dé
onaer
BALANS VAN EEN GEMIDDELD
NEDERLANDS TONEELSEIZOEN
EVEN MLEEN MET LEEN
„Ik heb zelf
nog nooit
ingebroken''
oJXluze n
„JA, IK WIL" OP DE PLAAT
NIEUWE EXPOSITIES
Forsyte Saga
Kinderen (I)
Kinderen
Schermen
Twistgesprekken
//Ha, ja!"
A1 met al heeft dit pantoffelnieuws vele moedgevende kanten, zij het niet
Theaterjaarboek verschenen
issen
SM
r
Het stond zwart op wit in de krant, en dan moeten wij het
wel geloven, temeer daar het bericht uit de eerste hand komt.
Al wie met schoenen van doen heeft, de verkopers zogoed als de makers,
konden het lezen in hun eigen vakblad, het eind van alle tegenspraak.
De pantoffel raakt uit de mode, dat is vooral in dit winterseizoen gebleken.
En dat lezen we dan maar met genoegen, want die pantoffel heeft ons
altijd een beetje dwars gezeten. Om meer dan één reden.
^eker, er waren gezellige, sierlijke pantoffeltjes, met een hakje en een
randje bont of een pomponnetje, die zo knus stonden te wachten bij de
kachel als wij bij winterdag moe en koud en nat thuiskwamen. Zij vertederden
ons al met Sinterklaas, als zij gloednieuw uit het mooie doosje kwamen.
En zij stelen nog ons hart met hun lieve bereidwilligheid om onze verkilde
nylonvoeten in minder dan geen tijd warm te koesteren.
Maar als die eerste behaaglijkheid voorbij is, de voeten niet langer naar
het vuur gestrekt zijn, maar door de kille gang naar de keuken trippelen,
of de trap op roffelen naar de koude slaapkamers, zijn die schattige
pantoffeltjes dan nog wel zo warm aan de voeten? Want de bovenkant is
toch wel wat dun, en o, dat rubberzooltje. Het is zo niet onverslijtbaar,
dan toch ijzersterk, maar het werkt bij lang dragen wel verkillend.
Zozeer, dat de draagster dan toch maar liever in een paar oude schoenen
stapt, of, nog resoluter, nog sportiever, een paar stevige ruige sokken over
haar nylonvoeten trekt.
^"ie het nog niet wist kan het in datzelfde bericht lezen: een groot deel
van de vrouwelijke kopers loopt tegenwoordig in huis op kousen of
sokken of blote voeten. Val uw dochter er dus niet om lastig; zij is de
enige niet die uw aardige pantoffeltjes in de kast laat staan en haar voeten
de ruimte laat binnenshuis. Geef haar geen ongelijk; het jeugdig vrouwvolk
heeft hier zijn meestal onwillige oortjes nu eens goed te luisteren gelegd.
Want hoe vaak en hoe dringend is er in alle mogelijke vrouwenrubrieken
niet waarschuwend de vinger opgeheven tegen die eeuwige pantoffel-in-huis.
En dan vooral tegen die wel warm zittende, maar plompe en platte dikke
slof. De mode-redactrice en de schoonheidsexpert foeterden er om het
hardst tegen. „Is dat nu een gezicht" betoogden zij om strijd.
U wilt er toch in uw werk ook verzorgd en aantrekkelijk uitzien? En het
hele effect van een flatteuze duster en bijpassend hoofddoekje doen wij
teniet met zo'n paar uitgelopen kameelharen pantoffels. Die sommigen zelfs
aanhouden als zij gauw even naar de slager of de groenteboer draven. Het
is toch vlakbij, schoenen aantrekken om de straat op te gaan is weer zo'n moeite.
Alles goed en wel, maar de aanblik is zo triest en de gang van de
draagster nog veel meer. Want het wordt schuifelen en sloffen door die
sloffen, en ten langen leste gaat de voet doorzakken en is zij aan steunzolen
toe voorgoed.
