Van tamme S-l 1 naar supersnelle Starfighter IN DEN HAAG LIGT TIEN MILLE KLAAR VOOR GOEDE DENKERTJES „De Joden in Egypte leven in doodsangst" „De vent die zich aanmeldt wordt zo snel mogelijk in de kist gezet Ringnummer won een auto Burgerjochies worden in 33 weken tot vliegers omgesmeed Velen vechten tot het eind als leeuwen om te kunnen blijven" 2032631 Tweemaal per jaar passeren zij de poort van de vliegbasis Gilze Rijen. „Burgerjochies" noemt majoor J. van Kemenade, commandant van de Elementaire Vliegeropleiding, hen, want iedere lichting komt vers van de schoolbanken. Hij gebruikt die uitdrukking niet denigrerend; het is meer een plastische typering-ten-voeten-uit. De militaire samenleving is nu eenmaal anders, wat harder d^n de burgermaatschappij. Kolonel R. Hofstede, commandant van de vliegbasis Gilze Rijen, zegt: „The struggle for life" begint voor deze knapen pas als wij ze hier krijgen. Ze heb ben nooit geleerd zelfstandig te zijn, een enkeling uitgezonderd." Aanpassing ACHTER BUREAU ROER WARENHUIS LOZE KRETEN Nieuwe stijl DE POSTDUIVEN VAN H. OVERBEEKE ZIJN GOUD WAARD SNOEPJE VAN DE WEEK TOCH LIEFHEBBER OORLOG SCHOJSK ABRAHAM NIEUWE TOEKOMST DE DIKKE ROOIE Een onzer verslaggevers heeft „aan de wieg" van de luchtniaehtvlieger ge staan: de EVO (Elementaire Vlieger- opleiding) op de vliegbasis Gilze Rijen, tussen Tilburg en Breda. Het aanbod van Nederlandse jongemannen om vlie- ger te worden is de laatste jaren tame- lijk groot. Weinigen zijn echter uitver koren. De keuring is streng en slechts de besten komen in aanmerking. Gilze Rijen is slechts een begin op de weg naar het moderne straalvliegtuig. Een langzaam begin, want de S-11 is nauwelijks sneller dan 200 km per uur. De F-104 als „einddoel" vliegt 1800 km per uur sneller. Tussen beide typen ligt een geweldige brok wetenschap, dat een jongeman van even boven de twintig zich eigen moet maken. Een „flight" Fokker S-l I's stijgt op voor een formatievlucht (foto boven). BASIS GILZE RIJENPOORT TOT HET WALHALLA VAN ONZE LUCHTMACHT Drieëndértig weken duurt de opleiding tot vlieger. In die tijd worden „burgeijochies" omgesmeed tot vliegers, die moeten voldoen aan de hoge mentale en fysieke eisen van het jachtvliegerschap. Traditinonele drilsystemen komen er niet meer aan te pas. De methode om goede vliegers te maken is gerationaliseerd en gedemocratiseerd. Het begint bij de S-ll en eindigt bij de Starfighter. De Luchtmacht is een apparaat dat in vredestijd moet voldoen aan de NAVO-eisen wat betreft geoefendheid en gevechtsgereedheid. Het is een be drijf als elk ander, een bedrijf dat in vredestijd vrijheid produceert. In deze wereld komen schooljongens op Gilze Rijen. Men zou de basis kunnen ver gelijken met de „poort naar het Lucht macht-Walhalla" inclusief voetangels en klemmen. Kolonel Hofstede, die van 1963 tot '66 luchtmacht-attaché te Washington is geweest, vertelt er dit van: „Het is merkwaardig, hoe met deze jongens zich hier aanpassen. Uiteraard worden zij behoorlijk sociaal-psychologisch be geleid. Het is het idee van de bevelheb ber der luchtstrijdkrachten geweest de vent, die zich aanmeldt om vlieger te worden, zo snel mogelijk in de kist te zetten. Nog tijdens zijn militaire voor- onleiding." Daarom zijn de Luchtmacht Officiers- en Kaderschool vroeger gevestigd in Breda en de Elementai re Vliegeropleiding (tot voor kort ge stationeerd op de vliegbasis Woens- drecht) op groot-Gilze Rijen als één ge heel samengebracht. „Ik geloof wel in zo'n integratie, hoe wel ik er in het begin huiverig tegen