Een laboratorium voor hedendaags toneel JAZZPRIJSWINNAAR HAN BENNINK: „JE MOET KOEL KUNNEN DENKEN" Monet" voor recordbedrag verkocht Nieuwe exposities en uur voor het hind „Weltebrusse! Links-rechts Meisjeskoor Vestzaktheater Amsterdam Geskipper Af-Knappei Piano-an n Bouwstenen Het woord Het was toch misschien wel de beste manier om goedschiks door de algemene feestvreugde heen te komen. Oppassen in andermans huis op andermans kind, met geld en consumptie toe: zij had vermoeiender banen bij de hand gehad. In alle gevallen was het hier behaaglijker en comfortabeler dan op haar armoedig huurhokje - met - petroleumkachel bij een slonzige hospita. De gashaard aan, een bank vol kussens onder de schemerlamp, een boek op schoot en een thé-complet onder handbereik. De vooravond van Sinterklaas was zo wel door te komen. Daarbij geen baby met alle aankleve van dien onder haar hoede, maar een kleine meid van vier, gezond onder zeil tot het wijzertje rond was. Houen zo: de gemoedsrust van de oudelui die allebei maar amper •en jaar ouder waren dan zijzelf was met een tientje en een uitgebreid assortiment snoeperij en rokerij duur betaald, maar dat was hun zaak. Als zij dan met alle geweld de voorpret van die personeelsavond niet wilden missen alia, ieder zijn meug. Waar zo'n jong vrouwtje aardigheid in had om tot middernacht in zo'n rokerige zaal te zitten tussen al die mensen. In plaats van gezellig met een plezierig boek in de hoek van deze zelfde bank onder de lamp te kruipen. "JVXaar ja die bank en die lamp en die gashaard en die grammofoon waren alleen maar verkrijgbaar via een echtgenoot. En moesten op hun beurt betaald worden met levenslange afhankelijkheid. Of periodieke alaande ruzies, afgewisseld met tranen, verwijten en deuren die knallend in het slot vallen. Haar niet gezien. Dan maar liever een paar jaar cellulair met boeken en dictaten 's avonds en een onderbetaald baantje overdag. Maar vrij van iedereen, en met een salaris in zicht dat de garantie bood voor een eigen flat met eigen inventaris. Voor haar geen sluier en bruidsboeket en een kooideurtje dat dichtklapte. Zij had er voorgoed haar bekomst van na een jeugd tussen plukharende oudelui. Sinterklaasavond in het dierbaar ouderhuis. Een paar pakjes op tafel, een beker chocolademelk, een stuk boterletter. Wil je dat maar even feestelijk genieten terwijl Ma op haar lippen zit te bijten en Pa om acht uur al dringend ergens heen moet, waar hij niet voor de vroege morgenuren vandaan komt. Op je bed liggen met de onpersoonlijke cadeautjes op het nachtkastje, en niet slapen kunnen van razernij, omdat je denkt aan de opgewonden verhalen van dolle familiepret die je morgen te horen zult krijgen in de klas. En dan maar weer mee opscheppen hoe gezellig het bij jou thuis was, om niet in je bekaaide armoe te kijk te staan. l^unnen twee volwassen mensen nog niet één avond in het jaar een uurtje wapenstilstand sluiten om der wille van een kind dat part noch deel heeft aan hun ruzies. De uiteindelijke scheiding had er niets aan verbeterd. Leven met moeder, die eeuwig op zwart zaad zat met een krappe alimentatie die tenslotte finaal uitbleef. Studeren? Kind, wat haal je in je hoofd, dat gymnasium heeft me al een rib uit het lijf gekost. Zoek maar zo gauw mogelijk een baan, het wordt tijd dat je ook eens wat inbrengt. Jezelf redden als werkstudente? Het is fraai hoor. Mij alleen laten zitten, terwijl ik al die jaren voor jou mijn voeten moe gestaan heb achter een toonbank. Je bent sprekend je vader. Ruzie, verwijten. Slaande deuren. Was dan nooit met hem getrouwd. Ieder mens kan zich vergissen, en