Nieuwe exposities
Vandaag beginnen
Achter het nieuws
„Poesie mauw"
Wim lbo
Apeldoornse kunst
van behoorlijke
kwaliteit
ALS ik het ronduit zeggen mag: alle miss-verkiezingen ter
wereld kunnen mij gestolen worden, al zal ik geen actie op
touw zetten om ze af te schaffen. Maar aan één, de allerjongste op het
programma, heb ik voorgoed mijn hart verloren: de uitroeping van Miss
Bejaarde-van-het-jaar in onze eigen hoofdstad. Al was het maar om te be
ginnen, vanwege het feit dat een negentienjarig jongmens op dit briljante
idee is gekomen.
Mogelijk is daar weer een fraai psychologische verklaring voor: jongmens
in kwestie heeft of had een bijzonder attractieve oma, en wil met deze
verkiezing haar lieve charmante persoontje durend eer bewijzen. Of: jong
mens heeft de eigen oma nooit gekend, van generlei kant, en zich dus als
kind een ideaal-grootmoeder gefantaseerd van wie hij nu de bestaanbaarheid
wil bewijzen.
TJoe het zij (de mogelijkheid van een extra stunt op zijn mode-show voor
bejaarden schakel ik óók niet uit) het feit blijft dat ik hem graag,
namens het gezamenlijk vaderlands vrouwendom, van harte de hand zou
willen drukken. Want hij heeft dat vrouwendom een bijzonder grote dienst
bewezen, en iets bereikt dat tot nu toe, met alle verstandig gepraat de
meest deskundige adviseurs niet is gelukt.
En wel dit: dat hij daadwerkelijk, tastbaar en zichtbaar heeft aangetoond dat
wij de term: „bejaarde vrouw" nodig een andere gevoelsinhoud moeten
geven. Dat een vrouw niet alleen zo oud is als zij zich voelt, maar ook en
vooral: dat een vrouw zo jong is als zij zichzelf toestaat te zijn. In het redelijke
dan altijd: een zeventigjarige zal het nooit gelukken voor een zeventien
jarige door te gaan. Al haar krampachtig pogen in die richting zou alleen
maar tot een pijnlijk belachelijk resultaat leiden.
Maar het is een andere en prijzenswaardige zaak, als een zeventigjarige tot
zichzelf zegt: „Ik wil er in elk geval niet ouder dan zestig uitzien, en aan
mijn bejaard persoontje stellig zo veel zorg besteden als mijn achterklein
dochter van zeventien aan het hare. Met waarschijnlijk beter resultaat,
want ik moet duchtig oppassen niet te overdrijven, zoals zij nog ongestraft
kan doen.
tfet resultaat van een dergelijke overweging .was voor een publiek van
louter grootmoeders zichtbaar aanwezig en oogstte met haar drieënzeventig
jaren een klaterend applaus. Wij behoeven elkaar niets wijs te maken: zo
begroeten vrouwen met levenservaring geen opgeschilderde pop in veel te
jeugdige en te schrille kleuren. Wat daar aan kapsel, kleding en make-up
letterlijk ten tonele werd gevoerd moest een bereikbaar voorbeeld zijn,
aangenaam om te zien en prikkelend tot navolging.
TVu zal mogelijk een lezeres van gelijke of zelfs van jongere leeftijd ver
zuchten dat met geld veel te bereiken is, al was het maar een dure
vakkundige kappers- en schoonheidsbehandeling, én een smaakvol en modieus
toilet. Maar dat voor een vrouw die van haar AOW moet rondkomen
dergelijke ster-allures moeilijk te verwezenlijken zijn, en alleen maar pijnlijk
om te aanschouwen.
