BANKROET VAN HET PROZA Een kernachtige vraag tijdens persconferentie Wat heeft de kerk te maken met (en in) recreatiecentra i GEEN MONUMENT - WEL GELOOF GEVRAAGD Ter overdenking Uitbouw Herschepping Dienst Nieuwtjes uit de Recreatiekrant LITERAIRE KRONIEK door DEZE WEEK Tke bekende Amerikaanse schrijfster Ma ry McCarthy (..The Group") heeft on langs een uitspraak over de moderne ro man gedaan. „Het prozawerk", verklaar de zij, „dat voor iedereen aanstonds be grijpelijk is, als „common sense", vormt de minst logische en normale uitdrukkings wijs in een hedendaagse wereld, die juist door haar irrealiteit eekenmerkt wordt. En daarom kan men gerust stellen dat de roman stervende is." Wat deze roman schrijfster beweert, wordt schijnbaar on dersteunt door het verschijnsel van vele moderne prozaverhalen, die geheel afwij ken van de traditionele vorm van commu nicatie. van de vertelling van een reeks gebeurtenissen, waarbij de lezer bewust getuige wordt gemaakt en die hi' als het ware met zijn gevoel en verbeeldings kracht kan meebeleven. Ze bewegen zich in zijn eigen werkelijkheid en zijn daar door verstaanbaar. In dc mo-'- ne roman ontbreekt dit soort dramatisering. De auteur licht de lezer niet of slechts ten halve in, de werkelijkheid blijft onuitge sproken. Waar men mee geconfronteerd wordt is een stroom van bewustzijnsreac- ties van de auteur op feiten en omstandig heden, die de lezer niet kent of waar hij slechts moeilijk achter komt. De schrijver stelt ons voor een raadsel. Het grote voorbeeld van een dergelijke werkwijze is James Joyce in zijn „Ulys ses", op zichzelf een meesterwerk omdat Joyce een meester in de hantering /an de taal was en een consciëtieus kunstenaar; maar door het ontbreken van een duidelij ke dramatische enscenering voor de mees te lezers een complexe puzzel en vrijwel onbenaderbaar. Voor James Joyce, die ook prachtige „gewone" verhalen geschre ven heeft („Dubliners"). was dit kennelijk geen onmacht, het naudgen van een mode of een affectie. Hij schreef zijn raadselach tige roman als een experiment en uit in nerlijke noodzaak. J ^angzamerha nd dreigt het scheppen van afstand tussen de auteur en de lezer echter tot een modieuze pretentie te ont aarden, die in de bovengeciteerde uit spraak van Mary McCarthy mijns inziens weinig bewijskracht vindt. Is onze wereld van vandaag inderdaad zo irreëel, zo on- werkelijk? Toegegeven: het leven in een wereld van atoombommen en ruimtevaart heeft iets onzekers en onwezenlijks, wij weten niet waar wij aan toe zijn. Maar 't heeft wellicht zin ons hierbij.af te vragen of men aldus redenerend de proble matiek van de eigen tijd niet een weinig overschat. Andere eeuwen hebben ook hun onzekerheden en rampen gekend, oorlogen, kruistochten en pest-epidemieën, maar de roman of de vertelling zijn er niet aan ten onder gegaan. Hoe verklaart men in dit verband de enorme belangstelling en ge boeidheid van een hedendaags publiek bij televisie-uitzend:.:gen van een tyDisch „klassieke" roman als Galsworthy's For syte Sage? Als dit soort verhalen niet meer van onze tijd zou zijn, voor een mo dern mens onverteerbar-, zou Galsworthy zelfs in dit jubileumjaar van zijn geboorte (100 jaar geleden) niet voor ons zijn her leefd. De wereld is niet zo irreëel als sommige kunstenaars ons trachten voor te houden, althans niet meer onwerkelijk dan vroeger altoos reeds het geval is geweest. En de lezer die een boek ter hand neemt heeft nog altijd de behoefte ie's van zijn eigen werkelijkheid te ervaren. Om met de En gelse criticus Dan Jacobson te spreken: „Als een lezer of een schrijver buiten de werkelijkheid gaat staan, zich die niet meer kan verbeelden, staat hij ook buiten zijn eigen werkelijke persoonlijkheid; hij raakt verloren, hij