Nieuwe exposities Vandaag beginnen Achter het nieuws „Poesie mauw" Wim lbo Apeldoornse kunst van behoorlijke kwaliteit ALS ik het ronduit zeggen mag: alle miss-verkiezingen ter wereld kunnen mij gestolen worden, al zal ik geen actie op touw zetten om ze af te schaffen. Maar aan één, de allerjongste op het programma, heb ik voorgoed mijn hart verloren: de uitroeping van Miss Bejaarde-van-het-jaar in onze eigen hoofdstad. Al was het maar om te be ginnen, vanwege het feit dat een negentienjarig jongmens op dit briljante idee is gekomen. Mogelijk is daar weer een fraai psychologische verklaring voor: jongmens in kwestie heeft of had een bijzonder attractieve oma, en wil met deze verkiezing haar lieve charmante persoontje durend eer bewijzen. Of: jong mens heeft de eigen oma nooit gekend, van generlei kant, en zich dus als kind een ideaal-grootmoeder gefantaseerd van wie hij nu de bestaanbaarheid wil bewijzen. TJoe het zij (de mogelijkheid van een extra stunt op zijn mode-show voor bejaarden schakel ik óók niet uit) het feit blijft dat ik hem graag, namens het gezamenlijk vaderlands vrouwendom, van harte de hand zou willen drukken. Want hij heeft dat vrouwendom een bijzonder grote dienst bewezen, en iets bereikt dat tot nu toe, met alle verstandig gepraat de meest deskundige adviseurs niet is gelukt. En wel dit: dat hij daadwerkelijk, tastbaar en zichtbaar heeft aangetoond dat wij de term: „bejaarde vrouw" nodig een andere gevoelsinhoud moeten geven. Dat een vrouw niet alleen zo oud is als zij zich voelt, maar ook en vooral: dat een vrouw zo jong is als zij zichzelf toestaat te zijn. In het redelijke dan altijd: een zeventigjarige zal het nooit gelukken voor een zeventien jarige door te gaan. Al haar krampachtig pogen in die richting zou alleen maar tot een pijnlijk belachelijk resultaat leiden. Maar het is een andere en prijzenswaardige zaak, als een zeventigjarige tot zichzelf zegt: „Ik wil er in elk geval niet ouder dan zestig uitzien, en aan mijn bejaard persoontje stellig zo veel zorg besteden als mijn achterklein dochter van zeventien aan het hare. Met waarschijnlijk beter resultaat, want ik moet duchtig oppassen niet te overdrijven, zoals zij nog ongestraft kan doen. tfet resultaat van een dergelijke overweging .was voor een publiek van louter grootmoeders zichtbaar aanwezig en oogstte met haar drieënzeventig jaren een klaterend applaus. Wij behoeven elkaar niets wijs te maken: zo begroeten vrouwen met levenservaring geen opgeschilderde pop in veel te jeugdige en te schrille kleuren. Wat daar aan kapsel, kleding en make-up letterlijk ten tonele werd gevoerd moest een bereikbaar voorbeeld zijn, aangenaam om te zien en prikkelend tot navolging. TVu zal mogelijk een lezeres van gelijke of zelfs van jongere leeftijd ver zuchten dat met geld veel te bereiken is, al was het maar een dure vakkundige kappers- en schoonheidsbehandeling, én een smaakvol en modieus toilet. Maar dat voor een vrouw die van haar AOW moet rondkomen dergelijke ster-allures moeilijk te verwezenlijken zijn, en alleen maar pijnlijk om te aanschouwen. Als antwoord op die begrijpelijke verzuchting zou ik een dergelijke pessimiste vriendelijk willen wijzen op nummer vier van de vijf bekroonde missen (die merkwaardigerwijs alle mevrouwen waren), een verschijning die de „image" van vaderlandse oma het dichtst benaderde. Haar zilvergrijs haar was keurig gekapt, maar eerlijk de eigen kleur trouw gebleven, en zij droeg in alle gemoedsrust een bril. Maar: zij verscheen in een zelf vervaardigd, flatteus cocktailensemble, en dat nog wel geborduurd. Wat al vast voor iedere vrouw die uit de kleine kinderen is en met haar lege tijd geen raad weet een aansporing blijkt om zelf te gaan naaien. Dan kan zij er tenminste voor een verrassend lage prijs verrassend elegant uitzien. En met het geld dat zij zodoende