EU
uermecien
dé
Marcel Bastin
exposeert in
Apeldoorn
Johnny en Rijk
Om de knikkers
Mies
Puzzel
Bastin
De golven hebben zich wat gelegd, dat verontwaardiging en
het applaus zijn aardig bedaard. Dan is het meestal het juiste
ogenblik om een bescheiden woordje te wijden aan de oorzaak van al dit
misbaar. Zo in de trant van: eerst tot tien tellen aleer je een driftig antwoord
geeft.
Nu kan ik u met de hand op het hart verzekeren, dat gemelde oorzaak:
een blote juffrouw op de beeldbuis mij in het minst niet in dolle drift
heeft gestoken. Daarvoor is het feit werkelijk te onbenullig en te dwaas.
Bovendien heb ik mij al lang gewend aan het idee, dat je in deze tijd
van alles kunt verwachten, hoe gekker, hoe liever.
De ene dag worden wij geconfronteerd met menselijke wezens in gebloemde
gewaden vol belletjes en kraaltjes en een dermate behaard gezicht, dat
alleen de ogen ons nog innig triest uit het struikgewas aanstaren. En vlak
daarop wordt ons een jongedame voorgezet, die als steeds niets had om
aan te trekken en zich toen maar met een krant behielp. Die zij bij nader
Inzien toen ook maar opvouwde. Ik heb dit kortstondig optreden niet
met eigen ogen gezien en kan dus niet navertellen in hoeverre de jongedame
schokeffecten bij mij teweegbracht. Ik vermoed van niet: eerder koude
rillingen vanwege de vermeende kilte van zo'n optreden. Waar iemand
aardigheid in heeft om zo volslagen onbekleed een krant te gaan zitten lezen.
liet deed mij denken aan het heerlijke verhaal van Michael Arlen, waarin,
naar ik meen, een zekere lady Patricia aan haar toilettafel zit met
niets anders aan dan haar oorbellen. En haar trouwe kamenier, bang dat
haar werkgeefster kou zal vatten, legt haar zorgzaam een groen chiffon
sjaaltje om de hals.
Kind, wat doe je in de kou, zijn wij dan ook geneigd te mompelen bij het
zien van zoveel oppervlakte bloot velletje en dat in oktober. Zo goed als de
maar halverwege bedekte schrijvende schoonheid op het monument voor de
gebroeders Maris ons bij winterdag ook met deernis vervult. Zelfs een
stenen blotigheid is in ons guur en wisselvallig klimaat nu eenmaal volkomen
misplaatst. En ook in onze huiskamer, met de gashaard aan, rilt dat
onbehagen nog na. Pas maar op, kind: over tien jaar loop je krom van de
reumatiek.
IJet is natuurlijk een naïeve voorstelling van zaken, maar wie neemt ons
kwalijk, dat zo'n verschijning op de beeldbuis maar bar rillerig aandoet?
Wij zien alleen maar dat juffertje en niet de ganse studio met apparatuur
en sterke lampen er omheen.
Dat is ook niet onze voornaamste bedenking, om het eens zwaar
uit te drukken. Wat ons veel meer en terecht bezighoudt, is de vraag:
Waar is deze hele vertoning, hoe kort van duur ook, goed voor? Wat heeft
het voor zin om onverhoeds na een kinderprogramma een onbedekt
vrouwmens te etaleren?
Het is weliswaar in de mode om ach en wee en vooral boe! te roepen tegen
alle mogelijke taboes, waarmee onze ouders en grootouders ons opgescheept
hebben zogezegd. Maar daar is toch ook wel een flinke dosis overdrijving
bij. Beste brave huismoeders zitten aan al onze stranden, temidden van
hun spelend kroost, toch rustig in een badpak, als 't geen bikini is. Is er iemand
die daarvan ondersteboven raakt of op een duin klimt om er een overluid
protest tegen aan te tekenen?
Wij zijn de driekwart of zevenachtste blotigheid al zo gewend, zelfs bij
gure winterdag in de advertentie-pagina's, dat een kwart el extiel minder ons
nu echt niet meer van een noodlottig vooroordeel af helpt.