is niets meer en houdt op creatief te zijn. Lezen en schrijven is nog altijd een vorm van zelfherkenning en dit wordt tot een onmogelijkheid, zodra men de werkelijkheid van de dingen om zich heen en van zichzelf niet meer aan vaardt." In zoverre heeft Mary McCarthy dus ge lijk, als zij de consequente onwerkelijk heid de dood van de roman noem! Dat zijzelf nog de ene „novel" na de ander schrijft, spreekt haar eigen mening tegen HUGO RAES zo goed als het feit dat er nog vele miljoe nen intelligente lezers zijn die in „tradi tionele" romans als van Mann of Lawren ce, Vestdijk of Hemingway, de verbeel ding van 'n wereld zoeken die de hunne is, in contact met een menselijke stem. JJe jonge en talentvolle Vlaamse schrij ver Hugo Raes hinkt in z'n zojuist bij cIo Bezige Bij verschenen verhalenbundel „Bankroet van een Charmeur" te dezen aanzien op twee gedachten. Het grootste deel ervan speelt zich af in en voor de le zer irreëele wereld, wat op zichzelf nog geen bezwaar behoeft te zijn, want ook het sprookje is „irreëel" en niettemin een stuk van onze werkelijkheid. Wat in vele gevallen b.i Raes ontbreekt is echter het contact met onze verbeel dingsmogelijkheid. Hij laat ons in de mist staan. Wij moeten aannemen dat de auteur met een of andere vertelling iets bedoeld heeft, dat hijzelf ergens een voorstelling van had die hij wilde overbrengen, vol gens de methode van de moderne Ameri kaanse literatuur-student werkend onder het motto: „Don't say it, show it". Hij zegt het niet, maar hij laat het ons ook niet zien. Het eerste verhaal bijv., „Vondst" ge naamd, introduceert ons in een maat schappij zoals die er misschien over een paar honderd jaar uit zal zien. De mensen hebben bijna niets meer te doen ze liggen op het strand en bewegen zich halfvlie- gend voort, met een soort helicopter-ma- chientje aan hun enkels. Deze situatie is gemakkelijk herkenbaar. Op zeker ogen blik heeft er dan een oploopje aan het strand plaats omdat iemand een voorwerp uit het verleden uit zee heeft opgevist.'Het lijkt een soort lichtbak, met enkele half- uitgewiste letters erop, hoogstwaarschijn lijk een T en een L. Er liggen meer van die dingen, blijkbaar hebben ze daar, lang geleden, een hele hoop van in de oceaan gestort. Het verhaaltje is hiermee uit. Wat de betekenis of de zin van dat voorwerp en die letters zijn moet de lezer maar ra den. Wij zijn geen geoefende kruiswoord puzzelaars en geven het geërgerd op. De meeste verhalen in deze bundel blij ven beperkt tot dergelijke onduirieliike en vage fragmenten van iets dat wij verder niet kunnen nagaan. Soms zijn het geen verhalen meer, maar evocaties, waarin de auteur iets tracht te suggereren en op te roepen waarvan de betekenis c.ter in het duister blijft. Een enkele vertelling, zoals onder an dere het titelverhaal, is in de traditionele vorm gecomponeerd. Hier ontstaat weer contact tussen schrijver en lezer, men weet waar het over gaat. In dit geval be treft het de tragische geschiedenis van een man die zich tegenover zijn vrienden en vriendinnen als een vrouwengek voor doet maar zender tot een werkelijke lief desverhouding in staat te zijn. Hugo Raes bewijst hierin zoals eerder in zijn roman dat hij als prozaïst over grote mogelijk heden beschikt, al moet men van ziin over het algemeen nogal cultuur-pessimistische thema's houden. Zijn experiment met het „vage" verhaal, dat de lezer in een ledige ruimte doet tasten en waardoor deze bun del hoofdzakelijk bepaald wordt, lijkt mij evenwel een misbruik van zijn natuurlijke begaafdheid, het spelen met abstracties die zelfs niet su^cestief maar irriterend en nutteloos tijdrovend van uitwerking zijn. Beter dan „Bankroet van een char meur" zou deze bundel „Bankroet van het Proza" genoemd kunnen