Als antwoord op die begrijpelijke verzuchting zou ik een dergelijke
pessimiste vriendelijk willen wijzen op nummer vier van de vijf bekroonde
missen (die merkwaardigerwijs alle mevrouwen waren), een verschijning
die de „image" van vaderlandse oma het dichtst benaderde. Haar zilvergrijs
haar was keurig gekapt, maar eerlijk de eigen kleur trouw gebleven, en
zij droeg in alle gemoedsrust een bril. Maar: zij verscheen in een zelf
vervaardigd, flatteus cocktailensemble, en dat nog wel geborduurd. Wat al
vast voor iedere vrouw die uit de kleine kinderen is en met haar lege tijd
geen raad weet een aansporing blijkt om zelf te gaan naaien. Dan kan zij er
tenminste voor een verrassend lage prijs verrassend elegant uitzien. En
met het geld dat zij zodoende bespaart zich eindelijk eens de luxe van een
goede foundation, een deskundige gezichtsbehandeling en een welverzorgd
kapsel gunnen. Het zal haar zichtbaar opfleuren als zij zichzelf in de
spiegel bekijkt: een aangename verschijning die met haar uiterlijk demonstreert
dat zij zichzelf nog de moeite van het verzorgen waard vindt. Maar hoeveel
„bejaarde" vrouwen laten zich niet al te gemakkelijk gaan in een zekere
onverschilligheid, zo niet moedeloosheid: ik heb mijn beste tijd gehad, aan
mij is toch geen eer te behalen. Om dan met een breiwerk of een licht
verteerbaar vrouwenblad in een hoekje bij het raam te gaan zitten.
l^n daar hebben wij de diepe oorzaak van haar weinig elegant en ouwelijk
voorkomen. Want alle vijf uitverkoren missen, van wie de jongste
toch vijfenzestig was, hadden deze ene belangrijke trek gemeen: zij déden
allemaal iets. De een turnde, de andere maakte bloemstukjes, een derde droeg
graag voor, een vierde naaide en zong. Zij waren bezig, zij hadden een
bepaalde liefhebberij, die haar belette om piekerend en tobbend in het
hoekje bij de uitgerangeerden te gaan zitten. Voor sommigen was zelfs deze
showbusiness op haar oude dag de vervulling van een lang begraven
jeugddroom. „Je blijft jong als je zorgt dat je altijd bezig bent", verklaarde
de oudste. U hoort het vandaag ermee beginnen.
AMSTERDAM.
Galerie De Sfinx, O.Z. Voorburgwal 41:
schilderijen en ruimte-objecten van Bruno
Mertens tot 17 december). In de aankondi
ging staat over deze in 1914 te Renkum ge
boren kunstenaar onder meer: „Bouwen aan
een radicale vernieuwing en een optimisti
sche toekomst zonder ruimtelijke begrenzin
gen met objectieve universele visie is het
doel dat hij zijn hele leven nastreeft"
Stedelijk Museum: grafisch werk en illus
traties van Bob Gill (tot en met 1 januari)
en „Atelier 5". bestaande uit werk van Pie-
ter Boersma, Ria van Elk, Ficheroux, Pie-
ter Geraedts jr., Kamph, Jerry Keizer, Da
vid van de Kop. Maarten Manson, Kees Okx,
Frarö Peeters, Sikke en Siet Zuyderland (tot
en met 7 januari).
DELFT.
„Het Prinsenhof": „Visuele Vakantie Ver
leiders", affichesexpositie t.g.v. 70-jarig be
staan VW Delft (tot 29 januari).
EINDHOVEN.
Stedelijk Van Abbemuseum: „Kompas 3".
Schilderkunst uit New York vanaf 1945 tot
heden (tot 18 december)
DEN HAAG.
Haags Expositiecentrum, Noordeinde:
Edelsmeedwerk van onder anderen Louise
Otto uit Nijmegen (tot en met 22 december).
