CANTOR BACH OP DE FILM
Christen
Jood en
Moslim
zijn
een
in het geloof van Abraham
ADVENT
Internationale broederschap
op de bres voor meer begrip
fer oven
den
king
Het kantoor
Spelregels
Het begin
Spanningen
muziekfeuilleton
door
henri fh. timmerman
DEZE WEEK
Kennismaking met
de stichters van
„La Fraternité d' Abraham'
It-fuziekfilms staan bij serieuze lieden in
een kwade reuk. Eerlijk gezegd is
met een kleine variatie de verzuchting
van Tijl Uilenspiegel vaak van toepassing:
zij hebben het er naar gemaakt. Met mu
ziekfilms bedoelen we geen muzikale
showfilms, maar de vele en ook meestal
populaire filmbiografieën van grote com
ponisten. Sterk geromantiseerd gewoon
lijk en door het beaccentueren van het
liefdeselement in het leven van de gevier
de kunstenaar, had de filmbiografie voor
weinig of zelfs in het geheel geen waarde.
Muziekfilms als luchtig amusement en
zonder pretentie hebben uiteraard hun
eigen charme, maar de kritiek op de
meer ernstig bedoelde muziekfilms richt
zich op andere kenmerken. Het meren
deel van de tientallen muziekfilms wordt
door de filmcritici verworpen, omdat er
gewoonlijk geen filmtaal wordt gehan
teerd, De muziekliefhebbers hebben dik
wijls bezwaren, omdat de meesterwerken
van de componisten in stukken worden
gescheurd of bewerkt. De musicologen
zijn nog het meest geërgerd, omdat zij
bijna altijd terecht vinden, dat van le
ven en werken van de grote componisten
een vertekend, zo niet belachelijk, beeld
wordt gegeven. Alle bezwaren ten spijt
blijven er muziekfilms komen; zij blijven
populair en er zijn langzamerhand talrij
ke films in roulatie geweest met Chopin,
Liszt, Paganini, Tsjaikofski en andere
componisten, van Schubert tot Wagner.
Dach is maar heel zelden het recht-
streekse of zijdelingse onderwerp ge
weest van de film en dit is begrijpelijk.
Want Bachs uiterlijk bestaan is maar wei
nig spectaculair geweest en van kleurrij
ke liefdesromances, zoals bij Paganini.
Liszt, Chopin en Wagner, is helemaal
geen sprake. Bachs uiterlijk bestaan ver
liep nagenoeg gelijk aan dat van tiental
len musici uit zijn tijd en nog lang daar
na, hardwerkende cantors, kerkorganis
ten en tegelijk componisten. In Bachs le
ven, innerlijk zo diep bewogen, was niets
spectaculairs. Alleen het befaamde be
zoek van de al oude Bach aan koning
Frederik zou een kleurrijke episode kun
nen vormen in een nauwkeurige histori
sche muziekfilm. Bach was cantor èn bur
ger. Eerst de veel latere hoogromantische
kunstenaars met hun soms vorstelijke
staat, hun voortdurend reizen en trekken
en talrijke liefdes, waren voor de filmpro
ducenten aantrekkelijker objecten, al
was het filmmateriaal weliswaar willig
maar ook weerloos.
De typerende verhouding tussen de zeer
talrijke muziekfilms van de romantische
componisten en de uiterst schaarse films
over Bach is eigenlijk de weerspiegeling
van hetzelfde verschijnsel in de literatuur,
de biografie, niet de zuiver wetenschappe
lijke biografie, maar de populaire en
eveneens vaak sterk geromantiseerde le
vensverhalen. Er zijn namelijk maar en
kele Bachromans of min of meer gero
mantiseerde Bachbiografieën tegenover
een overvloed van romans en biografieën,
waarin het liefdeselement sterk is over
trokken, van Paganini en Liszt, Chopin en
Berlioz, Tsjaikofski en Schumann, Schu
bert en Mendelssohn en Wagner en Ver
di. Menselijk bezien en de musicologische
waarde buiten beschouwing gelaten, is
deze verhouding heel begrijpelijk.
Oach is nu verfilmd. Een uniek filmpro
ject, dit zonder twijfel. Beginnen we
met twee grote namen te noemen van
kunstenaars, elk groot op eigen terrein en
onbetwist van een zeldzame integriteit.
