Een laboratorium voor
hedendaags toneel
JAZZPRIJSWINNAAR HAN BENNINK:
„JE MOET KOEL KUNNEN DENKEN"
Monet" voor
recordbedrag
verkocht
Nieuwe exposities
en uur voor
het hind
„Weltebrusse!
Links-rechts
Meisjeskoor
Vestzaktheater Amsterdam
Geskipper
Af-Knappei
Piano-an
n
Bouwstenen
Het woord
Het was toch misschien wel de beste manier om goedschiks door
de algemene feestvreugde heen te komen. Oppassen in andermans
huis op andermans kind, met geld en consumptie toe: zij had vermoeiender
banen bij de hand gehad.
In alle gevallen was het hier behaaglijker en comfortabeler dan op haar
armoedig huurhokje - met - petroleumkachel bij een slonzige hospita.
De gashaard aan, een bank vol kussens onder de schemerlamp, een boek op
schoot en een thé-complet onder handbereik. De vooravond van Sinterklaas
was zo wel door te komen.
Daarbij geen baby met alle aankleve van dien onder haar hoede,
maar een kleine meid van vier, gezond onder zeil tot het wijzertje rond
was. Houen zo: de gemoedsrust van de oudelui die allebei maar amper
•en jaar ouder waren dan zijzelf was met een tientje en een
uitgebreid assortiment snoeperij en rokerij duur betaald, maar dat was hun zaak.
Als zij dan met alle geweld de voorpret van die personeelsavond niet
wilden missen alia, ieder zijn meug. Waar zo'n jong vrouwtje
aardigheid in had om tot middernacht in zo'n rokerige zaal te zitten tussen
al die mensen. In plaats van gezellig met een plezierig boek in de
hoek van deze zelfde bank onder de lamp te kruipen.
"JVXaar ja die bank en die lamp en die gashaard en die grammofoon waren
alleen maar verkrijgbaar via een echtgenoot. En moesten op hun
beurt betaald worden met levenslange afhankelijkheid. Of periodieke
alaande ruzies, afgewisseld met tranen, verwijten en deuren die
knallend in het slot vallen. Haar niet gezien.
Dan maar liever een paar jaar cellulair met boeken en dictaten 's avonds en
een onderbetaald baantje overdag. Maar vrij van iedereen, en met een
salaris in zicht dat de garantie bood voor een eigen flat met eigen inventaris.
Voor haar geen sluier en bruidsboeket en een kooideurtje dat dichtklapte.
Zij had er voorgoed haar bekomst van na een jeugd tussen plukharende
oudelui.
Sinterklaasavond in het dierbaar ouderhuis. Een paar pakjes op tafel, een
beker chocolademelk, een stuk boterletter. Wil je dat maar even
feestelijk genieten terwijl Ma op haar lippen zit te bijten en Pa
om acht uur al dringend ergens heen moet, waar hij niet voor de
vroege morgenuren vandaan komt.
Op je bed liggen met de onpersoonlijke cadeautjes op het nachtkastje, en niet
slapen kunnen van razernij, omdat je denkt aan de opgewonden verhalen
van dolle familiepret die je morgen te horen zult krijgen in de klas.
En dan maar weer mee opscheppen hoe gezellig het bij jou thuis
was, om niet in je bekaaide armoe te kijk te staan.
l^unnen twee volwassen mensen nog niet één avond in het jaar een uurtje
wapenstilstand sluiten om der wille van een kind dat part noch deel heeft
aan hun ruzies.
De uiteindelijke scheiding had er niets aan verbeterd. Leven met moeder,
die eeuwig op zwart zaad zat met een krappe alimentatie die
tenslotte finaal uitbleef.
Studeren? Kind, wat haal je in je hoofd, dat gymnasium heeft me al een rib
uit het lijf gekost. Zoek maar zo gauw mogelijk een baan, het wordt tijd
dat je ook eens wat inbrengt. Jezelf redden als werkstudente? Het is
fraai hoor. Mij alleen laten zitten, terwijl ik al die jaren voor jou
mijn voeten moe gestaan heb achter een toonbank. Je bent sprekend je vader.
Ruzie, verwijten. Slaande deuren. Was dan nooit met hem getrouwd.
Ieder mens kan zich vergissen, en ik was maar even
ouder dan jij nu.