ik was maar even ouder dan jij nu. TXe sigaret brandde haar bijna de vingers. Het zware dictaatcahier was van haar schoot gegleden. Kraakte daar een deur? De knop bewoog, de deur kierde voorzichtig open. Een blond warrig krulhoofd keek om het hoekje. Op blote weerloze voetjes onder een hemelsblauwe pyjama, een gehavende beer ondersteboven in de arm geklemd, stond daar een slaperig plafondengeltje tegen de schemerlamp te knipogen. En verklaarde, na enig verbouwereerd zwijgen van weerskanten, dat hij op het dak zat, Zwarte Piet. Echt waar. Ze had hem zellef horen lopen. En toen keek hij De blauwe ogen werden heel rond. De zachte koude voetjes begonnen als uit zichzelf te lopen, twee kleine bange diertjes, naar die vreemde vrouw in de hoek van de bank...... I7r zat niets anders op: „Kun je voor een kind dan tenminste niet één uur doen alsof. Je armen uitsteken, en heel dat bevende hoopje mens, koud en bang en hulpeloos, op je ongewende schoot trekken. Je wordt daar niet voor betaald, maar dat rekenen we maar bij de service. Het vest van je twinset over de koude voetjes. Duim in de mond: mooi zo. Niet huilen. Piet op het dak? Welnee, Piet komt morgen pas, met een zak volsuikergoed en marsepein. Goed zo. En een pop Heftig geschuifel van blonde krullen langs groen truitje. Géén pop? Dan een poppewieg. Met gordijntjes. En lakentjes en dekentjes en een kruikje voor de koude voetjes. Mooie surprise voor de oudelui als die met een negerpop kwamen aanzetten. Maar wat wil jeZingen? Wat ter wereld, kende zij nog wel een Sinterklaasliedje? O, kom er eens kijken. Een snoezig wiegje, kant en klaar. Houd je taai en die brok in je keel eronder. Totdat het kind eindelijk slaapt. Het optreden van Kees Brusse als gast heer in het NTS-dinsdagavondprogramma „Dag Dinsdag" op Nederland 2 is voor velen nog niet geworden wat men er van verwacht had. Brusse praat de verschil lende onderdelen van dit blokprogramma wel aardig aan elkaar, maar van de con tinuïteit die daarmee wordt beoogd, is lang niet altijd sprake. Brusse heeft de gewoonte om na bijvoorbeeld „De 21ste •euw" of „Eidofoor" het kort voordien behandelde, meestal vrij tot zeer ernstige cnderwerp een beetje te relativeren. De kijker krijgt daardoor weinig of geen ge legenheid, de ernst van het voorafgegane pt'ogramrria voldoenue te verwerken om er wat -'^ee of a~n te kunnen doen, innerlijk öan wel mettrrdaad. Htj belandt meteen weer in het wereldje waarin Kees Brusse een half uur of drie kwartier geleden ver toefde en net als hij daar weer goed en wel om zich heen zit te kijken, levert de gastheer hem over aan het volgende pro gramma-onderdeel. Heel „Dag Dinsdag" krijgt op die manier iets tweeslachtigs: de verschillende onderdelen krijgen onvol doende resonnans en Brusse heeft te wei nig gelegenheid om zijn kijkgasten het gevoel te geven, dat zij zich bij hem thuis voelen. (En dat laatste is toch erg belang rijk, nu Nederland 2 voor heel veel kij kers nog vrij onbekend gebied is!). De grootste moeilijkheid schuilt naar mijn mening in het feit, dat die onderde len veel te lang duren in verhouding tot het optreden van Brusse, dat meer als een serie korte intermezzi dan als de rode draad door het gehele blokprogramma fungeert. Men kan zich voorstellen, dat velen de afleveringen van „De 21ste eeuw", „Eidofoor" en ook „Tweeduuster" niet meer willen missen en dat de NTS ze ook wil handhaven, met het oog op de vervulling van haar culturele taak. De conférences, etc. van Kees Brusse worden er echter door overvleugeld. Er bestaat dan ook een kans, dat Brusse na 1 janua ri niet meer als presentator van „Dag