dé onaer BALANS VAN EEN GEMIDDELD NEDERLANDS TONEELSEIZOEN EVEN MLEEN MET LEEN „Ik heb zelf nog nooit ingebroken'' oJXluze n „JA, IK WIL" OP DE PLAAT NIEUWE EXPOSITIES Forsyte Saga Kinderen (I) Kinderen Schermen Twistgesprekken //Ha, ja!" A1 met al heeft dit pantoffelnieuws vele moedgevende kanten, zij het niet Theaterjaarboek verschenen issen SM r Het stond zwart op wit in de krant, en dan moeten wij het wel geloven, temeer daar het bericht uit de eerste hand komt. Al wie met schoenen van doen heeft, de verkopers zogoed als de makers, konden het lezen in hun eigen vakblad, het eind van alle tegenspraak. De pantoffel raakt uit de mode, dat is vooral in dit winterseizoen gebleken. En dat lezen we dan maar met genoegen, want die pantoffel heeft ons altijd een beetje dwars gezeten. Om meer dan één reden. ^eker, er waren gezellige, sierlijke pantoffeltjes, met een hakje en een randje bont of een pomponnetje, die zo knus stonden te wachten bij de kachel als wij bij winterdag moe en koud en nat thuiskwamen. Zij vertederden ons al met Sinterklaas, als zij gloednieuw uit het mooie doosje kwamen. En zij stelen nog ons hart met hun lieve bereidwilligheid om onze verkilde nylonvoeten in minder dan geen tijd warm te koesteren. Maar als die eerste behaaglijkheid voorbij is, de voeten niet langer naar het vuur gestrekt zijn, maar door de kille gang naar de keuken trippelen, of de trap op roffelen naar de koude slaapkamers, zijn die schattige pantoffeltjes dan nog wel zo warm aan de voeten? Want de bovenkant is toch wel wat dun, en o, dat rubberzooltje. Het is zo niet onverslijtbaar, dan toch ijzersterk, maar het werkt bij lang dragen wel verkillend. Zozeer, dat de draagster dan toch maar liever in een paar oude schoenen stapt, of, nog resoluter, nog sportiever, een paar stevige ruige sokken over haar nylonvoeten trekt. ^"ie het nog niet wist kan het in datzelfde bericht lezen: een groot deel van de vrouwelijke kopers loopt tegenwoordig in huis op kousen of sokken of blote voeten. Val uw dochter er dus niet om lastig; zij is de enige niet die uw aardige pantoffeltjes in de kast laat staan en haar voeten de ruimte laat binnenshuis. Geef haar geen ongelijk; het jeugdig vrouwvolk heeft hier zijn meestal onwillige oortjes nu eens goed te luisteren gelegd. Want hoe vaak en hoe dringend is er in alle mogelijke vrouwenrubrieken niet waarschuwend de vinger opgeheven tegen die eeuwige pantoffel-in-huis. En dan vooral tegen die wel warm zittende, maar plompe en platte dikke slof. De mode-redactrice en de schoonheidsexpert foeterden er om het hardst tegen. „Is dat nu een gezicht" betoogden zij om strijd. U wilt er toch in uw werk ook verzorgd en aantrekkelijk uitzien? En het hele effect van een flatteuze duster en bijpassend hoofddoekje doen wij teniet met zo'n paar uitgelopen kameelharen pantoffels. Die sommigen zelfs aanhouden als zij gauw even naar de slager of de groenteboer draven. Het is toch vlakbij, schoenen aantrekken om de straat op te gaan is weer zo'n moeite. Alles goed en wel, maar de aanblik is zo triest en de gang van de draagster nog veel meer. Want het wordt schuifelen en sloffen door die sloffen, en ten langen leste gaat de voet doorzakken en is zij aan steunzolen toe voorgoed. "[yjishandel uw voeten toch niet zo, vermanen de turnspecialisten en de houdingverbeteraarsters. Die arme, gewillige ezeltjes moeten een leven lang uw