Het mis z uster Mien ZATERDAG 25 NOVEMBER 1967 Een Hongaarse sportvisser met een meerval, gevangen in het Balaton-meer. Straks zo in Nederland zo vertelde ons Ir. Bungenberg de Jong - een geweldige opbrengstverhoging van de vij vers kon worden gekregen. D e wetenschap van de vlsteelt op het niveau van deze viskwekerij, is in Ne- het niveau van deze viskwekerij is in Ne- zonder gecompliceerde wetenschap, waarvan de problemen (zoölogische, economische, chemische en die met betrekking tot het mi lieu en de gedragsleer) „soms langzaam in je hand komen", zoals ir. Bungeberg de Jong het zegt. Maar het zal blijken dat de algemene vis- teeltkundige vraagstukken bijzonder belang rijk zullen zijn voor het waterbeheer in Ne derland. De grootste club van actieve sportbeoefe naars in Nederland wordt gevormd door de sportvissers. Voor die honderdduizenden be hoeft geen stadion gebouwd te worden. Zij hebben trouwens in de vaderlandse sport heel lang aan de laatste speen gehangen. Voor hen is een goed waterbeheer en een sterke wetenschappelijke aanpak van de vis- teelt van eminent belang. I. 4 november publiceerden wij op deze pagina een reportage over het werk der diaconessen en in het bij zonder over het Zendings-Diaconessen- huis op de Amerongse berg. Ter illustratie gebruikten wij een foto (uit ons archief afkomstig) van een dia cones die in Apeldoorn en wijde om geving grote bekendheid en waardering heeft genoten: zuster Mien Toebes, nu al weer enige jaren in ruste wonend in Vaassen. Door de samenvoeging van artikel en foto leek het echter alsof de afgebeelde diacones niet zuster Mien was maar zuster Johanna Bock, de leid ster van het Amerongse Diaconessen- huis. Een des te vervelender misver stand omdat zuster Mien zeker niet in alles de woorden van zuster Johanna Bock kan en wil onderschrijven. Daar om deze rectificatie met verontschul digingen aan de betrokkenen. Meervallen van Lelystad behoeven ze nog niet eens zo te groeien als in de Donaulanden, waar exemplaren van meer dan twee meter lang en met gewichten van honderd en meer kilogram niet tot de uit zonderingen behoren. D e meervallen die wij deze week in de vijvers van de O.V.B. bij Lelystad hebben bewonderd toen ze werden overgezet in een winterkwartier, zijn 2 jaar geleden in Nederland geïmporteerd. Ir. C. M. Bun genberg, hoofd van de afdeling pootvispro- duktie van de O.V.B. was naar Hongarije ge vlogen om daar de eerste exemplaren uit Szarvas te halen. In plastic zakken met zuur stof hebben de eerste meervalletjes, nauwe lijks groter dan een mansvinger, hun intrede gedaan in de poldervijver van Oostelijk- Flevoland. Nu zijn het drie-zomerige meervallen en het moet gezegd worden dat het de dieren in de polder bijzonder goed gegaan is. Het zijn al flinke knapen van ongeveer een pond, die de komende tijd ongetwijfeld nog wel fors zullen aanzetten nu ze worden overgezet, sa men met jonge één-zomerige karpers. Jam mer van die karpertjes, maar het leven in de visvijvers is nu eenmaal een leven van eten en gegeten worden. Ir. Bungenberg de Jong vertelde ons dat waarschijnlijk over een jaar of drie met de voortplantingsexperimenten zal kunnen wor den begonnen. Dan zijn de meervallen onge veer zes of zeven kilo. Er wordt dan voor de dieren in een vijver een tentvormig bouwsel gemaakt van rietachtig vezel, waarin de meervallen tijdens de paring bijzonder graag verblijf houden. Tijdens het afzetten van de eieren gaan de meervallen nogal tekeer in hun tenten en gezegd wordt dat de man die belast is met het verwijderen van de meer vallen uit de tenten na de afzetting der eieren, zonder drietand niet veel beginnen kan zo agressief zijn dan deze dieren. Gehoopt wordt dat uit de nieuwe kweek iets goeds zal komen en dat het bovendien geluk ken zal aan de geïmporteerde meervallen een bestaande Nederlandse stam uit het Westeindergebied toe te voegen. Na de uit zetting mogen de sportvissers in ons land wel rekening houden met een stevig lijntje want de meerval geeft goed partij. over zijn we nog niet. Voordat deze „nieuwe" vis in onze wateren zal wor den uitgezet, moeten nog heel wat experi menten genomen worden. Onderzocht zal moeten worden wat de