TXe sigaret brandde haar bijna de vingers. Het zware dictaatcahier was
van haar schoot gegleden. Kraakte daar een deur? De knop bewoog,
de deur kierde voorzichtig open. Een blond warrig krulhoofd keek
om het hoekje. Op blote weerloze voetjes onder een hemelsblauwe
pyjama, een gehavende beer ondersteboven in de arm geklemd, stond
daar een slaperig plafondengeltje tegen de schemerlamp te knipogen.
En verklaarde, na enig verbouwereerd zwijgen van weerskanten, dat hij op
het dak zat, Zwarte Piet. Echt waar. Ze had hem zellef horen
lopen. En toen keek hij
De blauwe ogen werden heel rond. De zachte koude voetjes begonnen als
uit zichzelf te lopen, twee kleine bange diertjes, naar die vreemde
vrouw in de hoek van de bank......
I7r zat niets anders op: „Kun je voor een kind dan tenminste niet één
uur doen alsof. Je armen uitsteken, en heel dat bevende hoopje
mens, koud en bang en hulpeloos, op je ongewende schoot trekken. Je
wordt daar niet voor betaald, maar dat rekenen we maar bij de service.
Het vest van je twinset over de koude voetjes. Duim in de mond: mooi zo.
Niet huilen. Piet op het dak? Welnee, Piet komt morgen pas, met een
zak volsuikergoed en marsepein. Goed zo. En een pop
Heftig geschuifel van blonde krullen langs groen truitje. Géén pop? Dan
een poppewieg. Met gordijntjes. En lakentjes en dekentjes en een
kruikje voor de koude voetjes. Mooie surprise voor de oudelui als die met
een negerpop kwamen aanzetten. Maar wat wil jeZingen? Wat
ter wereld, kende zij nog wel een Sinterklaasliedje? O, kom er eens kijken.
Een snoezig wiegje, kant en klaar. Houd je taai en die brok in je keel
eronder. Totdat het kind eindelijk slaapt.
Het optreden van Kees Brusse als gast
heer in het NTS-dinsdagavondprogramma
„Dag Dinsdag" op Nederland 2 is voor
velen nog niet geworden wat men er van
verwacht had. Brusse praat de verschil
lende onderdelen van dit blokprogramma
wel aardig aan elkaar, maar van de con
tinuïteit die daarmee wordt beoogd, is
lang niet altijd sprake. Brusse heeft de
gewoonte om na bijvoorbeeld „De 21ste
•euw" of „Eidofoor" het kort voordien
behandelde, meestal vrij tot zeer ernstige
cnderwerp een beetje te relativeren. De
kijker krijgt daardoor weinig of geen ge
legenheid, de ernst van het voorafgegane
pt'ogramrria voldoenue te verwerken om er
wat -'^ee of a~n te kunnen doen, innerlijk
öan wel mettrrdaad. Htj belandt meteen
weer in het wereldje waarin Kees Brusse
een half uur of drie kwartier geleden ver
toefde en net als hij daar weer goed en
wel om zich heen zit te kijken, levert de
gastheer hem over aan het volgende pro
gramma-onderdeel. Heel „Dag Dinsdag"
krijgt op die manier iets tweeslachtigs:
de verschillende onderdelen krijgen onvol
doende resonnans en Brusse heeft te wei
nig gelegenheid om zijn kijkgasten het
gevoel te geven, dat zij zich bij hem thuis
voelen. (En dat laatste is toch erg belang
rijk, nu Nederland 2 voor heel veel kij
kers nog vrij onbekend gebied is!).
De grootste moeilijkheid schuilt naar
mijn mening in het feit, dat die onderde
len veel te lang duren in verhouding tot
het optreden van Brusse, dat meer als een
serie korte intermezzi dan als de rode
draad door het gehele blokprogramma
fungeert. Men kan zich voorstellen, dat
velen de afleveringen van „De 21ste
eeuw", „Eidofoor" en ook „Tweeduuster"
niet meer willen missen en dat de NTS
ze ook wil handhaven, met het oog op de
vervulling van haar culturele taak. De
conférences, etc. van Kees Brusse worden
er echter door overvleugeld. Er bestaat
dan ook een kans, dat Brusse na 1 janua
ri niet meer als presentator van „Dag
Dinsdag" op het scherm zal verschijnen.