lichaamsgewicht torsen en verplaatsen, en dat wordt er met de jaren vooral niet lichter op. Draag goed passend schoeisel dat de voet steunt en toch vrijheid om te bewegen laat. En als het enigszins kan, loop op blote voeten of op ruime warme sokken. ^'el, dat hebben wij nu, en dan blijkbaar vooral de jongere generatie, eindelijk ter harte genomen. Haar voeten zullen wel varen bij dat nagenoeg blootsvoets gaan, er valt hoogstens wat meer en wat vaker te stoppen. Ditmaal zijn dus de plattelandsvrouwen de rest een p arme gte voor: zij stappen al sinds mensenheugenis met sokkevoeten in Y ...ompen als zij bij koud weer buitenshuis iets te doen hebben. voor de fabrikanten die tot nog toe in het winterseizoen op volle toeren werkten. Maar misschien werpen die zich nu met energie op aardige binnenshuislaarsjes of gemakkelijke maar toch modieuze wintersandalen voor wie nog geen centraal verwarmd huis rijk is. Want de sandaal is 's zomers zo'n heerlijke dracht gebleken, dat wij die maar met spijt voor een maand of zes in de kast zetten. Wij hebben ontdekt dat de vrouwen in de antieke wereld bij alle gebrek aan comfort het met hun schoeisel bij het rechte eind hadden. Zij moeten wel vorstelijk en veerkrachtig geschreden hebben, met de blote voeten in de sandalen en de kruik of de korf op het hoofd. En nooit, nooit last van eksterogen of hamertenen of zelfs maar van koude voeten. Tn elk geval breekt er ook eindelijk een milder klimaat aan voor de pantoffelhelden, die nu misschien kans zien eindelijk eens onder de plak uit te komen. Hoe het met de pantoffelparade zal vergaan, blijft nog een open vraag. Het is wel zaak daarvoor een nieuwe naam te verzinnen, want het instituut zelf is minstens zo populair als het moderne sokkenbal. Maar één ding is zeker: met slofje onder is het*voorgoed gedaan. Zoals het een traditie is dat in december het Theaterjaarboek uitkomt en dank zij de opgave van rolbezettingen, ongekend goede foto's en alle verdere gegevens een compleet overzicht geeft van hetgeen in het afgelopen seizoen de Nederlandse theaters beroerde, zo schijnt het ook een traditie te zijn dat dit boek mij verleidt weer eens mijn rekenlessen op te halen Het loont de moeite. Eigenlijk moest iedere liefhebber van opera, ballet, revue of toneel het theaterjaarboek voor het zo geringe bedrag van f 5,90 met de Kerst cadeau geven aan zichzelf of een an dere theaterliefhebber (68 foto's, plus alle 48 pagina's met gegevens). Maar ook dat on derzoek loont de moeite, al was het slechts voor enige kritische kanttekeningen bij het Nederlandse toneelbestel. perste kanttekening: wat een zonde eigen lijk, dat de uitgebrachte premières over alle tien toneelgroepen verdeeld gemiddeld nog geen vijftien opvoeringen halen. Soms is de oorzaak dat het stuk duidelijk valt. Ook komt het voor, en dat is wel te veranderen, dat een stuk ongeacht succes niet mee kan naar een nieuw seizoen, omdat men een aan tal spelers kwijtraakt bij het jaarlijkse stui vertje wisselen van de acteurs. Voorbeelden: „Dood van een handelsreizi ger", ongeacht uitverkochte zalen, noodge dwongen na 66 voorstellingen van het reper toire; „De reis om de wereld" na 53 voorstel lingen afgelopen; het prachtige „De drie zusters" haalt maar 45 opvoeringen; de ar tistiek meest opvallende en geprezen voor stelling van het hele jaar: „Voorjaarsontwa- ken" bij de Haagse Comedie, na 44 voor stellingen