BANKROET VAN HET PROZA
Een kernachtige vraag
tijdens persconferentie
Wat heeft de kerk te maken
met (en in) recreatiecentra i
GEEN MONUMENT
- WEL GELOOF GEVRAAGD
Ter overdenking
Uitbouw
Herschepping
Dienst
Nieuwtjes uit de
Recreatiekrant
LITERAIRE KRONIEK
door
DEZE WEEK
Tke bekende Amerikaanse schrijfster Ma
ry McCarthy (..The Group") heeft on
langs een uitspraak over de moderne ro
man gedaan. „Het prozawerk", verklaar
de zij, „dat voor iedereen aanstonds be
grijpelijk is, als „common sense", vormt
de minst logische en normale uitdrukkings
wijs in een hedendaagse wereld, die juist
door haar irrealiteit eekenmerkt wordt.
En daarom kan men gerust stellen dat de
roman stervende is." Wat deze roman
schrijfster beweert, wordt schijnbaar on
dersteunt door het verschijnsel van vele
moderne prozaverhalen, die geheel afwij
ken van de traditionele vorm van commu
nicatie. van de vertelling van een reeks
gebeurtenissen, waarbij de lezer bewust
getuige wordt gemaakt en die hi' als het
ware met zijn gevoel en verbeeldings
kracht kan meebeleven. Ze bewegen zich
in zijn eigen werkelijkheid en zijn daar
door verstaanbaar. In dc mo-'- ne roman
ontbreekt dit soort dramatisering. De
auteur licht de lezer niet of slechts ten
halve in, de werkelijkheid blijft onuitge
sproken. Waar men mee geconfronteerd
wordt is een stroom van bewustzijnsreac-
ties van de auteur op feiten en omstandig
heden, die de lezer niet kent of waar hij
slechts moeilijk achter komt. De schrijver
stelt ons voor een raadsel.
Het grote voorbeeld van een dergelijke
werkwijze is James Joyce in zijn „Ulys
ses", op zichzelf een meesterwerk omdat
Joyce een meester in de hantering /an de
taal was en een consciëtieus kunstenaar;
maar door het ontbreken van een duidelij
ke dramatische enscenering voor de mees
te lezers een complexe puzzel en vrijwel
onbenaderbaar. Voor James Joyce, die
ook prachtige „gewone" verhalen geschre
ven heeft („Dubliners"). was dit kennelijk
geen onmacht, het naudgen van een mode
of een affectie. Hij schreef zijn raadselach
tige roman als een experiment en uit in
nerlijke noodzaak.
J ^angzamerha nd dreigt het scheppen van
afstand tussen de auteur en de lezer
echter tot een modieuze pretentie te ont
aarden, die in de bovengeciteerde uit
spraak van Mary McCarthy mijns inziens
weinig bewijskracht vindt. Is onze wereld
van vandaag inderdaad zo irreëel, zo on-
werkelijk? Toegegeven: het leven in een
wereld van atoombommen en ruimtevaart
heeft iets onzekers en onwezenlijks, wij
weten niet waar wij aan toe zijn. Maar 't
heeft wellicht zin ons hierbij.af te vragen
of men aldus redenerend de proble
matiek van de eigen tijd niet een weinig
overschat. Andere eeuwen hebben ook hun
onzekerheden en rampen gekend, oorlogen,
kruistochten en pest-epidemieën, maar de
roman of de vertelling zijn er niet aan ten
onder gegaan. Hoe verklaart men in dit
verband de enorme belangstelling en ge
boeidheid van een hedendaags publiek bij
televisie-uitzend:.:gen van een tyDisch
„klassieke" roman als Galsworthy's For
syte Sage? Als dit soort verhalen niet
meer van onze tijd zou zijn, voor een mo
dern mens onverteerbar-, zou Galsworthy
zelfs in dit jubileumjaar van zijn geboorte
(100 jaar geleden) niet voor ons zijn her
leefd.
De wereld is niet zo irreëel als sommige
kunstenaars ons trachten voor te houden,
althans niet meer onwerkelijk dan vroeger
altoos reeds het geval is geweest. En de
lezer die een boek ter hand neemt heeft
nog altijd de behoefte ie's van zijn eigen
werkelijkheid te ervaren. Om met de En
gelse criticus Dan Jacobson te spreken:
„Als een lezer of een schrijver buiten de
werkelijkheid gaat staan, zich die niet
meer kan verbeelden, staat hij ook buiten
zijn eigen werkelijke persoonlijkheid; hij
raakt verloren, hij is niets meer en houdt
op creatief te zijn. Lezen en schrijven is
nog altijd een vorm van zelfherkenning en
dit wordt tot een onmogelijkheid, zodra
men de werkelijkheid van de dingen om
zich heen en van zichzelf niet meer aan
vaardt."