"[yjishandel uw voeten toch niet zo, vermanen de turnspecialisten en de
houdingverbeteraarsters. Die arme, gewillige ezeltjes moeten een leven
lang uw lichaamsgewicht torsen en verplaatsen, en dat wordt er met de
jaren vooral niet lichter op. Draag goed passend schoeisel dat de voet
steunt en toch vrijheid om te bewegen laat. En als het enigszins kan, loop op
blote voeten of op ruime warme sokken.
^'el, dat hebben wij nu, en dan blijkbaar vooral de jongere generatie,
eindelijk ter harte genomen. Haar voeten zullen wel varen bij dat
nagenoeg blootsvoets gaan, er valt hoogstens wat meer en wat vaker te stoppen.
Ditmaal zijn dus de plattelandsvrouwen de rest een p arme gte voor: zij
stappen al sinds mensenheugenis met sokkevoeten in Y ...ompen als
zij bij koud weer buitenshuis iets te doen hebben.
voor de fabrikanten die tot nog toe in het winterseizoen op volle
toeren werkten. Maar misschien werpen die zich nu met energie op aardige
binnenshuislaarsjes of gemakkelijke maar toch modieuze wintersandalen
voor wie nog geen centraal verwarmd huis rijk is. Want de sandaal is
's zomers zo'n heerlijke dracht gebleken, dat wij die maar met spijt voor een
maand of zes in de kast zetten. Wij hebben ontdekt dat de vrouwen in de
antieke wereld bij alle gebrek aan comfort het met hun schoeisel bij het
rechte eind hadden. Zij moeten wel vorstelijk en veerkrachtig geschreden
hebben, met de blote voeten in de sandalen en de kruik of de korf op
het hoofd. En nooit, nooit last van eksterogen of hamertenen of zelfs maar
van koude voeten.
Tn elk geval breekt er ook eindelijk een milder klimaat aan voor de
pantoffelhelden, die nu misschien kans zien eindelijk eens onder de plak
uit te komen. Hoe het met de pantoffelparade zal vergaan, blijft nog een
open vraag. Het is wel zaak daarvoor een nieuwe naam te verzinnen, want
het instituut zelf is minstens zo populair als het moderne sokkenbal.
Maar één ding is zeker: met slofje onder is het*voorgoed gedaan.
Zoals het een traditie is dat in december
het Theaterjaarboek uitkomt en dank
zij de opgave van rolbezettingen, ongekend
goede foto's en alle verdere gegevens een
compleet overzicht geeft van hetgeen in het
afgelopen seizoen de Nederlandse theaters
beroerde, zo schijnt het ook een traditie te
zijn dat dit boek mij verleidt weer eens mijn
rekenlessen op te halen Het loont de moeite.
Eigenlijk moest iedere liefhebber van opera,
ballet, revue of toneel het theaterjaarboek
voor het zo geringe bedrag van f 5,90 met de
Kerst cadeau geven aan zichzelf of een an
dere theaterliefhebber (68 foto's, plus alle 48
pagina's met gegevens). Maar ook dat on
derzoek loont de moeite, al was het slechts
voor enige kritische kanttekeningen bij het
Nederlandse toneelbestel.
perste kanttekening: wat een zonde eigen
lijk, dat de uitgebrachte premières over
alle tien toneelgroepen verdeeld gemiddeld
nog geen vijftien opvoeringen halen. Soms
is de oorzaak dat het stuk duidelijk valt. Ook
komt het voor, en dat is wel te veranderen,
dat een stuk ongeacht succes niet mee kan
naar een nieuw seizoen, omdat men een aan
tal spelers kwijtraakt bij het jaarlijkse stui
vertje wisselen van de acteurs.