zijn. Men kan de tijd niet doden zonder de eeuwigheid te verwonden. Thoreau „Wat biedt u meer dan, laten we zeggen, de heide nen?" in het vuur van de woordenwisseling viel de vraag wat „plat" uit misschien, maar hij drong abso luut door tot de kern. Wat biedt de Stichting Recreatie centra van de Nederlandse Hervormde Kerk méér dan particuliere centra? Nog anders: Waarom bemoeit een duidelijk hervormde stichting zich met recreatie voor iedereen, voor hervormden en niet-hervormden? De heer G. Baaij, directeur van de stichting, had net uitgelegd hoe algemeen het werk wel was. „Onze acht recreatie centra zijn niet gemaakt als speciale oppep-inrichtingen van de Hervormde Kerk. Wij proberen goede gastheren te zijn voor iedereen, gastheren die niets opdringen doch alleen wat aanbieden. Wij willen niet van alles van de mensen. Wie aan de recreatieprogramma's deel neemt, doet dat uit vrije wil. Wij klimmen ook niet af en toe op een zeepkistje om een hartig woordje te spre ken. Vergeet u dus maar dat we op bekeringen uit zijn- Het beeld, dat de heer Baaij van zijn aanzienlijk „be drijf" ophing, was dat van vrijheid, gastvrijheid, ver broedering. Het was ook het beeld van massa-recreatie, waarin de „enkele mens" niet vergeten wordt, van brug gen bouwen tussen groepen, van het zich prettig los van het alledaagse voelen. Naar voren kwam verder de zorg voor een by-de-tydse accommodatie. „Recreatiecentra zijn meer een soort vrijetijdsdorpen. De manier, waarop men nu de vrije tijd doorbrengt, is van grote betekenis voor de cultuur van morgen...." De heer Baaij sprak op een persconferentie in het centrum „Het Grote Bos" te Driebergen. Hij had een merkwaardig gezelschap voor zich journalisten, die zich voornamelyk bezighouden met toerisme en journa listen, die kerkelyke rubrieken verzorgen. Hierdoor ont- stond wat kortsluiting. De ene groep was het min of meer om het even wie recreatiecentra exploiteert, „als ze het maar goed doen", terwijl de andere groep met de vraag bleef zitten waarom al dit werk tot nut van het algemeen nu per se door een stichting, die „der Nederlandse Hervormde Kerk" in haar naam heeft staan, ter hand werd genomen. Er moet toch ergens een „plus" zijn? Vandaar dat nogal grove: „Wat biedt u meer dan de heidenen?" De heer Baaij bleek wel be reid het geheel nog eens in andere kaders onder te bren gen. Hij noemde het diakonaat, de dienst aan de sa menleving dus. En het pastoraat „voor leden van de kerken geldt, dat de kerk mee op vakantie is". Tenslot te ook het apostolaat. Weer: „Geen evangelisatie oude stijl, maar breder, namelijk door met een stukje dienst duidelijk te maken, dat de kerk er is om te dienen". Bleef voor deze en gene nog over het probleem van de oecumene. „Naar het grondvlak toe is het werk volle dig oecumenisch", zei de heer Baaij. „Een zekere mate van angst voor het moeilijker worden van die oecumene op het grondvlak weerhoudt ons er nog van het bestuur interkerkelijk samen te stellen. De Hervormde Kerk is misschien nog de minst slechte kerk voor ons doel. Ver geet bovendien niet, dat deze zaak geschiedenis heeft. Andere kerken moeten die geschiedenis ook maar willen accepteren. Het ligt niet zo eenvoudig. Voor ons is for mele oecumene in de top echter veel minder interessant dan de levende oecumene die we in de centra vinden". Overigens liet de heer Baaij wel doorschemeren, dat op enigerlei niveau besprekingen gaande zijn over het ook formeel meer interkerkelijk maken van dit sterk utge- groeide werk van de Hervormde Kerk in de recreatiesec tor. De Hervormde Kerk is bepaald niet ach ter de recreatie-feiten aan gewandeld. In 1952 voorzag het directorium van „Kerk en Wereld" de ontwikkeling zoals die zich de afgelopen tien jaar heeft voorgedaan