Ook dat zou jammer zijn, want hij is en
blijft een zeer boeiende televisie-persoon
lijkheid, die thans alleen maar niet tot
zijn recht komt doordat hij telkens veel
te kortstondig op de beeldbuis is. Boven
dien heeft de van zijn dagelijks werk ver
moeide kijker 's avonds behoefte aan
iemand als Brusse, die door zijn verschij
ning en zijn „underacting" zoveel rust en
sfeer in de huiskamers kan brengen (men
herinnere zich zijn spel als commissaris
Maigret). Volgens mij zou Brusse in „Dag
Dinsdag" een veel groter (lees: langduri
ger) aandeel moeten krijgen. Er zou een
soort magazine k la „Mies-en-scène" of
„Voor de vuist weg" om hem heen moe
ten worden gebouwd, waarin hij niet al
leen studio- en huiskamergasten ontvangt,
maar zelf ook volop gelegenheid krijgt
om te acteren, etc. Desnoods zou men dit
magazine in twee gedeelten kunnen split
sen, met een van de ernstieg onderdelen
van „Dag Dinsdag" als werkelijk inter
mezzo. Als dit bijvoorbeeld „De 21ste
eeuw" zou zijn, zou men „Eidofoor" naar
de zondagmiddag kunnen verplaatsen (om
het programma dan wat meer pit te ge
ven dan het nu heeft) en enkele luchtige
items uit „Monitor" naar het Brusse-ma-
gazine in „Dag Dinsdag" kunnen overhe
velen. Dit zou in de toekomst tevens een
herhaling kunnen voorkomen van de in
het licht van de coördinatie nogal betreu
renswaardige situatie, die dinsdagavond jl.
ontstond, toen na tien over negen alleen
de liefhebbers van ernstige of humoris
tische (in feite ook ernstige) spitsvondig
heden op de beide netten terecht konden.
Nee, wat mij betreft na 1 januari liever
geen „Dag (lees: vaarwel) Kees."
In het ochtendblad dat destijds ruimte
gaf aan degenen die „Zo is het" weg wil
den hebben, wordt de laatste tijd nogal
geprotesteerd als er zondagsmiddags in
„Monitor" of dinsdagavonds in „Eido
foor" progressief denkende mensen hun
mening zeggen. Er zouden in het NTS-
programma, dat een ontmoetingspunt van
alle geestelijke en maatschappelijke stro
mingen wil zijn, meer rechtse dan linkse
figuren op de beeldbuis verschijnen. Carel
Enkelaar heeft dezer dagen op de pers
conferentie van de NTS gezegd, dat een
en ander de aandacht heeft, maar dat het
een kwestie van tijd is. „De linkerhoek
staat nu eenmaal dichter bij de publici
teit. De rechter moet worden opgespoord"
meent men bij de NTS. Misschien zijn de
meer conservatieve krachten'voor het zon
dagmiddagprogramma in Engeland te vin
den. Dat worden dan de zogenaamde
MoniTories.
Maandagavond had de NCRV-radio een
reportage op het programma staan van
de reünie, die onlangs werd gehouden ter
gelegenheid van het derde lustrum van
Lex Karsemeyers meisjeskoor „Sweet
Sixteen". In de kop van het bericht dat
de NCRV hierover verspreidde, vielen ons
de wat anachronistisch lijkende woorden
„Sweet Sixteen vijftien jaar" op. Zo te
Het is pikdonker. Er klinkt geen geluid in
het zaaltje. Dat duurt een minuut, twee
minuten. Zo langzamerhand wordt de atmos-
sfeer geladen van spanning. Dan begint er
aan het plafond een lampje te gloeien. Het
is eerst een gloeiende spijker, maar langzaam
wordt het licht sterker, totdat een scherpe
kring zich aftekent op het podium en een
menselijke figuur omvat. Er komt meer licht.
Meer en meer figuren tekenen zich af; plat
op de grond, ineengedoken op een verhoging.
Heel voorzichtig trilt een kleine drum. Het
geluid wordt sterker, geprononceerder. Het
stijgt naar een climax, valt terug, zwelt weer
aan. Intussen begint er op het podium iets
te bewegen. Figuren op de grond rekken zich,
vallen terug, rekken zich opnieuw, verplaat
sen fel een hand, een been. Een ineengedo
ken vrouw rijst heel langzaam op; nauwelijks
zichtbaar is haar bewegen, maar als ik even
niet naar haar kijk, blijkt ze kort daarna toch
weer verder omhoog te zijn gekomen. Een
man naast haar volgt haar oprijzen.
