Voornaamste spelregels Over vijf jaar heeft Nederland tien banen IJSHOCKEY IN DEVENTER VOORLOPIG VAN DE BAAN Geen medewerking van DIJC-bestuur Geen begrip BIKKELHARD HIJS „Hokij"-baas Ed Hopman ziet het gebeuren Amsterdamgeen Beginnelingen Zeven Canadezen Chauvinisme NOVEMBER 1967 DEVENTER. In Deventer is het Ijshockey voorlopig van de baan. Vijf jaar lang heeft de afdeling ijshockey van de DIJC het hoofd boven water proberen te houden, maar ze moest tenslotte het loodje leggen tegen het hoofdbestuur van de DIJC, dat van de ze sport niet veel wilde weten. Voor het seizoen '66-'67 besloot dit bestuur de Ijshockeysport van de kunstijsbaan te verbannen met als voornaamste be weegreden: gebrek aan belangstelling. Daarmee was de kous af en de trai ningstijden van de afdeling ijshockey gin-gen vlot naar de langebaan en het kunstrijden. Na de liquidatie richtte het ijshockey- bestuur een zelfstandige club op, die de naam kreeg IJshocky Club Deventer. Op de zondagochtend van twaalf tot half twee kreeg het de gelegenheid te trainen, wedstrijden waren er echter niet meer bij. Maar men bleef volhou den, temeer daar er in het vooruitzicht was gesteld dat de ijshockeyers het vol gende seizoen hun eigen kuip zouden krijgen. Dan zouden er eindelijk op normale tijden wedstrijden gehouden kunnen worden. Het ging allemaal niet door en de situatie is nu nog precies als vijf jaar geleden: het ijshockeyveld ligt namelijk voor een gedeelte in de 400-meter baan. Hierdoor werden de ijshockeywedstrijden gespeeld op tij den, dat iedereen aan tafel zat, zo tus sen half zes en half zeven. Dit kon ook niet anders, want wanneer er ge- hockeyed werd, dan kon er van de gro te baan geen gebruik gemaakt worden. Deze werd over een «lengte van 60 me ter dichtgemaakt. Vandaar die onmoge lijke tijden. terdam. Zij reizen honderden kilome ters in de week om te trainen en te spelen, een belachelijke zaak als er op 15 kilometer afstand een kunstijsbaan is. Maar misschien komt die kuip er nog wel eens en verdwijnt het anti-ijs- hockeybestuur van de DIJC. De ijs hockeyers uit Apeldoorn, Zutphen, De venter en Arnhem komen dan graag weer naar de kunstijsbaan. Deze minder gunstige speeltijden zijn echter niet de enige oorzaak dat het ijs hockey in Deventer niet van de grond is gekomen. Er zijn er talloze. Het hoofdbestuur van de DIJC heeft nooit enig begrip getoond voor deze tak van sport. En medewerking was er he lemaal niet. Men was niet ijshockey- minded, het ging de heren niet snel ge noeg. E>e resultaten bleven te lang uit De insider weet, dat het minstens viei tot vijf jaar duurt voordat in deze sport resultaten worden geboekt. Het kan niet vergeleken worden met hardrijden en kunstrijden. De afdeling ijshockey was het stiefkindje van de DIJC en werd steeds verder op de achtergrond ge drukt. Er was geen continuiteit in de trainingen, bij wedstrijden moesten de spelers zelf de boarding (omheining) opzetten dit in tegenstelling tot de schaatswedstrijden, waarbij alles van te voren tot de puntjes verzorgd was en van de douche mocht ook geen ge bruik gemaakt worden. De tegenstan der stapte altijd nat en bezweet in de auto om naar Den Haag, Tilburg etc. terug te rijden. Het is wel gebeurd, dat de spelers vijf minuten voor het einde van de wedstrijd het ijs af moesten om dat de tijd „op" was. Een half uur later ging dan pas de baan voor het publiek open. Over medewerking gesproken! Maar bij de grote finale, de afsluitings dag van het seizoen, had men de ijs hockeyers wel nodig om het publiek te