Kaviaar eten tot het je een normaal kostje lijkt EERSTE EN TWEEDE KLASSE IN VLIEGTUIGEN VAN SOVJET-UNIE In 5 uur van Kremlin tot Westertoren Alle volkeren in hotel maar geen Chinezen Kaviaar Horloge 350 huizen Chinees Knopje Welkom Zalm Vliegen Stofje EIEREN NIEMAND KENNEDY DOEN ALSOF HEEL ANDERS GOUD SOVJElf RODE KRAAN: RECHTS TOSKOU Daar sta ik dan, op ni'n dooie eentje, midden op het Rode Plein in Moskou. Ik geloof dat ik ■L" een beetje gek doe. want ik zag harop: „Zeg figuur, je staat op het Rode Plein". Maar neeni me niet kwalijk, het is geen kleinigheid. Midden in de stad met zeseneenhalf miljoen inwoners, midden in het acht eeuwen oude Mos kou, midden in het hol van de leeuw. Met drie gidsen en zes kerels die me met verrekijkers begluren? Helemaal niet. Zo vrij als een vogel. Ik ga waaT ik wil, ik fotografeer wat ik wil en ik informeer met handen en voeten bij een agent hoe lang al die mensen in de rij staan voor ze het mausoleum van Lenin binnen kunnen. „Vier uur", legt hij met vingers en gewijs op zijn horloge uit. Dat is me te lang. Dezelfde ochtend maak ik om kwart voor tien kennis met het eerste stukje Rusland, wanneer ik op het vliegveld van Ziirich in het zware Russische straalvliegtuig van Aeroflot stap. Een Toepoelef is het en vriendelijke geesten heb ben me in de eerste klasse ingedeeld, want al mag ik dan „kameraad" zeggen tegen de piloott en „Kameraadske" tegen de stewasdess, ook Aeroflot kent eerste en tweede. %^SH; Ze hurken en staan op de keien van het Rode Plein in Moskou, deze Russische „provincialen" die een dagje naar de hoofdstad komen en poseren voor de groeps foto. Op de achtergrond waait de rode vlag van het Kremlin en dat gebouwen complex gaan ze dadelijk bezoeken, zoals duizenden Russen dat elke dag in groepen doen. Zij staat, alpino op het hoofd, midden op het Rode Plein en schildert er „Tsar- Pouchka", de koning van de kanonnen. Belangstelling stoort haar niet, ze ziet de mensen niet eens en gaat uw na uur door met haar werk. MOSKOU Ik sta in de foyer van het Bolsjoi-theater in Moskou met een glas Russische champagne in de hand. Die drank is me net getapt door een stevige dame in een witte jasschort, die hier achter een soort theewagen staat. De champagne is een beetje aan de zoete kant, maar verder uitste kend. Ik kijk om me heen tijdens de pauze van het ballet Don Quichot: ik zie één smoking, veel donkere pakken, veel vrouwen in rok en trui, mannen met en zonder stropdas. Er wordt ste vig gerookt door de tweeduizend be zoekers van het theater, dat elke avond tot de laatste stoel bezet is en een kwart van die kijkers is niet-Rus. Het belletje heeft geklonken en we zitten weer in het schitterende Bolsjoi, waar alle balkons zeer zorg vuldig in de goudverf staan. De zwaar damasten voorhang is magnifiek van kleur en wie goed kijkt, ziet overal de sikkels en de hamers, die in de stof zijn geweven. Het doek gaat op, de tweede helft. Honderd mensen op het toneel, schit terende kostuums, prachtige kleuren, meeslepende muziek en dan ineens Ca- tharina Maximova, de ster van deze avond. Ze zweeft dwars over het toneel heen, soms lijkt het wel of ze meters en seconden lang boven de planken hangt. Ik ben geen kenner van ballet, ik bezit nauwelijks vergelijkingsmateriaal maar ik word hier aangestoken door het voortdurend geklap van de Russen in de zaal. Zeker twintig keer vanavond hebben ze met hun applaus het stuk al onderbroken. Ik merk dat ik gloeien de handen heb, maar ik weet toch dat ik niet meeklap omdat ik anders op val, neen, het gaat vanzelf. - Een grandioze avond, zomaar voor een toerist uit het Westen, die hier even aan de Moskovieten en hun stad komt snuiven. Als ik in Moskou zou wonen, dan krijg ik telefoon voor twaalf roebel per zes maanden en dan zijn meteen mijn stadsgesprekken