bespaart zich eindelijk eens de luxe van een goede foundation, een deskundige gezichtsbehandeling en een welverzorgd kapsel gunnen. Het zal haar zichtbaar opfleuren als zij zichzelf in de spiegel bekijkt: een aangename verschijning die met haar uiterlijk demonstreert dat zij zichzelf nog de moeite van het verzorgen waard vindt. Maar hoeveel „bejaarde" vrouwen laten zich niet al te gemakkelijk gaan in een zekere onverschilligheid, zo niet moedeloosheid: ik heb mijn beste tijd gehad, aan mij is toch geen eer te behalen. Om dan met een breiwerk of een licht verteerbaar vrouwenblad in een hoekje bij het raam te gaan zitten. l^n daar hebben wij de diepe oorzaak van haar weinig elegant en ouwelijk voorkomen. Want alle vijf uitverkoren missen, van wie de jongste toch vijfenzestig was, hadden deze ene belangrijke trek gemeen: zij déden allemaal iets. De een turnde, de andere maakte bloemstukjes, een derde droeg graag voor, een vierde naaide en zong. Zij waren bezig, zij hadden een bepaalde liefhebberij, die haar belette om piekerend en tobbend in het hoekje bij de uitgerangeerden te gaan zitten. Voor sommigen was zelfs deze showbusiness op haar oude dag de vervulling van een lang begraven jeugddroom. „Je blijft jong als je zorgt dat je altijd bezig bent", verklaarde de oudste. U hoort het vandaag ermee beginnen. AMSTERDAM. Galerie De Sfinx, O.Z. Voorburgwal 41: schilderijen en ruimte-objecten van Bruno Mertens tot 17 december). In de aankondi ging staat over deze in 1914 te Renkum ge boren kunstenaar onder meer: „Bouwen aan een radicale vernieuwing en een optimisti sche toekomst zonder ruimtelijke begrenzin gen met objectieve universele visie is het doel dat hij zijn hele leven nastreeft" Stedelijk Museum: grafisch werk en illus traties van Bob Gill (tot en met 1 januari) en „Atelier 5". bestaande uit werk van Pie- ter Boersma, Ria van Elk, Ficheroux, Pie- ter Geraedts jr., Kamph, Jerry Keizer, Da vid van de Kop. Maarten Manson, Kees Okx, Frarö Peeters, Sikke en Siet Zuyderland (tot en met 7 januari). DELFT. „Het Prinsenhof": „Visuele Vakantie Ver leiders", affichesexpositie t.g.v. 70-jarig be staan VW Delft (tot 29 januari). EINDHOVEN. Stedelijk Van Abbemuseum: „Kompas 3". Schilderkunst uit New York vanaf 1945 tot heden (tot 18 december) DEN HAAG. Haags Expositiecentrum, Noordeinde: Edelsmeedwerk van onder anderen Louise Otto uit Nijmegen (tot en met 22 december). Galerie Nouvelles IIMWesteinde: Spaanse beeldhouwkunst (tot 13 december). i miraniiM-y mm W- WMv W9/fÊf&!WÊ Eerste expositie „De Bent": aantrekkelijke mijlpaal Daar hangen en staan ze dan eindelijk bij elkaar te kijk en te koop, in de Gemeentelijke v. Reekumgalerij te A'doorn, tot en met 10 dec. in de bovenzaal, de werken van de leden van de Apel- doornse beeldende kunstenaarsgroep „De Bent". Dit is de eerste reden om blij te zijn met deze tentoonstelling. Hoeveel wensen *r ook nog mogen zijn: er is eindelijk een beetje lijn gekomen in het gezamenlijke gezicht, dat de Apeldoornse kunstenaars de wereld tonen. Veel te veel jaren hebben drie groepen naast elkaar geope reerd: de Vereniging van Beeldende Kunstenaars Apeldoorn (in de wandeling „de ouwe vereniging" genoemd) met haar verre van strenge ballotage. „De Kern" met haar beroepsleden die het tussen de mindere goden in „de vereniging" niet uit konden houden en ..De Kiem" van de jongere talenten. Alle drie de groeperingen zijn lang zaam maar zeker ter ziele gegaan. De Vereniging van Beeldende Kunstenaars Apeldoorn heeft het hoofd nog een tijdje boven water trachten te houden door zich te verjongen tot „Kunstcentrum" maar ook dit heeft om het eens schilderachtig te zeggen maar een blauwe maandag geduurd. Vit het contact dat bestuurs leden van de drie verenigingen in verband met de oprichting van de, ook alweer voorbije, kunstenaarssociëteit legden, bleef in