De figuren op de grond worstelen zich om
hoog. Geleidelijk vormen zich groepen, elk
met hun eigen bewegingen: een man en een
vrouw, die als het ware moeizaam proberen
contact te krijgen, maar hierin niet slagen
drie mannen, die wat onverschillig en onbe
wogen heen en weer golven een vrouw,
die aanvankelijk als een godin boven het ge
heel verheven schijnt, doch later, als de ene
man op de vloer contact met haar probeert
te krijgen, alleen maar afweer demonstreert,
zodat de man tenslotte als in wanhoop plat
op de grond terugvalt.
Een slag op de vloer, licht uit, drum
Slagwerker Han Bennink, onderscheiden
met de jaarlijkse Wessel Ilckenprijs voor
de Nederlandse jazz, is lang en tanig en hij
loopt op de manier alsof hij in een wijd pol
derlandschap zijn kop tegen een straffe wind
in moet gooien.
Dat laatste komt nog dicht bij de waarheid
ook, want Bennink behuist met zijn gezin
een woonboot in Loenen aan de Vecht en hij
sjouwt graag door het landschap: ,,Ik hou
daarvan", zegt hij. Vroeger wilde ik bos
wachter worden, gek hè, maar ik weet ver
rekt veel van vogeltjes af.
TJan Bennink werd 25 jaar geleden in
Zaandam geboren en als hij snel praat,
is het zangerige Zaans nu en dan nog even
te horen.
Hij is graficus en musicus; van beide zaken
bezeten, hij heeft een hekel aan politiek
„ik kom uit een politiek bewust milieu, maar
ik vind dat ze mekaar bedonderen" en
hij werkt keihard aan zijn muziek, de ont
wikkeling van de vrije jazz die hem iedere
dag voor nieuwe problemen zet.
zien scheen het koor dus nog te moeten
worden opgericht! En het is toch al zo
moeilijk, je voor te stellen, dat niet de
zelfde Karsemeisjes lustrum in, lustrum
uit het koor hebben gevormd. Misschien
had de NCRV er daarom beter aan ge
daan, die reportage ook via de tv uit te
zenden. Dan hadden we kunnen zien, hoe
sweet „Sweet Sixteen" van 1967 is en hoe
sweet „Sweet Sixteen" van 1952 er nog
uitziet. Nu kan dat alleen worden beoor
deeld door de heer Karsemeyer zelf. En
natuurlijk Jo Bos en zijn ensemble, die
het koortje al die tijd zo aardig hebben
begeleid. Vijftien jaar achter elkaar in
strumentale steun verlenen aan meisjes
van zestien. Dan zullen die meisjes er
vast wel aardig uitzien. Het ensemble van
Jo Bos is trouwens een sex-tet.
Zondagmiddag is „Skippy" officieel op
de Monitoer gegaan. Ik heb er vol aan
dacht naar zitten kijken, omdat het an
ders zo moeilijk is, de namen van al die
dieren uit elkaar te houden. „Skippy"
lijkt namelijk niet alleen door de verdwij
ning en terugkomst van het de hoofdrol
spelende dier, maar ook in de naam nogal
op „Flipper". Daar komt voor mij nog
de moeilijkheid bij, dat mijn buurman
een hond heeft die „Skipper" heet. Kort
heidshalve wordt het dier ook wel „Skip"
genoemd en daarom zie ik m'n buurman
altijd als een soort Skip-voogd. Skipper is,
om alle misverstand te voorkomen, geen
kruising van een dolfijn en een kangoeroe,
dus geen kanfijn en ook geen dolgoeroe.
Het dier is een heel normale collie. En
dat maakt de zaak nog gecompliceerder,
want van de meeste kinderen uit de buurt
heeft hij daarom de naam gekregen van
de held uit een andere tv-serie: „Lassie".
VARA's televisie-regisseur Nico Knap
per mag van zijn werkgeefster niet lan
ger doorgaan met het brengen van zijn,
ajthans door mij altijd zeer gewaardeer
de, chansonprogramma's voor de VPRO-
radio. Als francofiel ben je dan geneigd
om te zeggen: de VARA kan het chanson
niet in het water zien schijnen.