Voorbeelden: „Dood van een handelsreizi
ger", ongeacht uitverkochte zalen, noodge
dwongen na 66 voorstellingen van het reper
toire; „De reis om de wereld" na 53 voorstel
lingen afgelopen; het prachtige „De drie
zusters" haalt maar 45 opvoeringen; de ar
tistiek meest opvallende en geprezen voor
stelling van het hele jaar: „Voorjaarsontwa-
ken" bij de Haagse Comedie, na 44 voor
stellingen weg; „De Vuurproef' eveneens
ffpussen de bedrijven van een toneelvoor
stelling) door, zitten we achter de
coulissen van een schouwburg podium een
kwartiertje naast Leen Jongewaard. Voor
en achter het voetlicht is het stil, want het
is pauze. Leen Jongewaard draagt het kos
tuum van de kamerheer uit Witold Combro-
wicz' .Yvonne." Hij praat met ons eigenlijk
tussen nog veel meer bedrijven dan die van
deze toneelvoorstelling door. De kleine man
met de grote ogen is de laatste tijd nogal
een bedrijvig baasje. Hij reist niet alleen met
de Toneelgroep Centrum (én met Yvonne
natuurlijkons land door, maar maakt ook
gr ammo joon platen (onlangs is zijn eerste
l.p. ,,Leen al-leen" verschenen), treedt zon
dagsavonds om de veertien dagen voor de
radio op in Jelle de Vries' musical Klater
goud" en verschijnt vrijwel maandelijks op
het televisiescherm als Gerrit én als Opa
in de musical „Ja zuster, nee zuster" van
Annie M. G. Schmidt en Harry Bannink.
Omdat hij voor zijn prestaties in en om
Zuster Klivias rusthuis-vol-herrie de Gou
den TeleVizierring („de prijs van de kijker
voor de meest populaire tv-persoonlijkheid
„Elke dag ontmoet ik iemand die me
vertelt dat het vroeger gezellig was en nu
niet meer. Ik zou er een doorwrochte ver
handeling met voetnoten en statistische ge
gevens over kunnen samenstellen. De
pruilende personen zijn allemaal tussen
de vijftig en de zestig. De overgrote
meerderheid is van het mannelijk ge
slacht. Hun vertedering over „vroeger" is
niet tegen een zakelijk onderzoek van de
gegevens bestand. In negen van de tien
gevallen kijken ze verliefd en door ogen-
zilt terug op behoeftige omstandigheden,
in een tijd van grote, sociale nood. Maar
ze waren toen jong en daarom was vroe
ger „gezellig". Het enorme succes van de
Forsyte Saga verbaast me niets. Het ge
beurde allemaal lekker lang geleden. Het
heden is agressief, de toekomst onrust
barend. Maar het definitief voorbije bijt
niet meer. Gezellig".
Aldus Simon Carmiggelt in zijn „Kron
kel" in Het Parool van donderdag 2 no
vember j.l.
Anderen hebben weer een andere ver
klaring voor het succes van de Forsyte
Saga. Zo zei Frans Halsema vrijdag 29
september in zijn radio-programma voor
de VPRO-microfoon: „Ik begrijp best dat
die Forsyte Saga zo'n groot succes is. Het
is altijd leuk te kijken naar mensen die
vroeger seksueel niet zo goed zijn voorge
licht".
Een belangrijk deel van het succes
schuilt volgens mij ook in het feit, dat de
Forsyte Saga als film zo interessant is.
Ook wie zich niet interesseert voor de ui
tingen van gezelligheid en slechte voor
lichting hoeft de uren die hij als tv-kijker
bij de Forsyte Saga doorbrengt niet als
verloren tijd te beschouwen. Acteurs en
camera zorgen vrijwel onafgebroken voor
boeiende bewegende prenten van een
voorbij tijdperk.
In dit licht bezien is het succes van de
serie ook weer niet zo verwonderlijk. Ook
door de romantiek van „Ivanhoe" en
soortgelijke films werd menig kijker al in
beslag genomen. Wel verwonderlijk is, dat
door deze verfilmingen diverse boeken uit
de vorige eeuw, die normaliter niet of
nauwelijks meer te pruimen, en daardoor
ook moeilijk meer te krijgen waren, op
eens weer springlevend zijn geworden en
opnieuw met succes in de handel zijn ge
bracht. Het pleit voor de makers van
dergelijke tv-films (en globaal genomen
ook voor het medium tv op zichzelf), dat
men uit die oude boeken heeft kunnen ha
len wat er voor de meeste mensen allang
niet meer inzat. (Dit in tegenstelling tot
bioscoopfilms van meer recente werken,
die het in de meeste gevallen tegen he^
oorspronkelijke boek moeten afleggen),
do heruitgaven van die oude, ver-
de voorzitter", te zeggen, maar „meneer
de Forsyter".
