Levenswerk van ZUSTER JOHANNA kreeg in Amerongen gestalte z dienen in het kleinste en geringste f D N ziezo ZATERDAG 4 NOVEMBER 1967 ooooooooo ooooooooooooooooooooooooooo Het Zendings-Diaconessenhuis troont hoog op de Amerongse Berg. Een pom peus bouwwerk, dat het midden houdt tussen een sanatorium en een klooster. Het is het levenswerk van zuster Johanna Bock, de tengere, grijze vrouw, die in het Duitse Beieren werd geboren en die in de loop van vele jaren het diaconessen- werk van Duitsland naar Nederland heeft overgebracht In 1923 kwam zij als diacones van Gunzenhausen in Beieren naar Amster dam, niet zo zeer om haar dienende taak ook in Nederland uit te oefenen, maar om wat op verhaal te komen. Haar werk zaamheden in haar geboorteland hadden te veel van haar gevergd. Zij was dan ook niet van plan voorgoed in Neder land te blijven. Amsterdam bood haar echter een om vangrijk arbeidsterrein in de dertiger jaren trokken veel Duitse meisjes naar ons land, vanwege de inflatie en de daar mee gepaard gaande werkloosheid in eigen land en zuster Bock kon zich na enige jaren van haar evangelisatiewerk onder deze meisjes niet meer losmaken. Deze ontwikkeling ligt ten grondslag aan het bestaan van het Zendings-Diaco nessenhuis. Het werk dat Johanna Bock zonder enig vermogen in alle bescheiden heid in 1923 begon, groeide uit tot een wijdvertakte organisatie, die op vele ter reinen van het maatschappelijk en gees telijk leven hulp verleent via de in Ame rongen opgeleide diaconessen. uster Johanna schrijft in een brochure van het Diaconessenhuis: „Door de aard van haar arbeid treedt de Stich ting Zendings-Diaconessenhuis weinig op de voorgrond. Geestelijke en praktische vorming van de diacones dient plaats te hebben in een zekere beslotenheid". Aan deze regel wordt streng de hand gehouden. De diaconessen hebben zich te houden aan de huisorde, die contact met de buitenwereld voor een groot deel in de weg staat. In Amerongen weet iedereen van het bestaan van het diaconessenhuis af, maar de functie ervan is vrijwel nie mand duidelijk. Een ambtenaar van het gemeentehuis zegt: „Ja, wat daar nu precies gebeurt. ik kan het u echt niet vertellen. Ze hou den er wel eens bijbelstudies of cateche- saties, geloof ik Zuster Johanna ziet die beslotenheid als een van de wezenlijke elementen van haar taak. De diacones is een discipelin van Jezus Christus, zegt ze, die van plaats tot plaats door het stof dient te gaan, in nederigheid en gehoorzaamheid. Publiciteit over haar huis heeft ze steeds 7.6 veel mogelijk geweerd. Ze vindt het 2rnloos dat er over haar en haar werk in de krant wordt geschreven. „Er zullen mensen zijn die het toch niet begrijpen. Wie ons werk niet kent, zal het misschien wel gek vinden, maar de poort staat altijd open voor hen die er meer van willen weten..". Toch praat ze. Drie uur lang. Op haar hoge stoel zit ze vrijwel onbeweeglijk, al leen haar handen accentueren het gesprek. Zo nu en dan strijkt ze een plooitje uit haar zwarte habijt-met-de-lange-rok. Haar grijze haren, een strakke scheiding in het midden, dragen een wit kapje, dat met een grote strik onder haar kin wordt vast gemaakt. Dat uniform is voorgeschreven en blijft eigendom van het huis. Zuster Johanna glimlacht even bij de vraag waarom deze kleding wordt gedragen. Wellicht om de diacones duidelijk te onderscheiden van de buitenwereld? Haar verklaring is eenvoudig: „We willen ontheven zijn van alle modepro blemen. Nu