ieder ge val het plan over, om de beste krachten onder de plaatselijke beel dende kunstenaars te bundelenen zo ontstond „De Bent". Johan Meijerink en Cees Andriessen, die ook wel als „De Twee Grafiet- sie" door het leven gaan. hebben zich intussen teruggetrokken (helaas, want zij horen erbij, vind ik, Jungenkomt bald wie der!"), maar niettemin zijn er nog voldoende overgebleven om de eerste tentoonstelling van „De Bent" tot een heel aantrekkelijke mijlpaal in het Apeldoornse kunstenaarsleven te maken. En die aantrekkelijkheid is dan de tweede reden om blij met dez.e expositie te zijn. ^antrekkelijk is deze manifestatie vooral door haar veelzijdigheid. Diverse stijlen hangen door elkaar, traditioneel en modern. De tijd dat men op groepsexposities van Apeldoornse kunstenaars alleen maar natu ralisme tegenkwam en als negentienzestiger liep te snakken naar een beetje eigentijdse vormgeving lijkt gelukkig definitief voorbij te zijn. En wat er aan goeds was in het con- De als satirisch bedoelde zaterdagavond afleveringen van „Achter het nieuws" wil len nog niet van de grond komen. Dat zal voor een belangrijk deel liggen aan het ontbreken van als zodanig getalenteerde schrijvers van humoristische teksten „Sa- terdagterhetnieuws" wordt nog voorname lijk door de eigen redactie gemaakt. En lang niet alle journalisten zijn grappen makers, zoals lang niet alle journalisten de op sensatie beluste nieuwsjagers, pers muskieten, maatschappelijke mislukkelin gen, etc. zijn, waarvoor ze door de meeste trouwe lezers van hun werk worden uitge maakt. Er loopt er wel eens eentje tussen door die graag met woorden stoeit of goed moppen tapt (de humor van „Zo is het" was voor een groot deel te danken aan Rinus Ferdinandusse, die van „Farce Ma jeure" aan Alexander Pola), maar de meesten trouwens ook die grappenma kers zijn net zulke serieuze mensen als. pak weg, u en ik-zei-de-journalist. Men mag ook van een redactieteam van een actualiteitenrubriek, dat nu en dan wel eens een geestige opmerking plaatst, niet verwachten, dat het- ook plotseling een half uur met geestigheden kan vullen. Een tv-journalist is, net als iedere andere journalist, in de eerste plaats iemand, die zijn publiek op een zo onafhankelijk moge lijke manier duidelijk wil maken, hoe de werkelijke smaak is van de mooi verpak te koek, waarmee zegslieden op allerlei gebied dagelijks van links en rechts op dat publiek komen afstormen. Veel kij kers slikken die koek zomaar. Men kan hen dat even moeilijk euvel duiden als dat men het Willem Duys kwalijk kan ne men dat hij de woorden van de burgemees ter Van Gorcum vrijwel kritiekloos aan hoort, want zij zijn een beter ambtenaar of huisvrouw (en Duys is een veel beter muziekpropagandist) dan journalist. De goede journalist wordt geacht, over de figuren en dat wat zij te brengen hebben, een beetje meer te weten dan de gemid delde kijker. De voorlichtende taak, welke door de tv-journalist ook nog vaak onge corrigeerd en voor een miljoenenpubliek rechtstreeks (en liefst feilloos) moet wor den volbracht, vereist een groot verant woordelijkheidsgevoel, een enorme inzet ook, en is dus een ernstige zaak. Een doodernstige zaak wordt het, wan neer tv-joumalisten zaken gaan behande len, die van nog meer levensbelang zijn dan een crisis in een partij, wangedrag op een voetbalveld of een stuntje van een modieus kunstenaar. Dat doen die van „Achter het nieuws" de laatste tijd op voortreffelijke wijze in hun documentai res over maatschappelijke vraagstukken, waar de meeste kijkers, bevangen door vrees of taboes of onverschilligheid, meest al aan voorbijlopen, zoals dat van de zelf moord („Natuurlijk heb ik wel iets met die anderen te maken, maar ik kan het met voor elkaar krijgen, dat zij het ook zo zien", zei het twintigjarige meisje in de maandagavond uitgezonden documen taire veelbetekenend). In