tonen, dat de DIJC ook nog een derde afdeling bezat.... Het is dus afgelopen met het ijshocky In Deventer. Verschillende spelers van de geliquideerde club hebben onderdak gevonden bij Den Bosch en IJHC Rot- De ijshockeysport wordt ook in ons land van dag tot dag populairder doordat er niet alleen steeds meer kunstijsbanen worden aangelegd, maar ook doordat er in de tv-programma's steeds meer aandacht aan wordt be steed. Het lijkt ons daarom voor onze lezers van belang in het kort iets over de inrichting van het speelveld en van de spelregels te vertellen. Een ijshoakeyteam bestaat uit vijf tien spelers, waarvan er gedurende de wedstrijd zes (inclusief de goalie) op het ijs staan. De spelers mogen te allen tijde gewisseld worden. Indien een speler gewond raakt mag hij on middellijk door een ander worden ver vangen. Het spel wordt gespeeld op 'n baan van 60x30 meter, die is afgesloten door een omheining, de zg. boarding. De hoeken zijn rond en de hoogte van de boarding varieert van 1 tot 1,20 meter. De baan is verdeeld in drie vakken, t.w. het verdedigingsvak, de neutrale zone en het aanvalsvak. De vakken worden aangegeven door blauwe lij nen, die vooral van belang zijn voor de belangrijkste regel van het spel, de buitenspelregel. Wanneer de puck uit de verdediging naar voren „gepasst" wordt, moet hij vóór de rode midden lijn, die de neutrale zone in tweeën deelt, door een medespeler gespeeld worden. Krijgt deze speler de puck pas voorbij de middenlijn, dan staat hij off-side. Om vervolgens goed in het aanvalsvak te komen moet de puck nu door deze of een andere speler over de blauwe lijn gebracht worden, zon der dat zich reeds een medespeler in het aanvalsvak bevindt. Bevindt zich wel een medespeler in het aanvalsvak voordat de puck daarin is, dan is er opnieuw sprake van off-side. Iedere speler, behalve de doelverde- diger, moet, indien hij een „Minor pe nalty" opgelegd krijgt, het ijs voor twee volle minuten verlaten. Hij mag dan echter niet vervangen worden. Als het andere team, voordat de twee strafminuten om zijn, een doelpunt maakt, dan mag de speler de straf bank verlaten. Wanneer een speler zich er misdraagt, wordt hij voor tien minuten van het ijs gestuurd. Hij mag wel onmiddellijk vervangen worden. De twee minuten straf worden opge legd aan de speler, die moedwillig een tegenstander snijdt (clipping), hem ge welddadig tegen de omheining werpt, onnodig de wedstrijd ophoudt, met de stick duwt (cross shecking), de stick boven schouderhoogte verheft (high sticks) of een tegenstander, hoe dan ook, vasthoudt (holding). IJshockey in ons land (nog) niet zonder buitenlanders mogelijk H.IJ.S. en St.-Gervais in duel. IJshockey is een sport voor man nen, voor kerels wel te verstaan. Een ijshockeyer moet een enorm incasseringsvermogen hebben. Hij moet tegen een stootje kunnen. Als men bedenkt, dat een speler met het schaatsen snelheden kan bereiken, die liggen tussen de lfO en 50 km per uur, dan ligt de conclusie voor de hand: de body-checks komen bij zonder hard aan. De ijshockeyer laat zich echter niet snel uit het veld slaan. Hij geeft zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Hij is hard, bik kelhard. Mensen, die niet met deze sport op de hoogte zijn denken dik wijls ten onrechte dat het ijshockey ruw en gemeen is. Toegegeven, er gebeuren wel dingen, die niet door de beugel kunnen. Er wordt wel eens een „scheve schaats gereden" en zo af en toe loopt het wel eens op knok ken uit. Maar de verhitte gemoede ren zijn op de koele ijsvlakte