biologische uitzettings- waarde is en wat de vangbaarheid zal zijn, want een knaap van een vis die niet gevan gen kan worden, zal de sportvisserij niet kunnen verrijken. „We zijn aan het verken nen", zegt ir. Bungeberg de Jong en dat verkennen betekent geduld hebben, onderzoe kingen doen en niet overhaast te werk gaan. De geschiedenis van de meerval is een oude en boeiende, want deze snelle groeier met zijn plompe, wat weke lijf zonder schub ben en zijn bepaald niet vriendelijke kop met de kleine geniepige oogjes in de mondhoe ken, heeft heel wat aparte verhalen meege kregen in zijn leven. Misschien is het wel zijn afgeplatte kop met de slappe baardha ren die de vertellers van romantische verha len heeft geïnspireerd. De meerval is dat is zeker een gewel dige rover. Hij leeft bij voorkeur in een die pe, weke bodem en trekt 's nachts op roof tocht uit. Hij grijpt daarbij wat hij maar kan krijgen. De meerval bijt op alles, zeg gen zij die het dier al jaren kennen op blinkertjes, hij verorbert dode muizen, kik kers en zelfs eenden en ganzen worden door de grote exemplaren niet met rust gelaten. In een oude foliant lazen wij dat - het moet ongeveer in het midden van de vorige eeuw geweest zijn - moeders hun kinderen waar schuwden voor „de afschuwelijke vis, die kinderen meevoert in draaikolken en ze daar verslindt. D e meerval is als snelle groeier en bovendien als smakelijke vis (heeft iets van de snoekbaars, maar is wat vetter), de be langrijkste vissoort in grote delen van het Zuideuropese Donaugebied. Op de markt in Klagenfurt is de meerval een van de best be taalde vissen; de vissers op de Donau zien in de meerval het hoofdmiddel van bestaan. Men eet de vis naar 's lands wijs: in de soep, gebraden, gerookt, geroosterd aan het spit en ook wel gezouten. In de Balkanlanden wordt in plaats van spek in de zuurkool ook veel gedroogde meerval gebruikt. De meerval heeft een groot verspreidings gebied, dat loopt van de Kaspische Zee en het Donau-gebied naar de Zwitserse meren, de Oder en de Weichsel. Deskundigen zeg gen dat de vis ook nog wel in de zuidelijk ge legen gedeelten van de Rijn voorkomt en ver der ook in Finland, Zuid-Zweden en sporadi- disch ook in Denemarken. De sportvissers vangen het dier uiteraard het liefst met een haak. terwijl de beroeps vissers veel gebruik maken van een soort houten fuiken die in de rivieren worden op gesteld. Vroeger was de holle boomstam bij de beroepsvissers op meerval zeer in trek. Meervallen schuilen namelijk graag in holen en gaten. Het schijnt dat het dier uit zijn schuilplaats in de modder gelokt kan worden en wel met een bucskalo een toetervormig instrument dat op en neer in het water wordt bewogen. Enfin, we zullen het als de proefnemin gen in Oostelijk-Flevoland slagen nog wel eens beleven. De eerste Nederlandse meer vallen, die mettertijd voor de sportvisserij zullen worden uitgezet, groeien als kool en wij zijn benieuwd wat ze met de kleine kar pers als voedsel straks aan lengte en ge wicht zullen hebben gewonnen. p het moment dat de meervallen die met een prachtige groep forellen in een grote vijver hadden geleefd, werden verla den, vertrok deier dagen een auto van de O.V.B. naar de Friese meren, waar enkele honderden snoekbaarsjes, dit jaar geboren, zullen worden uitgezet. Aan snoek en snoek baars heeft de O.V.B. nog geen vier jaar geleden in de polder gestart al miljoenen exemplaren gekweekt en ten behoeve van de sportvisserij uitgezet in Nederlandse binnen wateren. Zeker 150.000 kilogram karper ging dezelfde weg en verder ook hele partijen ruisvoorn, regenboog- en beekforel, alsmede zilverkarpers. Merkwaardig het verschil tussen de één- zomerige snoek en de één-zomerige snoek baars. De laatste is misschien veertien cen timeter lang en weegt 35 gram, terwijl de eerste in dezelfde tijd is uitgegroeid tot een flinke vis van vaak meer dan een half pond. De snoek is een rustige vis, wordt ons ver teld; hij leeft niet, zoals de snoekbaars, als een onrustige voedselverzamelaar, maar hij wacht op zijn kans, grijpt en eet..! Een bijzonder succes voor de viskwekerijen van Lelystad is de eendenproef geweest. De ze zomer hebben op 96 hectare