I¥/ij blijven dus nog altijd zitten met die dringende vraag: Wat heeft die
één-minuut-vertoning voor zin? En dan krijgen wij eindelijk deze
fraaie motivering te horen: Deze jongedame vouwde haar krant op om de
schoonheid van het menselijk lichaam te laten zien.
Juist, of nog liever: een halve waarheid. Want het was als immer,
Eva, die aan miljoenen blikken werd blootgesteld. Adam liet weer verstek
gaan en dus moeten wij dat menselijk weer schrappen en er vrouwelijk boven
zetten. En afgezien van de zoveelste eenzijdigheid van voorstelling dan
ook nog concluderen, dat de man er blijkbaar niet zo op gebrand is om
zestig seconden lang te demonstreren: Zo zie ik er nu uit in de badkamer.
Moet er aan dót taboe dan niet nodig iets gedaan worden, als wij vragen
mogen?
Tie schoonheid van het menselijk lichaam ach, dat is toch wel iets meer
dan dit nummertje schrikdraad voor de argeloze kijker. Wie die
werkelijk wil zien en waarom niet? Het is tenslotte de kroon der schepping
kan daardoor te allen tijde en veel doeltreffender terecht in welk
museum ook.
Geen vluchtig verschijnen op een flikkerend beeldvlak, maar stil en
onvergankelijk bloeien binnen de lijst van een schilderij, die vaak niet ten
onrechte verguld is. Wie ooit met jonge mensen in het Louvre voor „La
Source" heeft gestaan, die heeft ervaren hoe zij niet alleen zwijgen, maar
nauwelijks durven ademhalen, van bewondering voor zoveel pure schoonheid.
Deze volmaakt gevormde en geschilderde jonge vrouw met een kruik over
haar zachte schouders is de lieflijke natuurlijke onschuld zelf: geen vrouw
zal zich, staande voor haar beeltenis, geërgerd voelen. Want het is de adem
van de geest, die het lichaam tot werkelijke schoonheid bezielt. En hoe
zou men dat bereiken in één minuut op een beeldbuis?
„Hé", dacht ik zaterdagavond, toen ik
zat te lachen om de manier waarop John
ny Kraaykamp en Rijk de Gooyer in een
hotelkamer en in een ziekenhuis de boel
op stelten zetten, „er zit een behoorlijke
dosis intimidatie in deze sketches. Het
gaat allemaal net een tikkeltje verder dan
je zou verwachten. Als het „serieus" werk
was, zou je zeggen dat het modern toneel
was, van Engelsen als Harold Pinter".
Verder dacht ik er niet over na, want
tussen het lachen door bleef m'n kritische
aandacht vooral gericht op het feit dat
Johnny ditmaal veel minder „slachtoffer"
was en daardoor ook veel sterker de huis
kamer in kwam dan vroeger.
Collega-criticus Nico Scheepmaker (ook
een fervent Kraaykamp-fan) had er blij
kens zijn recensie die maandag in een
ander dagblad verscheen, wél verder over
nagedacht. Hij schreef:
„Ook de weekend-show van Johnny en
Rijk mocht er trouwens wezen, er zaten
een paar sketches in (de hotelkamer en
het ziekenbezoek) die plotseling uitstegen
boven het gebruikelijke maakwerk, en na
vraag leerde me dan ook dat dat geen
wonder was, ze waren geschreven door
Johnny Speight". Zoals de trouwe beeldbui
zerd zich zal herinneren, is Speight de au
teur van de eerder uitgezonden tv-spelen
„Als er geen zwarten bestonden, moesten ze
worden uitgevonden" en „Ryder gaat naar
huis".
De uitzending van laatstgenoemd stuk
kostte de VPRO indertijd zo'n honderd le
den. Nu is Speight dan in het AVRO-amu-
sement binnengedrongen. Zij het met vro
lijke sketches, maar je kunt nooit weten:
misschien leert de kijker via Johnny en
Rijk nog eens waardering opbrengen voor
serieus modern tv-toneel. En laat het de
AVRO dan eens honderd leden kosten.