Dinsdag" op het scherm zal verschijnen. Ook dat zou jammer zijn, want hij is en blijft een zeer boeiende televisie-persoon lijkheid, die thans alleen maar niet tot zijn recht komt doordat hij telkens veel te kortstondig op de beeldbuis is. Boven dien heeft de van zijn dagelijks werk ver moeide kijker 's avonds behoefte aan iemand als Brusse, die door zijn verschij ning en zijn „underacting" zoveel rust en sfeer in de huiskamers kan brengen (men herinnere zich zijn spel als commissaris Maigret). Volgens mij zou Brusse in „Dag Dinsdag" een veel groter (lees: langduri ger) aandeel moeten krijgen. Er zou een soort magazine k la „Mies-en-scène" of „Voor de vuist weg" om hem heen moe ten worden gebouwd, waarin hij niet al leen studio- en huiskamergasten ontvangt, maar zelf ook volop gelegenheid krijgt om te acteren, etc. Desnoods zou men dit magazine in twee gedeelten kunnen split sen, met een van de ernstieg onderdelen van „Dag Dinsdag" als werkelijk inter mezzo. Als dit bijvoorbeeld „De 21ste eeuw" zou zijn, zou men „Eidofoor" naar de zondagmiddag kunnen verplaatsen (om het programma dan wat meer pit te ge ven dan het nu heeft) en enkele luchtige items uit „Monitor" naar het Brusse-ma- gazine in „Dag Dinsdag" kunnen overhe velen. Dit zou in de toekomst tevens een herhaling kunnen voorkomen van de in het licht van de coördinatie nogal betreu renswaardige situatie, die dinsdagavond jl. ontstond, toen na tien over negen alleen de liefhebbers van ernstige of humoris tische (in feite ook ernstige) spitsvondig heden op de beide netten terecht konden. Nee, wat mij betreft na 1 januari liever geen „Dag (lees: vaarwel) Kees." In het ochtendblad dat destijds ruimte gaf aan degenen die „Zo is het" weg wil den hebben, wordt de laatste tijd nogal geprotesteerd als er zondagsmiddags in „Monitor" of dinsdagavonds in „Eido foor" progressief denkende mensen hun mening zeggen. Er zouden in het NTS- programma, dat een ontmoetingspunt van alle geestelijke en maatschappelijke stro mingen wil zijn, meer rechtse dan linkse figuren op de beeldbuis verschijnen. Carel Enkelaar heeft dezer dagen op de pers conferentie van de NTS gezegd, dat een en ander de aandacht heeft, maar dat het een kwestie van tijd is. „De linkerhoek staat nu eenmaal dichter bij de publici teit. De rechter moet worden opgespoord" meent men bij de NTS. Misschien zijn de meer conservatieve krachten'voor het zon dagmiddagprogramma in Engeland te vin den. Dat worden dan de zogenaamde MoniTories. Maandagavond had de NCRV-radio een reportage op het programma staan van de reünie, die onlangs werd gehouden ter gelegenheid van het derde lustrum van Lex Karsemeyers meisjeskoor „Sweet Sixteen". In de kop van het bericht dat de NCRV hierover verspreidde, vielen ons de wat anachronistisch lijkende woorden „Sweet Sixteen vijftien jaar" op. Zo te Het is pikdonker. Er klinkt geen geluid in het zaaltje. Dat duurt een minuut, twee minuten. Zo langzamerhand wordt de atmos- sfeer geladen van spanning. Dan begint er aan het plafond een lampje te gloeien. Het is eerst een gloeiende spijker, maar langzaam wordt het licht sterker, totdat een scherpe kring zich aftekent op het podium en een menselijke figuur omvat. Er komt meer licht. Meer en meer figuren tekenen zich af; plat op de grond, ineengedoken op een verhoging. Heel voorzichtig trilt een kleine drum. Het geluid wordt sterker, geprononceerder. Het stijgt naar een climax, valt terug, zwelt weer aan. Intussen begint er op het podium iets te bewegen. Figuren op de grond rekken zich, vallen terug, rekken zich opnieuw, verplaat sen fel een hand, een been. Een