over stond. Dat wil ik wel bekennen," zegt de kolonel. Toch is de verhuizing en feitelijke samenvoeging van beide omvangrijke luchtmachteenheden op vallend snel en zonder teveel verwikke lingen verlopen. Dat is voor een groot deel te danken aan de Amerikaanse wijze van aanpak, die kolonel Hofstede zich in Washington eigen heeft ge maakt. „Ik ben in principe altijd ge neigd om „ja" te zeggen. Als ik dat Instructeur en leerling voor een I ligt beneden de twintig jaar. Leerling-naar de groep lichte vliegtuigen, ofwel principe niet had gevolgd was het niet tripje met de Fokker S-ll. De I vliegers die niet geschikt zijn voor Lichte Vliegopleiding (foto links). ^GeTo^voo^public relations, menta- gemiddelde leeftijd van de cursisten straalvlieger worden overgeheveld I le souplesse en „iedere man eigen ver- DEN HAAG Vadertje Staat gaat de hand in eigen boezem steken. In een tijdschriftje van een opwindend oranje wordt het Nederlandse ambtenaren korps gevraagd zich te bezinnen op vereenvoudiging van de administratie of bepaalde regelingen, die nog uit de tijd van Napoleon stammen. Voor goede denkertjes ligt er een dikke buidel met tienduizend gulden aan prijzen klaar in Den Haag. Dat is op het Binnenhof, waar de Rijks Ideeën Organisatie zetelt, die zich voor het eerst in haar dertienjarig bestaan zo royaal roert met een prijsvraag. Daarnaast is besloten voor alle ande re ideeën voortaan 25.000 gulden uit te trekken. Tot nu toe stond er geen be paald bedrag vast. Het hoogste dat ooit ineens is uitgereikt is veertienduizend gulden voor een revolutionaire verbete ring op ijsbestrijdingsgebied, een appa ratuur, die Japan en Canada inmiddels hebben overgenomen. Gaat het met de rijksideeën soms slecht dat de organisatie zo rinkelt met centen? „Helemaal niet", weerlegt de secre taris van de Rio, de heer J. Walraven. „Wij zijn in 1954 begonnen met 210 in zendingen die vijf maanden besloegen. De vorige maand kwamen er ruim 183.000 binnen, daarvan werden er 5525 beloond en kregen er 3182 een aanmoe diging. De prijsvraag is bedoeld voor de man achter het bureau om hem eens uit zijn statische sfeer te halen. Mees tal behelzen de inzendingen ideeën op het technisch vlak, wat logisch is, want daar zie je bepaalde oplossingen exac ter. Bij de administratie liggen de gren zen vager, een verbetering raakt al gauw het technische vlak, denk maar aan de computer. Dat is over de hele wereld zo, waar ijverig op bedrijven en kantoren met de bus naar het idee van een Schotse scheepswerf in 1880 wordt gewerkt. Overigens, zo wijst de heer Walraven „Veel te onpersoonlijk", oordeelt hij. „Zelfs in de naam komt het woord niet meer voor. Wij zeggen nu Rijks Ideeën Organisatie, die voor 120.000 gulden op de begroting van Binnenlandse Zaken staat genoteerd en die op ieder depar tement en onderdeel een eigen ideeën- commissie heeft. Behalve defensie, de grootste produ cent van ideeën, dat uit veiligheids overwegingen het roer in eigen hand houdt. Er zijn wel eens meer prijsvragen zij het kleine uitgeschreven. Dat is niet best bevallen. De onderwerpen leenden zich er ook niet toe, erkent de secretaris. „Wij hadden het over be sparing van papier, over het drogen van brandslangen en we hebben gepro beerd de dames van de overheid wat op te peppen. Zij hebben het laten af weten. Niet eens zo gek als je be denkt dat de meesten typiste zijn en die doen nu niet bepaald ideeënrijk werk". „Ik voel met net een directeur van een warenhuis", vertelt de heer Walra ven. „Je moet steeds stunts verzinnen om de mensen