CANTOR BACH OP DE FILM Christen Jood en Moslim zijn een in het geloof van Abraham ADVENT Internationale broederschap op de bres voor meer begrip fer oven den king Het kantoor Spelregels Het begin Spanningen muziekfeuilleton door henri fh. timmerman DEZE WEEK Kennismaking met de stichters van „La Fraternité d' Abraham' It-fuziekfilms staan bij serieuze lieden in een kwade reuk. Eerlijk gezegd is met een kleine variatie de verzuchting van Tijl Uilenspiegel vaak van toepassing: zij hebben het er naar gemaakt. Met mu ziekfilms bedoelen we geen muzikale showfilms, maar de vele en ook meestal populaire filmbiografieën van grote com ponisten. Sterk geromantiseerd gewoon lijk en door het beaccentueren van het liefdeselement in het leven van de gevier de kunstenaar, had de filmbiografie voor weinig of zelfs in het geheel geen waarde. Muziekfilms als luchtig amusement en zonder pretentie hebben uiteraard hun eigen charme, maar de kritiek op de meer ernstig bedoelde muziekfilms richt zich op andere kenmerken. Het meren deel van de tientallen muziekfilms wordt door de filmcritici verworpen, omdat er gewoonlijk geen filmtaal wordt gehan teerd, De muziekliefhebbers hebben dik wijls bezwaren, omdat de meesterwerken van de componisten in stukken worden gescheurd of bewerkt. De musicologen zijn nog het meest geërgerd, omdat zij bijna altijd terecht vinden, dat van le ven en werken van de grote componisten een vertekend, zo niet belachelijk, beeld wordt gegeven. Alle bezwaren ten spijt blijven er muziekfilms komen; zij blijven populair en er zijn langzamerhand talrij ke films in roulatie geweest met Chopin, Liszt, Paganini, Tsjaikofski en andere componisten, van Schubert tot Wagner. Dach is maar heel zelden het recht- streekse of zijdelingse onderwerp ge weest van de film en dit is begrijpelijk. Want Bachs uiterlijk bestaan is maar wei nig spectaculair geweest en van kleurrij ke liefdesromances, zoals bij Paganini. Liszt, Chopin en Wagner, is helemaal geen sprake. Bachs uiterlijk bestaan ver liep nagenoeg gelijk aan dat van tiental len musici uit zijn tijd en nog lang daar na, hardwerkende cantors, kerkorganis ten en tegelijk componisten. In Bachs le ven, innerlijk zo diep bewogen, was niets spectaculairs. Alleen het befaamde be zoek van de al oude Bach aan koning Frederik zou een kleurrijke episode kun nen vormen in een nauwkeurige histori sche muziekfilm. Bach was cantor èn bur ger. Eerst de veel latere hoogromantische kunstenaars met hun soms vorstelijke staat, hun voortdurend reizen en trekken en talrijke liefdes, waren voor de filmpro ducenten aantrekkelijker objecten, al was het filmmateriaal weliswaar willig maar ook weerloos. De typerende verhouding tussen de zeer talrijke muziekfilms van de romantische componisten en de uiterst schaarse films over Bach is eigenlijk de weerspiegeling van hetzelfde verschijnsel in de literatuur, de biografie, niet de zuiver wetenschappe lijke biografie, maar de populaire en eveneens vaak sterk geromantiseerde le vensverhalen. Er zijn namelijk maar en kele Bachromans of min of meer gero mantiseerde Bachbiografieën tegenover een overvloed van romans en biografieën, waarin het liefdeselement sterk is over trokken, van Paganini en Liszt, Chopin en Berlioz, Tsjaikofski en Schumann, Schu bert en Mendelssohn en Wagner en Ver di. Menselijk bezien en de musicologische waarde buiten beschouwing gelaten, is deze verhouding heel begrijpelijk. Oach is nu verfilmd. Een uniek filmpro ject, dit zonder twijfel. Beginnen we met twee grote namen te noemen van kunstenaars, elk groot op eigen terrein en onbetwist van een zeldzame integriteit. Mensen, die van goede films houden zul len zeker de naam kennen van de grote cineast Jean-Marie Straub. Het is deze Franse, vaak avant-gardistische