filmde en nu als zodanig op de tv ge
brachte boeken ook worden uitgelezen, is
natuurlijk de vraag. Degenen die be
nieuwd zijn naar de afloop van bijvoor
beeld een bepaalde verhouding tussen
twee figuren uit de Forsyte Saga zijn er
waarschijnlijk al helemaal doorheen ge
sneld (alleen de laatste bladzijden lezen
lijkt me bij zo'n turf wel een beetje te
weinig van het goede). Deze nieuwsgierig
heid moet niet direct worden veroordeeld.
Het zou fijn zijn, als men na het zien van
programma's als „Literaire Ontmoetin
gen" ook direct naar de boekhandel snel
de om alles van een hedendaagse
schrijver te kopen (de omroepvereniging
die dergelijke uitzendingen brengt, zou
de daarin behandelde boeken ook geheel
of gedeeltelijk kunnen laten verfilmen en
daarna tegen gereduceerde prijs kunnen
aanbieden; dan is de culturele vorming
van de kijker pas compleet!) De kijker
wordt op die manier wel van het kijk
kastje naar de muur met het boekenrek
gestuurd, maar hij wordt dan ook actief
betrokken bij de verdere voltooiing van
het nog slechts geschreven en verfilmde
boek. Selectief kijken en lezen kan het
gevolg zijn. En daarmee komen zowel
de literatuur als de televisie en de (al
dan niet tv-) film dichter bij de vervul
ling van hun culturele taak.
Een toenemende honger naar kijk- en
leesconsumpties kan natuurlijk wel fnui
kend zijn voor het vergaderingbezoek (al
is ook de stroom goed bezochte teach-ins
in verschillende plaatsen te danken aan
de tv-uitzendingen van teach-ins). Verga
deringen die zijn vastgesteld op avonden
dat de VARA de Forsyte Saga op het
scherm brengt, worden dikwijls afgelast.
Natuurlijk gebeurt dit niet met alle ver
gaderingen. Maar ik kan me voorstellen,
dat er op wél doorgang vindende vergade
ringen heel wat leden op hun horloge zit
ten te kijken, om te zien of de huishoude
lijke punten van de agenda voor het aan-
vangsuur van de Forsyte Saga zijn afge
werkt. Zij trachten de afloop van de bij
eenkomst te bespoedigen door zoveel moge
lijk te zwijgen en daardoor op de spreek
woordelijke wijze toe te stemmen. En wie
per se iets in het midden wil brengen,
verspreekt zich prompt door niet „meneer
Vanavond kunnen we via Nederland 2
weer kijken naar „Bij Dorus op schoot".
Het lijdt geen twijfel, of de kijkdichtheid
bij dit VARA-programma zal vanavond
wel iets dichter zijn dan de vorige keer,
omdat velen toen niet hadden verwacht,
dat het „Poesie Mauw" zingende meisje
een jaarrecord op het gebied van televisie-
lachen zou vestigen, dat misschien alleen
volgende week nog maar kan worden ver
beterd door Toon Hermans. Intussen is de
opname van „Poesie Mauw" ook al enige
malen via de radio uitgezonden. Ik heb er
opnieuw smakelijk om gelachen. Daar
om: kan er geen grammofoonplaatje van
in de handel worden gebracht? Het ver
dient zijn plaats tussen Frater Venantius
van Wim Sonneveld en het galabanket van
Toon Hermans volop.
„De Troubadour" de aardige maande
lijks verschijnende schoolkrant van de
John F. Kennedyschool te Apeldoorn, doet
ook aan televisiekritiek. Hier volgt een re
censie van Gea Westra uit klas 5:
„Televisie is een heel ingewikkeld toestel.
Ik kijk ook graag naar de televisie. Za
terdagsmiddags kijk ik altijd. Het liefst
kijk ik 's avonds naar Bonanza. Het minst
mooi vind ik Duitsland. Daar kijk ik toch
niet vaak naar. Omdat ik het niet ver
staan kan. Soms vind ik het wel leuk.