In zoverre heeft Mary McCarthy dus ge
lijk, als zij de consequente onwerkelijk
heid de dood van de roman noem! Dat
zijzelf nog de ene „novel" na de ander
schrijft, spreekt haar eigen mening tegen
HUGO RAES
zo goed als het feit dat er nog vele miljoe
nen intelligente lezers zijn die in „tradi
tionele" romans als van Mann of Lawren
ce, Vestdijk of Hemingway, de verbeel
ding van 'n wereld zoeken die de hunne
is, in contact met een menselijke stem.
JJe jonge en talentvolle Vlaamse schrij
ver Hugo Raes hinkt in z'n zojuist bij
cIo Bezige Bij verschenen verhalenbundel
„Bankroet van een Charmeur" te dezen
aanzien op twee gedachten. Het grootste
deel ervan speelt zich af in en voor de le
zer irreëele wereld, wat op zichzelf nog
geen bezwaar behoeft te zijn, want ook
het sprookje is „irreëel" en niettemin een
stuk van onze werkelijkheid.
Wat in vele gevallen b.i Raes ontbreekt
is echter het contact met onze verbeel
dingsmogelijkheid. Hij laat ons in de mist
staan. Wij moeten aannemen dat de auteur
met een of andere vertelling iets bedoeld
heeft, dat hijzelf ergens een voorstelling
van had die hij wilde overbrengen, vol
gens de methode van de moderne Ameri
kaanse literatuur-student werkend onder
het motto: „Don't say it, show it". Hij
zegt het niet, maar hij laat het ons ook
niet zien.
Het eerste verhaal bijv., „Vondst" ge
naamd, introduceert ons in een maat
schappij zoals die er misschien over een
paar honderd jaar uit zal zien. De mensen
hebben bijna niets meer te doen ze liggen
op het strand en bewegen zich halfvlie-
gend voort, met een soort helicopter-ma-
chientje aan hun enkels. Deze situatie is
gemakkelijk herkenbaar. Op zeker ogen
blik heeft er dan een oploopje aan het
strand plaats omdat iemand een voorwerp
uit het verleden uit zee heeft opgevist.'Het
lijkt een soort lichtbak, met enkele half-
uitgewiste letters erop, hoogstwaarschijn
lijk een T en een L. Er liggen meer van
die dingen, blijkbaar hebben ze daar, lang
geleden, een hele hoop van in de oceaan
gestort. Het verhaaltje is hiermee uit. Wat
de betekenis of de zin van dat voorwerp
en die letters zijn moet de lezer maar ra
den. Wij zijn geen geoefende kruiswoord
puzzelaars en geven het geërgerd op.
De meeste verhalen in deze bundel blij
ven beperkt tot dergelijke onduirieliike en
vage fragmenten van iets dat wij verder
niet kunnen nagaan. Soms zijn het geen
verhalen meer, maar evocaties, waarin de
auteur iets tracht te suggereren en op te
roepen waarvan de betekenis c.ter in het
duister blijft.
Een enkele vertelling, zoals onder an
dere het titelverhaal, is in de traditionele
vorm gecomponeerd. Hier ontstaat weer
contact tussen schrijver en lezer, men
weet waar het over gaat. In dit geval be
treft het de tragische geschiedenis van
een man die zich tegenover zijn vrienden
en vriendinnen als een vrouwengek voor
doet maar zender tot een werkelijke lief
desverhouding in staat te zijn. Hugo Raes
bewijst hierin zoals eerder in zijn roman
dat hij als prozaïst over grote mogelijk
heden beschikt, al moet men van ziin over
het algemeen nogal cultuur-pessimistische
thema's houden. Zijn experiment met het
„vage" verhaal, dat de lezer in een ledige
ruimte doet tasten en waardoor deze bun
del hoofdzakelijk bepaald wordt, lijkt mij
evenwel een misbruik van zijn natuurlijke
begaafdheid, het spelen met abstracties
die zelfs niet su^cestief maar irriterend
en nutteloos tijdrovend van uitwerking
zijn.