Galerie Nouvelles
IIMWesteinde:
Spaanse beeldhouwkunst (tot 13 december).
i miraniiM-y
mm
W- WMv W9/fÊf&!WÊ
Eerste expositie „De Bent":
aantrekkelijke mijlpaal
Daar hangen en staan ze dan eindelijk bij elkaar te kijk en te koop,
in de Gemeentelijke v. Reekumgalerij te A'doorn, tot en met
10 dec. in de bovenzaal, de werken van de leden van de Apel-
doornse beeldende kunstenaarsgroep „De Bent". Dit is de eerste
reden om blij te zijn met deze tentoonstelling. Hoeveel wensen *r
ook nog mogen zijn: er is eindelijk een beetje lijn gekomen in het
gezamenlijke gezicht, dat de Apeldoornse kunstenaars de wereld
tonen. Veel te veel jaren hebben drie groepen naast elkaar geope
reerd: de Vereniging van Beeldende Kunstenaars Apeldoorn (in de
wandeling „de ouwe vereniging" genoemd) met haar verre van
strenge ballotage. „De Kern" met haar beroepsleden die het tussen
de mindere goden in „de vereniging" niet uit konden houden en ..De
Kiem" van de jongere talenten. Alle drie de groeperingen zijn lang
zaam maar zeker ter ziele gegaan. De Vereniging van Beeldende
Kunstenaars Apeldoorn heeft het hoofd nog een tijdje boven water
trachten te houden door zich te verjongen tot „Kunstcentrum"
maar ook dit heeft om het eens schilderachtig te zeggen
maar een blauwe maandag geduurd. Vit het contact dat bestuurs
leden van de drie verenigingen in verband met de oprichting van de,
ook alweer voorbije, kunstenaarssociëteit legden, bleef in ieder ge
val het plan over, om de beste krachten onder de plaatselijke beel
dende kunstenaars te bundelenen zo ontstond „De Bent". Johan
Meijerink en Cees Andriessen, die ook wel als „De Twee Grafiet-
sie" door het leven gaan. hebben zich intussen teruggetrokken
(helaas, want zij horen erbij, vind ik, Jungenkomt bald wie
der!"), maar niettemin zijn er nog voldoende overgebleven om de
eerste tentoonstelling van „De Bent" tot een heel aantrekkelijke
mijlpaal in het Apeldoornse kunstenaarsleven te maken. En die
aantrekkelijkheid is dan de tweede reden om blij met dez.e expositie
te zijn.
^antrekkelijk is deze manifestatie vooral
door haar veelzijdigheid. Diverse stijlen
hangen door elkaar, traditioneel en modern.
De tijd dat men op groepsexposities van
Apeldoornse kunstenaars alleen maar natu
ralisme tegenkwam en als negentienzestiger
liep te snakken naar een beetje eigentijdse
vormgeving lijkt gelukkig definitief voorbij
te zijn. En wat er aan goeds was in het con-
De als satirisch bedoelde zaterdagavond
afleveringen van „Achter het nieuws" wil
len nog niet van de grond komen. Dat zal
voor een belangrijk deel liggen aan het
ontbreken van als zodanig getalenteerde
schrijvers van humoristische teksten „Sa-
terdagterhetnieuws" wordt nog voorname
lijk door de eigen redactie gemaakt. En
lang niet alle journalisten zijn grappen
makers, zoals lang niet alle journalisten
de op sensatie beluste nieuwsjagers, pers
muskieten, maatschappelijke mislukkelin
gen, etc. zijn, waarvoor ze door de meeste
trouwe lezers van hun werk worden uitge
maakt. Er loopt er wel eens eentje tussen
door die graag met woorden stoeit of goed
moppen tapt (de humor van „Zo is het"
was voor een groot deel te danken aan
Rinus Ferdinandusse, die van „Farce Ma
jeure" aan Alexander Pola), maar de
meesten trouwens ook die grappenma
kers zijn net zulke serieuze mensen als.
pak weg, u en ik-zei-de-journalist.
Men mag ook van een redactieteam van
een actualiteitenrubriek, dat nu en dan
wel eens een geestige opmerking plaatst,
niet verwachten, dat het- ook plotseling
een half uur met geestigheden kan vullen.