te stimuleren. Ja, waar om stuurt de een in en de ander niet. Over het algemeen is de Nederlander bang zich belachelijk te maken of voor een uitslover te worden versleten". Maar bij de overheid komt over 't alge- liteit dan bij de industrie, zeggen som mige mensen. „Ook onzin", zegt de se cretaris, terwijl hij een greep doet in de nonsensmap. „Hier een meneer met 294 stellingen over de godsdienst en de wijsbegeerte. Een juffrouw die voor stelde ijsbergen van de Noordpool naar Israël te vervoeren voor de irrigatie in dat land en een dame die voorstelt een speciale stofzuiger te ontwerpen om het Haagje van hondeuitwerpselen te vrijwaren. De heer Walraven haast zich te zeg gen dat deze inzenders toevallig geen ambtenaren zijn, maar zo maar een paar verdwaalde particulieren. Ambtenaren hebben wel afgeleerd lo ze kreten als „ze moeten dit" en „ze moeten dat" het Binnenhof op te jagen. Wel gaat bij een verhoging van het aan tal inzendingen de kwaliteit achteruit, maar bij elkaar leveren de ideeën toch een besparing van twee miljoen gulden per jaar op. antwoordelijkheid geven" zijn de motie ven achter elk „ja". Zoals gezegd: de opleiding tot vlieger is opmerkelijk ge democratiseerd. Op aandringen van majoor Van Kemenade is het starre systeem van vroeger verlaten. Alle zo genaamde „slow starters" (jongeman nen die zich door aanpassingsmoeilijk heden langzamer dan anderen ver trouwd maken met de vliegerij en die vroeger al snel uit de opleiding vie len) krijgen op langere termijn en met extra aandacht de mogelijkheid uit te groeien tot capabele vliegers. Dat is be wezen. De aanpassing van de opleiding aan het tempo van de leerling blijft uiter aard binnen bepaalde grenzen. „Je kunt tepslotte niet eeuwig aan een vent blijven sleutelen." De resultaten zijn goed: er zijn meer gebrevetteerden, en tijdens de voortgezette opleiding is be wezen dat de kwaliteit van de „slow starters" later niet minder is dan die van anderen. Majoor Van Kemenade: We beginnen de vent een mentale in stelling bij te brengen die overeen stemt met de eisen voor jachtvlieger. Dat gebeurt al tijdens de grondoplei- ding." „In de eerste tien weken worden vlie gerervaringen mondjesmaat toegedeeld tijdens de vier vluchten van een half uur. Het aanpassingsvermogen van de leerling in de lucht is erg zwak. Het is voor de* meesten een vreemde situatie. Er is praktisch niemand die in de eer ste vluchten iets in zich opneemt. Later worden tochtjes met de kleine, gele Fokker S-ll leskisten vertrouwder. We gaan ervan uit, dat 95 procent van de cursisten, die we hier krijgen wel vliegaanleg heeft, en dat de jongens de juiste mentale instelling hebben het te willen leren. Als zij dan nog voldoen de handigheid, coördinatievermogen en aandachtsverdeling kunnen opbrengen, dan kunnen wij hun 't vliegen wel bij brengen," zegt de majoor. Aan leerlingen die achterblijven wordt speciale aandacht besteed. De in structeur is vrij om met de jongeman te experimenteren. Hoeveel uur er aan wordt besteed is zijn zaak, uiteraard binnen de limieten van de opleiding en die zijn ruim genoeg gesteld om te we ten wat de leerling kan. Er worden ex tra tripjes met de S-ll gemaakt. Zono dig wordt van instructeur gewisseld als onverhoopt mocht blijken dat beide naturen van instructeur en cursist niet bij elkaar passen. Gaat het dan nog niet helemaal naar wens, dan komt de vluchtcommandant er aan te pas. Die gaat ook een paar uur met de „achterblijver" vliegen. Zijn laatste kans krijgt hij van majoor Van Kemenade zelf. Niet altijd is