weg; „De Vuurproef' eveneens ffpussen de bedrijven van een toneelvoor stelling) door, zitten we achter de coulissen van een schouwburg podium een kwartiertje naast Leen Jongewaard. Voor en achter het voetlicht is het stil, want het is pauze. Leen Jongewaard draagt het kos tuum van de kamerheer uit Witold Combro- wicz' .Yvonne." Hij praat met ons eigenlijk tussen nog veel meer bedrijven dan die van deze toneelvoorstelling door. De kleine man met de grote ogen is de laatste tijd nogal een bedrijvig baasje. Hij reist niet alleen met de Toneelgroep Centrum (én met Yvonne natuurlijkons land door, maar maakt ook gr ammo joon platen (onlangs is zijn eerste l.p. ,,Leen al-leen" verschenen), treedt zon dagsavonds om de veertien dagen voor de radio op in Jelle de Vries' musical Klater goud" en verschijnt vrijwel maandelijks op het televisiescherm als Gerrit én als Opa in de musical „Ja zuster, nee zuster" van Annie M. G. Schmidt en Harry Bannink. Omdat hij voor zijn prestaties in en om Zuster Klivias rusthuis-vol-herrie de Gou den TeleVizierring („de prijs van de kijker voor de meest populaire tv-persoonlijkheid „Elke dag ontmoet ik iemand die me vertelt dat het vroeger gezellig was en nu niet meer. Ik zou er een doorwrochte ver handeling met voetnoten en statistische ge gevens over kunnen samenstellen. De pruilende personen zijn allemaal tussen de vijftig en de zestig. De overgrote meerderheid is van het mannelijk ge slacht. Hun vertedering over „vroeger" is niet tegen een zakelijk onderzoek van de gegevens bestand. In negen van de tien gevallen kijken ze verliefd en door ogen- zilt terug op behoeftige omstandigheden, in een tijd van grote, sociale nood. Maar ze waren toen jong en daarom was vroe ger „gezellig". Het enorme succes van de Forsyte Saga verbaast me niets. Het ge beurde allemaal lekker lang geleden. Het heden is agressief, de toekomst onrust barend. Maar het definitief voorbije bijt niet meer. Gezellig". Aldus Simon Carmiggelt in zijn „Kron kel" in Het Parool van donderdag 2 no vember j.l. Anderen hebben weer een andere ver klaring voor het succes van de Forsyte Saga. Zo zei Frans Halsema vrijdag 29 september in zijn radio-programma voor de VPRO-microfoon: „Ik begrijp best dat die Forsyte Saga zo'n groot succes is. Het is altijd leuk te kijken naar mensen die vroeger seksueel niet zo goed zijn voorge licht". Een belangrijk deel van het succes schuilt volgens mij ook in het feit, dat de Forsyte Saga als film zo interessant is. Ook wie zich niet interesseert voor de ui tingen van gezelligheid en slechte voor lichting hoeft de uren die hij als tv-kijker bij de Forsyte Saga doorbrengt niet als verloren tijd te beschouwen. Acteurs en camera zorgen vrijwel onafgebroken voor boeiende bewegende prenten van een voorbij tijdperk. In dit licht bezien is het succes van de serie ook weer niet zo verwonderlijk. Ook door de romantiek van „Ivanhoe" en soortgelijke films werd menig kijker al in beslag genomen. Wel verwonderlijk is, dat door deze verfilmingen diverse boeken uit de vorige eeuw, die normaliter niet of nauwelijks meer te pruimen, en daardoor ook moeilijk meer te krijgen waren, op eens weer springlevend zijn geworden en opnieuw met succes in de handel zijn ge bracht. Het pleit voor de makers van dergelijke tv-films (en globaal genomen ook voor het medium tv op zichzelf), dat men uit die oude boeken heeft kunnen ha len