visvijver zo'n 120.000 eenden gebivakkeerd. Door hun be mesting heeft het basisvoedsel voor de vissen zich sterk kunnen ontwikkelen, waardoor er weg In het mistige en nu wat modderige polderland van Oostelijk-Flevo land aan de dijk van het IJsselmeer dat altijd wel IJsselmeer zal blijven heerst op het ogenblik grote activiteit op de viskweke rijen van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. Snoeken en snoekbaarzen, karpers, forellen en voorns gaan over en weer in de grote en kleine visvijvers, die sa men een oppervlakte hebben van 172 hectare binnendijks water. De winter staat voor de deur; voor de meeste vissoorten betekent dat een rustperiode en daarin moeten ze zo min mogelijk gestoord worden. Nu wordt hun bed je gespreid. Tussen al die vissen, keurig gesepareerd in de verschillende vijvers, of met opzet bij elkaar gedaan opdat ze elkaar tot voedsel dienen, zwemmen vreemde exemplaren:- meervallen. Duizenden sportvissers hebben er wel eens van gehoord, maar gezien ..nee! Toch moet er een stel in het Westeinder- moerasgebied zitten - de laatste in Neder land waarschijnlijk, waarover we een enkele maal in de zoveel jaar een sterk verhaal ho ren. Ergens heeft een sportvisser dan beet gehad, maar na lang vechten heeft hij geen kans gezien het monster aan de wal te krij gen. Dan komen de verhalen los en wordt weer actueel wat onze voorouders hebben verteld over enorme meervallen die vroeger vooral in de oude Haarlemmermeer voorkwamen, maar later bij de inpolderingen werden te ruggedrongen. Bij het begin van de negen tiende eeuw moet de meerval ook op de Ve- luwe een bekende vis geweest zijn. Willem de Vijfde had de dieren uit Hongarije inge voerd, maar of ze voorspoedig zijn opge groeid en of ze zich vermeerderd hebben, is niet bekend geworden. Als de meerval zich nu nog in Nederland bevindt, dan leeft ze zeer latent. De sport visserij gediend met zo nu en dan een spectaculaire vangst - wil er wel eens méér van weten. Vandaar wellicht het plan om de ze vis, waarvan men gelooft dat het dier zich hier beslist kan thuisvoelen, weer in Neder land terug te brengen. Als de experimenten slagen dan zal de meerval straks de grootste vis zijn die hier gevangen kan worden. Dan Ir. C. M. Bungenberg de Jong (links) bij het overbrengen van de meerval naar de winterkwartieren. Meerval uit de Flevopolder van peuter- tje al opgegroeid tot een flinke vis. Nico Crama: stilte breken. FILMERS OP DE "Dij een jachtopziener op de Veluwe ver- voegden zich enige tijd geleden enkele cameramensen van de televisie met het verzoek om assistentie bij het maken van een film over de bronst van het edelwild. De jachtopziener vroeg de heren hoe lang ze de tijd hadden drie weken* Welnee, een paar dagen hooguit, maar dan moest 't ook wel voor elkaar zijn. Toen echter het team moest horen dat drie weken werken, dag-in-dag-uit, nog geen garantie kon zijn voor één werkelijk succesvol shot, zijn de televisiemensen een deurtje verder gegaan. Wildkenners van de Veluwe kennen ze zo langzamerhand wel de fotografen en fil mers die „even" komen werken. Het mag niet te lang duren, het mag niet te donker zijn, niet te koud en er mogen vooral geen hinderlijke bosschages zijn. Het liefst zouden zij op klaarlichte dag bij een helder zon netje het complete bronst gebeur en gade slaan. Ja ja, zo melden zich jaarlijks tientallen bij bos- en wildbeheerders uitgerust met de meest moderne en kostbare apparatuur, waaronder een hele serie tele-toeters, die het nauwelijks te bespeuren wild levens groot op het negatief moeten brengen. Maar ook dezen zijn allemaal een deurtje verder gegaan. Slechts een enkele is geble ven; vandaar dat Nederland zo weinig ech te goede wildfotografen kent misschien een handjevol. Dat kleine plukje mensen begint met 'n studie van het wild, laat de jachtopziener praten urenlang en gaat eerst eens op verkenning, zonder camera, om te leren contact te krijgen met de natuur, om ge boeid te worden en om dan misschien pas na jaren blij te zijn met één geslaag de opname uit een hele serie films. Het is de ervaring van een wildfotograaf dat geïnteresseerden hem meestal het eerst vragen welk toestel hij gebruikt