Aan 'n omroep zo vol honderdduizenden
Donderdagavond kwam de KRO met 't
tv-spel „De Slinger" van Aldo Nicolaj. Al
weer een stuk over de verhouding tussen
een man en een vrouw. Vorige week
bracht de NCRV „De troost van je gezel
schap", dat ging over een hij en zij in de
kerstnacht, en kort voordien liet de AVRO
een huwelijkscrisis zien in „Een mooie,
lange avond". Zijn de omroepen plotseling
zo geïnteresseerd in vastgelopen huwelij
ken? Welnee. Ze hebben alleen maar geld
gebrek en dat dwingt hen om zoveel mo
gelijk klein bezette tv-spelen te produce
ren. En wat is er dan goedkoper dan een
stuk met twee acteurs, nu Henk van Ul-
sen niet iedere week een „Dagboek van
een gek" kan instuderen? Vandaar al die
huwelijken. Bij de televisie wordt vooral
j nine-Din"
Onlangs was ik op visite bij vrienden,
die toevallig ook een kunstenaarsechtpaar
op bezoek kregen. Toen de artiesten nog
in de garderobe vertoefden, vroeg een van
de dochtertjes des huizes (11 jaar) me:
„Zij ndat kunstenaars?" Ik gaf een beves
tigend antwoord. „Zijn ze beroemd?" vroeg
ze. „Nou, neezei ik. „Dan zijn het
ook geen kunstenaars" concludeerde het
meisje nogal logisch.
Aan deze rake opmerking uit de kinder
mond moest ik terugdenken, toen vorige
week vrijdagavond Catelijne, het dochter
tje van de schrijfster Misja de Vreede,
in het kader van de Kinderboekenweek
in „Mies en Scène" werd geïnterviewd.
Mies Bouwman vroeg haar, wat haar lie
velingsboeken waren. Ze antwoordde zon
der aarzelen: „Goede boeken". Catelijne
lijkt me geen meisje dat geschikt is om
omroepbladen aan te prijzen. Wel om er
eventueel haar neusje voor op te halen.
Snuf. Snuf.
Persfotograaf van de Veluwe
Prsfotografen zijn bij het grote publiek
niet zo geliefd als tiener sterren of voet
balidolen. Net als beoefenaars van een aan
tal andere beroepen worden zij vaak over
één kam geschoren. De uitdrukking ,,het le
gertje persfotografen", wanneer men het
heeft over de jongens die met hun camera's
voor de gouden koets springen of achter het
doel van Eddy Pieters Graafland zitten, is in
dit opzicht zeer kenmerkend en zelfs al bij
na spreekwoordelijk geworden. Men vergeet
maar al te vaak, dat „het legertje" tal van
belangrijke objecten belegert, omdat wij,
krantelezers, zo graag een goede foto van het
object in ons lijfblad willen zien staan. Wij
nemen geen genoegen met alleen de achter
kant van de gouden koets of alleen de in het
doel liggende bal, die er drie seconden eerder
door de nu alweer uit het schootsveld van de
camera verdwenen Johan Cruyff in is gescho
ten.
Nog om een andere reden kan men alle
persfotografen onmogelijk over één kam
scheren. Er zijn immers persfotografen en
persfotografen. Er zijn, om twee uitersten te
noemen, persfotografen die overal gevreesd
zijn om dat zij hun talent en hun apparatuur
instellen op het vergaren van sensationele,
de goede verhoudingen en de geestelijke
volksgezondheid niet bepaald bevorderende
plaatjes, én er zijn persfotografen die op vele
plaatsen waar hun collega's niet of nauwe
lijks worden geduld, welkom zijn omdat
zij hun talent en hun apparatuur in dienst
stellen van een zo zuiver, zo gezond en zo
integer mogelijke weergave van de realiteit.
Tot deze laatste categorie behoort ongetwij
feld Marcel Bastin.