wat er voor de meeste mensen allang niet meer inzat. (Dit in tegenstelling tot bioscoopfilms van meer recente werken, die het in de meeste gevallen tegen he^ oorspronkelijke boek moeten afleggen), do heruitgaven van die oude, ver- de voorzitter", te zeggen, maar „meneer de Forsyter". filmde en nu als zodanig op de tv ge brachte boeken ook worden uitgelezen, is natuurlijk de vraag. Degenen die be nieuwd zijn naar de afloop van bijvoor beeld een bepaalde verhouding tussen twee figuren uit de Forsyte Saga zijn er waarschijnlijk al helemaal doorheen ge sneld (alleen de laatste bladzijden lezen lijkt me bij zo'n turf wel een beetje te weinig van het goede). Deze nieuwsgierig heid moet niet direct worden veroordeeld. Het zou fijn zijn, als men na het zien van programma's als „Literaire Ontmoetin gen" ook direct naar de boekhandel snel de om alles van een hedendaagse schrijver te kopen (de omroepvereniging die dergelijke uitzendingen brengt, zou de daarin behandelde boeken ook geheel of gedeeltelijk kunnen laten verfilmen en daarna tegen gereduceerde prijs kunnen aanbieden; dan is de culturele vorming van de kijker pas compleet!) De kijker wordt op die manier wel van het kijk kastje naar de muur met het boekenrek gestuurd, maar hij wordt dan ook actief betrokken bij de verdere voltooiing van het nog slechts geschreven en verfilmde boek. Selectief kijken en lezen kan het gevolg zijn. En daarmee komen zowel de literatuur als de televisie en de (al dan niet tv-) film dichter bij de vervul ling van hun culturele taak. Een toenemende honger naar kijk- en leesconsumpties kan natuurlijk wel fnui kend zijn voor het vergaderingbezoek (al is ook de stroom goed bezochte teach-ins in verschillende plaatsen te danken aan de tv-uitzendingen van teach-ins). Verga deringen die zijn vastgesteld op avonden dat de VARA de Forsyte Saga op het scherm brengt, worden dikwijls afgelast. Natuurlijk gebeurt dit niet met alle ver gaderingen. Maar ik kan me voorstellen, dat er op wél doorgang vindende vergade ringen heel wat leden op hun horloge zit ten te kijken, om te zien of de huishoude lijke punten van de agenda voor het aan- vangsuur van de Forsyte Saga zijn afge werkt. Zij trachten de afloop van de bij eenkomst te bespoedigen door zoveel moge lijk te zwijgen en daardoor op de spreek woordelijke wijze toe te stemmen. En wie per se iets in het midden wil brengen, verspreekt zich prompt door niet „meneer Vanavond kunnen we via Nederland 2 weer kijken naar „Bij Dorus op schoot". Het lijdt geen twijfel, of de kijkdichtheid bij dit VARA-programma zal vanavond wel iets dichter zijn dan de vorige keer, omdat velen toen niet hadden verwacht, dat het „Poesie Mauw" zingende meisje een jaarrecord op het gebied van televisie- lachen zou vestigen, dat misschien alleen volgende week nog maar kan worden ver beterd door Toon Hermans. Intussen is de opname van „Poesie Mauw" ook al enige malen via de radio uitgezonden. Ik heb er opnieuw smakelijk om gelachen. Daar om: kan er geen grammofoonplaatje van in de handel worden gebracht? Het ver dient zijn plaats tussen Frater Venantius van Wim Sonneveld en het galabanket van Toon Hermans volop. „De Troubadour" de aardige maande lijks verschijnende schoolkrant van de John F. Kennedyschool te Apeldoorn, doet ook aan televisiekritiek. Hier volgt een re censie van Gea Westra uit klas 5: „Televisie is een heel ingewikkeld