ineengedo ken vrouw rijst heel langzaam op; nauwelijks zichtbaar is haar bewegen, maar als ik even niet naar haar kijk, blijkt ze kort daarna toch weer verder omhoog te zijn gekomen. Een man naast haar volgt haar oprijzen. De figuren op de grond worstelen zich om hoog. Geleidelijk vormen zich groepen, elk met hun eigen bewegingen: een man en een vrouw, die als het ware moeizaam proberen contact te krijgen, maar hierin niet slagen drie mannen, die wat onverschillig en onbe wogen heen en weer golven een vrouw, die aanvankelijk als een godin boven het ge heel verheven schijnt, doch later, als de ene man op de vloer contact met haar probeert te krijgen, alleen maar afweer demonstreert, zodat de man tenslotte als in wanhoop plat op de grond terugvalt. Een slag op de vloer, licht uit, drum Slagwerker Han Bennink, onderscheiden met de jaarlijkse Wessel Ilckenprijs voor de Nederlandse jazz, is lang en tanig en hij loopt op de manier alsof hij in een wijd pol derlandschap zijn kop tegen een straffe wind in moet gooien. Dat laatste komt nog dicht bij de waarheid ook, want Bennink behuist met zijn gezin een woonboot in Loenen aan de Vecht en hij sjouwt graag door het landschap: ,,Ik hou daarvan", zegt hij. Vroeger wilde ik bos wachter worden, gek hè, maar ik weet ver rekt veel van vogeltjes af. TJan Bennink werd 25 jaar geleden in Zaandam geboren en als hij snel praat, is het zangerige Zaans nu en dan nog even te horen. Hij is graficus en musicus; van beide zaken bezeten, hij heeft een hekel aan politiek „ik kom uit een politiek bewust milieu, maar ik vind dat ze mekaar bedonderen" en hij werkt keihard aan zijn muziek, de ont wikkeling van de vrije jazz die hem iedere dag voor nieuwe problemen zet. zien scheen het koor dus nog te moeten worden opgericht! En het is toch al zo moeilijk, je voor te stellen, dat niet de zelfde Karsemeisjes lustrum in, lustrum uit het koor hebben gevormd. Misschien had de NCRV er daarom beter aan ge daan, die reportage ook via de tv uit te zenden. Dan hadden we kunnen zien, hoe sweet „Sweet Sixteen" van 1967 is en hoe sweet „Sweet Sixteen" van 1952 er nog uitziet. Nu kan dat alleen worden beoor deeld door de heer Karsemeyer zelf. En natuurlijk Jo Bos en zijn ensemble, die het koortje al die tijd zo aardig hebben begeleid. Vijftien jaar achter elkaar in strumentale steun verlenen aan meisjes van zestien. Dan zullen die meisjes er vast wel aardig uitzien. Het ensemble van Jo Bos is trouwens een sex-tet. Zondagmiddag is „Skippy" officieel op de Monitoer gegaan. Ik heb er vol aan dacht naar zitten kijken, omdat het an ders zo moeilijk is, de namen van al die dieren uit elkaar te houden. „Skippy" lijkt namelijk niet alleen door de verdwij ning en terugkomst van het de hoofdrol spelende dier, maar ook in de naam nogal op „Flipper". Daar komt voor mij nog de moeilijkheid bij, dat mijn buurman een hond heeft die „Skipper" heet. Kort heidshalve wordt het dier ook wel „Skip" genoemd en daarom zie ik m'n buurman altijd als een soort Skip-voogd. Skipper is, om alle misverstand te voorkomen, geen kruising van een dolfijn en een kangoeroe, dus geen kanfijn en ook geen dolgoeroe. Het dier is een heel normale collie. En dat maakt de zaak nog gecompliceerder, want van de meeste kinderen uit de buurt heeft hij daarom de naam gekregen van de held uit een andere tv-serie: „Lassie". VARA's televisie-regisseur Nico Knap per mag van zijn werkgeefster niet lan ger doorgaan met het brengen van zijn, ajthans door mij altijd zeer gewaardeer de, chansonprogramma's voor de VPRO- radio. Als francofiel ben je dan geneigd om te zeggen: de VARA kan