filmer, die zich al twaalf jaar lang bezighoudt met een Bachproject, genoemd „Chronik der Anna Magdalena Bach". De tweede naam is die van Gustav Leonhardt, voor vele muziekliefhebbers een begrip. Onze landgenoot is internationaal bekend en ook befaamd als kenner van oude muziek, maar als musicus is Gustav Leonhardt een knap en bezield klavecinist en orga nist. Beide kunstenaars hebben elkaar ge vonden in de Bachfilm, die haar defini tieve voltooiing dicht is genaderd. De pre mière zal tegelijk in Amsterdam, Parijs, Rome en München plaats vinden. Als we al tevoren over deze opmerke lijke produktie schrijven, dan is dit om het unieke van deze muziekfilm en de sa menwerking tussen beide kunstenaars. Beide kunstenaars hebben langdurig en ntensief samengewerkt om te verwezen lijken wat nog nooit eerder zuiver is ge lukt: een Bachfilm die zo authentiek mo gelijk wil zijn. Dit houdt al in, dat zij bij voorbaat afstand deden van het maken van een muziekfilm in de zin van een produktie van Bachmuziek met beelden. Maar nog vanzelfsprekender verwierpen Jean-Marie Straub en Gustav Leonhardt een muziekfilm als geromantiseerd bio grafisch filmverhaal met de muziek van de componist als illustratief element. Want Jean-Marie Straub en Gustav Leon hardt huldigen hoge artistieke opvattingen. Dach was cantor en organist, een musi cus, ook al blee.. hij voor de buiten wereld achteraf een genie. Dit nu, dit cantorschap, is het uitgangspunt geweest in de nieuwe muziekfilm van anderhalf uur, waarin de titelrol niet wordt gespeeld door een beroepsacteur, die een beetje op Bach lijkt, maar door een zo hoogstaande musicus als Gustav Leonhardt, volkomen wars van alle show en spectaculaire ver tekening van de grote Bach aan wie hij zijn hart verpand heeft. In een gesprek met Ellen Waller heeft Gustav Leonhardt gezegd, dat hij in de film een musicus is in de omstandighe den van Bach. Hij krijgt weliswaar de befaamde en misprezen pruik van de ba rokperiode op, hij is als cantor gekleed want het is geen abstracte muziekfilm, maar een speelfilm die Straub heeft ge maakt en hij beweegt zich in de omge ving waarin Bach gewerkt heeft. Maar noch de filmregisseur, noch Gustav Leon hardt suggereert, dat het Johann Sebas tian is, die als cantor een koor leidt, aan het orgel zit of klavecimbel speelt. Het is Gustav Leonhardt, die dirigeert en speelt, gekleed als Bach, omdat diens cantorschap en bestaan als musicus het onderwerp is, terwijl de muziek van Bach volkomen centraal staat In de op zet, de authenticiteit van Bach in de film te bewaren is men zover gegaan, dat men de objectiviteit dicht wilde benade ren door de muziek van Bach in de zui verste stijl en bezetting te laten spreken, zonder verder ingrijpen. Alleen muziek van Bach klinkt, -onder muzikale verbin dingen en overbruggende episodes. De tekst wordt gesproken door Anna Magdale na, Bachs tweede vrouw, die 'n uitnemend zangeres was, maar een aan man en ge zin en maatschappelijke beslommeringen zeer toegewijde vrouw' werd. Deze tekst kan niet haar eigen tekst zijn, want ter- wille van de authenticiteit van de film moeten deze teksten op andere wijze zijn verzameld. Het is namelijk zo, dat het boekje „Kleine Chronik der Anna Magdalena Bach", dat enige jaren geleden ver scheen, een fictie was; Anna Magdalena heeft nooit een dagboek bijgehouden. Au thentiek zijn alleen enkele officiële ver zoekschriften van Bachs hand, een rela tief klein aantal brieven die Bach schreef en de beknopte levensschets door zijn zoon Carl Phillip Emmanuel Bach. Uiter aard zijn er ook brieven van tijdgenoten, maar in vergelijking met het schriftelijk vastgelegde materiaal van andere, latere componisten is er betrekkelijk weinig wer kelijk authentiek schriftelijk Bachmate- riaal. Ook van Bachs omgeving is