en met welke toeters hij werkt. Het blijft een hard nekkig misverstand dat de camera de foto graaf of filmer maakt. Was dat wél zo, dan zou in de wildfotografie en-filmerij het aan tal beoefenaren het aantal stuks wild verre overtreffen. TV"ico Crama, de 32-jarige Haagse cineast, regisseur van de pas uitgekomen film ,J)e Hoge Veluwe" ging een film maken van dit prachtige natuurgebied. Natuurlijk mét wild. In de lente, de herfst en in de winter, tcaarin de mens zich de mooiste kans tot ontdekking van de natuur laat ont glippen, waren de dieren voor Crama de enige bewegende beelden. En een filmer vraagt daar nu eenmaal om bewéging.' Crama is een stadsmens. Hij studeerde in Parijs en hij werkt in Den Haag. Hij maakte een film over Japanse kunst („Net- suke") en ving de middelbare scholier in een mooie documentaire, die hij „De mooi ste tijd.noemde. Crama houdt van le ven wat 'n wonder, de filmer zou het le ven willen zien bruisen. Toen kwam de opdracht. Verder buiten de jacht van het grootsteedse, het leven in turbulentie, kwam twee jaar geleden zijn werkterrein op de Veluwe. TVee, hij kende het niet. Naar ,fie Hoge Veluwe" ging hij voor de kunst in Kröl- ler-Müller. De mannen die hij terloops wel eens in zoals hij noemt „plus-four" zag, vond hij vreemd. Misschien heeft hij zich vanuit de congestie van het westen met een opdracht die enkele jaren in beslag zou nemen in de bijna volkomen stilte van een natuurgebied, niet helemaal gelukkig gevoeld. Hij zwierf door het park. Hij moest in drukken opdoen voor een scenario. Hij ont dekte wat hij noemt een kale vlakte, zonder mensen, zonder dieren. Het moet voor Crama hoe majestueus het decor ook was, hoe ongeëvenaard en puur een Opname van Crama in het nationale park „De Hoge Veluwe". VELUWE angstige aanblik geweest zijn, die leegte zonder figuranten. Hij kwam al regisseren de tot de conclusie dat de natuur zich niet laat regisseren; dat de natuur zich niet in een kader laat plaatsen, maar dat de na tuur haar eigen kader bepaalt. En mis schien nog erger voor hem was, dat de na tuur zich niet in een bepaald ritme laat monteren, maar dat zij zelf haar ritme be paalt. TVf/ar stonden Crama en zijn cameraman Jan Ootik. Twee hardwerkende bewe gende beeldkunstenaars in een schijnbaar bewegingloze wereld met de lange adem van een langzame overgang van het ene in het andere seizoen. Daar stond de feilloze apparatuur de beroemde Arriflex met de kostbare inhoud van het 35 millimeter-materiaal in kleur. Het mooiste van het mooiste om daarmee het schoonste te registreren de oorsprong van de dingen. Men mag het deze twee niet kwalijk ne men knap als ze zijn in hun werk, maar jong en onervaren in de stilte als zij zeggen, dat ze tijdens hun filmwerk op ,JDe Hoge Veluwe" maar weinig spectacu laire dingen hebben gezien. Crama en Oonk kwamen uit de volte; ze hebben té weinig tijd gehad misschien om zich los te maken uit het spanningsveld en daarom zijn zij, naar mijn gevoel, bij het maken van een natuurfilm in de bermrand van de natuur blijven steken. De overgang moet té groot geweest zijn. W/"»j hebben de gewone dingen die we za- gen, zo aandachtig mogelijk bekeken", zegt Nico Crama, „en wat wij zagen hebben wij vastgelegd." Ja, de gewone dingen. Zo groot al is de afstand van stad en land, van onrust tot stilte, dat het gewone niet meer boeien kan. Het klinkt wat paradoxaal, maar Crama en Oonk hebben het „gewone" in hun opdracht toch als „ongewoon" erva ren. Toen het op het doek weer tot leven kwam, hebben zij er wellicht van genoten van de kleur en het leven in de subtiele beweging van het ogenblik en in dat van de seizoenen. In de film ,fie Hoge Veluwe" hebben zij geregistreerd en de wijze waarop zij dat deden, verraadt hoog technisch en ar tistiek vernuft. Beeld voor beeld hebben zij geworsteld met hun grote probleem dat alles zo stil was. Zij hebben gezocht naar ritmiek en vonden die, zowel in de wisse- ling der jaargetijden als in de tere bewe ging van héél dicht bij en bijna eindeloos vèr-af... Heel knap ontstond eigenlijk in tuïtief het verhaal dat zich niet in een scenario laat optekenen, dat niet verteld kan worden, maar alleen met eigen ogen te