dergelijke geval len kan de tv-journalist niet volstaan met te fungeren als kritische „onderwerp-zeef" ten bate van zijn kijkers, maar moet hij zijn kijkers dienen door de feiten (de cij fers) en meningen (van slachtoffers en andere deskundigen) zo te rangschikken, dat een duidelijk en tegelijk imposant, maar niet sensationeel beeld van 't vraag stuk in de huiskamers overkomt. „Achter het nieuws" gaat steeds meer deze kant op en is daardoor ook steeds minder „het stelletje harde jongens van Wigbold, die 't zo scherp kunnen zeggen". Ook deze tv-journalisten zijn mensen. Zij kunnen dus niet alleen ook fouten maken, maar ook ontroerd worden. De makers van de zelfmoord-documentaire waren (al was dat door hun vrij objectieve bena- ring van het onderwerp in de uitzending niet zo sterk te merken) onder de indruk van de zaak waarmee zij ten behoeve van onze geestelijke volksgezondheid be zig waren. Ik kan me voorstellen, dat je in het licht van deze onderwerpen en tij dens een dergelijk ontwikkelingsstadium van je rubriek graag e enbeetje satire wilt maken over minder belangrijke onderwer pen, waar de meeste mensen daarentegen veel zwaarder aan tillen. Het kan echter ook mogelijk zijn, dat je als tv-journalist door een en ander (dat ook wel een beet je vlees en bloed van je wordt) gewoon weg niet in de juiste stemming bent om ook nog een deel van je dagtaak te be steden aan het maken van zoiets geestigs als een goed stukje satire. De onderwer pen waarmee niet te spotten valt, zijn nu eenmaal veel belangrijker. Voor zover de Kronkels van Simon Car- miggelt, boekjes als „Juf, daar zit een weduwe in de boom" en niet te vergeten uw eigen kinderen het nog niet duidelijk hadden gemaakt: geen .Hoepla', geen „Bar- barber", geen „Lurelei" en geen „Stu dio" kan (ondanks al hun lofwaardige po gingen) bewust aan absurdistische humor opbrengen, wat kinderen onbewust zomaar eventjes uit de mouw schudden. Het voor lopig meest onomstotelijke bewijs daar voor leverde het meisje van een jaar of drie, dat zaterdagavond „Bij Dorus op schoot" minutenlang de kreet „Poesie Mauw" op haar manier in de huiskamer bracht. Ik moest brullen van het lachen en slechts het feit dat ik onderwijl met een griepje lag, weerhield me ervan, op te staar, en de deur uit te lopen, toen het op een gegeven moment evenmin uit te houden leek als vele jaren geleden de preek van Toon Hermans. „Ach man, je bent een beetje ziek en daardoor reageer je zo subjectief", trachtte ik mezelf na afloop te corrigeren. Maar collega's uit de tv-kritiek waren er, zo bleek maandag uit hun recensies, ook ondersteboven van geweest: „De on verstoorbare, magistrale improvisatie van een Rotterdams kind op het thema „Poesje mauw" was een van de leukste dingen die we de laatste tijd hebben ge zien" (H.H. in de Volkskrant) en „Het slot niet het meisje dat geheel losgezon gen van deze wereld (nauwelijks) impro viseerde op de woorden „Poesie mauw" was een onvergetelijke belevenis en werd terecht zondagmiddag door Monitor heruit gezonden. Sinds Wim Sonneveld in de stoel bij „Mies-en-scène" zat heb ik niet meer zoveel tranen met tuiten gelachen" (Nico Scheepmaker). Alle „gewone" kijkers bij wie ik deze week naar hun reactie op „Poesie mauw" informeerde, hadden zaterdagavond óf helemaal geen televisie gekeken óf als vastgeroeste Nederland 1-kijkers traditie getrouw „Het Gulden Schot" aangezet. Ik schakelde pas na „Poesie mauw" op me neer Schilperoort en meneer De Lange over. Het werd wel een anti-climax. Dat kon later zelfs niet meer worden goedge maakt door de „Brandpunt"-reportage over de fleurige en de treurige aspecten van 'n Miss-verkiezing („Poesie Waauw!") ventionele genre heeft zich kunnen handha ven (al mis je wel even het werk van inmid dels overleden schilders als Kelder. Jakma en Kalshoven in dit geheel). Voeg daarbij dat