Dit klinkt natuurlijk een beetje pedant,
vooral omdat Bastin al zeventien jaar zijn
plaatjes schiet voor dit blad en andere bla
den van Wegener's Couranten Concern te
Apeldoorn. En eigen roem stinkt. Maar toch
mag het wel eens gezegd worden, nu zijn
werk een blijk van algemene erkenning heeft
gekregen in de tentoonstelling van zijn foto's,
die de gehele maand november in de filmzaal
van de Gemeentelijke Van Reekumgalerij te
A peldoorn te zien is.
i^raag wil ik deze „recensie" beginnen met
een persoonlijke ervaring, bij het zien
van deze expositie opgedaan, om deze te
kunnen laten uitmonden in een algemene er
varing voor iedereen die de tentoonstelling be
zoekt. Het heeft me als journalist altijd ge
troffen, dat Marcel Bastin precies die foto
maakt, welke het beste bij je artikel past. Hij
Een melkboer en een melkboerin die
sloegen heel wat boter in. Die boter lag
ook op hun hoofd-../ (Ze waren al veer
tig jaar verloofd)".
2. (Politiek commentaar) „De toe
stand is, als u het mij vraagt gespannen
tot en met. Radeloos hoeft men echter
nog niet te zijn".
3. („NTS-Sport") „Wilma v.d. Berg
evenaarde het record van Fanny Blan-
kers- Koen. Visser won de honderd me
ter".
Tussen Haakjes: Fanny is geen zuster
van Tan ja Koen. Tan ja Koen introduceer
de het Amerikaanse systeem zaterdagavond
min of meer, toen zij het NCRV-familiepro-
gramma „Postbus 1000" vanuit een auto
afkondigde met de mededeling, dat zij
weer vort ging. En wij maar piekeren:
„Waar slaat dat nou op?"
Een groot gedeelte van deze pagina is
gevuld met een recensie over de tentoon
stelling van Marcel Bastin, fotograaf van
dit blad. TV-critici hebben niet zo vaak
een fotograaf nodig. Maar om niet bij de
andere journalisten die in deze krant
schrijven achter te blijven, eindigen we
vandaag met een fotografische uitsmijter,
door Marcel Bastin bereid in de tuin van
kasteel „De Zwaluwenburg" te Oldebroek.
En in dank voor deze rubriek geconsu
meerd door uw
KASTPAR.
Over reclame gesproken. Dezer dagen
kreeg ik bezoek van een Nederlander, die
bijna zes jaar in de Verenigde Staten had
gewoond. Natuurlijk vroeg ik hem om zijn
mening over de Amerikaanse televisie. Dus
ook over de tv-reclame in het land van
Uncle Sam. Je hoort vaak zeggen dat de
spots daar de uitzendingen op een hinder
lijke manier zomaar onderbreken. Wat
was zijn ervaring?
„Je moet er wel even aan wennen, maar
na korte tijd vind je het helemaal niet meer
zo hinderlijk. Vergeet niet: er zijn heel
wat spots, die zo knap door de uitzending
heen zijn geweven, dat je moeite hebt om
uit te zoeken, of zij reclamespots zijn of
dat zij gewoon tot het verhaal behoren".
Toen de man weg was, dacht ik: „hoe
zouden die puzzels er uit zien, als de Ne
derlandse televisie op die manier ook met
de reclamezendtijd omsprong?" Ik ben
meteen een paar van die „verborgen
spots" gaan schrijven. Hier komen ze.
1. („Literaire Ontmoetingen") „Ik
blijf altijd van je houden. Het geeft niet
welke dag. Desnoods elke dag."
t'crc van He melkboer en de melkboerin.
„Dit nm brandput. Goedenmiddag"
heeft een bijzondere feeling voor wat zijn
schrijvende collega's van de Wegener-bladen
(en dat is een nogal omvangrijk en hetero
geen gezelschap!) het liefst als illustratie bij
(en vooral van hun artikelen willen zien.
Het gebeurt nog wel eens, dat we niet geza
menlijk naar een tentoonstelling kunnen gaan,
omdat hij op dat moment juist naar een uit
reiking van een bronzen medaille in Beekber
gen, een straatreconstructie in Vaassen of
een spectaculair evenement op vliegveld Teu-
ge moet. Hij gaat dan eerder of later dan ik
naar die tentoonstelling. Ik zeg dan meest
al tegen hem: „Marcel, je weet wel zo onge
veer wat ik bij mijn recensie wil hebben." De
volgende dag blijkt uit de foto die op m'n bu
reau ligt, dat hij het niet „wel zo ongeveer",
maar precies heeft geweten.