betaald. Dat is, zelfs tegen de hoge koers omgerekend niet veel: achtenveertig gulden. Ik woon hier niet, maar ik kan hier natuurlijk wel ziek worden. Dat zou niet prettig zijn, maar de dokter hoef ik dan niet te betalen. En op de vele markten in Moskou kan ik volop verse eieren en vlees krij gen. Dat is niet altijd zo geweest, maar de boeren hoeven tegenwoordig allang niet meer hun hele opbrengst aan de staat tegen een vaste vergoeding af te 6taan. De vrijheid is komen opdagen: een deel bijvoorbeeld van de. eieren afstaan en de rest mag men zelf verkopen. Wat doet die kippenman? Het is voor hem hoogst interessant wanneer zijn kippen behoorlijk meer leggen dan drie jaar geleden. Hij levert zijn ver plichte aantal eieren en rent met de rest in een mand naar de markt voor de vrije handel. Dat brengt meer roe bels in de lade, dat betekent een extra nieuw pak of een stoel. Dat betekent ook dat de leverancier van dat pak of het meubelstuk er beter van wordt en to rolt de bal verder. Ik verwonder me er steeds weer over dat er zo weinig klopt van de ideeën die wij westerlingen van Mos kou hebben: de geheime agenten ach ter je aan en de microfoontjes in het hotelbed. Ik kom in mijn hotel op elk uur dat me zint, overdag of 's nachts, ik stap in de metro, rijd een stuk, kom weer boven de grond en ga met een bus verder om aan het eindpunt een taxi op te zoeken ent me weer naar het Rode Plein te laten brengen. Er is niemand die zich voor mij interesseert, niemand die vraagt uit welk land ik kom, niemand die nog tegen me ge zegd heeft dat ik iets niet mocht. O ja, toch: roken in de metro. En dan moet ik dat Kremlin natuur lijk ook aan de binnenkant zien en ik wandel het complex van gebouwen en kerken bij het museum binnen. Dat blijkt hetzelfde te zijn als 51 jaar geleden in de Tsarentijd binnenstappen. getrokken door zes paarden. Een gro tesk rijtuig, met binnenin een tafeltje en banken eromheen, een klein zitka mertje gewoon, met de stoven tegen de koude voeten. Zo en dan zijn een paar dagen Mos kou alweer naar hun laatste uur aan het hollen. Ik moet nog wat betalen en een ober van het hotel komt met het rekeningetje naar mijn kamer. Ik heb geen roebels meer, zeg ik, mag het ook in dollars? Het mag. Hij bekijkt de briefjes zorgvuldig en vraagt: „Heeft u geen dollar met Kennedy erop?" Ik moet hem teleurstellen en hij gaat toch tevreden weg. Kwart over één in de nacht: ik stap in bed. Om half vier moet ik er weer uit (en dan is het in Nederland pas half twee). Een paar uurtjes maar, even profiteren. Maar het luikt niet, ik doe geen oog dicht, rook een sigaret, draai aan de knop van de radio, die 's nachts na tuurlijk zwijgt en probeer het weer. Vergeefs. Om half vier word ik per telefoon gewekt, maar ik was nog steeds wak ker. Scheren, koffertje pakken, half vijf in de hal van het hotel: we gaan naar het vliegveld. Moskou is nog leeg in de vroege och tend. En donker. Ik zit wat te soezen in de bus en ben kwaad op mezelf, dat ik die paar uur niet kon slapen. Op het vliegveld word ik weer goed wakker gemaakt, want het formulier over het vreemde geld moet weer in gevuld worden. Als dat gebeurd is, komt het ontbijt en de koffie maakt weer een beetje mens van me. De Caravelle staat klaar en tien mi nuten later hangen we op tien kilome ter hoogte en suiaen naar Warschau. Ahhh, ik strek me lekker uit en zak weg in mijn stoel. Een klein lekker hap je, een slokje en ik heb 2 uur de tijd tot... pardon, ik slaap al. Een lieve blonde stewardess snoert mijn tuigje dicht zonder dat ik het merk en ik doe de ogen open als we al in Warschau zijn. Een klein vliegveld, een winkeltje met geweldige jacks van schapebont voor honderd en vijftig gulden, een flesje wodka en kettingen van amber en dan gaan we weer. Nog twee uur en Zürich is er weer. We