Apeldoorn thans ook een aantai kunstenaars van het meer hedendaagse slag heeft, die minstens regionaal een woordje meespreken, dan betekent dit, dat degene die de exposi tie van „De Bent" gaat bekijken de garan tie heeft, met werk van een over het alge meen behoorlijk artistiek peil te worden ge confronteerd. lyjerkwaardig genoeg zijn die goede kunste naars in het moderne idioom de drie vrouwelijke leden van het gezelschap. De grootste verrassing is voor mij de in 1900 geboren (ik mag het zeggen, want het staat in de catalogus) Fie de Ferrante. Ik kan me weinig kunstenaars herinneren, die op niet meer zo hee jeugdige leeftijd een sprong van het vrij conventionele naar het moder ne durven wagen, laat staan deze sprong ook nog maken en dat op een geslaagde wijze. Als er de laatste jaren in de Apel doornse kunst een groei van het traditionele naar het moderne heeft plaatsgevonden, dan is Fie de Ferrante daarvan wel de personi ficatie. Zij is in de meest positieve zin met haar tijd meegegaan. Deed zij dat bij vori ge gelegenheden nog min of meer zij aan zij met haar jongere collega Sytske Feitsma, op huidige tentoonstelling laat zij een ge heel eigen gezicht zien. De vormgeving van mevrouw De Ferrante's grafisch werk is strakker en monumentaler geworden, mede „Hij was niet egocentrisch aangelegd. Hij ging voor iedereen opzij en gunde iedereen de zon." Met ongeveer deze woorden kenschetste de bejaarde caba retier Paul Collin maandagavond Jean- Louis Pisuisse, in de aan deze grote Ne derlandse cabaretpionier gewijde eerste aflevering van de KRO-serie „Namen die je nooit vergeet". Ik dacht dat hetzelfde wel eens mocht worden gezegd van de sa mensteller van deze serie, Wim lbo (die, als ik me goed herinner, met hetzelfde pro gramma in zijn hand op de beeldbuis kwam als destijds in zijn Cabaretkroniek voor de VPRO; een teken van continuï teit?). De cabaretier in Wim lbo, die een jaar of twintig geleden in zijn „Triangel"- programma's op zondagmorgen nog zijn eigen sympathieke levensliedjes zong (zo als „Ik heb kermis gevierd"), is al bijna vergeten. Van meet af aan (denk in dit opzicht ook nog maar even aan „Trian gel" en ook aan de Camera Obscura en Familie Doorsnee, toen Hetty Blok nog geen Zuster Klivia, Ton van Duinhoven nog geen Oscar en Rijk de Gooyer nog geen partner van Johnny Kraaykamp was) van meet af aan dus heeft hij zichzelf min of meer weggecijferd, om andere talenten de kans te geven, zich te ontplooien. Oude talenten, zoals genoemde Paul Collin, maar ook jonge, zoals Ram ses Shaffy, die „Mens durf te leven" maandagavond als het ware herschiep. Wim lbo is momenteel bezig een boek te schrijven over de geschiedenis van het cabaret. En dat de kleinkunst in ons land thans hoogtij viert (zie de grammofoon platen verkoop, zie de top-hits uit „Ja zuster, nee zuster" en „Heerlijk duurt het langst" van Annie M G. Schmidt en Har ry Bannink, zie de vele jonge, begaafde chansonniers en chansonnières) is direct of indirect in zeer belangrijke mate te danken aan het werk dat kleinkunstenaar Wim lbo nu al jaar-in, jaar-uit voor z'n collega's heeft verzet. Zij zullen het vaak hebben gedacht, en ik dacht het maan dagavond opnieuw toen ik die voortreffe lijke eerste aflevering van „Namen die je nooit vergeet" zag: „Gelukkig dat er een Wim lbo isr KASTPAR onder invloed van de kunst van primitieve volkeren, waaraan zij ook haar kleurenkeu- ze lijkt te hebben ontleend. Bij Sytske Feitsma is het ook niet alle maal meer organisch naturalisme, wat de grafische klok slaat. Tussen haar acrylic- gravures vertoont „Amulet voor de oudste zoon" weer dat precieuze handschrift, dat een sfeer van kreukelend blad en zeer oude metalen overbrengt. Maar er is ook meer speelsheid bijgekomen. Zowel de creatieve speelsheid van de hippies in „Kaleidoscoop" als de wat huiselijke, anekdotische speels