Beter dan „Bankroet van een char
meur" zou deze bundel „Bankroet van het
Proza" genoemd kunnen zijn.
Men kan de tijd
niet doden zonder
de eeuwigheid te
verwonden.
Thoreau
„Wat biedt u meer dan, laten we zeggen, de heide
nen?" in het vuur van de woordenwisseling viel de
vraag wat „plat" uit misschien, maar hij drong abso
luut door tot de kern. Wat biedt de Stichting Recreatie
centra van de Nederlandse Hervormde Kerk méér dan
particuliere centra? Nog anders: Waarom bemoeit een
duidelijk hervormde stichting zich met recreatie voor
iedereen, voor hervormden en niet-hervormden? De heer
G. Baaij, directeur van de stichting, had net uitgelegd
hoe algemeen het werk wel was. „Onze acht recreatie
centra zijn niet gemaakt als speciale oppep-inrichtingen
van de Hervormde Kerk. Wij proberen goede gastheren
te zijn voor iedereen, gastheren die niets opdringen
doch alleen wat aanbieden. Wij willen niet van alles
van de mensen. Wie aan de recreatieprogramma's deel
neemt, doet dat uit vrije wil. Wij klimmen ook niet af
en toe op een zeepkistje om een hartig woordje te spre
ken. Vergeet u dus maar dat we op bekeringen uit zijn-
Het beeld, dat de heer Baaij van zijn aanzienlijk „be
drijf" ophing, was dat van vrijheid, gastvrijheid, ver
broedering. Het was ook het beeld van massa-recreatie,
waarin de „enkele mens" niet vergeten wordt, van brug
gen bouwen tussen groepen, van het zich prettig los van
het alledaagse voelen. Naar voren kwam verder de zorg
voor een by-de-tydse accommodatie. „Recreatiecentra
zijn meer een soort vrijetijdsdorpen. De manier, waarop
men nu de vrije tijd doorbrengt, is van grote betekenis
voor de cultuur van morgen...."
De heer Baaij sprak op een persconferentie in het
centrum „Het Grote Bos" te Driebergen. Hij had een
merkwaardig gezelschap voor zich journalisten, die
zich voornamelyk bezighouden met toerisme en journa
listen, die kerkelyke rubrieken verzorgen. Hierdoor ont-
stond wat kortsluiting. De ene groep was het min of
meer om het even wie recreatiecentra exploiteert, „als
ze het maar goed doen", terwijl de andere groep met
de vraag bleef zitten waarom al dit werk tot nut van
het algemeen nu per se door een stichting, die „der
Nederlandse Hervormde Kerk" in haar naam heeft
staan, ter hand werd genomen. Er moet toch ergens
een „plus" zijn? Vandaar dat nogal grove: „Wat biedt
u meer dan de heidenen?" De heer Baaij bleek wel be
reid het geheel nog eens in andere kaders onder te bren
gen. Hij noemde het diakonaat, de dienst aan de sa
menleving dus. En het pastoraat „voor leden van de
kerken geldt, dat de kerk mee op vakantie is". Tenslot
te ook het apostolaat. Weer: „Geen evangelisatie oude
stijl, maar breder, namelijk door met een stukje dienst
duidelijk te maken, dat de kerk er is om te dienen".
Bleef voor deze en gene nog over het probleem van
de oecumene. „Naar het grondvlak toe is het werk volle
dig oecumenisch", zei de heer Baaij. „Een zekere mate
van angst voor het moeilijker worden van die oecumene
op het grondvlak weerhoudt ons er nog van het bestuur
interkerkelijk samen te stellen. De Hervormde Kerk is
misschien nog de minst slechte kerk voor ons doel. Ver
geet bovendien niet, dat deze zaak geschiedenis heeft.
Andere kerken moeten die geschiedenis ook maar willen
accepteren. Het ligt niet zo eenvoudig. Voor ons is for
mele oecumene in de top echter veel minder interessant
dan de levende oecumene die we in de centra vinden".
Overigens liet de heer Baaij wel doorschemeren, dat op
enigerlei niveau besprekingen gaande zijn over het ook
formeel meer interkerkelijk maken van dit sterk utge-
groeide werk van de Hervormde Kerk in de recreatiesec
tor.