vijf jaar eerder dus dan bijvoorbeeld de vakbonden. Het nam het initiatief tot oprichting van de Stichting Recreatiecen trum Hydepark. Doel van deze stichting: „De bevordering van goede vakantiebe steding en andere sociale doeleinden". Om dat doel te bereiken kreeg men de beschikking over het noordelijke deel van het landgoed Hydepark te Driebergen, ongeveer tachtig hectare groot. Van meet af aan is er op het terrein gekampeerd. Later ontstond de gelegen heid tot het plaatsen van tenthuisjes en permanente vakantieverblijven. Ook werd onmiddellijk aandacht besteed aan de recreatie van de gasten. „Deze eerste stappen op de weg naar een min of meer geïnstitutionaliseerde be langstelling voor de recreatie van vakan tiegangers bleken door de kampeerders op prijs gesteld te worden", aldus de heer Baaij. Daar ligt dus het begin. Allengs kreeg „Het Grote Bos" in 1964 werd de naam Stichting Recreatiecentrum Het Grote Bos een ander aanzien. De centrale ac commodatie werd gaandeweg beter en er verrezen steeds meer huisjes, bungalows en wat dies meer zij. In 1957 werd naast de directeur een re creatieleider aangesteld, die zich uitslui tend ging bemoeien met de verzorging en begeleiding van de recreatie, niet alleen van de zomergasten, die slechts een paar weken in „Het Grote Bos" verblijven, doch eveneens van hen, die er een eigen bivak bezitten en steeds meer gebruik maken van de mogelijkheid om ook 's winters daar de weekeinden door te brengen. „Het Grote Bos" is nu, zo bleek op een aan de persconferentie verbonden excur sie, een uitgestrekt, keurig onderhouden en „op het moderne gemak" ingesteld cen trum, dat tot in de details is uitgekiend. Dezelfde faam genieten overigens ook de zeven andere centra. En de ontwikkeling gaat door. Zo is men in „Het Grote Bos" afgestapt van het kamperen op zand on der bomen. „Zand is of mul of papperig. Een tussenvorm vind je haast niet", zo vertelde de directeur. „Daarom hebben we kleine grasveldjes gemaakt met singels er omheen. Een heel karwei, maar het loont". „Het Grote Bos" met tachtig hectare zelf al niet klein, is de kern geworden van een „groot bedrijf". In 1958 werd het kam- peercentrum „De Noordster" in Dwingeloo overgenomen en verder uitgebouwd. Het groeps-vakantieoord „Het Trefpunt" in Ermelo volgde in 1959. De landelijke Gij bouwt de grafsteden der profeten en verfraait de ge denktekenen der rechtvaardigen Matth. 23:29 Daarmede waren schriftgeleerden en Farizeeën druk bezig in de dagen van Jezus. Prachtige graftomben werden gebouwd en sier lijke grafmonumenten opgericht ter nagedachtenis aan de profeten. Deze profeten waren nl. in hun dagen verkeerd beoordeeld, onrecht vaardig behandeld. Ze waren ten onrechte gedood of gestenigd. De profeten hadden het woord Gods gesproken. Maar hun tijdgeno ten hadden dit woord niet kunnen verdragen. Het is nooit prettig op je zorden gewezen te worden, maar het is wel het alleronaange naamste aan je vrome zonden, aan je huichelarij ontdekt te worden. Dat is te veel. Dat kan een mens onmogelijk verdragen. Profeten zijn ook zulke lastige heren Maar ze wisten raad. Deze lastige heren hebben ze de mond gestopt. Radicaal Ze hebben de profeten gedood of gestenigd. Schriftgeleer den en Farizeeën nu hadden uit het verleden hun les getrokken. Als zij in die tijd geleefd hadden was zoiets niet gebeurd. Indien zij geleefd hadden in de dagen hunner vaderen, zouden zij met hen geen gemene zaak gemaakt hebben ten opzichte van het bloed der profeten. Kunt u begrijpen Zij zouden zich van hen gedistantieerd hebben Zij zouden de profeten heel anders beoordeeld hebben. Zij zouden de boodschap der profeten aangeno men en er naar geleefd hebben. Die profeten hadden immers, hoe streng hun woord soms ook mocht