het chanson niet in het water zien schijnen. De zanger Frits van der Poel zal dinsdag avond in het radioprogramma van de KRO met begeleiding door de pianist Norbert Schmelzer een uitvoering geven van het bekende Sinterklaaslied „Zie de maan schijnt door de bomen". Het is ons op dit ogenblik nog niet bekend of er een spe ciale tekst zal worden gezongen, naar aan leiding van de toenemende radiKaalheid in de partij van de heer Schmelzer: „Zie de maan schijnt door heer Bogaers". KASTPAR. De lichamelijke inspanning, die door zijn instrument wordt geëist? „Ik leef heel gezond, rook niet, drink niet. Daar heb ik nooit behoefte aan gehad. Ik vind, dat het ook niet bij de hedendaagse mu ziek past. Je moet koel kunnen denken. De jazz is geen gezelligheidsmuziek meer. Geen zelfkant-muziek zoals de klassieke jazz, die vroeger alleen in kroegen werd beoefend". „Hoe je slagwerker wordt? Mijn vader is het, maar hij heeft me beslist niet in zijn richting geduwd. Integendeel. Hij heeft nooit thuis gerepeteerd. Hij heeft me geen les ge geven. Ik ben volkomen auto-didact. Hoe je begint? Ik hoorde als kind drum mers als Gene Krupa en Cozy Cole; luisterde tien jaar geleden naar de plaat „Jazz behind the dikes" met Wessel Ilcken. Je oefent dan zelf op een kleine trommel. Je koopt er steeds wat bij totdat je over een bescheiden drum stel beschikt en dan speel je met andere jon gens in een gelegenheidscombootje". „Na de kunstnijverheidsschool vier jaar grafische kunst ben ik in '60 pas echt be gonnen. De technische problemen blijven be staan; ze verschuiven alleen. Het wordt steeds moeilijker. Vooral natuurlijk nu we buiten het korset van de vierkwartsmaat zijn getreden". „Sinds anderhalf jaar leef ik helemaal voor en van de muziek. Dat laatste kan zelfs in Nederland. Wanneer je vrouw tenminste een economische huishouding weet te voeren. Daarvoor heb ik op tentoonstellingen nogal succes met mijn grafisch werk gehad". Technisch en muzikaal heb ik de grootste opdonder van de Amerikaanse saxofonist Johnny Griffin gehad. Ik heb zo'n vijftig con certen met hem gedaan en hij speelde waan zinnig hoge tempi. Aan het eind van een con cert had je het gevoel, dat je armen eraf vielen". „Ik heb na zo'n concert wel eens op straat lopen huilen. Zo leeggespeeld was ik. Ik heb er ontzettend veel van geleerd; het heeft me een verschrikkelijke drumkracht gegeven. Ik heb met Wes Montgomery, Clark Terry, Son ny Rollins, Cecil Taylor, Bud Shank, Chet Ba ker gespeeld. Dat is een arsenaal aan erva ring". /Xp het terrein van de jazz was Nederland tien jaar geleden nog een onderontwik keld gebied. Hoe vind je de situatie nu? „We doen niet meer onder voor de Ameri kaanse avant-gardisten. Mis ja Mengelberg is heel belangrijk en Willem Breuker natuurlijk. Ik werk met hem aan een langspeelplaat het „New Acoustic swing-duo" die we zelf financieren. „Hij komt straks in een oplage van 500 exemplaren uit. Van Philips krijgen we 500 blanco hoezen. Ik teken de covers zelf. Stuk voor stuk. En niet één dezelfde. De plaat gaat een tientje kosten. Als we een beetje winst maken, stoppen we dat geld in een volgend project. Breuker speelt op deze plaat we hebben één kant af de es-, de bes- en de basklarinet plus vier typen saxofoon". We werken iedere dag samen en ik weet dat we tot een compleet eigen geluid zijn ge komen. Ik heb mijn instrumentarium inder daad sterk uitgebreid. Een Surinaamse steel drum bijvoorbeeld en Indische drums als een banja en een tabla. Maar ook allerlei zelf ontworpen instrumenten: een rammelaar van rietstengel, een gewone afwasteil. Die klinkt heel mooi, heel goedkoop. Het