De Hervormde Kerk is bepaald niet ach
ter de recreatie-feiten aan gewandeld. In
1952 voorzag het directorium van „Kerk
en Wereld" de ontwikkeling zoals die zich
de afgelopen tien jaar heeft voorgedaan
vijf jaar eerder dus dan bijvoorbeeld
de vakbonden. Het nam het initiatief tot
oprichting van de Stichting Recreatiecen
trum Hydepark. Doel van deze stichting:
„De bevordering van goede vakantiebe
steding en andere sociale doeleinden".
Om dat doel te bereiken kreeg men de
beschikking over het noordelijke deel van
het landgoed Hydepark te Driebergen,
ongeveer tachtig hectare groot.
Van meet af aan is er op het terrein
gekampeerd. Later ontstond de gelegen
heid tot het plaatsen van tenthuisjes en
permanente vakantieverblijven. Ook
werd onmiddellijk aandacht besteed aan
de recreatie van de gasten.
„Deze eerste stappen op de weg naar
een min of meer geïnstitutionaliseerde be
langstelling voor de recreatie van vakan
tiegangers bleken door de kampeerders op
prijs gesteld te worden", aldus de heer
Baaij.
Daar ligt dus het begin. Allengs kreeg
„Het Grote Bos" in 1964 werd de naam
Stichting Recreatiecentrum Het Grote
Bos een ander aanzien. De centrale ac
commodatie werd gaandeweg beter en er
verrezen steeds meer huisjes, bungalows
en wat dies meer zij.
In 1957 werd naast de directeur een re
creatieleider aangesteld, die zich uitslui
tend ging bemoeien met de verzorging en
begeleiding van de recreatie, niet alleen
van de zomergasten, die slechts een paar
weken in „Het Grote Bos" verblijven, doch
eveneens van hen, die er een eigen bivak
bezitten en steeds meer gebruik maken
van de mogelijkheid om ook 's winters
daar de weekeinden door te brengen.
„Het Grote Bos" is nu, zo bleek op een
aan de persconferentie verbonden excur
sie, een uitgestrekt, keurig onderhouden en
„op het moderne gemak" ingesteld cen
trum, dat tot in de details is uitgekiend.
Dezelfde faam genieten overigens ook de
zeven andere centra. En de ontwikkeling
gaat door. Zo is men in „Het Grote Bos"
afgestapt van het kamperen op zand on
der bomen. „Zand is of mul of papperig.
Een tussenvorm vind je haast niet", zo
vertelde de directeur. „Daarom hebben we
kleine grasveldjes gemaakt met singels
er omheen. Een heel karwei, maar het
loont".
„Het Grote Bos" met tachtig hectare
zelf al niet klein, is de kern geworden van
een „groot bedrijf". In 1958 werd het kam-
peercentrum „De Noordster" in Dwingeloo
overgenomen en verder uitgebouwd. Het
groeps-vakantieoord „Het Trefpunt" in
Ermelo volgde in 1959. De landelijke
Gij bouwt de grafsteden der profeten en verfraait de ge
denktekenen der rechtvaardigen Matth. 23:29
Daarmede waren schriftgeleerden en Farizeeën druk bezig in de
dagen van Jezus. Prachtige graftomben werden gebouwd en sier
lijke grafmonumenten opgericht ter nagedachtenis aan de profeten.
Deze profeten waren nl. in hun dagen verkeerd beoordeeld, onrecht
vaardig behandeld. Ze waren ten onrechte gedood of gestenigd.
De profeten hadden het woord Gods gesproken. Maar hun tijdgeno
ten hadden dit woord niet kunnen verdragen. Het is nooit prettig
op je zorden gewezen te worden, maar het is wel het alleronaange
naamste aan je vrome zonden, aan je huichelarij ontdekt te worden.
Dat is te veel. Dat kan een mens onmogelijk verdragen. Profeten
zijn ook zulke lastige heren
Maar ze wisten raad. Deze lastige heren hebben ze de mond gestopt.
Radicaal Ze hebben de profeten gedood of gestenigd. Schriftgeleer
den en Farizeeën nu hadden uit het verleden hun les getrokken.
Als zij in die tijd geleefd hadden was zoiets niet gebeurd. Indien
zij geleefd hadden in de dagen hunner vaderen, zouden
zij met hen geen gemene zaak gemaakt hebben ten opzichte
van het bloed der profeten. Kunt u begrijpen Zij zouden zich van
hen gedistantieerd hebben Zij zouden de profeten heel anders
beoordeeld hebben. Zij zouden de boodschap der profeten aangeno
men en er naar geleefd hebben. Die profeten hadden immers, hoe
streng hun woord soms ook mocht zijn, niet de ondergang maar
juist de redding van het volk op het oog gehad.