doen wel allemaal of het gewoon is, maar op tienduizend meter hoogte rustig achter een stuk kip en een glaas- e wijn zitten en voortrazen met zo'n negenhonderd kilometer per uur, nog een half uurtje de ogen dicht en dan weer op Zwitserse grond staan nou ja, het zal wel, maar ik blijf me elke keer weer verwonderen. En Zürich-Schiphol is dan nog een wipje van een dik uur, zodat ik eigen lijk maar goed vijf uur in de lucht hang tussen Moskou en de thuishaven. Zo dat was het dan: een vleugje van de Russische lucht hangt nog in mijn neus. Ik heb even geroken aan Moskou. Dat zo heel anders is dan wij denken. Ik ben blij dat ik er geweest ben en ik wil best morgen terug. Maar dan voor veertien dagen of zo. Nimmer nog zag ik zoveel goud en zilver en pracht plus praal bij elkaar. Wat hebben wij in Den Haag keurig opgeborgen staan? Eén gouden koets. Hier staan er twaalf, achter elkaar, soms met fop-paarden ervoor, soms zomaar. Ook rijtuigen-op-sleden, waarmee men driekwart van Leningrad De Toepoelof neemt een aanloop als een uit de kluiten gewassen hazewind en hangt even later op tienduizend meter hoogte boven de Zwitserse bergen. Hé, dat valt op: geen stem uit de luidsprekers die „Goedemorgen" wenst. Een half uur lang blyft het lichtje „Niet roken" en „Riemen vast" branden, maar signor Bor- gognane uit Rome naast me stoort zich er niet aan en steekt een sigaret op. Wan neer ik hem op het verlichte „No smoking" wys, haalt hij de schouders op, grynst een battery tanden onder zyn grote snor bloot en zegt: „Dat zyn ze vergeten". Aan zijn voeten rust een geweldige kartonnen doos, op het vliegveld van Zürich gekocht en aldaar gevuld met diverse flessen whisky, Signor Borgog- nane voor het eerst naar Moskou wenst in Rusland niet op een droog je te zitten. Zonder geld zal hij er zijn tijd ook niet doorbrengen, want even later opent hij zijn tas en haalt er een verschrikkelijk pak dollars uit, samen gebonden met een elastiekje. Met zicht- jbaar genoegen zit hij te tellen, knikt tevreden en bergt de bundel weer op. Het is kwart over tien, de riemen mogen los en een stewardess, bij wie men de heupen niet over het hoofd kan zien, brengt een glaasje witte wijn en een reuzenbonnbon. Een kwartier mag ik uit mijn tuigje, half elf moeten de riemen weer aan en een kwartier la ter staan we in Wenen. Uitstappen, bus, wachtkamer, ronddrentelen, kop koffie, sigaret, bus, instappen, riemen kort om: het is één uur in de middag en het Russische land glijdt diep beneden ons voorbij. Bruine velden, groene ak kers, bossen eindeloos groot en ein deloos ver. En hierboven, tien kilometer boven al dat gewriemel van de mensen op aar de, wordt me de eerste kaviaar en de eerste wodka voorgezet. „U nog een hapje kavidar?" Och, meneer kan het niet jonger doen. „Mag ik u nog wat wodka inschenken?" u hoort mü geen „neen" zeggen, bes te Russische stewardess. Ik zak wat onderuit en kijk naar bui ten. Nauwelijks wolken. Het vliegtuig lligt zo vast als een locomotief, het drankje is uitstekend en ik heb heer lijk gegeten. Ben ik dan op weg naar New York? Op geen stukken na. We zullen nu niet eerder landen voor we in Moskou zijn. Dus ik reis naar Rusland? Zeker wel. Maar daar is het toch altijd koud, daar dragen ze bontmut sen, hebben rendieren voor hun slee, moeten hout kappen om te stoken en daar moet je toch al blij zijn wanneer je de dagelijkse boterham hebt en de staat tevreden over je is? Nou je ziet het, dit is je eerste kennismaking en zo te zien mankeert het je aan niets. Russische vrouwen helpen, in bijna alle beroepen, het tekort aan man kracht opvangen. Ook bij de straten- en eeuw terug de tocht wegenbouw. Een opzichter geeft instruc- naar Moskou maakte, ties bij het opbreken van een straat. Sheremetievo is de naam van het vliegveld, waar ik om half drie