Een tv-journalist is, net als iedere andere
journalist, in de eerste plaats iemand, die
zijn publiek op een zo onafhankelijk moge
lijke manier duidelijk wil maken, hoe de
werkelijke smaak is van de mooi verpak
te koek, waarmee zegslieden op allerlei
gebied dagelijks van links en rechts op
dat publiek komen afstormen. Veel kij
kers slikken die koek zomaar. Men kan
hen dat even moeilijk euvel duiden als
dat men het Willem Duys kwalijk kan ne
men dat hij de woorden van de burgemees
ter Van Gorcum vrijwel kritiekloos aan
hoort, want zij zijn een beter ambtenaar
of huisvrouw (en Duys is een veel beter
muziekpropagandist) dan journalist. De
goede journalist wordt geacht, over de
figuren en dat wat zij te brengen hebben,
een beetje meer te weten dan de gemid
delde kijker. De voorlichtende taak, welke
door de tv-journalist ook nog vaak onge
corrigeerd en voor een miljoenenpubliek
rechtstreeks (en liefst feilloos) moet wor
den volbracht, vereist een groot verant
woordelijkheidsgevoel, een enorme inzet
ook, en is dus een ernstige zaak.
Een doodernstige zaak wordt het, wan
neer tv-joumalisten zaken gaan behande
len, die van nog meer levensbelang zijn
dan een crisis in een partij, wangedrag
op een voetbalveld of een stuntje van een
modieus kunstenaar. Dat doen die van
„Achter het nieuws" de laatste tijd op
voortreffelijke wijze in hun documentai
res over maatschappelijke vraagstukken,
waar de meeste kijkers, bevangen door
vrees of taboes of onverschilligheid, meest
al aan voorbijlopen, zoals dat van de zelf
moord („Natuurlijk heb ik wel iets met
die anderen te maken, maar ik kan het
met voor elkaar krijgen, dat zij het ook
zo zien", zei het twintigjarige meisje in
de maandagavond uitgezonden documen
taire veelbetekenend). In dergelijke geval
len kan de tv-journalist niet volstaan met te
fungeren als kritische „onderwerp-zeef"
ten bate van zijn kijkers, maar moet hij
zijn kijkers dienen door de feiten (de cij
fers) en meningen (van slachtoffers en
andere deskundigen) zo te rangschikken,
dat een duidelijk en tegelijk imposant,
maar niet sensationeel beeld van 't vraag
stuk in de huiskamers overkomt.
„Achter het nieuws" gaat steeds meer
deze kant op en is daardoor ook steeds
minder „het stelletje harde jongens van
Wigbold, die 't zo scherp kunnen zeggen".
Ook deze tv-journalisten zijn mensen. Zij
kunnen dus niet alleen ook fouten maken,
maar ook ontroerd worden. De makers
van de zelfmoord-documentaire waren
(al was dat door hun vrij objectieve bena-
ring van het onderwerp in de uitzending
niet zo sterk te merken) onder de indruk
van de zaak waarmee zij ten behoeve
van onze geestelijke volksgezondheid be
zig waren. Ik kan me voorstellen, dat je
in het licht van deze onderwerpen en tij
dens een dergelijk ontwikkelingsstadium
van je rubriek graag e enbeetje satire wilt
maken over minder belangrijke onderwer
pen, waar de meeste mensen daarentegen
veel zwaarder aan tillen. Het kan echter
ook mogelijk zijn, dat je als tv-journalist
door een en ander (dat ook wel een beet
je vlees en bloed van je wordt) gewoon
weg niet in de juiste stemming bent om
ook nog een deel van je dagtaak te be
steden aan het maken van zoiets geestigs
als een goed stukje satire. De onderwer
pen waarmee niet te spotten valt, zijn nu
eenmaal veel belangrijker.