nauwelijks iets overgebleven wat op de benaming „authentiek" aanspraak kan maken, al duiken er telkens studies op van geleer den die willen bewijzen dat een bepaald huis Bachs geboortehuis is geweest. Al voor de tweede wereldoorlog stond het vast, dat er in de plaatsen waar Bach ge woond en gewerkt heeft nauwelijks iets uit zijn omgeving is overgebleven. Het Leipziger cantorhuis is, evenals de Tho- masschool. afgebroken en geen van de oude orgels waarop Bach heeft gespeeld is ongeschonden. Bach stierf nu eenmaal niet als een erkend genie voor zijn mede mensen, integendeel, en toen men op we tenschappelijke wijze begon te onderzoe ken ia inventariseren wat werkelijk als authentiek tot Bachs milieu kon worden gerekend, was het al te laat. Jean-Marie Straub heeft ook in dit opzicht de zuiverheid van zijn film niet in gevaar willen brengen, maar hij speurde in West en Oost-Duitsland naar historische plaat sen waarvan een bepaald milieu, kerk of zaal uit een vorstelijk verblijf overeen komt met de omgeving waarin Bach ge werkt en gemusiceerd heeft. Muzikaal gesproken moet Jean-Marie Straub in Gustav Leonhardt een ideale medewerker hebben gevonden. Aan Ellen Waller heeft Gustav Leonhardt enkele in teressante details verteld. Het zal nie mand, die onze zeer consciëntieuze land genoot kent, verrassen, dat alle muziek van Bach, die Gustav Leonhardt zelf en de door hem in heel Europa gezochte mu sici en ensembles in de film uitvoeren, ge speeld wordt op oude instrumenten en in de bezetting zoals Bach zich deze wenste. Gustav Leonhardt kreeg de vrije hand om zijn eigen opvattingen inzake bezetting en stijl van Bachs muziek te kunnen reali seren. Dit houdt dus in, zoals we zullen weten, dat de koorwerken bijvoorbeeld maar door een klein koor van geschoolde stemmen worden gezongen. Voor zijn doel trok Gustav Leonhardt koren en ensem bles als de Schola Cantorum Bazel, Con- centius I 'usicus Wenen en een jongens koor uit Hannover aan. Waarschijnlijk is Gustav Leonhardt als medium om de mu ziek van Bach en diens cantorschap ook door middel van de film gestalte te geven uniek, immers tegelijk Bachkenner, musi coloog en veelzijdig uitvoerend kunste naar. Vandaar, afgezien van een waarde bepaling van de film als filmkunstwerk, de belangrijkheid van deze produktie, waaraan naast onze landgenoot Fransen, Duitsers, Oostenrijkers en Italianen heb ben meegewerkt. Een muziekfilm om naar uit te zien, in vele opzichten, deze Chronik der Anna Magdalena Bach. Toen ik geld had noemde iedereen mij broeder Pools spreekwoord Onder de hoge koepel van 't „amphithéatre Richelieu" in de Sorbonne, door „slagboompjes" van het pu bliek gescheiden en met de rust van iemand die gewend is op podia te verkeren, stond pater Michel Riquet SJ, de man van „La Fraternité d' Abraham". „Het is zijn fraternité!" had schrijver Jacques Nantet, voorzitter van de broederschap, net in een lichte mate van vervoering uitgeroepen. Pater Riquet loonde zich daar dankbaar voor. Hij glimlachte en boog. Het publiek applaudiseer- de begerig. De bijval had al minstens een half uur in de lucht ge hangen. Er moest eenvoudig een ontlading komen en die kwam er, na het eerste sein van Nantet. „Hij is een groot man", fluisterde een meisje naast ons, „en monsieur Nan tet ookallemaal trouwens". De oudere dames, die eerder over de afscheiding hadden gereikt om pater Ri quet althans maar te kunnen aanraken, legden de tasjes op de grond om beter in de handen te kunnen klappen. Kreten klonken, er werd gelachen, blijmoedigheid ver vulde de zaal. En pater Riquet boog, gaf seintjes naar mensen die hij blijkbaar kende, schudde de hand van Nantet en maakte gebaren naar de mannen op het voorste rijtje: een rabbijn met een profeten baard, een imam in vol ornaat, een protestantse