Deze gelukkige ervaring heeft er op de ten
toonstelling in de Van Reekumgalerij nog een
dimensie bij gekregen. Er hangen foto's, ver
vaardigd bij interviews die ik in de loop van
de jaren met figuren uit de wereld van de
kunst heb mogen maken. Nu ik ze in groot
formaat terug zie, hoor ik jhr. Sandberg weer
praten over onze toekomstige overvloed aan
vrije tijd, zie ik dichter-dominee W. Barnard
(Guillaume van der Graft) weer op een win
termorgen in zijn sfeervolle pastorie te Ro-
zendaal liggen, ligt de kat van de Ermelose
cabaretier Jelle de Vries weer bij diens vleu
gel te spinnen, stapt A. den Doolaard geën
gageerd betogend door zijn woning in Hoen-
de rloo, kruipt Apeldoorner Wim van Wolf eren
weer met gesloten ogen voor een stukkie jazz
achter z'n piano en staat de Nunspeetse
schilder Jos Lussenburg weer wijdbeens bij
het vuur in zijn atelier te vertellen over de
goeie, ouwe Zuiderzee.
De collega die samen met Marcel Bastin
op zoek naar een zeldzaam hert is geweest,
de man die met hem naar dat verkeerson
geluk met dodelijke afloop snelde en de sport
verslaggever die zo graag een spectaculair
plaatje van de motorraces in Oldebroek van
hem had zij zullen allen bij het weerzien
van de bij hun stukje geplaatste foto's de ge
hele gebeurtenis weer aan hun geestesoog
zien voorbijtrekken. Zij zullen zeggen: „Ja,
zo was het precies". En Bastin als een der
hunnen, misschien zelfs als een soort twee
de natuur beschouwen.
Allemaal persoonlijke ervaringen, die ech«
ter voor alle bezoekers van de Bastin
tentoonstelling kunnen gelden en daardoor
algemene ervaringen kunnen worden. De
functionaris van een Apeldoornse papierfa
briek, die aanwezig was bij het bezoek van
koningin Juliana aan dit bedrijf, zal bij het
terugzien van Bastins foto over dit onder
werp zich opnieuw bij deze gebeurtenis aan
wezig wanen. En hetzelfde zal de bezoeker
van de Taptoe in Berg en Bos, de feestgan
ger in Wenum-Wiessel en degene die van de
ingebruikneming van de synagoge in Apel
doorn getuige was, overkomen.
Am kort te gaan: Marcel Bastin is een van
ans, Veluwenaren. Behoort hij niet tot de
sensatiejagers onder zijn collega's, hij be
hoort ook niet tot de voor de meesten van
ons onbekende persfotografen die op inter
nationale tentoonstellingen prijzen wegslepen
met de ene oorlogsfoto na de andere. Mar
cel Bastin is persfotograaf van een provin
ciaal blad, dat in de meest gunstige zin van
het word provinciaal wil zijn: van en in en
voor de mens in de provincie. Als het in die
opzet slaagt, is dat voor een niet onbelang
rijk deel te danken aan de bijdragen van fo
tograaf Bastin, die, zoals de catalogus bij
de expositie zegt, één der beste Veluwe-ken-
ners is geworden en als zodanig in zijn zeven
tien Wegener-jaren ongeveer een miljoen kilo
meters heeft afgelegd.
Een persfotograaf die de wereld wil schok
ken met opnamen van oorlogsleed of sensa
tionele modefoto's is op de Veluwe gauw uit
gekeken. Een persfotograaf die zich in onze
omgeving dienstbaar wil maken aan alles
waarvoor de lezers van zijn krant zich inte
resseren, komt ogen en tijd tekort. Maar
daar staat tegenover, dat hij in diverse krin
gen welkom is en hoog wordt gewaardeerd.