kan me niet goedkoop genoeg klinken. De klankkleur wordt dan steeds fijner". „Jazzmusici met wie ik de sterkste ver wantschap voel zijn Sonny Rollins, Ornette Coleman, Pharaoh Sanders en Cecil Taylor. Ze hebben allemaal dit gemeen: ze wilden van het geijkte geluid af; ze hebben de zaak opengeboord. Een man als altist John Tchicai hoort daar ook bij. Hij heeft een strikt per soonlijke conceptie gevonden. Hij komt op 21 december naar Nederland om tijdens de prijsuitreiking met me te spelen". „Hoe ik de nieuwe jazz zou kunnen om schrijven? Er valt haast niet over te praten. Het is een kwestie van een aaneenschakeling van fracties van seconden. Het gebeurt en dan is het al voorbij. Het gaat in hoofdzaak om de spanning. Een modern slagwerker kan niet zomaar een klap geven. Die klap moet er gens naar toe gaan". „De spanning is steeds groter geworden. Nee, ik weet niet waar de vrije jazz op uit loopt. Daar heb ik eigenlijk nooit over nage dacht. Je kunt het trouwens niet weten. Het is muziek van dit ogenblik. Je moet er ook niet over theoretiseren. Je moet het voelen AMERSFOORT „M3", ingang Zuidsingel: „Hagenring" (Bund Bildender Künstler uit Hagen, West- Duitsland). (Tot en met 26 december). AMSTERDAM Joods Historisch Museum, Waaggebouw, Nieuwmarkt: „Joods leven in het oosten"; voorwerpen uit de verzameling van het Israël- museum te Jerusalem (tot 15 januari). Galerie De Sfinx, O.Z. Voorburgwa, 241: Schilderijen en unica van J. C. van Schagen (tot 31 december). Bols Taverne, Rozengracht 106: „Amster dam schildert" (tot 4 december). BREDA Cultureel Centrum „De Beyerd"; Werk van de Italiaanse kunstschilder Primo Conti (tot 5 januari). DEN HAAG Galerie De Sfinx, Papestraat 16: Unica van J. C. van Schagen (tot 31 december). ZWOLLE Hopmanshuis, Rodetorenplein: „Wat pot ters bakten", Nederlandse aardewerk uit ver vlogen tijden (tot en met 17 december). Hotel Dijkstra, Grote Markt: Tekeningen en wandkleden van Eldert Willems en Iny Nahuijs (tot begin januari, hedenavond 20.30 uur opening). LONDEN Op een veiling van „Christie's" in Londen is vrijdag het schilderij „La Terrasse Sainte Adresse" van Claude Monet voor 588.000 pond (ong. 5,1 milj. gulden) verkocht, het grootste bedrag dat ooit op een veiling voor een „modern" doek is betaald. Het schilderij een van de fraaiste werken uit de Franse im pressionistische school die sinds de oorlog voor verkoop zijn aangeboden, ging naar de Londen- se kunsthandelaar Agnew. Het vorige record was gevestigd door een Cezanne in 1965, die bijna 2,5 miljoen gulden opbracht. „Christie" verkocht het doek namens de pre dikant Theodore Pitcairn en de Benefi cia-stichting uit Bryn Athyn, in de Ameri kaanse staat Pennsylvania. Pitcairn, die het schilderij in 1926 voor 11.000 dollar had ge kocht deed vorig jaar via „Christie's" voor 157.000 pond een Van Gogh van de hand. Tot 500.000 guineas waren er 'n flink aantal bieders. Daarna ging nog slechts een klein groepje door. De verkoop duurde nog geen vijf minuten. Monet zou eertijds „La Terrasse a Sainte Adresse", dat hij omstreeks 1867 vervaardigde, voor 400 francs hebben verkocht. Hij zat toen in ernstige financiële moeilijkheden en had zich voor hulp tot zijn vader en tante moeten wenden, die beiden een huis hadden in Sainte Adresse, bij Le Havre in Noord-Frankrijk. Monet schilderde het werk toen hij op 27- jarige leeftijd in financiële moeilijkheden ver keerde. Hij was toen aangewezen op hulp van zijn vader en tante, die beiden villa's te Ste. Adresse hadden. Het zeegezicht is afgebakend door twee vlaggestokken, destijds een gewaag de compositie. Van één van de palen