toestel. Ik kijk ook graag naar de televisie. Za terdagsmiddags kijk ik altijd. Het liefst kijk ik 's avonds naar Bonanza. Het minst mooi vind ik Duitsland. Daar kijk ik toch niet vaak naar. Omdat ik het niet ver staan kan. Soms vind ik het wel leuk. Sommige woorden kan ik verstaan. En sommige niet. Ja zuster-nee zuster vind ik ook wel leuk. Hier eindig ik mee". Voor Gea is „Ja zuster, nee zuster", dus ook al „het einde". Henk Terlingen zondagavond j.l. in NTS-Sport: „En dan nu nog een scherm- bericht". Ik dacht dat elk bericht dat op het tv- scherm werd gebracht een schermbericht was. De winkel van (ds. Van) Ginkel. VPRONDJE. KASTPAR. van 1967 krijgt uitgereikt én omdat hij maar een kwartiertje tijd voor ons heeft, willen we het met hem vooral over die oude en die jonge inbreker hebben. Welke rol speelt u het liefst: die van Ger rit of die van Opa? „Ach, ik moet ze allebei spelen. Je moet het altijd ergens vandaan halen. Niets wat goed is, is gemakkelijk. Maar het is wel een genot om het goed te doen, om het goed te willen doen. Opa is populairder dan Gerrit. Maar ik hou zelf meer van Gerrit. Waar omWeet u: Gerrit is jonger, kwetsbaar der. Opa heeft al helemaal de wijsheid van de volwassene in z'n zak, voor zover een mens tenmimte ooit volwassen wordt. Ger rit is nog zo kwetsbaar. Ja, ik voel wel een beetje verwantschap met die rollen. Maar ik heb zelf nog nooit ingebroken, hoor. Dat niet". Hoe is de figuui^van Ouwe Opa er eigen lijk ingerold? „Opa tikte tijdens zijn eerste optreden nogal erg aan bij de mensen. En Annie (Annie M. G. Schmidt-v.d. K.) was zo gelukkig met deze creatie, om maar eens een duur woord te gebruiken, dat zij hem daarna op nieuw heeft laten optreden". U krijgt natuurlijk veel reacties... „Ontzettend veel. Vergeet u niet: we hebben, geloof ik, de hoogste kijkdichtheid en het hoogste waarderingscijfer. Het liedje ,J)e ouv:e Jacob" is op de hitparade, het staat deze week twintigste bij Radio Veronica. Ja, op straat ook veel reacties. En enorm veel brieven en tekeningen. En natuurlijk 'veel aanvragen om foto's met handtekeningen. Het is zo moeilijk om over die reacties iets te vertellen. U zou ze eigenlijk allemaal eens moeten lezen". Denkt u er nog lang mee door te gaan? Zolang Annie er iets in ziet, wil ik er mee doorgaan. Maar het kan natuurlijk niet ja ren duren. Alles wat succes heeft, moet je niet uitmelken". Hoe is de samenwerking met de anderen die „Ja zuster, nee zuster" spelen? ..Best. Ik heb veel waardering voor Hetty (Hetty Blok alias Zuster Klivia. - v.d. K.j. Zij is een heel muzikale vrouw en ze zingt fijn. Ze heeft een heel andere opleiding ge- had dan ik. Zij komt van het cabaret, ik van het toneel. Maar we hebben allebei de zelfde benadering van de tekst van Annie. Hetty en ik zijn erg populair, maar de gro te ster achter de schermen is toch wel An nie Schmidt. Zij maakt ongelooflijk goede liedjes, vindt u ook niet?" Komen die liedjes ook wel na overleg met u en de andere spelers van „Ja zus ter, nee zuster" tot stand? „Mee, Annie werkt niet met ons, alleen met Harry Bannink. Tussen haakjes: stelt u er prijs op, dat ik even een foto voor u haalt" VFe hebben nauwelijks „ja" gezegd of hij rent weg in een tempo dat even hoog lijkt als dat van Gerrit, wanneer Buurman Boordevol binnenkomt om hem ergens op te betrappen. Bijna even snel komt hij weer terug. We praten even over de foto en gaan