Bij vorstelijke gasten en naast het arme oude
vrouwtje tussen de marktkraampjes, bij een
luisterrijke plechtigheid in een kerk of in de
buurt van een brandende woning, langs het
voetbalveld en bij een hoogtepunt in het mi
litaire leven, op het dak van een hoog flat
gebouw en in opgespoten bouwland, in de
huiskamer van het diamanten bruidspaar en
tussen de peuters die voor het eerst naar
school toe gaan kan men hem aantreffen.
LHgenlijk is „aantreffen" een wat over-
dreven woord, want Marcel Bastin is
nogal bescheiden, van lengte en ook van in
stelling. Men ziet hem gauw over het hoofd
en soms lijkt het, of hij in het geheel niet
aanwezig is. Als verslaggever zit je dan een
beetje in angst, maar net wanneer je je on
geduldig hebt afgevraagd, waar hij toch
blijft (want NU gaat HET gebeuren), duikt hij
opeens op tussen of opzij van zijn collega
persfotografen, die al een kwartier voor de
gebeurtenis min of meer opzichtig met hun
bagage naar een goed plaatsje voor een
goed plaatje liepen te zoeken.
Je ziet Bastin zelf vaak niet, maar hij
ziet jou wel. Een stopwoord van hem
is: „Je moet het zién". Het gebeurt dan ook
dikwijls, dat je naast hem in zijn witte auto
over de Veluwe rijdt en dat hij een enthou
siast verhaal over bijvoorbeeld een nieuwe
plaat van zijn favoriete jazz-pianist Ramsey
Lewis onderbreekt en na zo'n vijf seconden
stilte zegt: „Zag je dat?" Meestal moet je
dan „nee" zeggen, want je zat ook met je
ogen te luisteren naar zijn enthousiasme over
die lp en bovendien zijn je ogen niet die van
Bastin.
Tijdens zijn pleidooi voor Ramsey Lewis
zag hij echter een ram of een leeuw, op 100
meter afstand tussen de dennen.
Het devies „je moet het zien!" geldt voor
Bastin niet alleen zoals het geldt voor iede
re persfotograaf. Het heeft bij hem ook nog
een extra betekenis. Bastin „ziet" namelijk
ook vaak meer dan veel van zijn collega's.
Zijn foto's zijn alles behalve „experimen
teel", in de zin van avant-gardistisch. Dat la
ten de aard van zijn werk voor een dagblad
en ook zijn grote vijand de tijdnood nu een
maal niet toe. Maar in die conventionele pla
ten zit meestal iets, dat je in andere foto's
niet aantreft. Dat komt omdat hij in de alle
daagse werkelijkheid die hij telkens weer
moet vereeuwigen, vaak dingen ziet die een
ander niet ziet. Zijn foto van een bepaalde
gebeurtenis heeft dan net iets meer dan an
dermans foto.
Wat dat „iets" is? Misschien kan men het
best van „esprit" spreken. Marcel Bastin heet
eigenlijk Frangois Joseph Bastin. Hij is van
Franse kom-af en werd geboren in Maas
tricht, het Nederlandse Parijs, de spirituele
stad in Limburg, het land van Toon Her
mans. Met Toon Hermans heeft Bastin ge
meen, dat hij iets meer in de dingen ziet (en
dus iets meer in de foto's van die dingen
laat zien) dan een ander. Dat een vos ook
lief kan kijken, wist ik pas toen ik deze
week Bastins foto van zo'n dier op de expo
sitie had gezien. Heeft u een vos en een poes
ooit zo menselijk zien lachen als op dat
stoei-plaatje van hem? Ook de typisch „Bas-
tineuze" humor is in de Van Reekumgalerij
vertegenwoordigd. Onder twee opnamen, een
van een bokser en een van een injectie, heeft
hij laten schrijven: „Prik en stomp.beide
goed voor knock-out".
Deze opname, onderdeel van de cyclus
„Driemaal water, driemaal bomen" maakte
Marcel Bastin op de Knardijk bij Harderwijk.
(Let op de boom, onderaan de foto).