Mensen, die van goede films houden zul
len zeker de naam kennen van de grote
cineast Jean-Marie Straub. Het is deze
Franse, vaak avant-gardistische filmer,
die zich al twaalf jaar lang bezighoudt
met een Bachproject, genoemd „Chronik
der Anna Magdalena Bach". De tweede
naam is die van Gustav Leonhardt, voor
vele muziekliefhebbers een begrip. Onze
landgenoot is internationaal bekend en
ook befaamd als kenner van oude muziek,
maar als musicus is Gustav Leonhardt
een knap en bezield klavecinist en orga
nist. Beide kunstenaars hebben elkaar ge
vonden in de Bachfilm, die haar defini
tieve voltooiing dicht is genaderd. De pre
mière zal tegelijk in Amsterdam, Parijs,
Rome en München plaats vinden.
Als we al tevoren over deze opmerke
lijke produktie schrijven, dan is dit om
het unieke van deze muziekfilm en de sa
menwerking tussen beide kunstenaars.
Beide kunstenaars hebben langdurig en
ntensief samengewerkt om te verwezen
lijken wat nog nooit eerder zuiver is ge
lukt: een Bachfilm die zo authentiek mo
gelijk wil zijn. Dit houdt al in, dat zij bij
voorbaat afstand deden van het maken
van een muziekfilm in de zin van een
produktie van Bachmuziek met beelden.
Maar nog vanzelfsprekender verwierpen
Jean-Marie Straub en Gustav Leonhardt
een muziekfilm als geromantiseerd bio
grafisch filmverhaal met de muziek van
de componist als illustratief element.
Want Jean-Marie Straub en Gustav Leon
hardt huldigen hoge artistieke opvattingen.
Dach was cantor en organist, een musi
cus, ook al blee.. hij voor de buiten
wereld achteraf een genie. Dit nu, dit
cantorschap, is het uitgangspunt geweest
in de nieuwe muziekfilm van anderhalf
uur, waarin de titelrol niet wordt gespeeld
door een beroepsacteur, die een beetje op
Bach lijkt, maar door een zo hoogstaande
musicus als Gustav Leonhardt, volkomen
wars van alle show en spectaculaire ver
tekening van de grote Bach aan wie hij
zijn hart verpand heeft.
In een gesprek met Ellen Waller heeft
Gustav Leonhardt gezegd, dat hij in de
film een musicus is in de omstandighe
den van Bach. Hij krijgt weliswaar de
befaamde en misprezen pruik van de ba
rokperiode op, hij is als cantor gekleed
want het is geen abstracte muziekfilm,
maar een speelfilm die Straub heeft ge
maakt en hij beweegt zich in de omge
ving waarin Bach gewerkt heeft. Maar
noch de filmregisseur, noch Gustav Leon
hardt suggereert, dat het Johann Sebas
tian is, die als cantor een koor leidt, aan
het orgel zit of klavecimbel speelt. Het
is Gustav Leonhardt, die dirigeert en
speelt, gekleed als Bach, omdat diens
cantorschap en bestaan als musicus het
onderwerp is, terwijl de muziek van
Bach volkomen centraal staat In de op
zet, de authenticiteit van Bach in de
film te bewaren is men zover gegaan, dat
men de objectiviteit dicht wilde benade
ren door de muziek van Bach in de zui
verste stijl en bezetting te laten spreken,
zonder verder ingrijpen. Alleen muziek
van Bach klinkt, -onder muzikale verbin
dingen en overbruggende episodes. De
tekst wordt gesproken door Anna Magdale
na, Bachs tweede vrouw, die 'n uitnemend
zangeres was, maar een aan man en ge
zin en maatschappelijke beslommeringen
zeer toegewijde vrouw' werd. Deze tekst
kan niet haar eigen tekst zijn, want ter-
wille van de authenticiteit van de film
moeten deze teksten op andere wijze zijn
verzameld.
Het is namelijk zo, dat het boekje
„Kleine Chronik der Anna Magdalena
Bach", dat enige jaren geleden ver
scheen, een fictie was; Anna Magdalena
heeft nooit een dagboek bijgehouden. Au
thentiek zijn alleen enkele officiële ver
zoekschriften van Bachs hand, een rela
tief klein aantal brieven die Bach schreef
en de beknopte levensschets door zijn
zoon Carl Phillip Emmanuel Bach. Uiter
aard zijn er ook brieven van tijdgenoten,
maar in vergelijking met het schriftelijk
vastgelegde materiaal van andere, latere
componisten is er betrekkelijk weinig wer
kelijk authentiek schriftelijk Bachmate-
riaal.