De zanger Frits van der Poel zal dinsdag
avond in het radioprogramma van de KRO
met begeleiding door de pianist Norbert
Schmelzer een uitvoering geven van het
bekende Sinterklaaslied „Zie de maan
schijnt door de bomen". Het is ons op dit
ogenblik nog niet bekend of er een spe
ciale tekst zal worden gezongen, naar aan
leiding van de toenemende radiKaalheid in
de partij van de heer Schmelzer: „Zie de
maan schijnt door heer Bogaers".
KASTPAR.
De lichamelijke inspanning, die door zijn
instrument wordt geëist?
„Ik leef heel gezond, rook niet, drink niet.
Daar heb ik nooit behoefte aan gehad. Ik
vind, dat het ook niet bij de hedendaagse mu
ziek past. Je moet koel kunnen denken. De
jazz is geen gezelligheidsmuziek meer. Geen
zelfkant-muziek zoals de klassieke jazz, die
vroeger alleen in kroegen werd beoefend".
„Hoe je slagwerker wordt? Mijn vader is
het, maar hij heeft me beslist niet in zijn
richting geduwd. Integendeel. Hij heeft nooit
thuis gerepeteerd. Hij heeft me geen les ge
geven. Ik ben volkomen auto-didact.
Hoe je begint? Ik hoorde als kind drum
mers als Gene Krupa en Cozy Cole; luisterde
tien jaar geleden naar de plaat „Jazz behind
the dikes" met Wessel Ilcken. Je oefent dan
zelf op een kleine trommel. Je koopt er steeds
wat bij totdat je over een bescheiden drum
stel beschikt en dan speel je met andere jon
gens in een gelegenheidscombootje".
„Na de kunstnijverheidsschool vier jaar
grafische kunst ben ik in '60 pas echt be
gonnen. De technische problemen blijven be
staan; ze verschuiven alleen. Het wordt
steeds moeilijker. Vooral natuurlijk nu we
buiten het korset van de vierkwartsmaat zijn
getreden".
„Sinds anderhalf jaar leef ik helemaal voor
en van de muziek. Dat laatste kan zelfs in
Nederland. Wanneer je vrouw tenminste een
economische huishouding weet te voeren.
Daarvoor heb ik op tentoonstellingen nogal
succes met mijn grafisch werk gehad".
Technisch en muzikaal heb ik de grootste
opdonder van de Amerikaanse saxofonist
Johnny Griffin gehad. Ik heb zo'n vijftig con
certen met hem gedaan en hij speelde waan
zinnig hoge tempi. Aan het eind van een con
cert had je het gevoel, dat je armen eraf
vielen".
„Ik heb na zo'n concert wel eens op straat
lopen huilen. Zo leeggespeeld was ik. Ik heb
er ontzettend veel van geleerd; het heeft me
een verschrikkelijke drumkracht gegeven. Ik
heb met Wes Montgomery, Clark Terry, Son
ny Rollins, Cecil Taylor, Bud Shank, Chet Ba
ker gespeeld. Dat is een arsenaal aan erva
ring".
/Xp het terrein van de jazz was Nederland
tien jaar geleden nog een onderontwik
keld gebied. Hoe vind je de situatie nu?
„We doen niet meer onder voor de Ameri
kaanse avant-gardisten. Mis ja Mengelberg is
heel belangrijk en Willem Breuker natuurlijk.
Ik werk met hem aan een langspeelplaat
het „New Acoustic swing-duo" die we zelf
financieren.
„Hij komt straks in een oplage van 500
exemplaren uit. Van Philips krijgen we 500
blanco hoezen. Ik teken de covers zelf. Stuk
voor stuk. En niet één dezelfde. De plaat gaat
een tientje kosten. Als we een beetje winst
maken, stoppen we dat geld in een volgend
project. Breuker speelt op deze plaat we
hebben één kant af de es-, de bes- en de
basklarinet plus vier typen saxofoon".
We werken iedere dag samen en ik weet
dat we tot een compleet eigen geluid zijn ge
komen. Ik heb mijn instrumentarium inder
daad sterk uitgebreid. Een Surinaamse steel
drum bijvoorbeeld en Indische drums als een
banja en een tabla. Maar ook allerlei zelf
ontworpen instrumenten: een rammelaar van
rietstengel, een gewone afwasteil. Die klinkt
heel mooi, heel goedkoop. Het kan me niet
goedkoop genoeg klinken. De klankkleur wordt
dan steeds fijner".
