel waaróm hij iets moet doen. Ik heb een kort poosje een bataljon gecommandeerd. Bij een grote oefening moesten we ons ingraven en camoufleren. De avond daarvoor heb ik de jongens bij elkaar gehaald, heb ze verteld wat er gebeu ren moest en waarom het gebeuren moest. Ik heb een instructiefilmpje laten draaien het werd een enorm succes. Ze hebben gewerkt als paarden die volgende dag, maar het resultaat was dan ook dat de „vijand" er geen flauwe notie van had dat we daar lagen de ver kenningsvliegtuigeen hadden ons niet opgemerkt. Toen ze oprukten, onze tegenstander, zorgeloos en onbekom merd. hebben we ze tot op 400 meter laten naderen. Er zou geen man zijn overgebleven Er waren Franse scheidsrechters die hadden er schik in en het was een flinke ruk omhoog voor ons puntentotaal Achter z'n brilleglazen glinsteren zijn ogen bij de her innering. Generaal Van Hootegem is een man-van-de- troep dat is duidelijk. Heel wat jaren heeft hij in Den Haag doorgebracht („Ik was blij dat ik uit die rommelige stad weg konen in de laatste jaren heeft hij hoge functies bekleed binnen het raam van Nederlands bijdrage aan de Navo-strijdkrachten maar zijn beste herinnerin gen bewaart hij aan die tijd als bataljonscommandant. „Een bataljon is nog klein genoeg, zodat je na een paar weken alle jongens kent bij naam en toenaam. Hun meis jes trouwens ook want het eerste wat ze je laten zien is een foto van hun meisje „U was eerst vaandrig pas later bent u naar de K.M.A. gegaan?" „Ik wilde arts worden, maar kreeg eczeem (hij laat zijn hand zien). Een arts met eczeem kan niet." „Toen hebt u bewust het militaire beroep gekozen?" „Ja vind je dat gek Wè lachen en het ijs is gebroken. Van zijn kant wordt het u vervangen door je en jij en dat maakt de sfeer prettig. Een bediende, verblindend wit jasje en glanzend gepoetste schoenen, brengt koffie en sigaretten plus een kaars-op-kan delaar. Suiker gebruikt de generaal niet, roken doet hij evenmin. De koffie is uitstekend ze is speciaal voor hem gezet van bonen die hij zelf heeft meegebracht! Ik kijk naar m'n vragenlijstje en weet dat ik veel overboord zal moeten gooien, want dit gesprek wordt Iets anders dan een inter view. „Hebt u veel tijd generaal?" vermetele vraag aan iemand die erom bekend staat vrijwel .nooit iemand langer te geven dan vijf minuten. We spreken af dat we er nog een uur bij zullen nemen. „Vindt u het Nederlandse dienstplichtsysteem nog wel een juist en democratisch systeem? Het is toch langzamer hand Zo, dat maar een betrekkelijk klein deel van de Nederlandse jeugd werkelijk in dienst komt: lichamelijk en mentaal de fitsten de rest wordt afgekeurd of krijgt vrijstelling om een of andere reden. Ziet u voor de toe komst mogelijkheden in een vrijwilligersleger?" Het blijkt een vraag te zijn die veel losmaakt en uit het antwoord wordt duidelijk dat generaal Van Hootegem een neiging heeft tot pessimisme, tot cultuurpessimisme. Hij vergelijkt onze tijd met de nadagen van de grote imperia, het Griekse, het Romeinse. We leven in dezelfde brood-en-spelen-mentaliteit, vindt hij en peinzend her haalt hij die woorden in het Latijn. Want de hedendaagse welvaartspsychose beangstigt en verdriet hem en dat heus niet alleen omdat zoveel jongens afgekeurd moeten worden voor de militaire dienst omdat ze lichamelijk en/of mentaal niet aan de normen voldoen. Hij ontkent niet dat het gaan in militaire dienst het brengen van een offer betekent en hij ziet ook de nadelen-van-nu dat juist de besten dat offer moeten brengen maar hij is in hart en ziel soldaat en al zegt hij dat niet zo: het spijt hem genoeg dat die offerbereidheid vandaag de dag zo gering is. Alleen al daarom is hij niet erg gebrand op een vrij willigersleger daarnaast