Ook van Bachs omgeving is nauwelijks
iets overgebleven wat op de benaming
„authentiek" aanspraak kan maken, al
duiken er telkens studies op van geleer
den die willen bewijzen dat een bepaald
huis Bachs geboortehuis is geweest. Al
voor de tweede wereldoorlog stond het
vast, dat er in de plaatsen waar Bach ge
woond en gewerkt heeft nauwelijks iets
uit zijn omgeving is overgebleven. Het
Leipziger cantorhuis is, evenals de Tho-
masschool. afgebroken en geen van de
oude orgels waarop Bach heeft gespeeld
is ongeschonden. Bach stierf nu eenmaal
niet als een erkend genie voor zijn mede
mensen, integendeel, en toen men op we
tenschappelijke wijze begon te onderzoe
ken ia inventariseren wat werkelijk als
authentiek tot Bachs milieu kon worden
gerekend, was het al te laat.
Jean-Marie Straub heeft ook in dit opzicht
de zuiverheid van zijn film niet in gevaar
willen brengen, maar hij speurde in West
en Oost-Duitsland naar historische plaat
sen waarvan een bepaald milieu, kerk of
zaal uit een vorstelijk verblijf overeen
komt met de omgeving waarin Bach ge
werkt en gemusiceerd heeft.
Muzikaal gesproken moet Jean-Marie
Straub in Gustav Leonhardt een ideale
medewerker hebben gevonden. Aan Ellen
Waller heeft Gustav Leonhardt enkele in
teressante details verteld. Het zal nie
mand, die onze zeer consciëntieuze land
genoot kent, verrassen, dat alle muziek
van Bach, die Gustav Leonhardt zelf en
de door hem in heel Europa gezochte mu
sici en ensembles in de film uitvoeren, ge
speeld wordt op oude instrumenten en in
de bezetting zoals Bach zich deze wenste.
Gustav Leonhardt kreeg de vrije hand
om zijn eigen opvattingen inzake bezetting
en stijl van Bachs muziek te kunnen reali
seren. Dit houdt dus in, zoals we zullen
weten, dat de koorwerken bijvoorbeeld
maar door een klein koor van geschoolde
stemmen worden gezongen. Voor zijn doel
trok Gustav Leonhardt koren en ensem
bles als de Schola Cantorum Bazel, Con-
centius I 'usicus Wenen en een jongens
koor uit Hannover aan. Waarschijnlijk is
Gustav Leonhardt als medium om de mu
ziek van Bach en diens cantorschap ook
door middel van de film gestalte te geven
uniek, immers tegelijk Bachkenner, musi
coloog en veelzijdig uitvoerend kunste
naar. Vandaar, afgezien van een waarde
bepaling van de film als filmkunstwerk,
de belangrijkheid van deze produktie,
waaraan naast onze landgenoot Fransen,
Duitsers, Oostenrijkers en Italianen heb
ben meegewerkt. Een muziekfilm om naar
uit te zien, in vele opzichten, deze Chronik
der Anna Magdalena Bach.
Toen ik geld had
noemde iedereen
mij broeder
Pools spreekwoord
Onder de hoge koepel van 't „amphithéatre Richelieu"
in de Sorbonne, door „slagboompjes" van het pu
bliek gescheiden en met de rust van iemand die gewend
is op podia te verkeren, stond pater Michel Riquet SJ,
de man van „La Fraternité d' Abraham". „Het is zijn
fraternité!" had schrijver Jacques Nantet, voorzitter van
de broederschap, net in een lichte mate van vervoering
uitgeroepen. Pater Riquet loonde zich daar dankbaar
voor. Hij glimlachte en boog. Het publiek applaudiseer-
de begerig.
De bijval had al minstens een half uur in de lucht ge
hangen. Er moest eenvoudig een ontlading komen en die
kwam er, na het eerste sein van Nantet. „Hij is een groot
man", fluisterde een meisje naast ons, „en monsieur Nan
tet ookallemaal trouwens". De oudere dames, die
eerder over de afscheiding hadden gereikt om pater Ri
quet althans maar te kunnen aanraken, legden de tasjes
op de grond om beter in de handen te kunnen klappen.
Kreten klonken, er werd gelachen, blijmoedigheid ver
vulde de zaal. En pater Riquet boog, gaf seintjes naar
mensen die hij blijkbaar kende, schudde de hand van
Nantet en maakte gebaren naar de mannen op het
voorste rijtje: een rabbijn met een profeten baard, een
imam in vol ornaat, een protestantse geestelijke. Onder
wijl kreeg men de indruk, dat de 150 man dan van diens
ken meer in de ban waren van de man dan van diens
boodschap. Er was immers nog praktisch niets gezegd.