Voor zover de Kronkels van Simon Car-
miggelt, boekjes als „Juf, daar zit een
weduwe in de boom" en niet te vergeten
uw eigen kinderen het nog niet duidelijk
hadden gemaakt: geen .Hoepla', geen „Bar-
barber", geen „Lurelei" en geen „Stu
dio" kan (ondanks al hun lofwaardige po
gingen) bewust aan absurdistische humor
opbrengen, wat kinderen onbewust zomaar
eventjes uit de mouw schudden. Het voor
lopig meest onomstotelijke bewijs daar
voor leverde het meisje van een jaar of
drie, dat zaterdagavond „Bij Dorus op
schoot" minutenlang de kreet „Poesie
Mauw" op haar manier in de huiskamer
bracht. Ik moest brullen van het lachen
en slechts het feit dat ik onderwijl met
een griepje lag, weerhield me ervan, op
te staar, en de deur uit te lopen, toen het
op een gegeven moment evenmin uit te
houden leek als vele jaren geleden de
preek van Toon Hermans. „Ach man, je
bent een beetje ziek en daardoor reageer
je zo subjectief", trachtte ik mezelf na
afloop te corrigeren.
Maar collega's uit de tv-kritiek waren
er, zo bleek maandag uit hun recensies,
ook ondersteboven van geweest: „De on
verstoorbare, magistrale improvisatie
van een Rotterdams kind op het thema
„Poesje mauw" was een van de leukste
dingen die we de laatste tijd hebben ge
zien" (H.H. in de Volkskrant) en „Het
slot niet het meisje dat geheel losgezon
gen van deze wereld (nauwelijks) impro
viseerde op de woorden „Poesie mauw"
was een onvergetelijke belevenis en werd
terecht zondagmiddag door Monitor heruit
gezonden. Sinds Wim Sonneveld in de
stoel bij „Mies-en-scène" zat heb ik niet
meer zoveel tranen met tuiten gelachen"
(Nico Scheepmaker).
Alle „gewone" kijkers bij wie ik deze
week naar hun reactie op „Poesie mauw"
informeerde, hadden zaterdagavond óf
helemaal geen televisie gekeken óf als
vastgeroeste Nederland 1-kijkers traditie
getrouw „Het Gulden Schot" aangezet. Ik
schakelde pas na „Poesie mauw" op me
neer Schilperoort en meneer De Lange
over. Het werd wel een anti-climax. Dat
kon later zelfs niet meer worden goedge
maakt door de „Brandpunt"-reportage
over de fleurige en de treurige aspecten
van 'n Miss-verkiezing („Poesie Waauw!")
ventionele genre heeft zich kunnen handha
ven (al mis je wel even het werk van inmid
dels overleden schilders als Kelder. Jakma en
Kalshoven in dit geheel). Voeg daarbij dat
Apeldoorn thans ook een aantai kunstenaars
van het meer hedendaagse slag heeft, die
minstens regionaal een woordje meespreken,
dan betekent dit, dat degene die de exposi
tie van „De Bent" gaat bekijken de garan
tie heeft, met werk van een over het alge
meen behoorlijk artistiek peil te worden ge
confronteerd.
lyjerkwaardig genoeg zijn die goede kunste
naars in het moderne idioom de drie
vrouwelijke leden van het gezelschap. De
grootste verrassing is voor mij de in 1900
geboren (ik mag het zeggen, want het staat
in de catalogus) Fie de Ferrante. Ik kan
me weinig kunstenaars herinneren, die op
niet meer zo hee jeugdige leeftijd een sprong
van het vrij conventionele naar het moder
ne durven wagen, laat staan deze sprong
ook nog maken en dat op een geslaagde
wijze. Als er de laatste jaren in de Apel
doornse kunst een groei van het traditionele
naar het moderne heeft plaatsgevonden, dan
is Fie de Ferrante daarvan wel de personi
ficatie. Zij is in de meest positieve zin met
haar tijd meegegaan. Deed zij dat bij vori
ge gelegenheden nog min of meer zij aan
zij met haar jongere collega Sytske Feitsma,
op huidige tentoonstelling laat zij een ge
heel eigen gezicht zien. De vormgeving van
mevrouw De Ferrante's grafisch werk is
strakker en monumentaler geworden, mede
„Hij was niet egocentrisch aangelegd.