zijn, niet de ondergang maar juist de redding van het volk op het oog gehad. Vreselijk dat de profeten zo misverstaan waren, dat de vaderen er niet eens voor teruggedeinsd waren de profeten te doden. Daarom meenden ze de profeten eerherstel te moeten geven. Maar hoe Ach, wat kun je anders doen dan voor hen, die gestorven zijn, een monument oprichten Hoe kun je hen anders eren dan hun graf te verfraaien met een prachtig gedenkteken Welaan, dat hebben schriftgeleerden en Farizeeën dan ook gedaan. Er verschenen op de graven der profeten prachtige, indrukwekkende, kostbare gedenk tekenen. Fijn dat er tenminste nog een manier is om het voor geslacht en de verkondigers van het woord des Heren te eren 1 De Here Jezus heeft er echter anders over geoordeeld. We horen Hem zeggen: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij bouwt de grafsteden der profeten en verfraait de gedenk tekenen der rechtvaardigen", enz. Je zou verwachten dat deze mensen uit het verleden iets geleerd hadden. Wie gedenktekenen gaat oprichten op de graven van vroegere profeten, die zal nü toch zeker luisteren naar de profeten van zijn eigen tijd. Dat kunt u net denken Die mensen, die zo hun mond vol hebben van: „Dat zouden wij nooit doen", doen het in de regel nog veel erger. Schriftgeleerden en Farizeeën zouden nooit de profeten van vroeger dagen verworpen en gedood hebben. Maar toen is Jezus gekomen, de hoogste Profeet. Deze mensen zijn aanschouwers ge weest van Gods hoogste liefde. In hun tegenwoordigheid heeft Jezus vele tekenen en wonderen gedaan. Zij hebben gezien wat velen vóór hen en na hen begeerd hebben te zien, maar ze hebben het niet gezien. Wat een genade: Gods eigen Zoon, de beloofde Messias, de Verlosser in hun midden te mogen hebben. Hebben nu deze mensen Jezus, de hoogste Profeet aangenomen en Zijn woord gehoorzaamd Neen, zij hebben het nog veel erger gemaakt. Zij hebben niet een profeet, maar Jezus, de hoogste Profeet, verworpen en zijn er zelfs niet voor teruggedeinsd Hem aan het kruis te slaan. Een monument voor de profeten Jezus zegt: dat is een goedkope hulde, die graftomben. Toon dat eerherstel niet door grafstenen op te richten, maar door u voor Mij te buigen en u te onderwerpen aan Mijn gezag en Mijn woord; door u door Mij te laten redden Wat wilt u Een monument voor Luther oprichten Neen, a.u.b. niet Het evangelie, door Hem verkondigd, moet geloofd worden. Maar nu moet u niet de verkeerde kant opkijken. Want dit geldt ons allen. We zijn immers allen bereid voor predikers uit het ver leden monumenten te bouwen. Het éne nodige is echter, dat het Woord van God in het heden gehoord en gehoorzaamd wordt. Geen monument, maar geloof wordt gevraagd RHENEN Ds. N. KOOREMAN spreiding en de ruimere opzet leidden er toe. dat de stichting van februari 1960 af verder ging onder de naam: „Stichting Tecreatiecentra der Nederlandse Her vormde Kerk". In 1960 ook volgde de ope ning van het recreatiecentrum „Toppers hoedje" te Ouddorp in Zuid-Holland. „De Flaasbloem" te Chaam werd de nieuwe aanwinst van 1961 en in 1963 kon de stich ting het centrum „De Roggeberg" in Ap pelscha in gebruik nemen. „De Jagerstee" in Epe ontving zijn eerste gasten in 1965. Het watersportcentrum „De Potten" in Of- fingawier aan het Sneekermeer dateert van 1966. Jaarlijks boekt de stichting onge veer een miljoen overnachtingen. Dat is nogal wat. Het moet ook „nogal wat" zijn vertelde de heer Baaij. Met kleine centra kom je niet meer uit, tenminste als je het ook meteen goed wilt doen. Wij proberen echter de voordelen van „groot" op gebieden van exploitatie en accommodatie binnen te halen, zonder dat de gast zich een kuddedier gaat voelen. Iemand, die dat niet wil, hoeft bij ons niet op te gaan in de massa. Iedereen