kunnen we altijd behoorlijk voor de dag komen. I raten, best, maar niet over haar eigen ervaringen. Ze werd door God geroepen tot haar taak. Ze zegt het in alle piëteit. „Daar praat ik verder liever niet over, want dat is mij een heiligdom". Die roeping bracht haar in aanraking met het Deutsche Gemeinschafts Diako- nieverband, dat haar plaatste in het Mut- terhaus „Hensoltshöhe" in Beieren. Dit huis kan in feite vergeleken worden met het huidige diaconessenhuis in Ameron gen. „Ook een opleidingscentrum voor jongelui, die bereid zijn in binnen- en buitenland het evangelie te verkondigen en waar bovendien, net als hier, conferen ties en bijbelstudies worden gehouden". Zuster Johanna werd in 1923 uitgezonden naar Amsterdam. In die jaren zochten, zoals gezegd, veel Duitse meisjes werk in Nederland en Johanna zag het als een belangrijk onderdeel van haar taak hen vooral geestelijk bij te staan. Zij organi seerde zogenaamde „Heim-avonden" en hield bijbelsamenkomsten. Een dominees gezin uit Dordrecht verleende haar een gastvrij onderdak. Na twaalf jaar had zij vanuit Duits land assistentie gekregen van 24 dia conessen. Daarbij waren ook Nederlandse meisjes, die hun opleiding in het Mutter- haus in Beieren hadden ontvangen. In het leven van Johanna Bock brak een moeilijke periode aan, toen zij op het punt stond weer naar haar geboorteland terug te keren. Van het Mutterhaus ont ving zij een telegram, waarin haar vertrek uit Amsterdam werd aangekondigd. „De meisjes konden me niet meer missen. Toen Drie uur lang praten met zuster Johanna Bock in het Zendings- Diaconessenhuis in Amerongen. Drie uur lang luisteren naar een vrouw, die slechts de medemens in haar levensverhaal centraal wil stellen. ,,Het is zinloos over mezelf te praten alles wat ik deed was de opdracht van de Heer. Mijn leven werd door God geleid." Johanna Bock zou de rol die ze in haar eigen leven heeft gespeeld, het liefst als een geheim diep in haar hart willen bewaren. Ze zwijgt, als haar jeugd, haar meisjesjaren ter sprake komen; ze staart stil naar de rode rozen, sierlijk gerangschikt in een glazen schaal, op de tafel voor haar en als er gevraagd wordt naar het moment waarop ze haar roeping tot het diaconessenwerk gewaar werd. ,,Dat alles is mij een heiligdom"zegt ze dan voorzichtig. DIACONES: ze hoorden dat ik j weg zou moeten, knielden ze in de keuken neer om God te smeken of ik zou mogen blijven. Ze schreef een brief naar Duitsland. „Ik weet dat ik eigenlijk in overtreding ben door dit te vragen, maar ik wil hier graag blijven", zo luidde een fragment uit dit schrijven. „Voorlopig mag u blij ven", zo besliste het Mutterhaus en Jo hanna Bock zegt nu: „Daarmee heeft de Heer een zware last op mijn schouders gelegd". „Ik wist niet anders, dan dat het Gods opdracht was, toen zij op 1 maart 1934 naar het Zendingshuis in Amerongen bergopwaarts gingen", heeft zuster Jo hanna eens gezegdNaarmate de van oorsprong Duitse diaconessenarbeid in Nederland toenam, werd de behoefte aan een eigen opleidingscentrum groter. In 1926 bracht Johanna een bezoek aan het huis in Amerongen, dat een jaar eerder was gebouwd als eigendom van de Stich ting tot Oprichting en Instandhouding van Christelijke Zendingstehuizen. „De ligging verraste me toen", zegt ze, en de angst overmeesterde me, toen het huis ons geheel onverwachts ter overname werd aangeboden. We hadden de moed niet dit aanbod te accepteren". Zes jaar later werd dat aanbod her haald