geestelijke. Onder wijl kreeg men de indruk, dat de 150 man dan van diens ken meer in de ban waren van de man dan van diens boodschap. Er was immers nog praktisch niets gezegd. De boodschap van pater Riquet en dus van de broe derschap is, zo bleek uit de lezing, even simpel all opvallend. Joden, moslims en christenen moeten probe ren begrip voor elkaar op te brengen, elkaar te helpen, in waarachtige broederschap met elkaar te leven. „Een dergelijke poging kan en moet slagen", aldus pater Ri quet. „wanneer wij er ons terdege bewust van worden, dat ons geloof, onze hoop en onze verwachting zich rich ten naar dezelfde God. de God van Abraham. De funda mentele eisen die de God van Abraham aan ons stelt, zijn voor ons, joden, moslims en christenen, gelijk". Het was een uitstekend opgebouwde re de. boeiend van taal en met een dictie, die net niet aan overdrijving toekwam. Men applaudisseerde andermaal. Toen volgden toespraken van de rabbijn, de imam, de predikant en enkele bestuursle den. Prachtige perspectieven werden geschil derd, wijd werd de blik de blik, de broe derschap kreeg op het podium vorm in om helzingen en opeens, al vrij diep in de nacht, was het gebeurd. De deuren gingen open, het dreunen van de auto's op de feestelijk verlichte Bou levard Saint Michel drong door tot in de zaal, aan de deur stonden mensen te col lecteren en na een minuut of tien had de donkere Rue de la Sorbonne het publiek opgeslokt. Jaques Nantet vonden wij een half uurtje later terug in een café waar hij met enkel dames een glas dronk op de afloop. Een goede? Ongetwijfeld wel. Alleen slechts de halve zaal applaudisseer de toen de broederschap officieel werd ge lanceerd. „Wij allen moeten ons volledig maar dan ook volledig inzetten voor de ze zaak", had de heer Nantet gezegd, „u moet meedoen, we rekenen op u!" Welk publiek trok deze openingsbijeen komst van de met zoveel verve gepresen teerde „La Fraternité d'Abraham?" Naar ons gevoel: redelijke mensen met een nor male belangstelling. Van geestdrijverij heb ben wij nauwelijks iets gemerkt. Natuur lijk, ook hier waren „typen", schilderach tige figuren, die men overal en niet in de laatste plaats in Parijs vindt. En de won derlijke verering dan? De secretaresse van de fraternité, lichtte een tip van de sluier op, toen zij vertelde: „Pater Riquet heeft na de oorlog tien jaar lang geregeld in de Notre Dame gepreekt. Zijn conférences waren vermaard. De kerk was dan stamp vol. De pater betekent iets in Parijs. Nog altijd heeft hij enofm veel fans Het Is intussen niet zo gemakkelijk al les van de fraternité te weten te komen. Velen blijken geboeid door de gedachte, doch weinigen kunnen precies vertellen waar het punt van aansluiting tussen jo den, moslims en christenen nu precies ligt. Alleen de binnenste cirkel van de frater nité is op de hoogte en in het midden daar van staat pater Riquet. „Ik heb er nooit over geschreven", zegt hij. „We hebben wat vouwblaadjes rond gestuurd. Daar staat niet veel op. Mijn lezingendat is zo'n beetje alles". Hij zat tegenover ons in het kantoor van de broederschap. De organisatie woont in bij een bedrijf. Op de kantorenflat staat nog geen bordje. Alleen de concierge weet te vertellen waar men moet bellen. „We zitten hier pas kort, een maand misschien, het moet nog groeien... Pater Riquet achter een lege tafel is een andere pater Riquet dan die onder de koepel van het amphi-théatre Richelieu. Zou men daar nog de indruk kunnen krij gen van een wat pralerig man, hier doet hij als ieder ander die in eenvoud naar wat weerklank haakt. Ook de schijn van de jeugd onder de lampen leek hij een forse vijftiger is nu wat weggevallen. „Ik begin oud te worden, 69, het gaat tel len". Publiciteit is nog niet het sterkste punt van de fraternité. Pater Riquet (grijs-blauw overhemd tot boven toegeknoopt) moet er ook even aan wennen. „Ja, wat zal ik zeg gen... Langzamerhand komt hij op gang Vriendelijk. Geen dikke accenten. Zijn levensverhaal is, menen we, belang rijk om zijn streven, en vooral de sfeer daarvan, volledig te kunnen vatten. Er ko men namelijk twee belangrijke ontmoetin gen in naar voren: met moslims en met joden. De moslims hebben de meeste in druk op hem gemaakt, toen hij bij de troe pen in Marokko was in de Tweede We reldoorlog. „Ik was Frans soldaat", ver- „en ging als kameraad met de om". In die tijd was hij trou- priester, want hij werd in 1930 telt hij, moslims wens al gewijd. Hij gaat verder: „Voor de joden koes ter ik eveneens grote sympathie. In de bezettingstijd heb ik hen geholpen zo veel ik kon. De Gestapo pakte me op. Der tien maanden zat in concentratiekampen, Mauthausen en Dachau. De Amerikanen hebben me in Dachau bevrijd" En hoe staat u tegenover de Duitsers? „Ik houd van Duitsers, maar niet van nazi's". Gedurende de .iele na-oorlogse tijd hield pater Riquet lezingen, waarin hij aandrong op een elkaar beter leren begrijpen van joden en christenen en zich fel kantte te gen elke vorm van antisemitisme. Ik sprak in Frankrijk, België, Zwitserland, Neder land, Italië... Ja, ook in Duitsland". Lang zamerhand verbreedde zich het onderwerp zo vertelt pater Riguet, en betrok ik de moslims eveneens in mijn pleidooien voor meer samenwerking. En hoe staat de Rooms-Katholieke kerk tegenover dit alles? „Volkomen positief. Weet u. ik ben zeer orthodox. Dat in de eerste plaats. Bovendien ben ik de vriend van de paus. Ik»ken hem zeker al dertig jaar, uit de tijd dat hij studentenmodera tor was in Rome en ik in Parijs Met kar dinaal Bea sta ik ook op bijzonder goede voet Misschien zegt het u iets dat kar dinaal Feltin lid is van ons comité van aanbeveling... en moslims steeds meer met elkaar te doen krijgen, aldus pater Riquet op het werk en in de dagelijkse omgang. Dat geeft het kan niet anders, spanningen, wanneer de een de ander minder acht dan zichzelf. Dikwijls, heel dikwijls in het ver leden hebben de drie groepen elkaar dwars gezeten, vervolgd, gedood, opgesloten en wat niet al onder het voorwendsel van ras, cultuur en geloof. Christenen en moslims hebben elkaar eeuwenlang fel bevochten. De joden wer den, als tweederangs burgers, onderge bracht in de getto's van de christenheid of in de mellahs van de mohammedaan se steden. „Vaker dan eens, ik aarzel niet het te zeggen, was de mellah clemen- ter voor de joden dan het getto van Europa". Het symbool en de oorsprong van de gelijkheid van onze religieuze overtuigin gen, is dat niet de aartsvader Abraham? Het is een feit, aldus pater Riquet, dat joden, christenen en moslims, niettegen staande vele verschillen, het geloof van Abraham beschouwen als een voorbeeld voor hun geloof, de God van Abraham als hun God, het religieuze en morele gedrag van Abraham als een bron van inspiratie voor hen. Dit geldt zeer beslist ook voor de moslims. In de Koran wordt Abraham getekend als het voorbeeld voor de gelovi gen. Welnu, zo zegt pater Riquèt, de lijnen in de Koran vallen, wat Abraham betreft, samen met die men kent uit de Hebreeuw se bijbel en de joods-christelijke traditie. Zonder twijfel zijn de verhalen in de bij bel over Abraham en zijn zonen Ismaël en Izaak rijker wat het detail aangaat en vlotter om te lezen, doch zij spreken dat gene wat de Koran geeft in niets tegen. Toen zeide ik: Zie, ik kom: in de rol des hoeks is van mij geschreven. (Psalm 40 8) Advent betekent „komst" n.l. van de Here Jezus in het vlees. Naar deze komst hebben de gelovigen in het Oude Testament met groot verlangen uitgezien: „Och, dat Gij de heme len scheurde en op de wolken neder kwam", zo lezen wij. Ook Psalm 40 