stelt hij dat dat in Nederland toch niet mogelijk is, omdat er te weinig vrijwilligers zouden zijn. „Gelooft u niet dat het pacifisme, de eerlijke wil tot vrede, hierin ook een rol speelt? Als hier en daar door de kerken gesteld wordt dat de Navo behoort te verdwijnen, dan komt dat toch voort uit een vaste en eerlijke over tuiging en dan heeft dat toch invloed?" Fel valt hij uit: „De kerken moeten zich meer met hun eigen zaken be moeien want zo best is het daar ook niet gesteld!" Dan, kalmer, geeft hij toe dat je niet alle pacifisme over één kam kunt scheren. Dat het geen irritant anti-militarisme be hoeft te zijn en ook niet behoeft voort te komen uit de gedachte van „we hebben het nu juist allemaal zo lekker goed en laten we zien dat die militairen en politici geen roet in ons welvaartseten gooien". „Hebt u bezwaar tegen politiek in het leger?" „Bezwaar heb ik er niet tegen zegt hij maar het is riskant!" Hij is het er mee eens dat er in het leger gesproken moet worden over de grote politieke problemen van onze tijd en dat er van de kant van de legerleiding voorlichting moet zijn het past in zijn opvatting dat de Nederlandse soldaat wil weten wat er aan de hand is. „Maar objectieve voorlichting geven is moeilijk en het verwijt dat je alleen maar je eigen straatje schoon wilt praten ligt als het ware voor het grijpen!" „Een leger van dienstplichtigen dus maar kan het niet korter dan zestien maanden?" Hij is heel beslist: „Die zestien maanden zijn eigenlijk te weinig, maar goed. er was niet aan te ontkomen. En winnen is. Houd dan liever je kruit droog voor een kwestie die je niet verliezen m&g!" het is een van die wijsgerige uitspraken die kenmerkend zijn voor deze generaal. Met diezelftie wijsgerigheid aanvaardt hij het feit dat in die zestien maanden aan de man meer geleerd moet worden dan vroeger toen de te verwerken stof min der ingewikkeld was en de diensttijd langer. „Ik merk het: een compagnie nu is minder dan een compagnie drie «of vier jaar geleden. Niet dat de mensen slechter zijn of de leiding minder maar het moet allemaal vlugger en dat gaat ten kosten van de kwaliteit." Van het uur is al een half uur om toch wil ik er ook nog graag een k\vartier afnemen om het verhaal te horen van zijn ontsnapping uit krijgsgevangenschap. Want de ont snappingsroute intrigeert me: van Polen uit via Boedapest, Moskou, Odessa en Gibraltar naar Londen. Als ik hem er naar vraag loopt hij naar de muur en haalt er de fotoin-een- lijstje af. Een oude, niet meer zo heel duidelijke foto van mannen in dikke jassen en met warme mutsen op. Even kijkt hij er peinzend naar, dan wijst zijn vinger: Dat ben ik. Ik herken hem er niet uit toch kan de toen 36-jarige lui tenant er toen nauwelijks jonger hebben uitgezien dan de nu 60-jarige generaal. Hij vertelt het heel simpel: „In Polen zijn we uit een rijdende trein gesprongen en Oekraïners hielpen ons over de grens naar Hongarije, toen nog niet bezet. Aardige mensen ik correspondeer nu nog met ze!" Uit het verhaal blijkt dat die „we" een groepje Nederlandse officieren was. Via allerlei omzwervingen komen ze in Boedapest, zoeken en krijgen daar contact met de Neder landse regering in Londen en gaan officieel optreden als leden van de Intelligence Service. Als Boedapest door de Duitsers wordt belegerd wijken ze uit naar de Russen en komen in Moskou waar ze met meer wantrouwen dan enthousiasme werden ontvangen. Daar leert de luitenant Van Hootegem de Russen kennen („Ik sprak toen al vloeiend Russischen daar ook ervaart hij wat poli tieke indoctrinatie van het leger betekent: Nauwe lijks 20 kilometer achter het front maar iedere ochtend" werd er minstens een uur afgenomen voor de politieke commissaris: die vertelde