De boodschap van pater Riquet en dus van de broe
derschap is, zo bleek uit de lezing, even simpel all
opvallend. Joden, moslims en christenen moeten probe
ren begrip voor elkaar op te brengen, elkaar te helpen,
in waarachtige broederschap met elkaar te leven. „Een
dergelijke poging kan en moet slagen", aldus pater Ri
quet. „wanneer wij er ons terdege bewust van worden,
dat ons geloof, onze hoop en onze verwachting zich rich
ten naar dezelfde God. de God van Abraham. De funda
mentele eisen die de God van Abraham aan ons stelt,
zijn voor ons, joden, moslims en christenen, gelijk".
Het was een uitstekend opgebouwde re
de. boeiend van taal en met een dictie,
die net niet aan overdrijving toekwam.
Men applaudisseerde andermaal. Toen
volgden toespraken van de rabbijn, de
imam, de predikant en enkele bestuursle
den.
Prachtige perspectieven werden geschil
derd, wijd werd de blik de blik, de broe
derschap kreeg op het podium vorm in om
helzingen en opeens, al vrij diep in de
nacht, was het gebeurd.
De deuren gingen open, het dreunen van
de auto's op de feestelijk verlichte Bou
levard Saint Michel drong door tot in de
zaal, aan de deur stonden mensen te col
lecteren en na een minuut of tien had de
donkere Rue de la Sorbonne het publiek
opgeslokt. Jaques Nantet vonden wij een
half uurtje later terug in een café waar
hij met enkel dames een glas dronk op
de afloop. Een goede? Ongetwijfeld wel.
Alleen slechts de halve zaal applaudisseer
de toen de broederschap officieel werd ge
lanceerd. „Wij allen moeten ons volledig
maar dan ook volledig inzetten voor de
ze zaak", had de heer Nantet gezegd, „u
moet meedoen, we rekenen op u!"
Welk publiek trok deze openingsbijeen
komst van de met zoveel verve gepresen
teerde „La Fraternité d'Abraham?" Naar
ons gevoel: redelijke mensen met een nor
male belangstelling. Van geestdrijverij heb
ben wij nauwelijks iets gemerkt. Natuur
lijk, ook hier waren „typen", schilderach
tige figuren, die men overal en niet in de
laatste plaats in Parijs vindt. En de won
derlijke verering dan? De secretaresse van
de fraternité, lichtte een tip van de sluier
op, toen zij vertelde: „Pater Riquet heeft
na de oorlog tien jaar lang geregeld in de
Notre Dame gepreekt. Zijn conférences
waren vermaard. De kerk was dan stamp
vol. De pater betekent iets in Parijs. Nog
altijd heeft hij enofm veel fans
Het Is intussen niet zo gemakkelijk al
les van de fraternité te weten te komen.
Velen blijken geboeid door de gedachte,
doch weinigen kunnen precies vertellen
waar het punt van aansluiting tussen jo
den, moslims en christenen nu precies ligt.
Alleen de binnenste cirkel van de frater
nité is op de hoogte en in het midden daar
van staat pater Riquet.
„Ik heb er nooit over geschreven", zegt
hij. „We hebben wat vouwblaadjes rond
gestuurd. Daar staat niet veel op. Mijn
lezingendat is zo'n beetje alles".
Hij zat tegenover ons in het kantoor van
de broederschap. De organisatie woont in
bij een bedrijf. Op de kantorenflat staat
nog geen bordje. Alleen de concierge weet
te vertellen waar men moet bellen. „We
zitten hier pas kort, een maand misschien,
het moet nog groeien...
Pater Riquet achter een lege tafel is
een andere pater Riquet dan die onder de
koepel van het amphi-théatre Richelieu.
Zou men daar nog de indruk kunnen krij
gen van een wat pralerig man, hier doet
hij als ieder ander die in eenvoud naar
wat weerklank haakt. Ook de schijn van
de jeugd onder de lampen leek hij een
forse vijftiger is nu wat weggevallen.
„Ik begin oud te worden, 69, het gaat tel
len".
Publiciteit is nog niet het sterkste punt
van de fraternité. Pater Riquet (grijs-blauw
overhemd tot boven toegeknoopt) moet er
ook even aan wennen. „Ja, wat zal ik zeg
gen... Langzamerhand komt hij op gang
Vriendelijk. Geen dikke accenten.