heid van „Gezelschapsspel". Over het werk van Gaby Bovelander is on langs op deze zaterdagse kunstpagina al zo veel geschreven, dat ik althans op de ont wikkeling daarin ditmaal niet verder inga. De kwaliteit ervan is hoger dan ooit tevo- en, .Zonder titel" nummer 1 vind ik in ar tistiek opzicht wel het beste dat zij ooit ge maakt heeft, al is uit het oogpunt van haar experimenten met gemengde technieken ook nummer 3 interessant. Nummer 2 en de inzending „buiten catalo gus" zijn het meest karakteristiek voor het grensgebied tussen haar surrealistisch-stilis- tische periode en de huidige „Gaby". Op een afstand bezien valt haar meesterschap over het perspectief op. Maar het belangrijk ste is, dat Gaby Bovelander zich eindelijk heeft kunnen losmaken van het onpersoonlij ke stempel dat het monumentale werk in op dracht van anderen vaak op het meer per soonlijk bedoelde gedeelte van een kunste- naarsoeuvre drukt, hoe belangrijk dat „die nende monamentalisme" ook voor de ge meenschap kan zijn. tlarry Meek is zover nog niet. Het gevaar van onpersoonlijkheid en confectie, ver oorzaakt door het werken in opdracht, komt bij hem nog te vaak om de hoek kijken. Er blijft dan vaak niet veel meer over dan knap vakwerk, zoals in de op zichzelf heel aardi ge ontwerpen voor wandversieringen. Maar wie is Harry Meek zelf, wat gaat er in hem om als hij niet voor anderen werkt? In de olieverven „Compositie" (een beetje gewild) en ..Veluwe" (goed van kleur en compositie, maar toch nog teveel Gerrit Benner) klinkt nog geen antwoord op d!e vraag. Maar in de twee inzendingen „buiten catalogus" begint Meek het te geven, ondanks het vleugje Theo van der Horst dat er doorheen zit. Vooral „De aarde was woest en ledig" doet met zeer veel belangstelling uitzien naar zijn volgende niet-monumentale produkten. Ook Johan van der Meer overtuigt in het moderne idioom nog niet helemaal. Ik heb nooit helemaal geloofd in zijn pogingen tot abstrahisme, het ging allemaal een beetje geforceerd en ook nu zijn er nog steeds die ordinaire kleuren bij. Met schelpen enzo heeft hij ditmaal een aantal composities vervaardigd, die proportioneel niet altijd evenwicht bezitten (die blanke fles op num mer 37 steekt er naar mijn mening veel te ver uit) en die schelpen etc. maken door hun plaatsing eerder de indruk, objets cher- chés dan objects trouvés te zijn. Ook Van der Meer heeft echter een aantal niet in de ca talogus genoemde bijdragen geleverd, die veel sterker zijn dan de wel in het aardig verzorgde boekje opgenomen exemplaren. Het zijn drie collages, waarin de kleuren (deze keer niet ordinair) en de materialen een boeiende droomwereld vormen, waarin het voor de kijker goed vertoeven is. Is dit het nieuwste en tegelijk het meest persoon lijke werk van Apeldoorns maquettenbouwer? Ik hoop het. want het smaakt naar (van der) meer! Om nog even bij de „modernen" te blij ven: het valt me ook nu weer op, dat de wat jongere „schilders" zo van rust houden. Richard van den Haak heeft een zo groot mogelijke soberheid en strakheid van vorm geving nagestreefd. Met enkele lijnen en een op ieder exmplaar beperkt, maar fijn ge nuanceerd kleurengamma heeft hij gepro beerd, het oppervlak tegelijk tot rust te brengen en onder hoogspanning te zetten. Het riskante van deze minitieuze arbeid is, dat er een zekere armetierigheid dreigt, („Hoog water aan de IJssel", „Steenfabriek nabij Olst" en „Huizen aan de dijk") of een magisch realisme ontstaat, dat niet opkan tegen hetgeen de officiële vertegenwoordi gers van die stroming hebben geproduceerd. De twee resterende bijdragen vind ik verre weg de beste en de mooiste: „Bungalow in aanbouw te Doorwerth" (ondanks een tikkel tje Werkman) en vooral het in zijn eenvoud zeer krachtige „Hooischelven in de Achter hoek". Rob Weddepohl is doorgegaan met het ma ken van wat hij kunststof-plastieken