spreekt van de komst van Christus in het vlees. Daarom noemen wij deze psalm, hoewel wij hem éérst op koning David dienen te betrekken, een Messiaanse psalm. Onze tekst is daar ook een duidelijk voorbeeld van: „Toen zeide ik: Zie ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven". Wie is nu die „ik"? Allereerst David, die bereid is om koning te worden. Nu is David als koning de voorafschaduwing van Koning Jezus, Die in de Bijbel genoemd wordt: „Da vids grote Zoon" en „Gij, zone Davids". „Toen zeide ik; zie ik kom"; Dat heeft Christus reeds betuigd ik de eeuwige vrede- raad n.l. „Vader, ik kom om uw wil te doen". Wat de wil van de Vader dan is, zo vraagt u? Wel, een mens, verloren in schuld niet aan zijn lot over te laten, hoewel dat rechtvaardig zou zijn geweest, maar uit het ganse menselijke geslacht zich een volk te verkiezen tot eeuwig behoud! Wat is d&t een eeuwig wonder van Gods ontferming en lief de! Daarom mag de vrije verkiezing Gods niet een steeh des aanstoots voor ons zijn en nog minder een stuk, dat ons tot lijdelijk heid zou mogen brengen, maar de vrije ver kiezing Gods moet zijn: „het grootste stuk der aanbidding". Immers... als God niet zou gekozen hebben! We zouden dat niet kunnen zich zelf, dan zou nooit één mens vóór God gekozen hebben! We zouden dan niet kunnen en ook niet willen! Niet kunnen, omdat wij éllen van nature dood liggen in zonden en misdaden. Niet willen, omdat dit onze wil is: Van nature geneigd om God en de naaste te haten. Wat houdt dan voor verlorenen in zich zelf onze tekst een geweldig rijk evangelie in, dat Christus het in de eeuwige vrede-raad reeds betuigd heeft, maar ook in de Kerst-nacht waar gemaakt heeft: „Toen zeide ik: zie ik kom"; Was Christus niet naar deze aarde ge komen, dan zou er nooit één mens tot de gemeenschap met God kunnen wederkeren! Was Christus niet geboren in de Kerst-nacht, dan was het nooit mogelijk geworden, dat een mens wederom geboren wordt! En dit laatste is levensnoodzakelijk, zoals Christus zegt tegen Nicodemus: „Tenzij een mens we derom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien". Christus' komen betekende voor Hem: „Ik ga vrijwillig de dood in om te lijden en te sterven voor zondaren, opdat schuldigen in zich zelf verlost kunnen worden van de boeien der eeuwige vloek!" Door Chris tus' komst is mogelijk geworden de verge ving der zonden. Vragen wij nog, waaróm Jezus gekomen is? Onze tekst zegt: „In de rol des boeks is van Mij geschreven". „De rol des boeks": Letterlijk staat er in de grond-tekst: Schrij ven, zodat het op iemand ligt. Met deze „rol" wordt allereerst bedoeld: „De rol der eeuwig heid". In Psalm 40 vers 9 lezen we immers: „Ik heb lust, o God, om uw welbehagen te '.oen". De rol des boeks kunnen wij ook om schrijven met: het Boek des Levens; de ge sloten rollen van Gods Raads-besluiten. Ik denk aan de psalm-regels: „Eer iets in mij begon te leven, was alles in uw Boek ge schreven". Wat komt dan de vraag op ons al len af: Zijn onze namen, is mijn naam ge schreven in het Boek des Levens? Hoe we dat kunnen weten? Door het geloof, dat gewerkt wordt door de Heilige Geest, en echt niet ge lijk te stellen* is met: de verstandelijke aanvaarding van veel godsdienstige begrip pen. Dit geloof heeft alles te maken met de ze harte-kennis: „Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord; ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord". Hoe we dat kunnen weten? Door het geloof, gewerkt door de Heilige Geest, Die met de geest der gelovigen ge tuigt, „dat wij kinderen Gods zijn". Vervolgens mogen wij ook bij „de rol des boeks" betrekken de Bijbel, die déze Wil Gods heeft geopenbaard: „Ik heb geen lust in de dood der goddelozen, maar daarin, dat zij zich bekeren en leven". Reeds in Genesis 3 toont