Vreselijk dat de profeten zo misverstaan waren, dat de vaderen
er niet eens voor teruggedeinsd waren de profeten te doden. Daarom
meenden ze de profeten eerherstel te moeten geven. Maar hoe
Ach, wat kun je anders doen dan voor hen, die gestorven zijn, een
monument oprichten Hoe kun je hen anders eren dan hun graf
te verfraaien met een prachtig gedenkteken Welaan, dat hebben
schriftgeleerden en Farizeeën dan ook gedaan. Er verschenen op de
graven der profeten prachtige, indrukwekkende, kostbare gedenk
tekenen. Fijn dat er tenminste nog een manier is om het voor
geslacht en de verkondigers van het woord des Heren te eren 1
De Here Jezus heeft er echter anders over geoordeeld. We horen
Hem zeggen: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars,
want gij bouwt de grafsteden der profeten en verfraait de gedenk
tekenen der rechtvaardigen", enz.
Je zou verwachten dat deze mensen uit het verleden iets geleerd
hadden. Wie gedenktekenen gaat oprichten op de graven van
vroegere profeten, die zal nü toch zeker luisteren naar de profeten
van zijn eigen tijd.
Dat kunt u net denken Die mensen, die zo hun mond vol hebben
van: „Dat zouden wij nooit doen", doen het in de regel nog veel
erger. Schriftgeleerden en Farizeeën zouden nooit de profeten van
vroeger dagen verworpen en gedood hebben. Maar toen is Jezus
gekomen, de hoogste Profeet. Deze mensen zijn aanschouwers ge
weest van Gods hoogste liefde. In hun tegenwoordigheid heeft Jezus
vele tekenen en wonderen gedaan. Zij hebben gezien wat velen
vóór hen en na hen begeerd hebben te zien, maar ze hebben het
niet gezien. Wat een genade: Gods eigen Zoon, de beloofde Messias,
de Verlosser in hun midden te mogen hebben.
Hebben nu deze mensen Jezus, de hoogste Profeet aangenomen en
Zijn woord gehoorzaamd Neen, zij hebben het nog veel erger
gemaakt. Zij hebben niet een profeet, maar Jezus, de hoogste
Profeet, verworpen en zijn er zelfs niet voor teruggedeinsd Hem aan
het kruis te slaan.
Een monument voor de profeten Jezus zegt: dat is een goedkope
hulde, die graftomben. Toon dat eerherstel niet door grafstenen
op te richten, maar door u voor Mij te buigen en u te onderwerpen
aan Mijn gezag en Mijn woord; door u door Mij te laten redden
Wat wilt u Een monument voor Luther oprichten Neen, a.u.b.
niet Het evangelie, door Hem verkondigd, moet geloofd worden.
Maar nu moet u niet de verkeerde kant opkijken. Want dit geldt
ons allen. We zijn immers allen bereid voor predikers uit het ver
leden monumenten te bouwen. Het éne nodige is echter, dat het
Woord van God in het heden gehoord en gehoorzaamd wordt. Geen
monument, maar geloof wordt gevraagd
RHENEN Ds. N. KOOREMAN
spreiding en de ruimere opzet leidden er
toe. dat de stichting van februari 1960 af
verder ging onder de naam: „Stichting
Tecreatiecentra der Nederlandse Her
vormde Kerk". In 1960 ook volgde de ope
ning van het recreatiecentrum „Toppers
hoedje" te Ouddorp in Zuid-Holland. „De
Flaasbloem" te Chaam werd de nieuwe
aanwinst van 1961 en in 1963 kon de stich
ting het centrum „De Roggeberg" in Ap
pelscha in gebruik nemen. „De Jagerstee"
in Epe ontving zijn eerste gasten in 1965.
Het watersportcentrum „De Potten" in Of-
fingawier aan het Sneekermeer dateert
van 1966. Jaarlijks boekt de stichting onge
veer een miljoen overnachtingen. Dat is
nogal wat. Het moet ook „nogal wat" zijn
vertelde de heer Baaij.
Met kleine centra kom je niet meer uit,
tenminste als je het ook meteen goed wilt
doen. Wij proberen echter de voordelen van
„groot" op gebieden van exploitatie en
accommodatie binnen te halen, zonder dat
de gast zich een kuddedier gaat voelen.