weer snel gesust en na de wedstrijd staan de spelers gebroederlijk naast elkaar onder de douche. IJshockey is de snelste teamsport ter wereld. Het is bijzonder boeiend en spectaculair. Er zit altijd bewe ging in. Dit alles maakt, dat deze sport zo aantrekkelijke is om naar te kijken. Bij interessante duels zitten de tribunes dan ook vol. In Den Bosch en Tilburg is ijshockey na voetbal al de tweede sport. Het mooie van ijshockey is verder dat het een spelregel kent die pre ventief werkt. Wanneer een speler dit ter beoordeling van de twee arbiters dingen doet die niet geto lereerd kunnen worden, dan gaat hij voor twee of meer minuten naar het beruchte „straf bank je". Zijn team is dan onmiddellijk gedupeerd. Er staan dan nog maar vijf spelers, in clusief de goalie, op het ijs en een tegendoelpunt blijft dan meestal niet uit. Het is wel voorgekomen, dat drie spelers van hetzelfde team gedwon gen rust werd opgelegd en dat het team in die luttele minuten de wed strijd verloor. Dat strafbankje is een goede stok achter de deur. Om ont aarding tegen te gaan of althans voor een gedeelte te voorkomen zou men het „strafbankje" bij tal van andere sporten moeten invoeren. Zo wel de speler als het publiek zouden daarmee gebaat zijn. Het team van Den Bosch dat vorig jaar achter H.IJ.S. „Hokij" op de tweede plaats eindigde. uitblinkers komen. Pat Adair was er zo een. Nu nog wordt er geschreeuwd om Adair. Die jongen was gewoon het ein de... Hij kon ergens anders meer ver dienen. Eerst in Kitzbuhl. Nu zit hij in Klagenfurt". Het is aan Ed Hopman te merken, dat het vertrek van Adair hem nog steeds aan het hart ligt. „Hij was gran dioos en dat is hij bij HIJS geworden. Maar zelfs voor 600 gulden in de week krijgen we hem niet meer terug"./ Dat is de overtuiging van de man aan de top, van een man ook, die al jaren met zijn club „geheid" in hét ijshockey zit. Maar er zijn ook begin nelingen. De Stichting IJshockey Den Bosch is er zo een. Den Bosch, dat in januari 1966 van start ging, heeft het overigens wèl gepresteerd het Bossche publiek in een jaar ijshockey-minded te maken. Toen het bestuur aan het eind van het afgelopen seizoen de balans op maakte, kwam men tot het verheugen de feit, dat per wedstrijd gemiddeld 2000 personen de tribunes hadden be volkt. Dat is vooral het werk van de ijshockey-pionier van het zuiden, de heer J. B. L. van de Udenhout. „Hoe heeft Den Bosch dat voor el kaar gekregen?" „En de plannen van Den Bosc' de toekomst?" „Het is de bedoeling dat he antal buitenlanders geleidelijk word- erug- gebracht tot zo'n twee of drii Een team van uitsluitend Canadeze finan cieren, dat kost een lieve cent. En on ze eigen jongens moeten over een jaar of wat op eigen benen kunnen staan. Dit seizoen spelen we met een team van zeven Canadezen, aangevuld met eigen kweek de ontmoetingen tegen buitenlandse clubs. Voor de nationale competitie en de Coupe der Lage Lan den staan onze jongens met drie Cana dezen op het ijs". „Over vijf tot tien jaar is ijshockey in Nederland de tweede sport. Het gaat een gouden toekomst tegemoet". „In het begin hadden we helemaal niets, behalve ijs. We hebben toen een paar wedstrijden georganiseerd om het publiek alvast met de sport vertrouwd te maken. Zo speelden HIJS en Tilburg Dat zegt de heer Van de Udenhout gedecideerd. En als hij daar evenvee! kracht achter zet als achter zijn eigen „Den Bosch") komt het in kannen en kruiken. „Het contact met die teams is juist van groot belang. Ê>aar leer je het meeste van. Gelukkig wordt er in