en opnieuw stond zuster Johanna voor een moeilijk dilemma. „Telkens weer zei ik tot mezelf: „alleen Gods wil zal ik doen. Inmiddels kondigden zich in Duitsland de eerste gevolgen van het Hitler-regime aan en zuster Johanna be dacht dat de opleiding van Nederlandse meisjes tot diacones in Duitsland op den duur gevaar zou gaan lopen. Vandaar dat zij toch besloot in Amerongen met een eigen opleiding te beginnen, hoe huiverig zij daar aanvankelijk ook tegenover stond. Het Zendingshuis werd na een optie-tijd van twee jaar aangekocht en kreeg aan vankelijk de functie van rusthuis en con ferentie-oord. Het doel waarvoor het be stemd was, de opleiding van het jonge meisje tot diacones, kon in het begin niet worden verwezenlijkt omdat er geen geld voor was. „De overname van het huis werd vaak geschetst als een roekeloze speculatie, maar ik zag er een geloofsdaad in", zegt de zuster nu beslist. De oorlog stelde de opleiding van de diacones opnieuw uit. Het huis werd ge vorderd door de Duitsers en ingericht als kraamcentrum. Johanna Bock vertelt dat ze steeds de Duitse nationaliteit is trouwgebleven, om dat ze zich beschouwt als een dienares van het Koninkrijk van God, dat geen grenzen en geen nationaliteiten kent. „Naturaliseren is onzin", zegt ze dan ook. In het laatste jaar van de oorlog legde de S.S. beslag op het huis (,,'t werd een hoofd verband plaats", zegt de zuster) en na de bevrijding kregen honderd t.b.c.- patienten er een verzorging, die na later bleek, tien jaar zou duren. „Die patiënten kwamen uit de concentratiekampen en in het land was geen plaats genoeg om hen allemaal te verplegen". Pas in 1955 konden zuster Johanna en haar staf zich gaan wijden aan het doel, waarvoor zij het huis in 1935 al hadden bestemd. Het diaconessenwerk in Nederland werd aanvankelijk financieel op de been geholpen en gehouden door het al eerder Het Zendings-Diaconessenhuis op de Amerongse Berg genoemde Deutsche Gemeinschafts Dia- konieverband. Naarmate het arbeidster rein zich uitbreidde, kregen de zusters de beschikking over eigen inkomsten, die in alle zuinigheid werden beheerd. Boven dien was er de steun van sympathiserende zakenlieden. Die sympathie is er nog. In 1936 werd de Stichting Zendingsdiacones- senhuis opgericht en een van de bestuurs leden is momenteel de heer Jean Pierre Samsom, een van de vier directeuren van de gelijknamige drukkerij en uitgeverij in Alphen aan de Rijn. Hij een eindje in de dertig, zorg vuldig gemillimeterd haar en kleine, rus tige ogen twijfelt even als hem naar dat aandeel van het zakenleven wordt gevraagd. „Heeft het zin om hierover te praten?" vraagt hij in zijn eenvoudig ge meubileerde werkkamer. Toch volgt er een voorzichtige poging tot antwoorden. „De zusters", zegt hij, „hebben zich altijd graag laten omringen door zakenlieden. Overigens zijn de dames zelf zeer zakelijk, dat is heel plezierig De heer Samsom is sinds een jaar be stuurslid van de stichting. Wie zijn de collega's in dit opzicht? Liever geen na men noemen, vindt hij. De samenstelling van het bestuur hoeft echter geen geheim te blijven. „Een accountant, een oud bankier, een predikant en een uitgever, dat ben ik. „Dat hele bestuur., ach, dat is niet belangrijk. We delen de lakens niet uit. Het is eerder een juridische kwestie. Het is nu eenmaal noodzakelijk dat er een rechtspersoon achter de zusters staat. Vandaar die stichtingsvorm, vandaar dat bestuur. Niet belangrijk? De stichting heeft