Een actiefoto naast een meer passieve opna
me, beide uit het oeuvre van onze fotograaf
Marcel Bastin, waarvan een gedeelte deze
maand in de Van Reekumgalerij te Apeldoorn
te zien is.
Links een boerderijbrand in Elspeet, waarbij de
„noabers" druk in de weer zijn om hun buren
uit de brand te helpen.
Rechts een documentair waardevolle archief
foto over het sociaal-cultureel werk voor de
bejaarden in Apeldoorn, enige jaren geleden
gemaakt in „De Roef". Enkele personen, onder
wie cursusleider Wim Helder (midden, onder de
klok), zijn inmiddels overleden.
TAeze opmerking van Bastin is meer dan
alleen maar een grapje als uiting van
een soort journalistiek relativisme. Het heeft
eerder te maken met de bron van alle es
prit: een haast seismografische gevoeligheid
voor wat in het leven goed en dierbaar is of
dat althans zou moeten zijn, de voortdurende
verwondering waar geen kunstenaar (en kun
stenaar is Marcel Bastin in zijn genre onge
twijfeld) buiten kan. Bastin is verwonderd
over de pijnlijke schoonheid van een bos
brand, de vitaliteit van bejaarde schaapher
ders of amateurschilders, de indruk die Apel-
doorns burgemeester mr. A. L. des Tombe
(ongetwijfeld zijn meest gefotografeerde Ve-
luwenaar) als helikoptervlieger maakt, de
nietigheid van de kleine mens ten opzichte
van de grote technische wonderen waarmee
hij dagelijks werkt, de weerloosheid en pril
heid van een paar dierenogen, de gezelligheid
van een feest, de tragiek van een auto-onge
luk, de groeven in het gelaat van een kunste
naar en voor wie de tijd neemt om het
goed te zien het levensmysterie zoals zich
dat openbaart in de prachtige triptiek „Drie
maal water, driemaal bomen". Er gaat van
deze drie foto's (die helaas te dicht naast el
kaar en bij andere exemplaren zijn gehangen
om in de ruimte volledig tot hun recht te
kunnen komen) een rust uit, die de tegenpool
vormt van alle uiterlijke activiteit waarmee
Bastin als persfotograaf ook wordt gecon
fronteerd.
Want dat is het eigenaardige als je persfo
tograaf van een gebied als de Veluwe bent:
je vereeuwigt niet alleen de spanning, maar
ook de ontspanning in een streek die zo rijk
is aan harde werkers en tegelijk aan mensen
die heerlijk aan recreatie doen. Het grootste
compliment dat men Bastin kan maken is
dan ook, dat hij niet alleen de spanning van
de man die in zijn werkuren de meest inge
wikkelde machines bedient precies heeft
weergegeven, maar ook de volkomen ont
spanning, de rust die dezelfde man in zijn
vrije tijd ervaart als hij al vissende naar het
water, het gras en de bomen zit te staren.
Dat hij dit kan (dank zij de instelling van
zijn persoonlijkheid en de instelling van zijn
camera stempelt hem tot een compleet pers
fotograaf.
In het werk van een compleet persfoto-
1 graaf kan iedereen jong en oud, van
hoog tot laag zichzelf terug vinden. Dat
werk hangt deze maand in de Van Reekum
galerij. Er bestaan daar twee mogelijkheden
om deze herkenning, deze verwantschap te
ervaren. De eerste is van technische aard en
zeer instructief: de vitrine, waarin wordt ge
toond, welke weg de foto van de gebeurtenis
aflegt, voordat zij in de krant die gebeurte
nis aan de geïnteresseerde weergeeft. De
tweede, meer directe en persoonlijke moge
lijkheid is die van het onbevangen oog-in-oog
staan met de geëxposeerde foto's, met de we
reld van Marcel Bastin en dus de wereld van
ons, Veluwenaren.
Daarom, om nog even zijn stopwoord te ge
bruiken: U moet het zien. Allemaal. Dus nu
maar gauw „samen naar de filmzaal. Ja,
Marcellig!".
J. VAN DER KLEIJ.