„Jazzmusici met wie ik de sterkste ver
wantschap voel zijn Sonny Rollins, Ornette
Coleman, Pharaoh Sanders en Cecil Taylor.
Ze hebben allemaal dit gemeen: ze wilden
van het geijkte geluid af; ze hebben de zaak
opengeboord. Een man als altist John Tchicai
hoort daar ook bij. Hij heeft een strikt per
soonlijke conceptie gevonden. Hij komt op 21
december naar Nederland om tijdens de
prijsuitreiking met me te spelen".
„Hoe ik de nieuwe jazz zou kunnen om
schrijven? Er valt haast niet over te praten.
Het is een kwestie van een aaneenschakeling
van fracties van seconden. Het gebeurt en
dan is het al voorbij. Het gaat in hoofdzaak
om de spanning. Een modern slagwerker kan
niet zomaar een klap geven. Die klap moet er
gens naar toe gaan".
„De spanning is steeds groter geworden.
Nee, ik weet niet waar de vrije jazz op uit
loopt. Daar heb ik eigenlijk nooit over nage
dacht. Je kunt het trouwens niet weten. Het
is muziek van dit ogenblik. Je moet er ook
niet over theoretiseren. Je moet het voelen
AMERSFOORT
„M3", ingang Zuidsingel: „Hagenring"
(Bund Bildender Künstler uit Hagen, West-
Duitsland). (Tot en met 26 december).
AMSTERDAM
Joods Historisch Museum, Waaggebouw,
Nieuwmarkt: „Joods leven in het oosten";
voorwerpen uit de verzameling van het Israël-
museum te Jerusalem (tot 15 januari).
Galerie De Sfinx, O.Z. Voorburgwa, 241:
Schilderijen en unica van J. C. van Schagen
(tot 31 december).
Bols Taverne, Rozengracht 106: „Amster
dam schildert" (tot 4 december).
BREDA
Cultureel Centrum „De Beyerd"; Werk
van de Italiaanse kunstschilder Primo Conti
(tot 5 januari).
DEN HAAG
Galerie De Sfinx, Papestraat 16: Unica
van J. C. van Schagen (tot 31 december).
ZWOLLE
Hopmanshuis, Rodetorenplein: „Wat pot
ters bakten", Nederlandse aardewerk uit ver
vlogen tijden (tot en met 17 december).
Hotel Dijkstra, Grote Markt: Tekeningen
en wandkleden van Eldert Willems en Iny
Nahuijs (tot begin januari, hedenavond 20.30
uur opening).
LONDEN Op een veiling van „Christie's"
in Londen is vrijdag het schilderij „La Terrasse
Sainte Adresse" van Claude Monet voor
588.000 pond (ong. 5,1 milj. gulden) verkocht,
het grootste bedrag dat ooit op een veiling voor
een „modern" doek is betaald. Het schilderij
een van de fraaiste werken uit de Franse im
pressionistische school die sinds de oorlog voor
verkoop zijn aangeboden, ging naar de Londen-
se kunsthandelaar Agnew. Het vorige record
was gevestigd door een Cezanne in 1965, die
bijna 2,5 miljoen gulden opbracht.
„Christie" verkocht het doek namens de pre
dikant Theodore Pitcairn en de Benefi
cia-stichting uit Bryn Athyn, in de Ameri
kaanse staat Pennsylvania. Pitcairn, die het
schilderij in 1926 voor 11.000 dollar had ge
kocht deed vorig jaar via „Christie's" voor
157.000 pond een Van Gogh van de hand.
Tot 500.000 guineas waren er 'n flink aantal
bieders. Daarna ging nog slechts een klein
groepje door. De verkoop duurde nog geen vijf
minuten.
Monet zou eertijds „La Terrasse a Sainte
Adresse", dat hij omstreeks 1867 vervaardigde,
voor 400 francs hebben verkocht. Hij zat toen
in ernstige financiële moeilijkheden en had
zich voor hulp tot zijn vader en tante moeten
wenden, die beiden een huis hadden in Sainte
Adresse, bij Le Havre in Noord-Frankrijk.
Monet schilderde het werk toen hij op 27-
jarige leeftijd in financiële moeilijkheden ver
keerde. Hij was toen aangewezen op hulp van
zijn vader en tante, die beiden villa's te Ste.