Ne derland al veel tegen buitenlanders ge speeld. Stel, dat de vijf teams, die in de eerste divisie van de nationale compe titie uitkomen, over enige tijd allemaal hetzelfde niveau hebben bereikt. Dan wordt zonder buitenlands contact ten eerste het spel enorm eenzijdig en daar naast zal het competitiepeil zakken. Wedstrijden tegen sterke buitenland se clubs kunnen alleen maar goed doen. Wij moeten aan techniek en stijl nog veel leren. In Duitsland hebben ze op dit moment alleen een grote, eigen competitie. Niet nodig, dat contact met de buitenwereld, zeiden ze. En nu. Zo wel Oost- als West-Duitsland zijn dit jaar uit de A-poule van de wereldkam pioenschappen verdwenen. Volgens mij is de ideale competitie-indeling voor een club: tien wedstrijden thuis en tien uit en daarnaast net zoveel wedstrijden tegen buitenlandse teams". „En: Canadezen aantrekken?" „Canadezen of andere buitenlanders kun je met twee oogmerken engage ren: als uitblinkers of om plaatsen op te vullen. Verleden jaar heeft Den Bosch drie spelers van HIJS overgeno men, die voor deze ploeg eigenlijk niet goed genoeg waren. Ze kwamen uit Brookville en speelden daar in de der de divisie. Voor Den Bosch betekenden die drie Canadese jongens een uitkomst omdat men nog helemaal geen eigen spelers had. Men moest van de grond af beginnen. In Den Haag moet je met „Je hoort nogal eens zeggen, dat de Canadezen, die naar Nederland komen in hun eigen land weinig te betekenen hebben: dat het „brandhout" is". „Dat is grote onzin. Wanneer ik voor HIJS Canadezen ga aantrekken zijn dat spelers, die in de Junior A- of Se nior A-afdeling spelen. Dat zijn de hoogste twee afdelingen in Canada en dat is geen kinderachtige zaak. Cana dezen, die bij mij komen solliciteren zijn meestal jongens, die Europa wel eens willen zien. Ze zijn bewust op avontuur uit. Voor een Canadees van klasse betaalt HIJS zo'n tien tot twaalfduizend gulden, ongeveer zes maanden. De heen- en terugreis is daarbij in begrepen". „Hoeveel buitenlanders mogen, er in de Nederlandse competitie uitkomen?" „Op de jaarvergadering van de NIJB is besloten, dat iedere club niet meer dan drie buitenlanders op het ijs mag hebben. Dit om te voorkomen,, "dat de Nederlandse jongens uitgeschakeld zou den worden of het grootste deel van de wedstrijd op de spelersbank zitten. Het is tenslotte een Nederlandse competitie. Het is wel voorgekomen, dat een team met uitsluitend eigen jongens het moest opnemen tegen een club met vijf Ca nadezen. Zoiets wordt natuurlijk een spelletje van kat en muis. Vandaar de 'tmiet van drie". „Met uitzondering van Amstel Tigers spelen alle clubs dit seizoen met bui tenlanders. De Tigers prefereren een team van uitsluitend eigen krachten. Ik geef toe: dat is in principe erg mooi, eigen kweek de voorkeur geven en zo. Maar zonder buitenlanders is het Ne derlandse ijshockey nog niet veel bij zonders. Die jongens kunnen onze men sen veel leren, vooral de jeugd. En jeugd hebben we voldoende in ons ijs hockey wereldje. Wanneer er wat bete re onderlinge samenwerking tussen de clubs zou komen en de mensen leren wat verder te kijken dan hun eigen kringetje, komt het met ijshockey hier best in orde". op onze baan tegen buitenlandse teams. Ze hebben er een mooie show van ge maakt. Publiek kwam er steeds meer en daar moet je het tenslotte van hebben". De heer Van de Udenhout bracht het ijshockéy naar Den Bosch en is er he lemaal gek van. In het seizoen is hij er dag en nacht voor in touw. Zijn zaak hij heeft zes VW-garages komt dan op de