noemt (kunststof-reliëfs lijkt me een meer karak teristieke benaming, maar allé). Ze zijn niet „Hooischelven in de Achterhoek"ge mengde technieken) van Richard van den Haak. opzienbarend, maar desondanks wel prettig voor het oog dat rust behoeft. Naast elkaar hangend vormen zij als het ware één ver haal, fragmenten uit een film in pastelkleu ren. Wat bloedeloos? Misschien wel, maar daar moet men in dit stadium van Wedde- pohls experimenten nog niet te gauw over vallen, vind ik. tVg fijn werk is naar mijn mening dat van Andries Kwakkel. Het bevat zoals gewoonlijk weer veel blauw, maar het laat de kijker allerminst blauw-blauw. Kwakkel heeft bijzonder veel feeling voor de charme, de sfeer van oude boerenhuisjes en kerkjes in streken waar de bezoekers er aan voorbij lijken te zien, tenzij zij zo'n huisje als ge schikte weekendwoning beschouwen. Soms zijn de gouaches van Kwakkel volgens mij wat aan de donkere kant, ook al mogen zij door hun titel („Herinnering") natuurlijk wel een beetje vaag zijn. Het niet in de catalogus vermelde „Herinnering, kerk" en „Schiermonnikoog, kerk" verdienen specia le vermelding, ragfijne en spirituele minia tuurtjes als zij zijn. I^n zo zijn we dus beland bij de vertegen- woordigers van de meer traditionele richting. Van het werk van Joop Nijdam zou je eigenlijk al niet veel kwaads meer kun nen zeggen, want toen ik er van-de-week naar stond te kijken, werd me even verteld, dat de burgemeester van Amstelveen de kunstenaar op grond van zijn bijdragen aan deze expositie had uitgenodigd voor een ten toonstelling aldaar. Nu valt er desondanks over Nijdams werk nooit veel kwaads te vertellen. Er verandert vrijwel niets in zijn aquarellen en tekeningen. Het is bijna altijd dezelfde stijl (een beetje Haag se school-achtig), vol sfeer en van behoor lijk niveau. Het prettige daarbij is, dat de spontaneïteit en de intimiteit ervan nimmer door routine worden overwoekerd of zelfs maar ernstig bedreigd. Ditmaal kies ik voor „Licht(e) regen", „Markt" en „Straatje". Nog zo iemand waar je gauw over uitge schreven bent is de tachtiger Hugo Polder man. Ook nu is hij weer van de partij met naturalistische aquarellen van het zuiverste, zij het natuurlijk niet onvermengde, water Lekker fris, degelijk en gezond als altijd Ditmaal springt „Thorn in '47" er wel hee' overtuigend uit. De olieverven van J. II. Persijn zijn voor het merendeel minder diffuus, minder „Per- sionistisch" dus, dan we tot dusver gewend waren. Jammer, want juist in dat mistige aspect schuilt de grootste kracht van dit werk. Ik kan me voorstellen, dat heel wat bezoekers „Dolende ridder" wel wat al te romantisch zullen vinden, maar juist omdat het als zodanig zo goed getroffen is, vind ik dit het beste doek dat er van de Beekbergen- se kunstenaar hangt. Tenslotte de enige beeldhouwer in het ge zelschap: Onco Tattje. Mede door het ge bruikte materiaal (polyester) maken zijn „Vogelman" en zijn „Drie schilddragers" een zeer krachtig-vegetatieve indruk. Voor mijn part komt Tattje de volgende keer met nog tien keer zo grote stukken in dit genre voor de dag. Er gebeurt tenminste iets in. „Inside information" is plastisch veel min der sterk, maar het bezit een soort geheim zinnigheid die wel aanspreekt. T)at was het dan. Of liever: dat is het dan, want u heeft nog enkele weken de gelegenheid, de tentoonstelling te bezoeken. Zij wordt u van harte aanbevolen, zowel om het feit zelf als om het niveau van de Apel doornse kunst dat er uit blijkt, want ondanks de bij sommige gesignaleerde gedeeltelijke tekortkomingen hebben we op groepsexposi ties van Apeldoornse kunstenaars nog nooit zo weinig onderling verschil in kwaliteit aan getroffen. En nog zelden zoveel kwaliteit op zich. J. VAN DER KLEIJ „Veluwe" (olieverf) van Harry Meek. wmmMzmsmm

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11