Zijn levensverhaal is, menen we, belang
rijk om zijn streven, en vooral de sfeer
daarvan, volledig te kunnen vatten. Er ko
men namelijk twee belangrijke ontmoetin
gen in naar voren: met moslims en met
joden. De moslims hebben de meeste in
druk op hem gemaakt, toen hij bij de troe
pen in Marokko was in de Tweede We
reldoorlog. „Ik was Frans soldaat", ver-
„en ging als kameraad met de
om". In die tijd was hij trou-
priester, want hij werd in 1930
telt hij,
moslims
wens al
gewijd.
Hij gaat verder: „Voor de joden koes
ter ik eveneens grote sympathie. In
de bezettingstijd heb ik hen geholpen zo
veel ik kon. De Gestapo pakte me op. Der
tien maanden zat in concentratiekampen,
Mauthausen en Dachau. De Amerikanen
hebben me in Dachau bevrijd" En hoe
staat u tegenover de Duitsers?
„Ik houd van Duitsers, maar niet van
nazi's".
Gedurende de .iele na-oorlogse tijd hield
pater Riquet lezingen, waarin hij aandrong
op een elkaar beter leren begrijpen van
joden en christenen en zich fel kantte te
gen elke vorm van antisemitisme. Ik sprak
in Frankrijk, België, Zwitserland, Neder
land, Italië... Ja, ook in Duitsland". Lang
zamerhand verbreedde zich het onderwerp
zo vertelt pater Riguet, en betrok ik de
moslims eveneens in mijn pleidooien voor
meer samenwerking.
En hoe staat de Rooms-Katholieke kerk
tegenover dit alles? „Volkomen positief.
Weet u. ik ben zeer orthodox. Dat in de
eerste plaats. Bovendien ben ik de vriend
van de paus. Ik»ken hem zeker al dertig
jaar, uit de tijd dat hij studentenmodera
tor was in Rome en ik in Parijs Met kar
dinaal Bea sta ik ook op bijzonder goede
voet Misschien zegt het u iets dat kar
dinaal Feltin lid is van ons comité van
aanbeveling...
en moslims steeds meer met elkaar te
doen krijgen, aldus pater Riquet op het
werk en in de dagelijkse omgang. Dat
geeft het kan niet anders, spanningen,
wanneer de een de ander minder acht dan
zichzelf. Dikwijls, heel dikwijls in het ver
leden hebben de drie groepen elkaar dwars
gezeten, vervolgd, gedood, opgesloten en
wat niet al onder het voorwendsel van
ras, cultuur en geloof.
Christenen en moslims hebben elkaar
eeuwenlang fel bevochten. De joden wer
den, als tweederangs burgers, onderge
bracht in de getto's van de christenheid
of in de mellahs van de mohammedaan
se steden. „Vaker dan eens, ik aarzel
niet het te zeggen, was de mellah clemen-
ter voor de joden dan het getto van
Europa".
Het symbool en de oorsprong van de
gelijkheid van onze religieuze overtuigin
gen, is dat niet de aartsvader Abraham?
Het is een feit, aldus pater Riquet, dat
joden, christenen en moslims, niettegen
staande vele verschillen, het geloof van
Abraham beschouwen als een voorbeeld
voor hun geloof, de God van Abraham als
hun God, het religieuze en morele gedrag
van Abraham als een bron van inspiratie
voor hen. Dit geldt zeer beslist ook voor
de moslims. In de Koran wordt Abraham
getekend als het voorbeeld voor de gelovi
gen.
Welnu, zo zegt pater Riquèt, de lijnen
in de Koran vallen, wat Abraham betreft,
samen met die men kent uit de Hebreeuw
se bijbel en de joods-christelijke traditie.
Zonder twijfel zijn de verhalen in de bij
bel over Abraham en zijn zonen Ismaël en
Izaak rijker wat het detail aangaat en
vlotter om te lezen, doch zij spreken dat
gene wat de Koran geeft in niets tegen.
Toen zeide ik: Zie, ik kom: in de rol
des hoeks is van mij geschreven.
(Psalm 40 8)
Advent betekent „komst" n.l. van de Here
Jezus in het vlees. Naar deze komst hebben
de gelovigen in het Oude Testament met groot
verlangen uitgezien: „Och, dat Gij de heme
len scheurde en op de wolken neder kwam",
zo lezen wij. Ook Psalm 40 spreekt van de
komst van Christus in het vlees. Daarom
noemen wij deze psalm, hoewel wij hem éérst
op koning David dienen te betrekken, een
Messiaanse psalm. Onze tekst is daar ook
een duidelijk voorbeeld van: „Toen zeide ik:
Zie ik kom; in de rol des boeks is van mij
geschreven".