Iemand, die dat niet wil, hoeft bij ons niet
op te gaan in de massa. Iedereen kan zich
zelf zijn zowel in luieren als in activi
teit. Om even de doel- en taakstelling te
citeren (jaarverslag 1965): „Onze stichting
stelt zich ten doel om een bijdrage te le
veren aan de vakantie- en weekend recrea
tie. Deze bijdrage krijgt voornamelijk
vorm in de recreatiecentra. Wij zien het
als onze opdracht om in deze centra een
milieu te scheppen, waarin de gasten zo
wel wat de accommodatie als het sociaal-
cultureel en geestelijk klimaat betreft tot
hun recht kunnen komen".
Om aan taak en opdracht te voldoen,
worden wat de accommodatie betreft de
puntjes zoveel mogelijk op de i gezet. En
wat de mankracht aangaat: „Directeuren
van de recreatiecentra in de grotere
centra worden ook recreatieleiders aange
steld die in het seizoen nog hulp krijgen
bovendien moeten qua opleiding en er
varing in staat zijn om aandacht te geven
aan de recreatie van him gasten, in ver
antwoordelijke, organisatorische en-of uit
voerende zin". Dat gebeurt met name door
het aanbod van een recreatieprogramma
met mogelijkheden op het gebied van sport
en spel, dans, film, forum of toneel, expres-
siewerk of natuurexcursie, speurtocht,
kampvuur of zondagse kampdienst. Ieder
een is vrij om er aan mee te doen. „De
directeuren zullen wel dominees zijn",
prikte iemand. Dat was mis. „Twee direc
teuren zijn predikant geweest. Eén van
hen legde het ambt neer om gewoon mijn
heer te kunnen worden en de ander is of
wordt dezer dagen predikant voor buiten
gewone werkzaamheden".
„Wika's dan?" Antwoord: „Wika's zijn
er niet meer. Wij werken meer met men
sen met singuliere gaven, want je vraagt
uiteindelijk een schaap met vijf poten".
een soort oecumenische gemeente. Er is
zelfs wel de doop bediend en een huwelijk
ingezegend. Maar afgezien van zo'n vaste
kern is de oecumenische gezindheid altijd
groot. In principe houden we lekendien-
sten, die vaak naar vorm en inhoud door
de gasten worden samengesteld. Hier ligt
een grote mogelijkheid: die van experi
ment.
In recreatiecentra is experimenteren be
trekkelijk gemakkelijk. Daar kan wat uit
groeien. Deze oecumene op het grondvlak
lijkt ons bijzonder waardevol, te waarde
vol om het op welke wijze dan ook op de
wip te zetten. De heer Baaij heeft sterk
de indruk, dat in de kampdiensten men
sen komen die thuis niet over de drempel
van een kerk willen of durven stappen.
Voor rooms-katholieken bestaat, wanneer
er geen kerk in de buurt is, altijd gelegen
heid in het kamp de eucharistie te vieren.
„En we hebben vrij veel katholieken..."
Wie over recreatie spreekt, spreekt over
de Veluwe men vindt er dan ook twee
van de Hervormde recreatiecentra, ook al is
de Stichting uit op spreiding over het hele
land. In Ermelo is het groepsvakantie-oord
„Het Trefpunt" gevestigd, in Epe vindt men
het mooie recreatiecentrum „De Jagerstee",
waar bovenstaande foto is genomen.
derland. In Twente, in Brabant en mis
schien op de Waddeneilanden zouden cen
tra gesticht kunnen worden. Het is slechts
een gedachte. De plannen voor een vesti
ging in Frankrijk zijn, in verband met
formele moeilijkheden en de economische
recessie, op de lange baan geschoven.
Van de baan zijn ze echter niet.
En die kampdienst? Kijk eens, zegt de
heer Baaij, het gaat ons om de recreatie
van de mens. In dat kader passen ook
diensten, forums, gespreksgroepen, enz.