dan weer verder. Er wordt nogal eens beweerd,dat Annie Schmidt in „Ja zuster, nee zuster" niet in de eerste plaats de kinderen aanspreekt, maar de volwassenen, eigenlijk een beetje door de kinderen of over de kinderen heen. „Misschien is dat een keer gebeurd. Maar Annie gaat er van uit, dat je voor kinde ren niet per se imbeciele verhaaltjes of iets in de kaboutersfeer behoeft te brengen. Zij toont liever normale menselijke reacties, die kinderen kunnen begrijpen en waarbij zij emotioneel betrokken zijn. Onze fout is vaakdat we de kinderen alleen denken te kunnen benaderen met sprookjes uit een ge fantaseerde wereld. Bij Annie is ook wel sprake van fantasie, maar er is ook een to taliteit van mensen, die de kinderen aan spreekt. Je moet voor kinderen wel kinder lijk, maar niet kinderachtig spelen, niet de komische noot er in brengen door op krom me benen te gaan springen. Van Annie krijg je iets in handen, dat je gewoon kunt spelen. Dat is reusachtig fijn. Het is voor de ac teur gewoon eten en drinket*. - J**, vote Ger rit en Opa". Uw langspeelplaat... „Leen al-leen, ja. Ook veel succes. Ik ben erg blij met ,Jk sta op het plein". Kent u dat? „Leen al-leen" is eigenlijk een verzameling van „hatsekidee" en de betere liedjes. Zo iets is, voor zover ik weet, nog nooit eerder gemaakt. Maar er is ondanks die verschei denheid toch een zekere eenheid. Omdat ik geprobeerd heb, elk liedje vanuit zijn eigen merites te benaderen". JJe voorstelling gaat weer beginnen. We staan op. Onderweg nog een vraag over de wensen van Leen Jongewaard op artis tiek gebied. ,Jk zou het liefst een eigen cabaretgroepje willen hebben. Ja, heel graag. Maar dat is nog verre toekomst, hoor. Maar ik ga in ie der geval door in de kleinkunst". J. VAN DER KLEM. AMERSFOORT „De Zonnehof": „Het keerpunt van het realisme". (Kunstwerken uit het Rijks museum Kröller-Müller tot en met 4 fe bruari). AMSTERDAM. Rijksacademie van Beeldende Kun sten. Stadhouderskade 86: „Joep Nicolas, schilder" (tot en met 21 januari). Stedelijk Museum„Ontwerpen en maken" en „Door de bank genomen" (tot en met 14 januari); tekeningen en aqua rellen van Jean Bazaine (tot en met 4 februari). slechts 44; „Professor Bernhardi", schrij nend tijdsbeeld, maar 45 opvoeringen; het „Kleine Theater" van Lorca niet vaker dan 50; „Saint Joan" dood na 49... Toevallig zijn deze voorbeelden uit het sei zoen 1966-'67 allemaal zwaar bezette stukken met veel decor en grotendeels „in kostuum". Dat betekent dus niet alleen artistiek verlies, met zo weinig opvoeringen van zo waardevol werk, doch vooral ook economisch verlies. Schrijf zo'n „Drie Zusters" of „Vuurproef" maar eens af op nog geen vijftig voorstel lingen. Zelfs bij afboeking van alle kosten en energie over honderd voorstellingen zouden het nog „dure" stukken zijn. Dat er ook stukken zijn die een sof blijken ligt artistiek voor de hand. Bij theater weet zelfs de beste deskundige pas of iets het zal doen, als het op de planken is uitgebracht. Typische mislukkingen waren er in dit sei zoen weinig: „Dallas 22 november" haalde zes opvoeringen, „De Burgemeester" slechts vier en andere tegenvallers toch nog altijd een twintigtal voorstellingen, zoals het poli tieke „Macbird" (22), „Ganzeborden" (30), „Het Balkon" (18), „De Idioot" (16, maar vrij zwaar tellend, omdat dit een representa tieve voorstelling van de Nederlandse Come die was). PRODUKTIE De