Wie is nu die „ik"? Allereerst David, die
bereid is om koning te worden. Nu is David
als koning de voorafschaduwing van Koning
Jezus, Die in de Bijbel genoemd wordt: „Da
vids grote Zoon" en „Gij, zone Davids".
„Toen zeide ik; zie ik kom"; Dat heeft
Christus reeds betuigd ik de eeuwige vrede-
raad n.l. „Vader, ik kom om uw wil te
doen". Wat de wil van de Vader dan is, zo
vraagt u? Wel, een mens, verloren in schuld
niet aan zijn lot over te laten, hoewel dat
rechtvaardig zou zijn geweest, maar uit het
ganse menselijke geslacht zich een volk te
verkiezen tot eeuwig behoud! Wat is d&t een
eeuwig wonder van Gods ontferming en lief
de! Daarom mag de vrije verkiezing Gods
niet een steeh des aanstoots voor ons zijn en
nog minder een stuk, dat ons tot lijdelijk
heid zou mogen brengen, maar de vrije ver
kiezing Gods moet zijn: „het grootste stuk
der aanbidding". Immers... als God niet zou
gekozen hebben! We zouden dat niet kunnen
zich zelf, dan zou nooit één mens vóór God
gekozen hebben! We zouden dan niet kunnen
en ook niet willen! Niet kunnen, omdat wij
éllen van nature dood liggen in zonden en
misdaden. Niet willen, omdat dit onze wil is:
Van nature geneigd om God en de naaste te
haten.
Wat houdt dan voor verlorenen in zich zelf
onze tekst een geweldig rijk evangelie in, dat
Christus het in de eeuwige vrede-raad reeds
betuigd heeft, maar ook in de Kerst-nacht
waar gemaakt heeft: „Toen zeide ik: zie ik
kom"; Was Christus niet naar deze aarde ge
komen, dan zou er nooit één mens tot de
gemeenschap met God kunnen wederkeren!
Was Christus niet geboren in de Kerst-nacht,
dan was het nooit mogelijk geworden, dat
een mens wederom geboren wordt! En dit
laatste is levensnoodzakelijk, zoals Christus
zegt tegen Nicodemus: „Tenzij een mens we
derom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk
Gods niet zien". Christus' komen betekende
voor Hem: „Ik ga vrijwillig de dood in om
te lijden en te sterven voor zondaren, opdat
schuldigen in zich zelf verlost kunnen worden
van de boeien der eeuwige vloek!" Door Chris
tus' komst is mogelijk geworden de verge
ving der zonden.
Vragen wij nog, waaróm Jezus gekomen
is? Onze tekst zegt: „In de rol des boeks is
van Mij geschreven". „De rol des boeks":
Letterlijk staat er in de grond-tekst: Schrij
ven, zodat het op iemand ligt. Met deze „rol"
wordt allereerst bedoeld: „De rol der eeuwig
heid". In Psalm 40 vers 9 lezen we immers:
„Ik heb lust, o God, om uw welbehagen te
'.oen". De rol des boeks kunnen wij ook om
schrijven met: het Boek des Levens; de ge
sloten rollen van Gods Raads-besluiten. Ik
denk aan de psalm-regels: „Eer iets in mij
begon te leven, was alles in uw Boek ge
schreven". Wat komt dan de vraag op ons al
len af: Zijn onze namen, is mijn naam ge
schreven in het Boek des Levens? Hoe we dat
kunnen weten? Door het geloof, dat gewerkt
wordt door de Heilige Geest, en echt niet ge
lijk te stellen* is met: de verstandelijke
aanvaarding van veel godsdienstige begrip
pen. Dit geloof heeft alles te maken met de
ze harte-kennis: „Ik roem in God, ik prijs het
onfeilbaar Woord; ik heb het zelf uit Zijn
mond gehoord". Hoe we dat kunnen weten?
Door het geloof, gewerkt door de Heilige
Geest, Die met de geest der gelovigen ge
tuigt, „dat wij kinderen Gods zijn".