tweede plaats. Op zijn bu reau staat een enorme foto van het Bossche team. Zelfs zijn manchetkno pen getuigen van zijn ijshockeyliefde. „We hebben het'eerste jaar twee Ca nadezen gecontracteerd om onze jeugd te trainen. Daar hebben we het tweede jaar al min of meer de vruchten van geplukt. Ik zeg: min of meer. Iemand, die met deze sport begint, moet zeker drie tot vier jaar heel hard trainen om mee te kunnen. En dan moet hij boven dien nog aanleg hebben". „En dus hadden we geen andere keus dan nog meer buitenlanders aan te trekken. Het publiek moet immers blij ven komen. Voor het afgelopen seizoen hadden we nog eens vijf Canadezen, zodat we het tweede jaar in Den Bosch ijshockey op Europees niveau konden brengen. Ons eerste team bestond uit zeven Canadezen (twee nog uit het eer ste jaar), aangevuld met eigen kweek. Daarmee heeft Den Bosch heel aardig gedraaid. Een tweede plaats in de na tionale competitie, achter HIJS". De heer Van de Udenhout glundert nog, als hij erop terugziet. „Maar wat belangrijker was: het publiek is met de sport vertrouwd geraakt. We speelden op donderdagavonden Internationale wedstrijden tegen Brno uit Tsjecho- Slowakije, tegen Grenoble, Helsinki en andere prominenten uit Europa. Het publiek stroomde toe. Toen Den Bosch in de nationale competitie thuis tegen het fanatieke Tilburg ook met Cana dezen moest aantreden, hadden we 4000 bezoekers". Hij is er evenals Ed Hopman een groot voorstander van Canadezen in zijn team te hebben. „Die jongenc brengen ijshockey. En zijn bovend'- goede trainers". J. B. L. van de Udenhout: „Zaak komt in seizoen op tweede plaats Ed Hopman maakte tien jaar gele den zijn entree bij HIJS. Vijf jaar runt hij de zaken er nu in zijn eentje. „Je hebt nu problemen, die vroeger hele maal niet bestonden", zegt hij. „Er zit in de clubs van vandaag een stevig stuk chauvinisme". „In de nationale competitie draaien we momenteel met vijf verenigingen: Tilburg, Den Bosch, Amsterdam (Am- stel Tigers), Rotterdam, Heerenveen en Den Haag. Deventer is ermee ge stopt. Heerenveen, dat over een prach tige overdekte hal beschikt, speelt dit seizoen met een juniorenteam in de tweede divisie. Er zit 'n opgaande lijn in de Neder landse ijshockeysport. En als je dan bedenkt, dat IJHC Rotterdam (dat op de baan van Den Bosch traint) einde lijk een eigen baan krijgt en dat er plannen voor de bouw van een baan klaar liggen in Eindhoven, Haarlem, Groningen en Nijmegen, dan kun je je voorstellen, dat ik „spinnend" tevreden ben. Nederland kan over vijf jaar tien banen hebben als het allemaal door gaat". „Heeft het al veel zin wedstrijden te gen buitenlandse ploegen te arrange ren?" (Van een onzer sportredacteuren „IJshockey is in Nederland enorm in opkomst. De donkere jaren liggen ach ter ons. Het gaat nu eindelijk de goe de kant op". Deze optimistische woor den zijn afkomstig van Ed Hopman, vice-voorzitter van de Nederlandse IJs hockey Bond en de „big boss" van HIJS „Hokij". Bedachtzaam aan z'n pijp trekkend, het hoofd wat achterover leunend, ver volgt hij: „Dat we een goede toekomst tegemoet gaan, is uiteraard mede een gevolg van het steeds toenemende aan tal kunstijsbanen in ons land. Er ko men meer clubs en dat maakt de com petitiemogelijkheden een stuk interes santer. Maar dit betekent eveneens, dat je met meer.problemen geconfronteerd wordt". Het toenmalige team van de Deven ter kunstijsbaan tijdens de „groet" op de baan van HIJS „Hokij"* ED HOPMAN donkere jaren voorbij

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 7