aan de grond sta. Een van de drie vliegvel den van Moskou en ik moet meteen mijn horloge twee uur verder zetten, want het is hier al half vijf. Een vrien delijke Rus en 3 jonge Russinnen staan me op te wachten en geven handen: „Welkom in Rusland namens Intourist". Ineens herinner ik me dat mopje, wan neer ik de speldjes met de naam van het Russische staats-reisbureau op hun jassen zie. „Het is niet zo moeilijk om Intourist te zijn, maar je moet zien weer Uit-toerist te worden". Ik ben van plan alles zomaar over me heen te laten komen en het eerste is dan een rose formulier, waarop ik moet vertellen hoeveel buitenlands geld ik bij me heb. Roebels kan helemaal niet, als het goed is, want die mogen Rusland uit noch in. Van dollars tot Luxemburgse francs daarentegen zijn altijd goed en ze mogen uitsluitend op een officiële plek worden gewisseld. „Heeft u nog goud of goederen van waarde bij u?" Ik zet een streep, vul de datum in en mijn handtekening er onder. „Fout", zegt een van de Intou- rist-meisjes in een voortreffelijk Frans „U heeft een ring aan en een horloge dat moet u invullen" en ik krijg een nieuw formulier. Even later is alles in orde en in een zaaltje staat een glas witte wijn te wachten en... ja, ja u raadt het, kleine stukjes brood met ka viaar. Als het maar geen hobby wordt, denk ik, want die kaviaar is wederom ge weldig en terug in het vaderland zou het een dure liefhebberij kunnen zijn! De bus blijkt klaar te staan en we ibeginnen aan de dik dertig kilometer, die we van Moskou af zitten en waar we veertig minuten over doen. Een smalle asfaltweg en af en toe een au to. Ik kijk mijn ogen uit: nader ik nu een stad van miljoenen en miljoenen mensen, een metropool van 875 vier kante kilometer, acht eeuwen geleden gesticht? Raya Lébédéva is op dit ritje mijn tolk. Ze is nog nooit in Frankrijk ge weest, maar je zou zweren dat ze in Parijs geboren was, zo rap spreekt ze de taal van generaal de Gaulle. Ze is blond, heeft donkere ogen, is getrouwd en draagt leuke kleren. Op een terras in Amsterdam of op de Kö in Düssel- dorf zou ze helemaal niet als een bui tenlandse opvallen. Ze zegt: „De Sovjet Unie telt 235 miljoen mensen. Samen honderd ver schillende volken en ze leven in vijf tien republieken. Moskou heeft honderd envijftig bioscopen en veertig theaters waarvan vijf voor kinderen. De Lenin- bibliotheek heeft vijf miljoen boeken en kranten en per dag worden in Mos kou 350 nieuwe huizen gebouwd. In de Tweede Wereldoorlog verloor Rusland vijf miljoen mensen. Moskou bezit 324 bibliotheken en ruim honderd stand beelden. Nu die boulevard nog af en we zijn bij het hotel". Ik stap uit en kijk tegen een com plex dat twee keer het Leidseplein be slaat. Hotel Rossia is de naam en het volledige Rotterdamse Hilton kunt u in één zijvleugel wegschuiven. Een immense hal, een receptie waar alleen vrouwen achter de balie werken, maar dan wel ineens twintig. Links en rechts liggen mensen in enorme zwar te fauteuils te slapen: alle typen en al le gelaatskleuren die de wereld voor brengt, maar niet één Chinees. „Uw sleutel", zegt een juffrouw in het blauw. Ze spreekt Engels. „U hebt kamer 10048, dat is op de elfde verdie ping". Ik stap naar een van de vijftien liften in deze vleugel van het hotel en ook hier weer een vrouw die de knop pen bedient. Dat elde verdieping heb ik als een vergissing gezien en ik druk op knopje 10 om een langdurige uitleg overbodig te maken. En op de tiende verdieping zal ik zien dat het helemaal geen vergissing was. De 1 van 10048 wijst op de elfde etage en één hoger ben ik er dan. Een kamerdame van goed festig komt me vriendelijk lachend tegemoet en legt me in een razend snel Russisch uit hoe de deur werkt: Als ik hem ge woon dicht trek kan iedereen binnen druk ik even op dat heel kleine zwarte knopje