toch maar te zorgen voor de exploitatie van de vele andere eigendommen, want het diaconessenwerk concentreert zich niet alleen in het „moederhuis" in Amerongen, maar heeft zich wijd vertakt. In Amster dam is het pand Wanningstraat 10/12 als centrum voor evangelisatiewerk en wijkverpleging ingericht. In Driebergen („Elim") en in 's-Gravenhage („Irene") verzorgen de diaconessen een 40-tal be jaarden en ook in Putten staat een rust huis, huize „Eden". Op het landgoed „De Hemelse Berg" in Oosterbeek is een kraam- en ziekeninrichting gebouwd. In Amerongen wordt bovendien het rust- en herstellingsoord „Huize Oranjestein" ge ëxploiteerd en ook het moederhuis biedt al vele jaren onderdak aan bejaarde dames. Al deze inrichtingen zijn ondergebracht in een nieuwe stichting: de Stichting voor Zendingsdiaconessenarbeid, die overigens hetzelfde bestuur heeft en derhalve alleen formeel zelfstandig is. ergelijk onze exploitatie met die van een ziekenhuis. Ook wij werken met tarieven, met lage tarieven overigens, omdat we geen hoge personeelskosten hebben. De zusters willen geen salaris ontvangen. Ze geven het geld liever een liefdadige bestemming. In deze opvatting zijn de zusters bij zonder consequent. Het is gebeurd, dat een zuster die haar taak als kleuterleidster verricht, geen verjaardagsgeschenk van de kinderen in ontvangst wilde nemen als persoonlijk bezit. Zij schonk het aan het moederhuis Vanwaar die belangstelling van Jean Pierre Samsom voor het werk van de diaconessen? Daar wil hij met graagte iets over zeg gen. „De kerk als organisatie heeft haar tijd gehad, de christelijke liefde wordt door de kerk niet in praktijk gebracht. De zusters, en ik ook, leven aan de andere kant van het gangbare kerkgeloof. Ik sta volkomen achter hun werk. Hier wordt een ideale toestand in praktijk gebracht". Maar valt er van de zijde van het jonge meisje niet duidelijk een dalende interesse voor de opleiding tot diacones te consta teren? „Ja, en ik maak me daar bezorgd over. De roepingen tot het werk worden min der. maar zo lang het werk nog bestaat, blijven we ons best doen om het in stand te houden. Echt, ik heb me er eerst ook over verbaasd, dat er meisjes bestaan, die zich voor dit werk willen geven..". En na een korte pauze: „Het is liefde werkde openbaring van Christus op aarde". En weer even later: „De arbeid wordt gedragen door piëtisme; daar hoort een zeker traditionalisme bij. Je hebt symbolen nodig, vandaar hun kleding. Zie dat als een symbool..". I ot op dit moment zijn er 72 diaconessen opgeleid, die hun werkterrein over de gehele wereld hebben gevonden. Vijftien van hen behoren tot de vaste staf van het huis. Van tijd tot tijd komen er nieuwe meis jes bij, die door Johanna Bock worden geselecteerd. Zij heeft een soort aanmel dingsbrochure samengesteld, die iets ver telt over de toelatingseisen: „De arbeid wil interkerkelijk zijn. Toetreding is mo gelijk voor iedere jonge vrouw en vöor ieder jong meisje, mits zij zich het eigen dom van Jezus Christus weet en zich geroepen voelt haar leven geheel in dienst van haar Heiland te stellen. Rang, stand of nationaliteit mogen geen belemmering zijn om deze roeping te kunnen volgen. De grondslag van de arbeid is: Jezus Christus en Dien gekruisigd. Het doel van de arbeid is: het winnen van zielen voor Christus". „Wij trekken geen meisjes aan", ver duidelijkt de zuster. „Ons werk is ge- loofswerk en pas als een meisje de inner lijke roeping daartoe