Adresse hadden. Het zeegezicht is afgebakend
door twee vlaggestokken, destijds een gewaag
de compositie. Van één van de palen wappert
de Franse vlag en van de andere een rood
gele wimpel. Op de voorgrond schilderde
Monet helderrode bloemen tussen fel groene
bossages. De achtergrond wordt gevormd door
een woelige blauwe zee.
Behalve de vader van Monet, zijn op het
schilderij zichtbaar een jong paartje bij het
kadehek en een vrouwenfiguur die schuil gaat
achter een witte parasol. Aangenomen wordt
dat zij de tante van Monet was.
Het geld zal ten goede komen aan de Benificia-
stichting, door Pitcairn in 1947 opgericht voor
hulp aan godsdienstige, opvoedkundige en cul
turele instellingen. Het Philadelphia Sympho-
nie-orkest heeft reeds verscheidene giften van
deze stichting ontvangen.
zwijgt: stilte en duisternis de kring is ge
sloten. Er valt al die tijd geen woord. Er is
alleen beweging, er is licht, er is het wisse-
selende geluid van de kleine drum. Er zijn
die zes figuren in zwart tricot. Aan 't eind in
er stilte, is er spanning die wegebt.
XXet licht in de zaal gaat weer aan. Dan
zit de leider van het gezelschap, Wim
Burkunk, voor het podium, gegroefd, bewege
lijk gezicht, korte stugge krullen, levendige
ogen. Hij kijkt zijn publiek zo eens aan, voor
dat hij zijn vragen afvuurt. Voordat dit be
wegingsspel begon, heeft hij verteld, dat hij
beweging een zeer belangrijk onderdeel van
het theater vindt, dat ten onrechte wordt ver
waarloosd. Hij heeft ook gezegd, dat in onze
dagen de nadruk nog te veel op het woord
valt.
Ons toneel is te veel woord-toneel. Maar-
een acteur, die toevallig op een bepaald mo
ment geen tekst heeft, zal toch door zijn
zwijgende aanwezigheid zijn plaats in het ge
heel moeten waarmaken. Dat stelt zware ei
sen aan hem. Kan hij daaraan voldoen?
Wim Burkunk heeft, door zijn Franse oplei
ding, de stellige overtuiging, dat beweging
ook al is dat geen uitgesproken ballet of mi
me in het geheel van het theater moet
worden opgenomen, er onverbrekelijk mee
moet worden verbonden.
Dat was zijn inleiding. Nu, na afloop var,
de vertoning van wat hij „een bouwsteen
voor het theater" heeft genoemd, valt de
vraag: „Hoe vond u dit?"
Opnieuw stilte. Dan komen, eerst voorzich
tig, later scherper en zelfs agressiever, de
reacties:
Het was wel boeiend. Maar wat bedoelt
u ermee?
Ik vond die drum storend. Maar mis
schien komt dat, omdat ik vooral visueel ben
ingesteld.
Integendeel: ik vond die drum een uit
stekende ondersteuning van de handeling.
Wim Burkunk stelt een andere vraag:
„Kunt u zeggen, wat u hierin hebt gezien?"
Heel voorzichtig klinkt een antwoord: „Ik
dacht aan iets van opstanding, maar ik kor,
niet helemaal tot een sluitend verhaal ko
men":
Een ander: „Ik vond het begin wel sterk
maar later zei het me helemaal niets meer".
Ja, en toch zat het wel logisch in •'-
kaar.
Tastend gaan de opmerkingen door, totdat
Wim Burkunk ingrijpt en zijn mening geeft:
„Ik vind uw reacties bijzonder interessant.
Want daaruit blijkt, dat een bepaald bewe
gingspatroon kon worden ondergaan als een
dramatische eenheid. Nu bestond het gehee'
dat wij u hebben laten zien uit drie bewe
gingsmotieven, die wij gewoon achter elkaar
hebben gedaan. Als wij een andere volgorde
hadden genomen, zouden wij een ander ge
heel met een andere „inhoud" hebben gekre-
gen".
„Maar ik zeg er nog eens bij: dit is eer
bouwsteen. Dit is materiaal, dat ik op de een
of andere manier in een volgende voorstelling
wil verwerken; dat heb ik nu eerst maar
eens op u uitgeprobeerd, u was dus mijr.
proefkonijn. Ik geloof, dat het inderdaad
bruikbaar is".
Het is, geloven wij, voor het eerst, dat
Wim Burkunk zo duidelijk ook voor he-
publiek duidelijk zijn ideeën uitprobeer'.