kan zich zelf zijn zowel in luieren als in activi teit. Om even de doel- en taakstelling te citeren (jaarverslag 1965): „Onze stichting stelt zich ten doel om een bijdrage te le veren aan de vakantie- en weekend recrea tie. Deze bijdrage krijgt voornamelijk vorm in de recreatiecentra. Wij zien het als onze opdracht om in deze centra een milieu te scheppen, waarin de gasten zo wel wat de accommodatie als het sociaal- cultureel en geestelijk klimaat betreft tot hun recht kunnen komen". Om aan taak en opdracht te voldoen, worden wat de accommodatie betreft de puntjes zoveel mogelijk op de i gezet. En wat de mankracht aangaat: „Directeuren van de recreatiecentra in de grotere centra worden ook recreatieleiders aange steld die in het seizoen nog hulp krijgen bovendien moeten qua opleiding en er varing in staat zijn om aandacht te geven aan de recreatie van him gasten, in ver antwoordelijke, organisatorische en-of uit voerende zin". Dat gebeurt met name door het aanbod van een recreatieprogramma met mogelijkheden op het gebied van sport en spel, dans, film, forum of toneel, expres- siewerk of natuurexcursie, speurtocht, kampvuur of zondagse kampdienst. Ieder een is vrij om er aan mee te doen. „De directeuren zullen wel dominees zijn", prikte iemand. Dat was mis. „Twee direc teuren zijn predikant geweest. Eén van hen legde het ambt neer om gewoon mijn heer te kunnen worden en de ander is of wordt dezer dagen predikant voor buiten gewone werkzaamheden". „Wika's dan?" Antwoord: „Wika's zijn er niet meer. Wij werken meer met men sen met singuliere gaven, want je vraagt uiteindelijk een schaap met vijf poten". een soort oecumenische gemeente. Er is zelfs wel de doop bediend en een huwelijk ingezegend. Maar afgezien van zo'n vaste kern is de oecumenische gezindheid altijd groot. In principe houden we lekendien- sten, die vaak naar vorm en inhoud door de gasten worden samengesteld. Hier ligt een grote mogelijkheid: die van experi ment. In recreatiecentra is experimenteren be trekkelijk gemakkelijk. Daar kan wat uit groeien. Deze oecumene op het grondvlak lijkt ons bijzonder waardevol, te waarde vol om het op welke wijze dan ook op de wip te zetten. De heer Baaij heeft sterk de indruk, dat in de kampdiensten men sen komen die thuis niet over de drempel van een kerk willen of durven stappen. Voor rooms-katholieken bestaat, wanneer er geen kerk in de buurt is, altijd gelegen heid in het kamp de eucharistie te vieren. „En we hebben vrij veel katholieken..." Wie over recreatie spreekt, spreekt over de Veluwe men vindt er dan ook twee van de Hervormde recreatiecentra, ook al is de Stichting uit op spreiding over het hele land. In Ermelo is het groepsvakantie-oord „Het Trefpunt" gevestigd, in Epe vindt men het mooie recreatiecentrum „De Jagerstee", waar bovenstaande foto is genomen. derland. In Twente, in Brabant en mis schien op de Waddeneilanden zouden cen tra gesticht kunnen worden. Het is slechts een gedachte. De plannen voor een vesti ging in Frankrijk zijn, in verband met formele moeilijkheden en de economische recessie, op de lange baan geschoven. Van de baan zijn ze echter niet. En die kampdienst? Kijk eens, zegt de heer Baaij, het gaat ons om de recreatie van de mens. In dat kader passen ook diensten, forums, gespreksgroepen, enz. Intern kun je de kampdienst wel het hart van het recreatieprogramma vinden, maar uiteindelijk hangt het er maar van af wat de gasten met dit „aanbod" coen. Hier in „Het Grote Bos", waar we vaak dezelfde mensen terugzien (sta-caravans, huisjes, enz.) kan men inderdaad wel spreken van In de door de stichting uitgegeven „Re creatiepocket" staat: „De kerk ziet iets in recreatiecentra, omdat recreatie méér is dan vakantie alleen. Vakantie is een mid