Vervolgens mogen wij ook bij „de rol des
boeks" betrekken de Bijbel, die déze Wil
Gods heeft geopenbaard: „Ik heb geen lust in
de dood der goddelozen, maar daarin, dat zij
zich bekeren en leven". Reeds in Genesis 3
toont de Heere dit laatste, als Hij het zegt:
„Adam, waar zijt gij?" En ook in de moe
der-belofte: „Ik zal vijandschap zetten tussen
u en deze vrouw". Vervolgens wijzen naar
dit liefdes-welbehagen Gods in Christus heen:
Het verzoendeksel, het manna, de offers, de
steenrots, de verhoogde slang, de wet, die
„een tuchtmeester tot Christus" is, enz!!
„In de rol des boeks is van Mij geschre
ven". Zullen wij u verhalen van het Oud-
Testamentisch boek Jozua, die in naam en
in werk het type, de voorafschaduwing van
Jezus is? Immers, Jozua bracht het volk Is
raël in het aardse land Kanaan. Zó brengt de
meerdere Jozua n.l. Jezus Zijn Volk in het
hemelse land Kanaan door voor dat volk te
lijden en te sterven. En wat te zeggen van
de rol des boeks n.l. Ruth. Daarin komt im
mers de bekende figuur van Boas, de losser
voor, Boas, die in zijn losserswerk heen
wijst naar Christus, de Verlosser! En wat te
zeggen van het boek Job: „Ik weet. mijn
Verlosser leeft", zo getuigt Job! Ja echt, het
Jezus geschreven! En wat te zeggen van de
is waar: Ook in déze rol des boeks is van
Psalmen; Hoeveel Messiaanse Psalmen wor
den daarin niet gevonden? En van het boek
Spreuken, waaruit wij kunnen lezen, dat Je
zus de Opperste Wijsheid is. Meer dan Salo
mo is hier, n.l. in Christus Jezus! En wat te
denken van de rol des boeks n.l. Jesaja: „Een
kind is ons geborenZó kunnen we ie
der Oud-Testamentisch bijbelboek nagaan en
onderzoeken, hoe waar het is met betrekking
tot Christus: „In de rol des boeks is van Mij
geschreven".
Gelukkig die mens, die het vanuit zijn
schuldverlorenheid met Groenewegen mag
belijden: „Geef mij Jezus, of ik sterf, buiten
Hem is geen leven, maar een eeuwig ziels-
verderf!" Dan krijgen we door de krachtdadi
ge werking van de Heilige Geest een haat te
gen de zonde, de wereld en ons eigen willen
en denken, daar waar het in strijd is met
Gods Woord, met „de rollen des boeks", zo
wel van het Oude als van het Nieuwe Testa
ment!
Dat óók het Nieuwe Testament onze tekst
bevestigt, blijkt wel uit de Evangeliën, welke
als hoofd-thema hebben: Christus' komen
in de Kerstnacht totChristus' komen aan
het Kruis enChristus' komen in de he
mel om daar voor het Aangezicht Zijns Va
ders te bidden voor mensen, verloren in
schuld. Ook het Nieuwe Testament predikt
aangaande Christus' komst dit éne en mach
tige Woord Gods: „In de rol der boeks is
van Mij geschreven"; „Heden", zo zegt Je
zus zelf, „is deze schrift in uw oren ver
vuld!" „In de rol des boeks is van mij ge
schreven. Mijn lezers, mag er reeds de
liefdes-betrekking des geloofs zijn tussen Je
zus en uw hart? Of leeft de Naam Jezus voor
ons alléén maar als een begrip en verder
niets? Dan moet ik u zeggen, dat, als dat niet
anders wordt in uw leven, u voor eeuwig ver
loren zult gaan! Want... er is nóg een twee
de komst van de Heere Jezus, op de jongste
dag; Leest u maar Mattheüs 25 hierover!
Weet het toch, dat, als God zelfs Zijn enig
geboren Zoon niet gespaard heeft, maar Hem
aan de kruisdood heeft overgegeven, om zó
„Sion door Recht te verlossen", als God dat
aan het groene hout gedaan heeft, wat zal
dén aan het dorre hout geschieden? Daar
om zegt de Heere in zijn rol des boeks:
Wendt u tot Mij, al gij einden der aarde en
wordt behouden! Gelukkig die mens, die over
dit woord niet vluchtig heen leest, maar bove
al leest met ogen des geloofs en het verstaat
voor eigen hart en leven. Die alléén wacht
de hemelse heerlijkheid en blijdschap!
Ds. S. P. van Assenbergh, Veenendaal.
Als startpunt van een meer georgani
seerd streven naar eenheid ziet pater
Riquet een lezing, die hij in 1965 te Rabat
hield.