Hij ging voor iedereen opzij en gunde
iedereen de zon." Met ongeveer deze
woorden kenschetste de bejaarde caba
retier Paul Collin maandagavond Jean-
Louis Pisuisse, in de aan deze grote Ne
derlandse cabaretpionier gewijde eerste
aflevering van de KRO-serie „Namen die
je nooit vergeet". Ik dacht dat hetzelfde
wel eens mocht worden gezegd van de sa
mensteller van deze serie, Wim lbo (die,
als ik me goed herinner, met hetzelfde pro
gramma in zijn hand op de beeldbuis
kwam als destijds in zijn Cabaretkroniek
voor de VPRO; een teken van continuï
teit?). De cabaretier in Wim lbo, die een
jaar of twintig geleden in zijn „Triangel"-
programma's op zondagmorgen nog zijn
eigen sympathieke levensliedjes zong (zo
als „Ik heb kermis gevierd"), is al bijna
vergeten. Van meet af aan (denk in dit
opzicht ook nog maar even aan „Trian
gel" en ook aan de Camera Obscura en
Familie Doorsnee, toen Hetty Blok nog
geen Zuster Klivia, Ton van Duinhoven
nog geen Oscar en Rijk de Gooyer nog
geen partner van Johnny Kraaykamp
was) van meet af aan dus heeft hij
zichzelf min of meer weggecijferd, om
andere talenten de kans te geven, zich te
ontplooien. Oude talenten, zoals genoemde
Paul Collin, maar ook jonge, zoals Ram
ses Shaffy, die „Mens durf te leven"
maandagavond als het ware herschiep.
Wim lbo is momenteel bezig een boek
te schrijven over de geschiedenis van het
cabaret. En dat de kleinkunst in ons land
thans hoogtij viert (zie de grammofoon
platen verkoop, zie de top-hits uit „Ja
zuster, nee zuster" en „Heerlijk duurt het
langst" van Annie M G. Schmidt en Har
ry Bannink, zie de vele jonge, begaafde
chansonniers en chansonnières) is direct
of indirect in zeer belangrijke mate te
danken aan het werk dat kleinkunstenaar
Wim lbo nu al jaar-in, jaar-uit voor z'n
collega's heeft verzet. Zij zullen het vaak
hebben gedacht, en ik dacht het maan
dagavond opnieuw toen ik die voortreffe
lijke eerste aflevering van „Namen die je
nooit vergeet" zag: „Gelukkig dat er een
Wim lbo isr
KASTPAR
onder invloed van de kunst van primitieve
volkeren, waaraan zij ook haar kleurenkeu-
ze lijkt te hebben ontleend.
Bij Sytske Feitsma is het ook niet alle
maal meer organisch naturalisme, wat de
grafische klok slaat. Tussen haar acrylic-
gravures vertoont „Amulet voor de oudste
zoon" weer dat precieuze handschrift, dat
een sfeer van kreukelend blad en zeer oude
metalen overbrengt. Maar er is ook meer
speelsheid bijgekomen. Zowel de creatieve
speelsheid van de hippies in „Kaleidoscoop"
als de wat huiselijke, anekdotische speels
heid van „Gezelschapsspel".
Over het werk van Gaby Bovelander is on
langs op deze zaterdagse kunstpagina al zo
veel geschreven, dat ik althans op de ont
wikkeling daarin ditmaal niet verder inga.
De kwaliteit ervan is hoger dan ooit tevo-
en, .Zonder titel" nummer 1 vind ik in ar
tistiek opzicht wel het beste dat zij ooit ge
maakt heeft, al is uit het oogpunt van haar
experimenten met gemengde technieken ook
nummer 3 interessant.
Nummer 2 en de inzending „buiten catalo
gus" zijn het meest karakteristiek voor het
grensgebied tussen haar surrealistisch-stilis-
tische periode en de huidige „Gaby". Op
een afstand bezien valt haar meesterschap
over het perspectief op. Maar het belangrijk
ste is, dat Gaby Bovelander zich eindelijk
heeft kunnen losmaken van het onpersoonlij
ke stempel dat het monumentale werk in op
dracht van anderen vaak op het meer per
soonlijk bedoelde gedeelte van een kunste-
naarsoeuvre drukt, hoe belangrijk dat „die
nende monamentalisme" ook voor de ge
meenschap kan zijn.