totale produktie was weer duizeling wekkend voor een klein land: tien gezel schappen brachten 79 premières (vorig sei zoen 75), die in dat lopende seizoen gemid deld omstreeks de 46 voorstellingen haalden. Die zelfde tien groepen brachten te zamen 3607 voorstellingen (vorig seizoen waren dat er 3489). Maar de grotere gezelschappen brachten minder avonden: acht groepen met 3174 voorstellingen tegen 3331 in 1965-66. De twee nieuwe regionale gezelschappen „Proloog" en Groot Limburgs Toneel brach ten samen 433 voorstellingen, zodat het tota le totaal toch kwam op dat hogere aantal van 3607; gemiddeld 360 per groep, met de Nederlandse Comedie aan top met 463, en met onderaan Ensemble (281), Limburgs (257) en Proloog (176) strijdend om de provincie open te breken. W'at waren nu in Nederland de uitzwem- mers? Ten dele natuurlijk de kluchti- ger werkjes zoals „Kabaal in Chioggia" (na 115 avonden van het repertoire), „Schelmen streken van Scapin" (129), „Arsenicum en oude Kant" (toch beperkt met 69), „Alleen op Vrijdag" (122). Ook meer literair werk kan echter lange series maken, met als absolute recordhouder de heer Albee met zijn „Wie is bang voor Virginia Woolf?". Niet minder dan 272 maal hebben Ank van der Moer en Bentz van den Berg deze zware rollen, ook technisch veel eisend van stem en energie, vertolkt. En al even zwaar was het solotoneel van Henk van Ulsen, die met „Dagboek van een Gek" pas na 215 voorstellingen ophield. Nog niet uitge speeld en mogelijke recordhouder: „De Thuis komst" van Pinter met Guus Hermus. Een seizoen met wel en wee, iets meer wee dan vorig seizoen, maar ook met be langrijk werk dat aantikte. Geen opvallend seizoen. Wel weer een opvallend Theater jaarboek nr. 16. C. NICOLAI Het is dezer dagen een eeuw geleden, dat de eerste druk verscheen van de „Legen de d'Ulenspiegel" van de Belgische schrijver Charles de Coster. De filosofische en letter kundige faculteit van de Vrije Universiteit van Brussel heeft dit feit herdacht met een academische zitting, waarop enkele hoogle raren de figuur van De Coster en zijn tijd belichten. De Franse zangeres Josephine Baker zal op vrijdag 29 december as. optreden in de grote zaal van De Doelen in Rotterdam. Aan dit eenmalige optreden van Josephine Baker in Nederland zullen verder meewerken Leo Fuld, Max Tailleur en het Franse orkest Jean Jacques. In het Scheveningse Circustheater gaat op 15 januari de première van „Verboden inrij", een kluchtige opera van Wim Thijsss op tekst van Alain Teister. Jan van der Waart heeft de muzikale leiding, het begeleidend orkest is het Zuid hollands Orkest. De solisten zijn: de sopra nen Rosemary Round en Jeanette van Dijk. de alt Rijkje Wolleswinkel, de baritons Jos Borelli en Bernard Kruysen en de tenoren Tabe Bas en George Groenewold. Jan Kore- vaar vervult de gesproken rol. Najaar 1968 zal in West-Berlijn een Ne derlandse culturele week worden gehou den met o.a. een van de schilderijen van Mondriaan. Verder worden tentoonstellingen ingericht van Delfts plateelwerk en van his torische klederdrachten, naast toneelvoor stellingen. I HEEMSTEDE In de Bovenia-studio le Heemstede is de musical „Ja, ik wil!" op de plaat opgenomen. Hier tijdens de opname links hoofdrolspeler Eric Schneider, in het midden nutzikaal-leider Cor Lettiaire en rechts hoofdrolspeelster Annet Nieuwenhuy- zen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11