del, recreatie is het doel. In de vakantie moet u kunnen zeggen: „...ik voel me ge woon een ander mens..." En na de vakan tie: „...ik voel me als herboren..." De re creatie staat voor ons in het teken van de grote Herschepping. Een nieuw begin, de vervulling van de bijbelse verwachting, waarbij de hele mens betrokken is, met lichaam en geest. Recreatiemogelijkheden in onze tijd zien wij dan ook als tekenen van die komende vernieuwing. Als wij het vieren van de vakantie door „hele" men sen, met lichaam en geest, bevorderen, komen die tekenen van de grote Recrea tie wellicht hier en daar naar hun ware bedoeling aan het licht." Geen zieltjeswinnerij dus. Ook geen be drijf om aan geld voor de kerk te komen. Wat dat laatste betreft benadrukt de heer Baaij dat het vakantiebedrijf een zwak rendabele sector is, met name wanneer ook nog uitvoerige aandacht aan het re- creatiewerk wordt besteed. De kerk ver dient er geen cent aan. Dat het nog geen geld kóst, is onder meer „te danken" aan de geldontwaarding, die bijvoorbeeld maakt dat een indertijd onrendabel huisje nu enigszins rendabel is. Het investerings bedrag bleef in guldens gelijk terwijl men nu meer guldens kan vangen dan toen. Verder kan de stichting de continuïteit handhaven door de omvang van het werk. Zij voelt zich overigens solidair met de particuliere exploitanten. „Hun tarieven zijn vaak te laag. Het gaat op den duur zo niet langer." Zelf houdt de stichting zich strikt aan de markttarieven. „Kortin gen kunnen er echt niet af. En wat zetten kortingen in feite nog voor zoden aan de dijk?" Volgens de heer Baaij zouden, ge zien het grote belang (wat krijgt het ge zin niet een kans bijvoorbeeld) en de te geringe inkomsten, de infrastructurele voorzieningen van recreatiecentra bijna volledig uit de algemene middelen gefi nancierd moeten worden. Concrete plannen voor de toekomst heeft de stichting op het ogenblik niet. Er is een gesprek over een recreatiecentrum aan het Veersc Meer. Verder ziet men nog wat „gaten" in de spreiding over Ne- Ook dit jaar weer heeft de Stichting Recreatiecentra der Nederlandse Her vormde Kerk een „Recreatiekrant" uitgegeven. Er gaan ongeveer honderd duizend stuks van de deur uit. Het grootste nieuws in die krant is: De Actie 65 voor 65. In september 1968 kunnen echtparen van 65 jaar en ouder in alle acht recreatiecentra van de stichting bungalows huren voor de prijs van 65 gulden per week. „Niet omdat wij een filantropische instelling zijn. Maar omdat wij in de mooie sep tembermaand niet graag lege bunga lows hebben". YVeekend-kampeer-abonnement. Kampeerders, die de weekends in voor- en najaar willen benutten, kunnen met een dergelijk abonnement in alle acht centra terecht. Van 1 maart tot 1 juli en van 17 augustus tot 1 oktober - twin tig weekeinden van vrijdagavond tot maandagmorgen. Kosten: f 100,Een abonnement geldt voor het hele kampe rende gezin, ongeacht de grootte daar van. en zowel voor tenten als cara vans, echter slechts voor één bivak. Voor een eventueel tweede bivak (kin dertentje bijvoorbeeld) kan men dan het best het gewone tarief betalen. Recreatie „plus" weken. Voor men sen, die zich graag uitvoerig aan een speciale activiteit wijden, zijn er deze weken met medewerking van deskundi gen. Zonder extra kosten, behalve dan die van dure materialen, botenhuur en dergelijke. Voor watersporters: de „plus" weken van „De Potten" in Friesland heten „van wanten weten" en houden in een instructie voor water sporters en degenen, die dat willen worden (613 juli en 2027 juli). En voor andere sporters: op „De Rogge berg": „geen woorden maar daden", een sportweek voor allen met uitzon derlijke competities (27 juli3 augus tus). y f

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 13