Gewoonlijk verwerkt hij ze in een normale
voorstelling van zijn Vestzaktheater en dan
blijkt tijdens de voorstellingen in Amsterdam
en daarbuiten wel, in hoeverre zo'n vondst
aanslaat. Want Burkunk heeft de gewoonte,
om waar hij ook met zijn kleine gezelschap
opereert hetzij in Groningen, in Enkhuizer..
Amsterdam of Vlissingen een voorstelling
eerst bij het publiek in te leiden na afloop
ervan ruim de tijd te nemen voor een nabe
spreking. Op deze manier bouwt hij een pu
bliek op, dat begrijpt, wat er in het heden
daagse toneel gaande is en dat voor die ont
wikkeling ook waardering heeft. Die waar
dering blijkt buiten Amsterdam vaak veel
groter te zijn dan in de hoofdstad zelf.
Toch gaat hij door, ook in Amsterdam. Hij
heeft zijn eigen piepkleine theater in de Bal-
thasar Floriszstraat. een straat in oud-zuid
tussen de Hobbemakade en het Roelof Hart-
plein. Het theatertje is een winkel geweest.
Dat is er nog wel aan te zien. Maar er is
een podium met een verlichtingsinstallatie
gemaakt. De vloer werd licht stijgend. De
wanden kregen een rustig kleurtje en zo ont
stond er een intiem zaaltje, waar enkele
tientallen mensen in kunnen. Dat is het labo
ratorium, waarin alchimist Burkunk zoekt
naar de steen der wijzen voor het theater.
Of hij die ooit zal vinden?
„Gelukkig niet", zegt zijn vrouw. „Stel je
voor, dan zou het allemaal volmaakt, wor
den. Wat zou dat vervelend zijn. Dan zou de
spanning er helemaal uitgaan. Nu zoeken wij
voortdurend naar het hoogste en het beste
en wij voelen telkens opnieuw weer de on
macht om het te bereiken. Dat blijft stimule
ren."
Vraag uit het publiek: „U bent nu wel zo
tegen het woord gekant en u hebt ons een
scène laten zien, die geheel en al uit bewe
ging bestond maar kunt u het woord wel
missen?"
Antwoord van Wim Burkunk: „Ik ben niet
tegen het woord, integendeel. Ik ben een gro
te bewonderaar van de Hamlet, bijvoorbeeld.
Ik vind echter dat in het toneel van onze da
gen de nadruk veel te veel op het woord valt.
Het ls te veel retorisch, en dat is onjuist. Want
nu dreigt het gevaar dat een toneelspeler een
voudig met zichzelf geen raad weet wanneer
hij geen tekst heeft. Daarom is beweging het
eerste wat ik met mijn leerlingen «n mijn
acteurs doe."
Zo zoekt Wim Burkunk in het Vestzakthea
ter met de gelijknamige toneelgroep van jon
ge acteurs en actrices naar nieuwe vormen
voor het toneel. Het is een verbeten, fanatiek
zoeken door een gedrevene, die gelooft in de
waarde van wat hij doet. Dat geloof steunt
op de ervaring, die hij in allerlei uithoeken
van het land heeft opgedaan op de waar
dering, die men daar heeft voor de manier
waarop hij zijn bedoelingen aan het publiek
duidelijk weet te maken.
Al zoekende speelt hij met even veel ple
zier een commedia dell'arte een oude Ita
liaanse vorm, waarin op een vast gegeven een
spel wordt geimproviseerd als een eerste
schepping van een piepjonge Nederlandse
schrijver. Burkunk houdt van het experiment.
Hij houdt er ook van jonge schrijvers een
kans te geven. Vandaar dat hij in de afgelo
pen zes jaar negentien stukken van jonge
schrijvers uit binnen- en buitenland heeft ge
bracht en dat hij ook nu het seizoen is begon
nen met een reeks voorstellingen van „Ogen
van krijt" van de jonge Vlaamse schrijver
Tone Brulin.
„Het gaat er me niet om, spectaculaire din
gen te doen. Ik geloof alleen maar in nauw
gezet vakmanschap. Ergens ben ik wel blij
met happenings, maar de boel wordt vaak
veel te onbekwaam gedaan en daardoor mis
lukt er zoveel. Ik zoek naar nieuwe dingen
die niet spectaculair zijn. Want toneel is:
communicatie in schoonheid."