Sommige woorden kan ik verstaan. En
sommige niet. Ja zuster-nee zuster vind
ik ook wel leuk. Hier eindig ik mee".
Voor Gea is „Ja zuster, nee zuster", dus
ook al „het einde".
Henk Terlingen zondagavond j.l. in
NTS-Sport: „En dan nu nog een scherm-
bericht".
Ik dacht dat elk bericht dat op het tv-
scherm werd gebracht een schermbericht
was.
De winkel van (ds. Van) Ginkel.
VPRONDJE.
KASTPAR.
van 1967 krijgt uitgereikt én omdat hij maar
een kwartiertje tijd voor ons heeft, willen we
het met hem vooral over die oude en die
jonge inbreker hebben.
Welke rol speelt u het liefst: die van Ger
rit of die van Opa?
„Ach, ik moet ze allebei spelen. Je moet het
altijd ergens vandaan halen. Niets wat goed
is, is gemakkelijk. Maar het is wel een
genot om het goed te doen, om het goed te
willen doen. Opa is populairder dan Gerrit.
Maar ik hou zelf meer van Gerrit. Waar
omWeet u: Gerrit is jonger, kwetsbaar
der. Opa heeft al helemaal de wijsheid van
de volwassene in z'n zak, voor zover een
mens tenmimte ooit volwassen wordt. Ger
rit is nog zo kwetsbaar. Ja, ik voel wel een
beetje verwantschap met die rollen. Maar
ik heb zelf nog nooit ingebroken, hoor. Dat
niet".
Hoe is de figuui^van Ouwe Opa er eigen
lijk ingerold?
„Opa tikte tijdens zijn eerste optreden nogal
erg aan bij de mensen. En Annie (Annie
M. G. Schmidt-v.d. K.) was zo gelukkig
met deze creatie, om maar eens een duur
woord te gebruiken, dat zij hem daarna op
nieuw heeft laten optreden".
U krijgt natuurlijk veel reacties...
„Ontzettend veel. Vergeet u niet: we hebben,
geloof ik, de hoogste kijkdichtheid en het
hoogste waarderingscijfer. Het liedje ,J)e
ouv:e Jacob" is op de hitparade, het staat
deze week twintigste bij Radio Veronica. Ja,
op straat ook veel reacties. En enorm veel
brieven en tekeningen. En natuurlijk 'veel
aanvragen om foto's met handtekeningen.
Het is zo moeilijk om over die reacties iets
te vertellen. U zou ze eigenlijk allemaal
eens moeten lezen".
Denkt u er nog lang mee door te gaan?
Zolang Annie er iets in ziet, wil ik er mee
doorgaan. Maar het kan natuurlijk niet ja
ren duren. Alles wat succes heeft, moet je
niet uitmelken".
Hoe is de samenwerking met de anderen
die „Ja zuster, nee zuster" spelen?
..Best. Ik heb veel waardering voor Hetty
(Hetty Blok alias Zuster Klivia. - v.d. K.j.
Zij is een heel muzikale vrouw en ze zingt
fijn. Ze heeft een heel andere opleiding ge-
had dan ik. Zij komt van het cabaret, ik
van het toneel. Maar we hebben allebei de
zelfde benadering van de tekst van Annie.
Hetty en ik zijn erg populair, maar de gro
te ster achter de schermen is toch wel An
nie Schmidt. Zij maakt ongelooflijk goede
liedjes, vindt u ook niet?"
Komen die liedjes ook wel na overleg
met u en de andere spelers van „Ja zus
ter, nee zuster" tot stand?
„Mee, Annie werkt niet met ons, alleen met
Harry Bannink. Tussen haakjes: stelt u er
prijs op, dat ik even een foto voor u haalt"
VFe hebben nauwelijks „ja" gezegd of hij
rent weg in een tempo dat even hoog
lijkt als dat van Gerrit, wanneer Buurman
Boordevol binnenkomt om hem ergens op
te betrappen. Bijna even snel komt hij
weer terug. We praten even over de foto
en gaan dan weer verder.