wappert de Franse vlag en van de andere een rood gele wimpel. Op de voorgrond schilderde Monet helderrode bloemen tussen fel groene bossages. De achtergrond wordt gevormd door een woelige blauwe zee. Behalve de vader van Monet, zijn op het schilderij zichtbaar een jong paartje bij het kadehek en een vrouwenfiguur die schuil gaat achter een witte parasol. Aangenomen wordt dat zij de tante van Monet was. Het geld zal ten goede komen aan de Benificia- stichting, door Pitcairn in 1947 opgericht voor hulp aan godsdienstige, opvoedkundige en cul turele instellingen. Het Philadelphia Sympho- nie-orkest heeft reeds verscheidene giften van deze stichting ontvangen. zwijgt: stilte en duisternis de kring is ge sloten. Er valt al die tijd geen woord. Er is alleen beweging, er is licht, er is het wisse- selende geluid van de kleine drum. Er zijn die zes figuren in zwart tricot. Aan 't eind in er stilte, is er spanning die wegebt. XXet licht in de zaal gaat weer aan. Dan zit de leider van het gezelschap, Wim Burkunk, voor het podium, gegroefd, bewege lijk gezicht, korte stugge krullen, levendige ogen. Hij kijkt zijn publiek zo eens aan, voor dat hij zijn vragen afvuurt. Voordat dit be wegingsspel begon, heeft hij verteld, dat hij beweging een zeer belangrijk onderdeel van het theater vindt, dat ten onrechte wordt ver waarloosd. Hij heeft ook gezegd, dat in onze dagen de nadruk nog te veel op het woord valt. Ons toneel is te veel woord-toneel. Maar- een acteur, die toevallig op een bepaald mo ment geen tekst heeft, zal toch door zijn zwijgende aanwezigheid zijn plaats in het ge heel moeten waarmaken. Dat stelt zware ei sen aan hem. Kan hij daaraan voldoen? Wim Burkunk heeft, door zijn Franse oplei ding, de stellige overtuiging, dat beweging ook al is dat geen uitgesproken ballet of mi me in het geheel van het theater moet worden opgenomen, er onverbrekelijk mee moet worden verbonden. Dat was zijn inleiding. Nu, na afloop var, de vertoning van wat hij „een bouwsteen voor het theater" heeft genoemd, valt de vraag: „Hoe vond u dit?" Opnieuw stilte. Dan komen, eerst voorzich tig, later scherper en zelfs agressiever, de reacties: Het was wel boeiend. Maar wat bedoelt u ermee? Ik vond die drum storend. Maar mis schien komt dat, omdat ik vooral visueel ben ingesteld. Integendeel: ik vond die drum een uit stekende ondersteuning van de handeling. Wim Burkunk stelt een andere vraag: „Kunt u zeggen, wat u hierin hebt gezien?" Heel voorzichtig klinkt een antwoord: „Ik dacht aan iets van opstanding, maar ik kor, niet helemaal tot een sluitend verhaal ko men": Een ander: „Ik vond het begin wel sterk maar later zei het me helemaal niets meer". Ja, en toch zat het wel logisch in •'- kaar. Tastend gaan de opmerkingen door, totdat Wim Burkunk ingrijpt en zijn mening geeft: „Ik vind uw reacties bijzonder interessant. Want daaruit blijkt, dat een bepaald bewe gingspatroon kon worden ondergaan als een dramatische eenheid. Nu bestond het gehee' dat wij u hebben laten zien uit drie bewe gingsmotieven, die wij gewoon achter elkaar hebben gedaan. Als wij een andere volgorde hadden genomen, zouden wij een ander ge heel met een andere „inhoud" hebben gekre- gen". „Maar ik zeg er nog eens bij: dit is eer bouwsteen. Dit is materiaal, dat ik op de een of andere manier in een volgende voorstelling wil verwerken; dat heb ik nu eerst maar eens op u uitgeprobeerd, u was dus mijr. proefkonijn. Ik geloof, dat het inderdaad bruikbaar is". Het is, geloven wij, voor het eerst, dat Wim Burkunk zo duidelijk ook voor he- publiek duidelijk zijn ideeën uitprobeer'. Gewoonlijk verwerkt hij