Hij sprak toen voor tweeduizend moslims,
joden en christenen in een bioscoop over
„Abraham op weg". De koning van Ma
rokko („een groot man") liet zich vertegen
woordigen door de minister van Onderwijs
Toen is de bal aan het rollen gegaan.
Het is, voor wij de ontwikkeling verder
volgen, goed te weten waar pater Riquet
de grondslagen vindt voor zijn streven, nu
dus uitgegroeid tot een complete bewe
ging, naar het elkaar begrijpen, helpen
en als broeders tegemoet treden van jo
den, moslims en christenen. In zijn rede
in de Sorbonne claimde hij dit uitgangs
punt overigens niet als een gedachte van
hem alleen, doch van „enige joden, eni
ge christenen en enige moslims, die er
van overtuigd zijn dat zij geen slag in de
lucht doen„ maar een waardig en voor ver
wezenlijking vatbaar ideaal nastreven".
In het gesprek met ons noemde hij deze
mensen van het eerste uur een „werk
groep", een „motor".
Hoe ook: de broederschap blijkt zich be
wust, dat allerlei omstandigheden fataal
kunnen zijn voor de voortgang van het
werk. Het is omgaan met porselein. Aan de
andere kant ku >sen conflicten ook weer
een stimulans betekenen. Bewees de oor
log in het Midden-Oosten niet. dat 't wer
kelijk tijd wordt om iets positiefs te doen?
De fraternité heeft, met succes, ge
probeerd de daad voorop te stellen. Na
een oproep in kranten kwam 20.000 NF
op tafel, waarvan zestig procent naar de
Jordaanse vluchtelingen ging, twintig
procent naar de Joodse vluchtelingen in
Arabische landen en twintig procent
naar het Franse ziekenhuis in Nazareth,
waar zowel Joden, Moslims als Christe
nen werden geholpen.
In de toekomst zullen joden, christenen
Concilie-uitspraken, aangehaald om de
houding van de christenen tegenover Jo
den en Moslims nauwer te omlijnen, bren
gen pater Riquet tot de conclusie: „Er be
staat geen enkele bedenking tegen, maar,
integendeel, een verplichting voor de
rooms-katholieken om in gesprek te tre
den met Joden en Moslims". Overigens
moet men zich, zo vindt hij, bij zo'n ge
sprek wel aan een aantal regels houden.
„Om te beginnen hebben wij in de broe
derschap afgesproken ons te onthouden
van opdringerige bekeringsijver. Het gaat
ons alleen om het elkaar ontmoeten, het
elkaar leren kennen en 't gezamenlijk be
vorderen van de zedelijke waarden, de vre
de en de vrijheid voor alle mensen en dat
met volledig respect voor de religieuze
overtuiging van een ieder. Er is geen
sprake van het maken van een soort mix
ture van de drie monothelsmen".
„Een eerste eis om elkaar te begrijpen
en met elkaar samen te werken is dat ie
dereen volledig zichzelf blijft. Aan de an
dere kant zullen we ons moeten ont
doen van alle vooroordelen, van alle mis
kenning, die, in het verleden, voedsel ga
ven aan zoveel wantrouwen, verachtelijke
onrechtvaardigheden en haat tussen Joden,
Moslims en christenen. Het gaat om geza
menlijk de ander te ontdekken in zijn ge
loofsleven, met als vast punt het geloof
van Abraham en de consequenties trekkend
uit dat geloof".
Toen we pater Riquet in een kaal ka
mertje van een priesterhuis aan de Rue
de Grenelle, waar hij woont, voor het
laatste ontmoetten, hadden we eigenlijk
nog niet gesproken over de organisatori
sche ontwikkeling na Rabat. Er was ook
geen tijd meer. „Ik sta op het punt naar
Chartres te vertrekken. Een lezing..." In
ieder geval kwam na een bijeenkomst op
het Mohammedaanse Instituut de „Union
fraternelle des Héritiers d' Abraham" tot
stand. Dat was in december 1965. In de
afgelopen zomer werd „La Fraternité
d' Abraham" officieel opgericht.
Het is de bedoeling studiegroepen van
theologen in hjt leven te roepen, stevig
door te werken aan het verbeteren van de
sfeer tussen de drie groepen (wat de
christenheid betreft: ook protestanten doen
mee), lezingen te organiseren, enz. Uit het
bovenstaande blijkt al, dat het praktische
werk niet zal worden geschuwd. „Het moet
lukken", zegt pater Riquet, „met Gods
hulp".