Er wordt nogal eens beweerd,dat Annie
Schmidt in „Ja zuster, nee zuster" niet in
de eerste plaats de kinderen aanspreekt,
maar de volwassenen, eigenlijk een beetje
door de kinderen of over de kinderen heen.
„Misschien is dat een keer gebeurd. Maar
Annie gaat er van uit, dat je voor kinde
ren niet per se imbeciele verhaaltjes of iets
in de kaboutersfeer behoeft te brengen. Zij
toont liever normale menselijke reacties,
die kinderen kunnen begrijpen en waarbij
zij emotioneel betrokken zijn. Onze fout is
vaakdat we de kinderen alleen denken te
kunnen benaderen met sprookjes uit een ge
fantaseerde wereld. Bij Annie is ook wel
sprake van fantasie, maar er is ook een to
taliteit van mensen, die de kinderen aan
spreekt. Je moet voor kinderen wel kinder
lijk, maar niet kinderachtig spelen, niet de
komische noot er in brengen door op krom
me benen te gaan springen. Van Annie krijg
je iets in handen, dat je gewoon kunt spelen.
Dat is reusachtig fijn. Het is voor de ac
teur gewoon eten en drinket*. - J**, vote Ger
rit en Opa".
Uw langspeelplaat...
„Leen al-leen, ja. Ook veel succes. Ik ben erg
blij met ,Jk sta op het plein". Kent u dat?
„Leen al-leen" is eigenlijk een verzameling
van „hatsekidee" en de betere liedjes. Zo
iets is, voor zover ik weet, nog nooit eerder
gemaakt. Maar er is ondanks die verschei
denheid toch een zekere eenheid. Omdat ik
geprobeerd heb, elk liedje vanuit zijn eigen
merites te benaderen".
JJe voorstelling gaat weer beginnen. We
staan op. Onderweg nog een vraag over
de wensen van Leen Jongewaard op artis
tiek gebied.
,Jk zou het liefst een eigen cabaretgroepje
willen hebben. Ja, heel graag. Maar dat is
nog verre toekomst, hoor. Maar ik ga in ie
der geval door in de kleinkunst".
J. VAN DER KLEM.
AMERSFOORT
„De Zonnehof": „Het keerpunt van
het realisme". (Kunstwerken uit het Rijks
museum Kröller-Müller tot en met 4 fe
bruari).
AMSTERDAM.
Rijksacademie van Beeldende Kun
sten. Stadhouderskade 86: „Joep Nicolas,
schilder" (tot en met 21 januari).
Stedelijk Museum„Ontwerpen en
maken" en „Door de bank genomen" (tot
en met 14 januari); tekeningen en aqua
rellen van Jean Bazaine (tot en met 4
februari).
slechts 44; „Professor Bernhardi", schrij
nend tijdsbeeld, maar 45 opvoeringen; het
„Kleine Theater" van Lorca niet vaker dan
50; „Saint Joan" dood na 49...
Toevallig zijn deze voorbeelden uit het sei
zoen 1966-'67 allemaal zwaar bezette stukken
met veel decor en grotendeels „in kostuum".
Dat betekent dus niet alleen artistiek verlies,
met zo weinig opvoeringen van zo waardevol
werk, doch vooral ook economisch verlies.
Schrijf zo'n „Drie Zusters" of „Vuurproef"
maar eens af op nog geen vijftig voorstel
lingen. Zelfs bij afboeking van alle kosten en
energie over honderd voorstellingen zouden
het nog „dure" stukken zijn.
Dat er ook stukken zijn die een sof blijken
ligt artistiek voor de hand. Bij theater weet
zelfs de beste deskundige pas of iets het zal
doen, als het op de planken is uitgebracht.
Typische mislukkingen waren er in dit sei
zoen weinig: „Dallas 22 november" haalde
zes opvoeringen, „De Burgemeester" slechts
vier en andere tegenvallers toch nog altijd
een twintigtal voorstellingen, zoals het poli
tieke „Macbird" (22), „Ganzeborden" (30),
„Het Balkon" (18), „De Idioot" (16, maar
vrij zwaar tellend, omdat dit een representa
tieve voorstelling van de Nederlandse Come
die was).