ze in een normale voorstelling van zijn Vestzaktheater en dan blijkt tijdens de voorstellingen in Amsterdam en daarbuiten wel, in hoeverre zo'n vondst aanslaat. Want Burkunk heeft de gewoonte, om waar hij ook met zijn kleine gezelschap opereert hetzij in Groningen, in Enkhuizer.. Amsterdam of Vlissingen een voorstelling eerst bij het publiek in te leiden na afloop ervan ruim de tijd te nemen voor een nabe spreking. Op deze manier bouwt hij een pu bliek op, dat begrijpt, wat er in het heden daagse toneel gaande is en dat voor die ont wikkeling ook waardering heeft. Die waar dering blijkt buiten Amsterdam vaak veel groter te zijn dan in de hoofdstad zelf. Toch gaat hij door, ook in Amsterdam. Hij heeft zijn eigen piepkleine theater in de Bal- thasar Floriszstraat. een straat in oud-zuid tussen de Hobbemakade en het Roelof Hart- plein. Het theatertje is een winkel geweest. Dat is er nog wel aan te zien. Maar er is een podium met een verlichtingsinstallatie gemaakt. De vloer werd licht stijgend. De wanden kregen een rustig kleurtje en zo ont stond er een intiem zaaltje, waar enkele tientallen mensen in kunnen. Dat is het labo ratorium, waarin alchimist Burkunk zoekt naar de steen der wijzen voor het theater. Of hij die ooit zal vinden? „Gelukkig niet", zegt zijn vrouw. „Stel je voor, dan zou het allemaal volmaakt, wor den. Wat zou dat vervelend zijn. Dan zou de spanning er helemaal uitgaan. Nu zoeken wij voortdurend naar het hoogste en het beste en wij voelen telkens opnieuw weer de on macht om het te bereiken. Dat blijft stimule ren." Vraag uit het publiek: „U bent nu wel zo tegen het woord gekant en u hebt ons een scène laten zien, die geheel en al uit bewe ging bestond maar kunt u het woord wel missen?" Antwoord van Wim Burkunk: „Ik ben niet tegen het woord, integendeel. Ik ben een gro te bewonderaar van de Hamlet, bijvoorbeeld. Ik vind echter dat in het toneel van onze da gen de nadruk veel te veel op het woord valt. Het ls te veel retorisch, en dat is onjuist. Want nu dreigt het gevaar dat een toneelspeler een voudig met zichzelf geen raad weet wanneer hij geen tekst heeft. Daarom is beweging het eerste wat ik met mijn leerlingen «n mijn acteurs doe." Zo zoekt Wim Burkunk in het Vestzakthea ter met de gelijknamige toneelgroep van jon ge acteurs en actrices naar nieuwe vormen voor het toneel. Het is een verbeten, fanatiek zoeken door een gedrevene, die gelooft in de waarde van wat hij doet. Dat geloof steunt op de ervaring, die hij in allerlei uithoeken van het land heeft opgedaan op de waar dering, die men daar heeft voor de manier waarop hij zijn bedoelingen aan het publiek duidelijk weet te maken. Al zoekende speelt hij met even veel ple zier een commedia dell'arte een oude Ita liaanse vorm, waarin op een vast gegeven een spel wordt geimproviseerd als een eerste schepping van een piepjonge Nederlandse schrijver. Burkunk houdt van het experiment. Hij houdt er ook van jonge schrijvers een kans te geven. Vandaar dat hij in de afgelo pen zes jaar negentien stukken van jonge schrijvers uit binnen- en buitenland heeft ge bracht en dat hij ook nu het seizoen is begon nen met een reeks voorstellingen van „Ogen van krijt" van de jonge Vlaamse schrijver Tone Brulin. „Het gaat er me niet om, spectaculaire din gen te doen. Ik geloof alleen maar in nauw gezet vakmanschap. Ergens ben ik wel blij met happenings, maar de boel wordt vaak veel te onbekwaam gedaan en daardoor mis lukt er zoveel. Ik zoek naar nieuwe dingen die niet spectaculair zijn. Want toneel is: communicatie in schoonheid."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 19