voelt, kan zij hier in vooropleiding komen". Verdere eisen zijn er eigenlijk niet, behalve dan, dat de aspirant-diacones op de lagere school een goede leerlinge moet zijn geweest („we eisen geen mulo"). Er is wel een leeftijdsgrens, van 18 tot 30 jaar. Weet zuster Johanna zeker, dat een meisje, dat zich voor het diaconessen werk aanmeldt, zich ook daartoe geroe pen voelt? Ze antwoordt niet, maar even later geeft ze toe dat er ook in dit opzicht vergis singen mogelijk zijn. Een diacones moet ongehuwd blijven. „Van moeten is geen sprake", haakt de zuster in. „Maar het kan niet anders. De dienst van God vereist dit nu eenmaal; je kunt je niet aan twee dingen geven. Kiezen is noodzakelijk. Het komt inder daad voor dat de meisjes zich ook hierin vergissen. Er komt er wel eens een bij me die zegt: zuster ik heb een aanzoek gekregen.dan is er voor zo'n meisje een weg terug". „Maar waarom vraagt u dit toch alle maal. het is toch helemaal niet belang rijk", constateert ze terloops even. e diaconessen van Johanna Bock zijn gebonden aan huisregels. Ieder een in het huis heeft er een eigen taak, diè kan variëren van boekhouding tot werkzaamheden in de tuin. Van die huis orde onthult de zuster dat het dienstroos ter een bedtijd van negen uur voorschrijft. De diaconessen staan 's morgens om zes uur op. „Vroeg..?, maar wie vroeg naar bed gaat, kan er ook best vroeg weer uit komen", oordeelt zij. „Deze regel heeft nu eenmaal bewezen in de praktijk goed te werken en daarom houden wij ons eraan. Zijn er binnen het huis mogelijkheden tot ontspanning? Een tegenvraag: „Wat is ontspanning? Wij hebben ónze ontspanning: wandelin gen maken door de tuin, lezen en soms een zang- of muziekavond..". Zuster Johanna heeft er bezwaar tegen gefotografeerd te worden. De kerkzaal mag wel op een foto worden vastgelegd, maar eerst moeten de diaconessen die er aan het werk zijn, een stapje opzij, zodat zij buiten het beeld vallen. De diaconessen van Johanna Bock vonden hun werkterrein voornamelijk in de evangelisatie. Bovendien worden zij opgeleid voor een taak in de maatschappij. Als kleuterleidster, als verpleegster, als bejaardenverzorgster... maar haar taak kan ook bestaan uit werkzaamheden in de keuken of in de wasserij van het tehuis of uit zendingswerk in Afrika. „We hebben niet veel nodig en wij jagen niet naar geldelijk gewin..". De zusters werken allen vanuit dezelf de overtuiging die zij van hun bestuurs- zuster Johanna hebben meegekregen: „Onze dienst in het kleinste en het ge ringste zal middel zijn tot het doel om zielen te winnen voor de Heer". la drie uur praten in haar rustige kamer, laat Johanna nog even vluchtig enkele vertrekken van het huis zien. De eetzaal, de conversatiezaal, de kerkzaal, de privé-vertrekken van de zus ters. Ze doet het snel. Bij het afscheid zegt ze: „Och, ik had een half uurtje voor ons gesprek uitge trokken en nu zijn het er drie geworden. De krant, ach, waarom moeten de mensen alles van ons weten. Wie hier wil komen is welkom, maar alles in die krant moet dat nu?" Van onze kant komen dan wat gerust stellende woorden. Zuster Johanna Bock in haar zwarte habijt met de lange rok en de witte kap, doet even later vriendelijk de deur open. Ze knikt en glimlachtmaar dat kleine beetje wantrouwen blijft Moet dat nuMogen wij niet alle maal weten dat er mensen zijn, die in het kleinste en geringste zo'n prachtig levens werk zien? 4

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9