PRODUKTIE
De totale produktie was weer duizeling
wekkend voor een klein land: tien gezel
schappen brachten 79 premières (vorig sei
zoen 75), die in dat lopende seizoen gemid
deld omstreeks de 46 voorstellingen haalden.
Die zelfde tien groepen brachten te zamen
3607 voorstellingen (vorig seizoen waren dat
er 3489). Maar de grotere gezelschappen
brachten minder avonden: acht groepen met
3174 voorstellingen tegen 3331 in 1965-66.
De twee nieuwe regionale gezelschappen
„Proloog" en Groot Limburgs Toneel brach
ten samen 433 voorstellingen, zodat het tota
le totaal toch kwam op dat hogere aantal
van 3607; gemiddeld 360 per groep, met de
Nederlandse Comedie aan top met 463, en
met onderaan Ensemble (281), Limburgs (257)
en Proloog (176) strijdend om de provincie
open te breken.
W'at waren nu in Nederland de uitzwem-
mers? Ten dele natuurlijk de kluchti-
ger werkjes zoals „Kabaal in Chioggia" (na
115 avonden van het repertoire), „Schelmen
streken van Scapin" (129), „Arsenicum en
oude Kant" (toch beperkt met 69), „Alleen
op Vrijdag" (122).
Ook meer literair werk kan echter lange
series maken, met als absolute recordhouder
de heer Albee met zijn „Wie is bang voor
Virginia Woolf?". Niet minder dan 272 maal
hebben Ank van der Moer en Bentz van den
Berg deze zware rollen, ook technisch veel
eisend van stem en energie, vertolkt. En al
even zwaar was het solotoneel van Henk van
Ulsen, die met „Dagboek van een Gek" pas
na 215 voorstellingen ophield. Nog niet uitge
speeld en mogelijke recordhouder: „De Thuis
komst" van Pinter met Guus Hermus.
Een seizoen met wel en wee, iets meer
wee dan vorig seizoen, maar ook met be
langrijk werk dat aantikte. Geen opvallend
seizoen. Wel weer een opvallend Theater
jaarboek nr. 16.
C. NICOLAI
Het is dezer dagen een eeuw geleden, dat
de eerste druk verscheen van de „Legen
de d'Ulenspiegel" van de Belgische schrijver
Charles de Coster. De filosofische en letter
kundige faculteit van de Vrije Universiteit
van Brussel heeft dit feit herdacht met een
academische zitting, waarop enkele hoogle
raren de figuur van De Coster en zijn tijd
belichten.
De Franse zangeres Josephine Baker zal
op vrijdag 29 december as. optreden in
de grote zaal van De Doelen in Rotterdam.
Aan dit eenmalige optreden van Josephine
Baker in Nederland zullen verder meewerken
Leo Fuld, Max Tailleur en het Franse orkest
Jean Jacques.
In het Scheveningse Circustheater gaat
op 15 januari de première van „Verboden
inrij", een kluchtige opera van Wim Thijsss
op tekst van Alain Teister.
Jan van der Waart heeft de muzikale
leiding, het begeleidend orkest is het Zuid
hollands Orkest. De solisten zijn: de sopra
nen Rosemary Round en Jeanette van Dijk.
de alt Rijkje Wolleswinkel, de baritons Jos
Borelli en Bernard Kruysen en de tenoren
Tabe Bas en George Groenewold. Jan Kore-
vaar vervult de gesproken rol.
Najaar 1968 zal in West-Berlijn een Ne
derlandse culturele week worden gehou
den met o.a. een van de schilderijen van
Mondriaan. Verder worden tentoonstellingen
ingericht van Delfts plateelwerk en van his
torische klederdrachten, naast toneelvoor
stellingen.
I
HEEMSTEDE In de Bovenia-studio le Heemstede is de musical „Ja, ik wil!" op
de plaat opgenomen. Hier tijdens de opname links hoofdrolspeler Eric Schneider, in
het midden nutzikaal-leider Cor Lettiaire en rechts hoofdrolspeelster Annet Nieuwenhuy-
zen.