dan heb je een sleutel nodig om open te maken. Ik heb er niets van ver staan, maar haar gebaren leggen alles uit. Geen enkel probleem dus. Ik ga de kamer in en doe de deur dicht. Zo, daar ben ik dus, in Moskou, en in het Rossia Hotel, waarvan pas één vleugel met vijfhonderd bedden in gebruik is, maar dat de volgende maand in zijn geheel geopend zal worden en dan per nacht aan zesduizend mensen slaapgelegenheid zal bieden! Ik heb een blauw betegelde badka mer met verwarmd handdoekenrek, 'n kamer met hypermoderne fauteils, 2 bedden, lampjes overal, schrijfbureau, postpapier, een dingetje met naaiga ren om een knoop aan te zetten, kle ren- en schoenenborstel, kasten met vol op hangertjes, niets ontbreekt. „Rossia is het modernste hotel van Moskou", was in de bus gezegd. Wel, dan bof ik dus. Even kijken hoe lang het op elfhoog duurt voor er warm water uit de kraan komt. Hé, dat is de verkeerde. Aha. rechts, dat had ik kunnen weten! Maar het gloeiende water is er in tien se conden, dat wel. Zo en nu naar buiten. Niks te „toi let-maken", handen wassen en weg we zen, want ik wil elke minuut die ik hier in Moskou ben opsnuiven. Hoe hebben ze het zo voor me kun nen uitzoeken: ik zit recht tegenover het Kremlin en het Rode Plein ligt voor het grijpen. Mijn paspoort ben ik kwijt, want dat wordt in het hotel meteen ach tergehouden tot men weer vertrekt, maar het zal me een zorg zijn. Het is donker en de lichten branden. Daar ga ik. Geen jas. het is heerlijk weer. Sigarettten, hand in de broekzak, kijkend naar de verlichte rode sterren op alle hoge gebouwen om me heen. Moskou-1967. Het raam naar het Wes ten staat wagenwijd open. Toeristen zijn bijzonder welkom. Wat tien jaar gele den allemaal onmogelijk was, kan nu. Door Moskou wandelen in oktober '67 vijftig jaar na de grote revolutie, die hier straks op 7 november uit bundig gevierd gaat worden. Ik voel me opgewonden als een tiener uit de provincie die voor het eerst in Amsterdam komt. Moscow by night. Ik kom eraan. Zwarte kousen zijn „in" in modieus Rusland MOSKOU Zwarte kousen zyn „in" in Moskou. Alleen zijn de benen die erin steken wat korter en meer aan de stevige kant dan de benen in Nederland. Zwarte kousen, met en zonder werkjes erin. Vrouwen in lange broeken zie ik hier net zoveel als meisjes met rokken boven de knie. 's Avonds zingen een heel stel Engelsen. Italianen en Spanjaarden in Hotel Me- tropole luidkeels „Mv bonny is over the ocean", terwijl de Russische serveersters rustig verder gaan met het serveren van gloeiende thee en een glaasje wodka er bij. De toeristen doen en laten wat ze willen en de Russen vinden alles best. Als die toeristen maar blijven komen. En graag volgend jaar weer meer dan dit jaar. Het hotel Rossia, waar ik logeer, is eigendom van de staat. „Hotels hebben we hard nodig", zegt me de heer Juri Milovzorof, directeur van het staats- .•eisbureau Intourist. „Onze organisatie is pas achtendertig jaar oud", voegt hij er aan toe en een Nederlandse Rus land-kenner zegt zachtjes: „Dat bete kent dat er de eerste dertig jaar niets gebeurde om het toerisme te bevorde ren.' „We bouwden voor gasten van buiten Moskou alleen wat appartementen", vertelt de heer Milovzorov. „Pas vijf jaar geleden zijn we begonnen met de hotels, toen de staat driehonderd mil joen roebel op tafel legde." Goedkoop is het verblijf in die hotels niet, vooral omdat de roebel voor een Nederlander vier gulden kost. En tus sen de veertig en zestig gulden moet hij neertellen voor kamer met drie maaltijden. Uitstekende maaltijden, laat ik dat even zeggen. Ik zit te eten in Rossia en ik ben één van de duizend mensen die dat in deze eetzaal doen. Japan ners, Noord-Viëtnamezen, negerstuden ten uit Afrika, massa's Amerikanen, heel veel Italianen. Een enkele Russi sche officier zit met