tlarry Meek is zover nog niet. Het gevaar
van onpersoonlijkheid en confectie, ver
oorzaakt door het werken in opdracht, komt
bij hem nog te vaak om de hoek kijken. Er
blijft dan vaak niet veel meer over dan knap
vakwerk, zoals in de op zichzelf heel aardi
ge ontwerpen voor wandversieringen. Maar
wie is Harry Meek zelf, wat gaat er in hem
om als hij niet voor anderen werkt? In de
olieverven „Compositie" (een beetje gewild)
en ..Veluwe" (goed van kleur en compositie,
maar toch nog teveel Gerrit Benner) klinkt
nog geen antwoord op d!e vraag. Maar in de
twee inzendingen „buiten catalogus" begint
Meek het te geven, ondanks het vleugje
Theo van der Horst dat er doorheen zit.
Vooral „De aarde was woest en ledig" doet
met zeer veel belangstelling uitzien naar zijn
volgende niet-monumentale produkten.
Ook Johan van der Meer overtuigt in het
moderne idioom nog niet helemaal. Ik heb
nooit helemaal geloofd in zijn pogingen tot
abstrahisme, het ging allemaal een beetje
geforceerd en ook nu zijn er nog steeds die
ordinaire kleuren bij. Met schelpen enzo
heeft hij ditmaal een aantal composities
vervaardigd, die proportioneel niet altijd
evenwicht bezitten (die blanke fles op num
mer 37 steekt er naar mijn mening veel te
ver uit) en die schelpen etc. maken door
hun plaatsing eerder de indruk, objets cher-
chés dan objects trouvés te zijn. Ook Van der
Meer heeft echter een aantal niet in de ca
talogus genoemde bijdragen geleverd, die
veel sterker zijn dan de wel in het aardig
verzorgde boekje opgenomen exemplaren.
Het zijn drie collages, waarin de kleuren
(deze keer niet ordinair) en de materialen
een boeiende droomwereld vormen, waarin
het voor de kijker goed vertoeven is. Is dit
het nieuwste en tegelijk het meest persoon
lijke werk van Apeldoorns maquettenbouwer?
Ik hoop het. want het smaakt naar (van der)
meer!
Om nog even bij de „modernen" te blij
ven: het valt me ook nu weer op, dat de
wat jongere „schilders" zo van rust houden.
Richard van den Haak heeft een zo groot
mogelijke soberheid en strakheid van vorm
geving nagestreefd. Met enkele lijnen en een
op ieder exmplaar beperkt, maar fijn ge
nuanceerd kleurengamma heeft hij gepro
beerd, het oppervlak tegelijk tot rust te
brengen en onder hoogspanning te zetten.
Het riskante van deze minitieuze arbeid is,
dat er een zekere armetierigheid dreigt,
(„Hoog water aan de IJssel", „Steenfabriek
nabij Olst" en „Huizen aan de dijk") of een
magisch realisme ontstaat, dat niet opkan
tegen hetgeen de officiële vertegenwoordi
gers van die stroming hebben geproduceerd.
De twee resterende bijdragen vind ik verre
weg de beste en de mooiste: „Bungalow in
aanbouw te Doorwerth" (ondanks een tikkel
tje Werkman) en vooral het in zijn eenvoud
zeer krachtige „Hooischelven in de Achter
hoek".
Rob Weddepohl is doorgegaan met het ma
ken van wat hij kunststof-plastieken noemt
(kunststof-reliëfs lijkt me een meer karak
teristieke benaming, maar allé). Ze zijn niet
„Hooischelven in de Achterhoek"ge
mengde technieken) van Richard van
den Haak.
opzienbarend, maar desondanks wel prettig
voor het oog dat rust behoeft. Naast elkaar
hangend vormen zij als het ware één ver
haal, fragmenten uit een film in pastelkleu
ren. Wat bloedeloos? Misschien wel, maar
daar moet men in dit stadium van Wedde-
pohls experimenten nog niet te gauw over
vallen, vind ik.