de Heere dit laatste, als Hij het zegt: „Adam, waar zijt gij?" En ook in de moe der-belofte: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en deze vrouw". Vervolgens wijzen naar dit liefdes-welbehagen Gods in Christus heen: Het verzoendeksel, het manna, de offers, de steenrots, de verhoogde slang, de wet, die „een tuchtmeester tot Christus" is, enz!! „In de rol des boeks is van Mij geschre ven". Zullen wij u verhalen van het Oud- Testamentisch boek Jozua, die in naam en in werk het type, de voorafschaduwing van Jezus is? Immers, Jozua bracht het volk Is raël in het aardse land Kanaan. Zó brengt de meerdere Jozua n.l. Jezus Zijn Volk in het hemelse land Kanaan door voor dat volk te lijden en te sterven. En wat te zeggen van de rol des boeks n.l. Ruth. Daarin komt im mers de bekende figuur van Boas, de losser voor, Boas, die in zijn losserswerk heen wijst naar Christus, de Verlosser! En wat te zeggen van het boek Job: „Ik weet. mijn Verlosser leeft", zo getuigt Job! Ja echt, het Jezus geschreven! En wat te zeggen van de is waar: Ook in déze rol des boeks is van Psalmen; Hoeveel Messiaanse Psalmen wor den daarin niet gevonden? En van het boek Spreuken, waaruit wij kunnen lezen, dat Je zus de Opperste Wijsheid is. Meer dan Salo mo is hier, n.l. in Christus Jezus! En wat te denken van de rol des boeks n.l. Jesaja: „Een kind is ons geborenZó kunnen we ie der Oud-Testamentisch bijbelboek nagaan en onderzoeken, hoe waar het is met betrekking tot Christus: „In de rol des boeks is van Mij geschreven". Gelukkig die mens, die het vanuit zijn schuldverlorenheid met Groenewegen mag belijden: „Geef mij Jezus, of ik sterf, buiten Hem is geen leven, maar een eeuwig ziels- verderf!" Dan krijgen we door de krachtdadi ge werking van de Heilige Geest een haat te gen de zonde, de wereld en ons eigen willen en denken, daar waar het in strijd is met Gods Woord, met „de rollen des boeks", zo wel van het Oude als van het Nieuwe Testa ment! Dat óók het Nieuwe Testament onze tekst bevestigt, blijkt wel uit de Evangeliën, welke als hoofd-thema hebben: Christus' komen in de Kerstnacht totChristus' komen aan het Kruis enChristus' komen in de he mel om daar voor het Aangezicht Zijns Va ders te bidden voor mensen, verloren in schuld. Ook het Nieuwe Testament predikt aangaande Christus' komst dit éne en mach tige Woord Gods: „In de rol der boeks is van Mij geschreven"; „Heden", zo zegt Je zus zelf, „is deze schrift in uw oren ver vuld!" „In de rol des boeks is van mij ge schreven. Mijn lezers, mag er reeds de liefdes-betrekking des geloofs zijn tussen Je zus en uw hart? Of leeft de Naam Jezus voor ons alléén maar als een begrip en verder niets? Dan moet ik u zeggen, dat, als dat niet anders wordt in uw leven, u voor eeuwig ver loren zult gaan! Want... er is nóg een twee de komst van de Heere Jezus, op de jongste dag; Leest u maar Mattheüs 25 hierover! Weet het toch, dat, als God zelfs Zijn enig geboren Zoon niet gespaard heeft, maar Hem aan de kruisdood heeft overgegeven, om zó „Sion door Recht te verlossen", als God dat aan het groene hout gedaan heeft, wat zal dén aan het dorre hout geschieden? Daar om zegt de Heere in zijn rol des boeks: Wendt u tot Mij, al gij einden der aarde en wordt behouden! Gelukkig die mens, die over dit woord niet vluchtig heen leest, maar bove al leest met ogen des geloofs en het verstaat voor eigen hart en leven. Die alléén wacht de hemelse heerlijkheid en blijdschap! Ds. S. P. van Assenbergh, Veenendaal. Als startpunt van een meer georgani seerd streven naar eenheid ziet pater Riquet een lezing, die hij in 1965 te Rabat hield. Hij sprak toen voor tweeduizend moslims, joden en christenen in een bioscoop over „Abraham op weg". De koning van Ma rokko („een groot man") liet zich vertegen woordigen