het een uitgemaakte zaak tijdens de eerste vlucht. De ma joor 'n schoolvoorbeeld van loyali teit gaat dan nog eens met de leer ling vliegen. „Blijkt het dan nog niet te gaan, dan wordt er gepraat. Mees tal beseffen ze zelf wel dat ze er beter mee kunnen stoppen. Maar velen vech ten tot het eind als leeuwen om te kun nen blijven," aldus majoor Van Keme nade. Wat is de oorzaak van dat falen in sommige gevallen? Majoor v. Kemenade (die de tgd van de Gloster Meteor nog heeft meegemaakt) zegt er dit van: „Meestal zijn ze men taal niet hard genoeg, er is sprake van onvoldoende coördinatievermogen en aandachtsverdeling." In de cockpit van de S-ll een charmant ratelend prop- vliegtuigje moet de leerling soms tien dingen doen binnen een paar seconden. „Als je alleen maar gefixeerd bent op het vliegen en je vergeet je instrumen ten, dan ga je tien tegen één binnen de kortste keren onderuit als een schaat senrijder. En iemand die in de S-ll niet geconcentreerd genoeg kan vliegen, lukt dat helemaal niet In de Fouga straaltrainer op Brustem in België, de Tee-bird op Woensdrecht, laat staan de nog ingewikkelder jets als Thunder- streak en Starfighter." Een middel om de jonge vlieger nog meer mentaal te harden is de zogenaam de „combat survival", een overlevings- oefening, waarbij wordt aangenomen dat de vlieger boven vijandelijk gebied heeft moeten springen. In een stikdon kere nacht worden de leerlingen uit hun bed gelicht en ergens in Gelderland of Limburg „gedropped". Het enige wat zij bij zich hebben is een vliegermes en een stuk parachutekoord waarvan een strik moet worden gemaakt. Instructeurs gaan op een afstand mee. „Als zij die strik goed geplaatst heb ben, krijgen ze een konijntje of een kip (die al dood zijn). Die moeten ze daar na eigenhandig slachten, boven 'n hout vuurtje braden en opeten. Dat hebben ze hier uitvoerig geleerd", zegt de ma joor. De jonge vliegers komen tenslot te te voet terug. Daarmee wordt de opleiding afgeslo ten. Vervolgens zijn Brustem en Woens drecht met de jetperiode aan de beurt. „Ze snappen op het laatst precies waar het om gaat hoe groot het probleem ook wordt, ze moeten er doorheen. Dat betekent: aanpakken. We leren hun de wil op te brengen om te overleven. Dat kan later van pas komen", constateert majoor van Kemenade. Gilze Rijen is de eerste en de beste basis van de Koninklijke Luchtmacht. Letterlijk en figuurlijk. Ringnumer 2032631 heeft zojuist een auto gewonnen. Daar heeft de baas een klein borreltje op geschonken voor de hele buurt, hoewel de baas wel het een en ander gewend is. Ik mag wel zeggen, een half huishouden vlóóg er binnen in vyf jaar, want het waren de postdui ven die de twee waiscombinaties won nen voor de heer Hendrikus Overbee- ke in Hoogerheide. En dat bankstel en die stofzuiger én die twee tv-toestellen en die keuken- uitzet, dat gouden horloge, dat scheen- apparaat, die radio, die twee splinter nieuwe fietsen, die zeven duiveklokken en dan af en toe nog een klein handje vol bank biljetjes. Pas kwam daarbij dan nog die Opel Kadett, met een snelheid van 95 kilome ter per uur bij elkaar gevlogen door ringnummer 2032651 ofwel de duif Del- bar Horemans Jansen. „Maar", zegt de heer H. Overbeeke, „wij noemen dat normaal gewoon: een blauwe". Ik dacht dat postduivenhouders zich zo graag sportmensen noemden, zeg ik de heer Overbeeke, die 43 jaar is en vracht wagenchauffeur is bij de Brabantse Buurt Autodiensten in Bergen op Zoom. Maar als ik u hoor, valt er aan die sport vaak ook aardig wat te verdienen. „Hebt u nooit van