tVg fijn werk is naar mijn mening dat
van Andries Kwakkel. Het bevat zoals
gewoonlijk weer veel blauw, maar het laat
de kijker allerminst blauw-blauw. Kwakkel
heeft bijzonder veel feeling voor de charme,
de sfeer van oude boerenhuisjes en kerkjes
in streken waar de bezoekers er aan voorbij
lijken te zien, tenzij zij zo'n huisje als ge
schikte weekendwoning beschouwen. Soms
zijn de gouaches van Kwakkel volgens mij
wat aan de donkere kant, ook al mogen zij
door hun titel („Herinnering") natuurlijk
wel een beetje vaag zijn. Het niet in de
catalogus vermelde „Herinnering, kerk" en
„Schiermonnikoog, kerk" verdienen specia
le vermelding, ragfijne en spirituele minia
tuurtjes als zij zijn.
I^n zo zijn we dus beland bij de vertegen-
woordigers van de meer traditionele
richting. Van het werk van Joop Nijdam zou
je eigenlijk al niet veel kwaads meer kun
nen zeggen, want toen ik er van-de-week
naar stond te kijken, werd me even verteld,
dat de burgemeester van Amstelveen de
kunstenaar op grond van zijn bijdragen aan
deze expositie had uitgenodigd voor een ten
toonstelling aldaar. Nu valt er desondanks
over Nijdams werk nooit veel kwaads
te vertellen. Er verandert vrijwel niets
in zijn aquarellen en tekeningen. Het
is bijna altijd dezelfde stijl (een beetje Haag
se school-achtig), vol sfeer en van behoor
lijk niveau. Het prettige daarbij is, dat de
spontaneïteit en de intimiteit ervan nimmer
door routine worden overwoekerd of zelfs
maar ernstig bedreigd. Ditmaal kies ik voor
„Licht(e) regen", „Markt" en „Straatje".
Nog zo iemand waar je gauw over uitge
schreven bent is de tachtiger Hugo Polder
man. Ook nu is hij weer van de partij met
naturalistische aquarellen van het zuiverste,
zij het natuurlijk niet onvermengde, water
Lekker fris, degelijk en gezond als altijd
Ditmaal springt „Thorn in '47" er wel hee'
overtuigend uit.
De olieverven van J. II. Persijn zijn voor
het merendeel minder diffuus, minder „Per-
sionistisch" dus, dan we tot dusver gewend
waren. Jammer, want juist in dat mistige
aspect schuilt de grootste kracht van dit
werk. Ik kan me voorstellen, dat heel wat
bezoekers „Dolende ridder" wel wat al te
romantisch zullen vinden, maar juist omdat
het als zodanig zo goed getroffen is, vind ik
dit het beste doek dat er van de Beekbergen-
se kunstenaar hangt.
Tenslotte de enige beeldhouwer in het ge
zelschap: Onco Tattje. Mede door het ge
bruikte materiaal (polyester) maken zijn
„Vogelman" en zijn „Drie schilddragers"
een zeer krachtig-vegetatieve indruk. Voor
mijn part komt Tattje de volgende keer met
nog tien keer zo grote stukken in dit genre
voor de dag. Er gebeurt tenminste iets in.
„Inside information" is plastisch veel min
der sterk, maar het bezit een soort geheim
zinnigheid die wel aanspreekt.
T)at was het dan. Of liever: dat is het
dan, want u heeft nog enkele weken de
gelegenheid, de tentoonstelling te bezoeken.
Zij wordt u van harte aanbevolen, zowel om
het feit zelf als om het niveau van de Apel
doornse kunst dat er uit blijkt, want ondanks
de bij sommige gesignaleerde gedeeltelijke
tekortkomingen hebben we op groepsexposi
ties van Apeldoornse kunstenaars nog nooit
zo weinig onderling verschil in kwaliteit aan
getroffen. En nog zelden zoveel kwaliteit op
zich.
J. VAN DER KLEIJ
„Veluwe" (olieverf) van Harry Meek.
wmmMzmsmm