precies na wat er in de kranten stond: de ene dag was Churchill de grootste schoft van heel Europa en was Roosevelt iemand die ze alleen maar vergeten hadden vleugeltjes ^an te doen de volgende dag was het precies andersom; en de soldaten slikten het allemaal voor zoete koek!" Eindelijk komt het ogenblik dat ze de tocht naar Engeland zullen beginnen. „Pas op het laatste nippertje ontdekte ik dat ze ons via •Moermansk wilde afvoeren ik heb onmiddellijk opge beld." Ten slotte gaan ze via Odessa met het eerste Nederlandse schip dat deze haven aandeed In de Middellandse Zee hebben we als vrijwilligers het lucht doelgeschut bedienden komen via Gibraltar in Londen. De oorlog loopt dan al op z'n eind, want de hele tocht heeft een jaar geduurd. Het is allemaal verteld alsof het heel vanzelfsprekend is. Generaal Van Hootegem is een man die het vanzelfsprekend vindt dat een officier zich geeft tot het uiterste dat is duidelijk. Hij heeft dat zelf altijd gedaan en hij doet dat nog. Daar is hij trots op zonder ijdel te zijn dat maakt hem sympatiek. zo stelt men zich in zijn gedachten een gene raal voor. Die instelling maakt ook dat hij bij sommigen ge vreesd is, want wee de man die slampampert. „Kijk", zegt hij, „ik hoef me niet te bemoeien met zaken die goed mar cheren. Bij een onderdeel waar alles goed gaat zien ze me nooit. Wel ben ik er als het fout gaaten wil ik met de mensen praten die het uitzonderlijk goed doen!" Zijn ontsnappingsverhaal brengt ons als vanzelf op Duitsland en de Duitsers. „Heeft hij, na alles wat er ge beurd is, het nooit moeilijk gevonden om in zijn functie gewoon met de Duitsers om te gaan?" Het antwoord is kernachtig: „Als ik met pensioen ben zien ze me in Duitsland nooit meer terug!" Niet dat hij aan iedere Duitser een hekel heeft enkel en alleen omdat het een Duitser is maar in het Duitse volk als geheel ziet hij nog altijd een groot gevaar. De verkiezingswinst van neo-nazistische partijen vervult hem met argwaan en als hij later in het gesprek een voorbeeld zoekt om het begin van een mogelijke oorlog aan te duiden, dan kiest hij een conflict tussen Oost- en West-Duitsland. „Ziet u niet eerder een Russisch gevaar?" „Toen ik in de oorlog in Rusland was zegt hij raakte ik bevriend met een Russische kolonel. Het was toen al'herfst '44 en de Russische opmars richting Berlijn was al begonnen. Het leek scherts van de man toen hij zei: „Van Berlijn gaan we door naar jullie land. En naar Frankrijk en naar Engeland." Begrijp goed: het was méér dan scherts. Zolang het communisme de Sovjet ideologie is en zolang er een imperialistische top zal zijn in Moskou en die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden zo lang blijft het Ruslands bedoeling de wereld te veroveren. Russen hebben de tijd. Het hoeft vandaag niet en het hoeft volgend jaar niet het mag honderd jaar duren. Maar als ze in het Kremlin menen_ .dat de tijd gekomen is, dat het Westen er rijp voor is,' dan zullen ze komen. We zullen ons dat moeten realiseren en onze tegenmaatregelen moeten nemen." H(J is nu heel ernstig, de man die in Navo-verband onze hoogste bevelhebber is en die het gewicht daarvan wel degeiyk voelt. „Let goed op zegt hy. Een leger wordt opgeleid voor het voeren van oorlog. Dat kan niet anders. Maar iedere vent die daar zo door gegrepen wordt dat hU naar oorlog verlangt, die moet een schop onder z'n hebben. Die is in het leger volkomen onbruikbaar!" „Gelooft u dat er op het ogenblik sprake is van politieke ontspanning en meent u dat daaruit militaire consequen ties mogen worden getrokken?" Nu komt de generaal aan het woord. Politieke ont spanning telt bU hem alleen als ze bij de tegenpartij ook

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 6