de poule ge hoord", vraagt hij. Eerlijk gezegd: nee, ik wist niet dat er bij postduivenvluch-" ten ook nog in een soort toto kon worr den gespeeld, maar meteen ligt er al 'n stapel poule-formulieren voor mijn neus. Keizersprijs, lees ik, Snoepje van de Week, Wat de Pot Schaft, Eerste Ge tekende. En dan zijn er hokjes met be dragen die lopen van vijf cent tot vijf gulden. „Ik heb een oom, man alleen, gepen sioneerd, dat is een echte liefhebber", vertelt hij. „Van duiven dan. Hij speelt wel mee in de poule, maar altijd maar met een inzet van vijf centjes. Als zijn duif toevallig wint, dan vangt hij 20 oent. Voor die man is het genoeg als hij kan zeggen: Kijk nou eens, wat hebben die beestjes van mij weer een prachtige tijd gemaakt". En u, meneer Overbeeke, die altijd alles invult, bent u nu ook een echte duivenliefhebber of hebt u de duiven vanwege de poule? „Een echte liefhebber, dat kan ik van mezelf moeiiyk beweren niet?" vindt hg, maar zijn ogen geven aan dat het ant woord zeer zeker „ja" is. „Want", vult hij aan, „die duiven heb ik genomen omdat ik me thuis in de tuin liep te vervelen. Ik zeg tegen mijn vrouw: raad eens wat ik ga doen, ik ga duiven nemen. Van die poule had ik toen nog nooit gehoord". „Ik kom een keer in het café met on ze vereniging en ik zie allerlei mannen een tientje of vijftien gulden op tafel leggen. Ik denk: betalen, zoveel, mens dat kan ik nooit opbrengen, ik dacht dat duiven niks met prijzen te maken hadden". Maar, vertelt de man die in een van de dichtstbevolkte duivenmelkersgebie- den van Nederland woont, hij won een paar keer een klein prijsje in geld op tentoonstellingen, een paar van zijn dui ven werden generaal kampioen van de club „De Luchtklievers" in Hoogerhei de en hij kreeg nog een paar prijsjes uitgekeerd. Dat geld stopte hij in een potje, hij zette een keer 75 gulden in 'tijdens een vlucht die vanuit Engeland werd ge maakt (door de duiven dan) en een van zijn vliegers werd een nationaal kam pioen. „En zo ging het verder", weet hij. „Het lijkt al een beetje op gokken niet? Of, nee eigenlijk. Gokken, daar zou ik nooit aan beginnen. Ik heb mijn duivenpotje en alleen daar uit neem ik het geld voor de wedstrij den, want je moet nog inschrijfgeld be talen ook, natuurlijk". „Voor de laatste vlucht, toen ik die auto won, heb ik vier duiven meegege ven fiaar Chateauroux, in Frankrijk", vertelt hij. „Een won dan die auto en nog eens wat geld, de tweede werd 36e internationaal, maar die twee andere heb ik nooit kunnen klokken. Die heb ik nooit meer teruggezien, dat is ons nor male risico". TEL AVIV. „Ik hoorde in Egypte niets anders dan dat de Israëlische bevolking er ellendig aan toe was. Dat ze in tenten leefde, geen werk had en hon ger leed. Ik geloofde het. Ik geef toe dat ik ook het slachtoffer ben geweest van de Egyptische pro paganda. Maar het was het enige dat ik ooit over Israël hoorde". De Israëlisch-Arabische oorlog heeft het leven van de Egyptische Jood Abraham een nieuwe rich tinggegeven. Dank zij zijn Italiaanse nationaliteit werd hij door tussenkomst van de Italiaanse am bassade in Cairo tgdens de oorlog uit het interne ringskamp voor Joden ontslagen en rechtstreeks op de boot gezet naar Italië. Sinds kort is hij met zijn vrouw in Israël. „Schrijft u mijn echte naam niet in de krant. Ik heb nog familie in de Egyptische kampen", zegt hij. „Ik heb niets meer van ze gehoord". Abraham werd vijf uur na het uitbreken van de oorlog met 450 andere mannelijke Egyptische Jo den door de geheime Egyptische politie gearres