Intern kun je de kampdienst wel het hart
van het recreatieprogramma vinden, maar
uiteindelijk hangt het er maar van af wat
de gasten met dit „aanbod" coen. Hier in
„Het Grote Bos", waar we vaak dezelfde
mensen terugzien (sta-caravans, huisjes,
enz.) kan men inderdaad wel spreken van
In de door de stichting uitgegeven „Re
creatiepocket" staat: „De kerk ziet iets in
recreatiecentra, omdat recreatie méér is
dan vakantie alleen. Vakantie is een mid
del, recreatie is het doel. In de vakantie
moet u kunnen zeggen: „...ik voel me ge
woon een ander mens..." En na de vakan
tie: „...ik voel me als herboren..." De re
creatie staat voor ons in het teken van de
grote Herschepping. Een nieuw begin, de
vervulling van de bijbelse verwachting,
waarbij de hele mens betrokken is, met
lichaam en geest. Recreatiemogelijkheden
in onze tijd zien wij dan ook als tekenen
van die komende vernieuwing. Als wij het
vieren van de vakantie door „hele" men
sen, met lichaam en geest, bevorderen,
komen die tekenen van de grote Recrea
tie wellicht hier en daar naar hun ware
bedoeling aan het licht."
Geen zieltjeswinnerij dus. Ook geen be
drijf om aan geld voor de kerk te komen.
Wat dat laatste betreft benadrukt de heer
Baaij dat het vakantiebedrijf een zwak
rendabele sector is, met name wanneer
ook nog uitvoerige aandacht aan het re-
creatiewerk wordt besteed. De kerk ver
dient er geen cent aan. Dat het nog geen
geld kóst, is onder meer „te danken" aan
de geldontwaarding, die bijvoorbeeld
maakt dat een indertijd onrendabel huisje
nu enigszins rendabel is. Het investerings
bedrag bleef in guldens gelijk terwijl men
nu meer guldens kan vangen dan toen.
Verder kan de stichting de continuïteit
handhaven door de omvang van het werk.
Zij voelt zich overigens solidair met de
particuliere exploitanten. „Hun tarieven
zijn vaak te laag. Het gaat op den duur
zo niet langer." Zelf houdt de stichting
zich strikt aan de markttarieven. „Kortin
gen kunnen er echt niet af. En wat zetten
kortingen in feite nog voor zoden aan de
dijk?" Volgens de heer Baaij zouden, ge
zien het grote belang (wat krijgt het ge
zin niet een kans bijvoorbeeld) en de te
geringe inkomsten, de infrastructurele
voorzieningen van recreatiecentra bijna
volledig uit de algemene middelen gefi
nancierd moeten worden.
Concrete plannen voor de toekomst
heeft de stichting op het ogenblik niet. Er
is een gesprek over een recreatiecentrum
aan het Veersc Meer. Verder ziet men
nog wat „gaten" in de spreiding over Ne-
Ook dit jaar weer heeft de Stichting
Recreatiecentra der Nederlandse Her
vormde Kerk een „Recreatiekrant"
uitgegeven. Er gaan ongeveer honderd
duizend stuks van de deur uit. Het
grootste nieuws in die krant is:
De Actie 65 voor 65. In september
1968 kunnen echtparen van 65 jaar en
ouder in alle acht recreatiecentra van
de stichting bungalows huren voor de
prijs van 65 gulden per week. „Niet
omdat wij een filantropische instelling
zijn. Maar omdat wij in de mooie sep
tembermaand niet graag lege bunga
lows hebben".
YVeekend-kampeer-abonnement.
Kampeerders, die de weekends in voor-
en najaar willen benutten, kunnen met
een dergelijk abonnement in alle acht
centra terecht. Van 1 maart tot 1 juli
en van 17 augustus tot 1 oktober - twin
tig weekeinden van vrijdagavond tot
maandagmorgen. Kosten: f 100,Een
abonnement geldt voor het hele kampe
rende gezin, ongeacht de grootte daar
van. en zowel voor tenten als cara
vans, echter slechts voor één bivak.
Voor een eventueel tweede bivak (kin
dertentje bijvoorbeeld) kan men dan
het best het gewone tarief betalen.
Recreatie „plus" weken. Voor men
sen, die zich graag uitvoerig aan een
speciale activiteit wijden, zijn er deze
weken met medewerking van deskundi
gen. Zonder extra kosten, behalve dan
die van dure materialen, botenhuur en
dergelijke. Voor watersporters: de
„plus" weken van „De Potten" in
Friesland heten „van wanten weten"
en houden in een instructie voor water
sporters en degenen, die dat willen
worden (613 juli en 2027 juli). En
voor andere sporters: op „De Rogge
berg": „geen woorden maar daden",
een sportweek voor allen met uitzon
derlijke competities (27 juli3 augus
tus).
y
f