zien is. Zo werd „De Hoge Veluwe" een knap stuk werk een voortreffelijk technische st aalt je van pure registratie. Niet door inspi ratie ontstaan, maar uit kunnen. rpoen kwam het geluid. De natuur zit er vol van, maar men moet wél luisteren, héél goed. Burlende herten, bolderende korhanen en fiepende reeën mengden zich in het koor van knorrende en smakkende zwijnen en de vogels, waarvan de wereld op ,JJe Hoge Veluwe" vol is. Ieder dier reageert op het geluid van 'n ander dier, kijkt verschrikt op en vreet verder. Crama en Oonk monteerden dat alles tezamen tot een goed geheel en com pleteerden de sfeer van het najaarsbos met het gedaver en het gekraak van een vallende boom en de doordringende klan ken van motorzaag en bijlslag. Zo had het moeten zijn, dacht ik. Zo was het goed, want zo is ,J)e Hoge Veluwe". Maar natuurlijk moest er de mens bij. Het is een nationaal park en er zijn loket ten, waar kaartjes verkocht worden, liefst zoveel mogelijk. De film is niet zomaar een documentaire, maar moet publiek trekken naar „De Hoge Veluwe". „Wij hopen, dat er veel mensen na het zien van de film, naar ons nationale park zullen komen", werd bij de première gezegd. Mensen dus wandelend, picknickend, in een reidansje zo blij, theedrinkend in 't restaurant en kijkend naar kunst in het museum. Vandaar dat bij de première ook gesproken kon worden van het „resultaat van een vruchtbare samenwerking". Crama is een vreemde in de natuur. Men mag het hem niet euvel duiden, dat hij de ongeschreven wet van de wild fotograaf en wïldfilmer om geen vluchten de dieren met de lens te volgen, niet kent. Hij heeft zich dat niet gerealiseerd. Zijn vluchtende dieren hebben bovendien een andere functie gekregen. ,fiaar waar de mens verschijnt, verdwijnt het dier", zegt Crama. Vandaar zijn pogingen in het wis selend beeld steeds dat verschijnen en dat verdwijnen naar voren te brengen. Eén vleugje van de problematiek van wildbe- heer en recreatie, wellicht onbewust ver filmd. ,Jden mag zeggen dat de beide filmers in twee jaar tijd toch nog heel wat wild hebben gezien, maar het viel niet mee", Jan Oonk op de Veluwe. vertelt Crama. Voor de bronst kwamen Crama en Oonk eigenlijk nèt te laat. Op de twee herten in gevecht hebben zij tien dagen moeten wachten. Hoe dan ook, niets rechtvaardigt het feit, dat tenslotte een he likopter van de Luchtmacht een duik moest nemen op een roedel edelwild. Het is een afschuwelijk gezicht te zien hoe de herten in paniek op de vlakte een uitweg zochten onder de flappende wieken van de helikop ter. Men mag niet aannemen dat deze scè ne (net als een Afrikaanse wildsafari is ge maakt ten gerieve van het publiek in de Cineacs. Maar waarom dan wel...f rrtenslotte de gesproken tekst, waarmee -*• naar mijn opvatting, de film over ,fie Hoge Veluwe" ondanks de voor een goed deel zeer mooie opnamen, groggy is gegaan. ,Ja", zegt Crama, „ik wilde in deze film een modern element. We hebben het eerst geprobeerd met bestaande gedichten, opgezegd met een goede stem, mar dat leek op niets en toen hebben we er moder ne poëzie ingebracht wat abstract en misschien wat hard, maar dit is juist goednd de stem valt weer de stilte en die ervaart men dan ook pas goed u merkt toch ook pas, dat het heel erg stil is, als er net een trein voorbij is gegaan...." Crama heeft in „De Hoge Veluwe" een stem gebracht ééntje uit een andere we reld. Moderne kunst in het landschap van de Veluwe... moderne poëzie ter afwisseling van het burlen der herten...? Degenen die de première van „De Hoge Veluwe" hebben bijgewoond zullen met die tekst moeite hebben gehad. Maar afge zien daarvanwe próten al zo ontzettend veel. Kan het dan niet even stil zijn f Op de stem in de film is van toepassing wat Wim Kan zegt van de viool... „weet u die is gevoelig... weet u wat nog gevoeli ger is... twee violen... En zo valt in Crama's mooie werk de „Souvenir humoresque" van Wim Kan plompverloren naar binnen.. ,J)aar hèb je die passage weer..,!" 5 Crama en >rDe Hoge Veluwe" verdienden g beter. Honderden snoekbaarsjes gereed voor tran sport naar de Friese meren. a\nu«\m%\\m%%mi\u\uwmuwnu\uw

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9