teerd. „Ze hadden geen opdracht ons te vermoorden. Maar we werden wel gemarteld en om het uur - rv- r» gepropt was veel te klein. We konden er niet zitten. Als vee stonden we tegen elkaar, 's Nachts sliepen we op elkaar. Overdag moesten we uren achter een in de brandende zon „lang leve Gamal Nasser" roepen tot we erbij neervielen". Trillend van woede vertelt Abraham dat een Egyptische soldaat een ingenieur vroeg wat zijn beroep was. „Oh, ingenieur, zei hij. „Dan werk je met je handen hè? Leg die dan maareéns neer". Met zijn laarzen stampte de soldaat de handen van de ingenieur kapot. Negen juni werd Abraham uit het kamp gehaald en naar Alexandrië gebracht. Het Egyptische le ger was toen reeds in de Sinaï-woestijn verslagen. „De Egyptische soldaat die me naar de boot bracht pochte dat Tel-Aviv en Haifa in Egyptische handen waren gevallen. „Ik schrdk. Ik geloofde hem", zegt Abraham. „Waarom word je zo bleek?" vroeg de Egypti sche soldaat. „Wees blij. We hebben de oorlog ge wonnen". Abraham vertelt dat het leven voor de kleine Joodse gemeenschap in Cairo 2500 zielen on draaglijk was geworden. De machtige geheime po- HH'o BoH -frirtrl pon Hnc'or T1^ von mijn werk naar huis. Ik was bang op straat. Het was zelfs gevaarlijk familie te bezoeken. Die zag ik zelden", zegt hij. Vooral de Egyptische jeugd is volgens Abraham fel anti-joods, „Dag in dag uit wordt ze op school en door de televisie met anti-joodse propaganda overstroomd. Iedere dag worden er joden op straat in Cairo beledigd. Ook christenen worden door de moslims wegens hun blanke huid voor joden ge houden en uitgescholden". Ook voor de Egyptenaren wa( het leven de laat ste jaren steeds moeilijker geworden, vertelt Abra ham. „Brood, groenten, rijst en olie waren moeilijk te krijgen. Zeep maakte Ik thuis". Daarentegen leefden de officieren en andere gunstelingen van Nassers regime in luxe. De winke liers sidderden voor de officieren, die naar Abra ham zegt, vaak goederen uit winkels meenamen zonder te betalen. Ondanks het feit dat Abraham een vervormd beeld had van Israël is hij nu blij „thuis" te zijn zoals hij zegt „In het begin dwaalde ik uren achtereen door de straten van Tel-Aviv. Ik was versuft door de Israëlische werkelijkheid. Ik kon het niet verwer- Maar u hebt dus erg goede vliegers, meneer Overbeeke, als al die anderen lang niet zoveel prijzen winnen als u? „Ja", zegt hij en straalt tot aan zijn kortgeknipte grijze haren. „Kijk het ene jaar kan het allemaal erg tegenval len, dan wint er niet één duif of je raakt er onderweg veel kwijt. Maar je moet vooral veel geduld hebben". „Ik heb die dikke rooie, die deed als jaarling niets, die deed met twee jaar niets, opeens, in het derde jaar, bom, bom, middenin de prijzen. Je hebt men sen, die hebben geen geduld, die zeg gen: Weg met die duif. Vroeger want mijn vader had ook duiven was er een buurman, die werd zo driftig als zijn duiven te laat waren of zich niet lieten pakken om te worden ge klokt, die man werd zo kwaad dat we tenslotte eerst de kop naar buiten zagen vliegen en daarna het lichaampje". Zoiets gebeurt nog wel, weet hij en laat zien dat hij zéér verbolgen is. Meneer Overbeeke, vraag ik, wordt u kwaad als ik „duivenmelker" tegen u zeg? „Wat dat melken precies betekent, waar het woord vandaan komt. weet ik ook niet. Het staat niet in mijn boeken. Maar ik kan heel goed hebben dat de mensen roepen: „Hé, heb je je emmer volgekregen", als ik met mijn kame raad een half uur bij de duiven heb ge-

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 6