zijn vrouw achter de verse zalm en de obers dragen hon derden flessen wijn aan. Een orkest speelt moderne westerse muziek en op de parketvloer wordt gedanst. Ik moet mezelf even aan mijn oor trekken om eraan te denken: Ik zit in Moskou. Het is 's ochtends zeven uur en ik draai in mijn hotelkamer aan een klein knopje. Door de boven de deur in de muur gebouwde luidspreker die even breed is als de deur zelf schalt het onmiddellijk: „Mein Herz ist nie mehr allein". Ik ben juist per telefoon gewekt en die telefoon staat heel handig ver weg van mijn bed, zodat je er wel uit moet. Een geweldige lan ge riedel in het Russisch en ik heb snel „dasiba" (dank u wel) gemompeld, want ik dacht: Ze zal wel zeggen dat het zeven uur is. Buiten is Moskou allang wakker. Tientallen vrouwen de lange broe ken in gummi laarzen gefrommeld werken in de stadsparken, duwen de grasmaaiers (die overigens op benzine lopen) en vegen met lange bezems de afgevallen blaren bij. Wat is dat Moskou schoon, niet te ge loven! Geen propje papier op straat, niet één sigarettepeuk. Waar laten die Russen die peuken toch, denk je even, maar al snel is het antwoord te zien. Om de paar honderd meter staan een soort witte en bruine vazen met onder in wat water. Daarin deponeert de Mos- koviet zowel zijn as, zijn peuk als zijn propjes papier van de snoepjes. Eén keer gooi ik mijn as op straat, maar dan ineens voel je dat dit niet kan. Dan balanceer ik het grijze staaf je aan mijn sigaret voorzichtig naar de volgende vaas en laat het daar vallen en een paar straten verder verbrand ik mijn vingers bijna om weer zo'n vaas te halen en mijn peuk kwijt te raken. Maar het systeem werkt wel! Wat geweldig eigenlijk loop ik hier midden in Moskou te denken dat die Zwitsers een nieuwe luchtlijn tussen Zürich en Moskou openden en dat Swis sair het zo nodig vond om mij mee te nemen. De terugreis zal de eigenlijke openingsvlucht zijn en daarom had de Russische Aeroflot gezegd: Goed, dan brengen wij hem er wel heen. Vliegen is voor de Russen overigens geen kwestie van sjiek doen, maar van utiliteit. Die Toepoelef, die me hier bracht, rende over Oostenrijk en Po len naar Rusland met negenhonderd ki lometer per uur. Dat is snel en daar gaat het om. Het toestel moet aanko men en 't moet vlug gaan. Dan wordt er niet gekeken naar de binnenkant van de machine, waar afzetranden los zaten, waar dringend de schilder bij ko men moest en waar de asbaken vuil waren. We vliegen toch, veilig en vlug, nou dan? „Wanneer u dingen ziet die beter kunnen, zeg het dan gerust", vindt de directeur van Intourist. Had u zo'n op merking verwacht? Ik niet. Wel dan doe ik het ook. De Russen moeten zor gen dat de toerist op meer plaatsen zijn geld kan wisselen en niet drie kwartier in de rij hoeft te staan in zijn hotel of op een bank. Hetzelfde geldt voor sigaretten en postzegels. Alle- twee zijn ze volop te krijgen, maar op te weinig plekken en daarom: in de rij. O ja, dat wisselen dat mag dus on der geen beding ergens „privé" gebeu ren. Het was me gezegd en ik had het nog eens in een folder gelezen. Maar wat me dan toch gebeurt? 's Nachts om kwart over één wandel ik over het Rode Plein en ineens een jongeman van een jaar of vijfentwin tig naast me. In vloeiend Engels: „Bent u Amerikaan? Neen? W ilt u dol lars wisselen? Ik geef u de dubbele koers: twee roebels voor één dollar". Ik zeg hem dat ik niets te wisselen heb maar hij houdt aan, loopt een stukje mee, vertelt dat ik bij hem bij zonder voordelig uit ben en geeft dan tenslotte op. Ik vraag me af: waar haalt hij dat accentloze Engels vandaan? Is het een zwarte-markt-jongen of iemand die eens wil weten hóe ik zal reageren? Ik weet het nog niet. De blaren aan de bomen van Mos kou zijn geel en bruin. Herfst, maar geen jassenweer in een heerlijke zon. Vrouwen