door de minister van Onderwijs Toen is de bal aan het rollen gegaan. Het is, voor wij de ontwikkeling verder volgen, goed te weten waar pater Riquet de grondslagen vindt voor zijn streven, nu dus uitgegroeid tot een complete bewe ging, naar het elkaar begrijpen, helpen en als broeders tegemoet treden van jo den, moslims en christenen. In zijn rede in de Sorbonne claimde hij dit uitgangs punt overigens niet als een gedachte van hem alleen, doch van „enige joden, eni ge christenen en enige moslims, die er van overtuigd zijn dat zij geen slag in de lucht doen„ maar een waardig en voor ver wezenlijking vatbaar ideaal nastreven". In het gesprek met ons noemde hij deze mensen van het eerste uur een „werk groep", een „motor". Hoe ook: de broederschap blijkt zich be wust, dat allerlei omstandigheden fataal kunnen zijn voor de voortgang van het werk. Het is omgaan met porselein. Aan de andere kant ku >sen conflicten ook weer een stimulans betekenen. Bewees de oor log in het Midden-Oosten niet. dat 't wer kelijk tijd wordt om iets positiefs te doen? De fraternité heeft, met succes, ge probeerd de daad voorop te stellen. Na een oproep in kranten kwam 20.000 NF op tafel, waarvan zestig procent naar de Jordaanse vluchtelingen ging, twintig procent naar de Joodse vluchtelingen in Arabische landen en twintig procent naar het Franse ziekenhuis in Nazareth, waar zowel Joden, Moslims als Christe nen werden geholpen. In de toekomst zullen joden, christenen Concilie-uitspraken, aangehaald om de houding van de christenen tegenover Jo den en Moslims nauwer te omlijnen, bren gen pater Riquet tot de conclusie: „Er be staat geen enkele bedenking tegen, maar, integendeel, een verplichting voor de rooms-katholieken om in gesprek te tre den met Joden en Moslims". Overigens moet men zich, zo vindt hij, bij zo'n ge sprek wel aan een aantal regels houden. „Om te beginnen hebben wij in de broe derschap afgesproken ons te onthouden van opdringerige bekeringsijver. Het gaat ons alleen om het elkaar ontmoeten, het elkaar leren kennen en 't gezamenlijk be vorderen van de zedelijke waarden, de vre de en de vrijheid voor alle mensen en dat met volledig respect voor de religieuze overtuiging van een ieder. Er is geen sprake van het maken van een soort mix ture van de drie monothelsmen". „Een eerste eis om elkaar te begrijpen en met elkaar samen te werken is dat ie dereen volledig zichzelf blijft. Aan de an dere kant zullen we ons moeten ont doen van alle vooroordelen, van alle mis kenning, die, in het verleden, voedsel ga ven aan zoveel wantrouwen, verachtelijke onrechtvaardigheden en haat tussen Joden, Moslims en christenen. Het gaat om geza menlijk de ander te ontdekken in zijn ge loofsleven, met als vast punt het geloof van Abraham en de consequenties trekkend uit dat geloof". Toen we pater Riquet in een kaal ka mertje van een priesterhuis aan de Rue de Grenelle, waar hij woont, voor het laatste ontmoetten, hadden we eigenlijk nog niet gesproken over de organisatori sche ontwikkeling na Rabat. Er was ook geen tijd meer. „Ik sta op het punt naar Chartres te vertrekken. Een lezing..." In ieder geval kwam na een bijeenkomst op het Mohammedaanse Instituut de „Union fraternelle des Héritiers d' Abraham" tot stand. Dat was in december 1965. In de afgelopen zomer werd „La Fraternité d' Abraham" officieel opgericht. Het is de bedoeling studiegroepen van theologen in hjt leven te roepen, stevig door te werken aan het verbeteren van de sfeer tussen de drie groepen (wat de christenheid betreft: ook protestanten doen mee), lezingen te organiseren, enz. Uit het bovenstaande blijkt al, dat het praktische werk niet zal worden geschuwd. „Het moet lukken", zegt pater Riquet, „met Gods hulp".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 12