zie ik van de ochtend tot de avond en ze doen hetzelfde werk als de mannen. Op een hoek van een straat sjouwen ze met hekken, want de straat moet nu worden afgezet. Wat verderop wordt een weg geasfalteerd en de vrouwen scheppen net zo hard het reeds gemengde teer met grit van de vrachtwagens als de mannen. Niet voor niets willen de Russen de dienst plicht nu van drie naar twee jaar te rugbrengen, want men heeft hard ar beidskrachten nodig. Maar eens per jaar worden al die vrouwen ook in het zonnetje gezet en dat gebeurt in de winter, wanneer men Vrouwendag viert. Elke Russische man moet die dag bloemen hebben. Voor zijn vrouw, zijn meisje, zijn moeder of zijn zus ter. Maar in Moskou zijn dan nauwe lijks bloemen te krijgen. Geen nood, ze komen er. Als je land één-zesde van al het land op deze wereld beslaat dan heb je er gens wel een rivièra, waar het altijd lekker weer is. Dan hoef je je mimosa niet uit Nice te laten komen, dan haal je je tulpen uit de Krim en daarom trent. De Russen uit het zuiden zorgen zelf wel dat hun bloemen in Moskou komen. De dag voor Vrouwendag kost één tulp in Moskou één roebel. Wat doen de tul penjongens uit het zuiden? Ze stoppen driehonderd tulpen in een koffer, nemen voor vijftig roebel een retourtje per vliegtuig naar Moskou, kunnen daar op elke straathoek in een paar uur hun handel slyten en zyn 's avonds weer thuis. Winst? Tweehonderd en vijftig roebel. „Het is goed wanneer mensen uit het westen naar Moskou komen en hier rondkijken, want ze hebben toch een verkeerd idee van het leven hier", zegt me onze ambassadeur in de Sovjet-Unie jhr. mr. G. Beelaerts van Blokland. Nou, dan ga ik maar eens kijken in Gum, het enorme warenhuis van de staat, een heel complex straten naast én op elkaar, met fonteinen en loopbrug gen, het geheel met glas overkoepeld. Wat een mensen! Er moeten er hier een paar keer tienduizend boodschap pen lopen te doen en ik zie niet één buitenlander. Wat dom, want hier ben je tussen de Russen, hier kun je zien hoe ze kopen en wat ze kopen. De manier van inkopen doen is wat omslachtig. De Russische vrouwen staan met honderden tegelijk aan stofjes te voelen. Nu hebben ze daar bij Gum de ruimte voor, want ik schat dat er meer dan vijfhonderd meter toonbank is van waarachter stoffen verkocht worden. Na wat moeite vind ik een Rus in Gum, die wat Duits spreekt. Waarom kopen zo ontzettend veel vrouwen stof, wil ik weten. „Voor het feest", legt hij uit. „Het is deze maand vijftig jaar ge leden, onze revolutie, weet u wel? Op 7 november wordt dat uitvoerig gevierd. Dan wil iedereen in het nieuw zijn". Hoe het komt weet ik niet, maar in eens ben ik tussen de dameslingerie ver zeild en och, een mens is een mens niet waar en ik kijk dus maar eens goed. Nou ja, ieder zijn smaak: hardblauwe en heel erg rose bh's. Och, als het je idee is, maar ik koop toch maar vlug een ijsje en dan val ik helemaal niet meer op als buitenlander bij Gum, want ik geloof dat elke Rus elke dag een paar ijsjes eet. Overal en altijd zie ik Russen van al le leeftijden met ijsjes lopen en ik hoor, dat deze sport ook 's winters doorgaat. Dan zwemmen ze trouwens ook buiten, want Moskou heeft midden in de stad een enorm rond zwembad, waar vijf honderd mensen in het water van acht tien graden Celsius kunnen plonzen, ook terwijl het om hen heen twintig graden vriest. Oh, ik moet terug naar mijn hotel, want de ober vroeg uitdrukkelijk of ik op tijd wilde zijn voor de schnitzel sto- Wie in de „afdeling kleding" in Moskou naar tegenstellingen zoekt, hoeft maar litschnyj. even om zich heen te kijken. Jurkjes stevig boven de knie en rokken tot vlak Ik heb er nog geen idee van hoe die boven de enkels ze zijn in de Russi che hoofdstad alletwee te vinden. smaakt.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 8