Fraaie Italiaanse tekeningen in Amsterdam oJfttuze* VERNIETIGING IN EEN FEEST VOL KLEUR Communicatie (I) Hoe lang nog? (B)Elles (II) Getrouwd (B)Elles (I) Communicatie Ja, zuster Nieuwe omroep Ook de missers Mm issen Als we voor de laatste keer van dit Jaar de gordijnen dichttrekken, moet men ons maar vergeven, dat wij daar even mee talmen en met de hand aan het koord blijven staan. De laatste avond van het jaar, dat wij met zoveel hoop en goede voornemens begonnen en waarvan over een paar uur niets anders overblijft dan een leeggescheurde kalender. Alles gaat voorbij en wordt herinnering. Dat is een moeilijk te verwerken gedachte, zelfs al wacht achter onze rug een warme besloten huiskamer. Al staan in de keuken de schalen met eigen gebakken appelflappen te wachten en trekt de bisschop naar grootmoeders recept zachtjes op de kachel. Er is iets dat onze hand tegenhoudt om die gordijnen dicht te schuiven «n alle lampen aan te knippen. Om de tafel te gaan dekken voor het laatste feestelijke maal van het jaar. Er moet ergens iets zijn dat wij verzuimd hebben, dat nu uit het lege donker buiten verwijtend op ons afkomt. Hebben wij wel gedaan wat wij schuldig waren te doen "T)e dringende vraag die wij op dit stille ogenblik tussen licht en donker niet kunnen en niet willen ontwijken. Wij hebben er dit hele jaar amper tijd voor gehad. Onze dagen waren immers overbezet. Met het zorgen voor huis en gezin, met onze drukke baan en alle verantwoordelijkheid daarvan, met onze verenigingen en liefhebberijen. Het spijt me werkelijk, maar ik kan er op het ogenblik niets bij doen, lk heb de handen meer dan vol. Dat hebben wij zo vaak gezegd en het was Immers de eerlijke waarheid. Wij hebben gekookt en afgewassen, bedden opgemaakt en lessen overhoord, voor een klas gestaan of achter een schrijfbureau gezeten, kinderpostzegels verkocht of met een collectebus gelopen. rPoch is er nog iets dat wij, volkomen onopzettelijk, verzuimd hebben. Het schemerdonker buiten brengt het ons weer te binnen: het ademt zo'n grote eenzaamheid. Eenzaam wij hebben het ons dit hele jaar door geen ogenblik gevoeld, maar hoeveel mensen zijn niet zo gelukkig geweest? Het dringt in het dagelijks doen meestal niet tot ons door, totdat een bericht in de krant, een brief in een vrouwenblad er ons pal voorzet. In ons kleine land, waar wij met ons twaalf miljoenen, dicht opeengepakt zitten, leiden schrikbarend veel mensen een volslagen eenzaam bestaan. Wij herinneren ons verhalen over alleenstaande bejaarden, over chronisch zieken die nooit bezoek en nog geen regeltje post krijgen. Maar het zijn niet alleen de uitgerangeerden, die door hun leeftijd of lichamelijke toestand buiten het maatschappelijk en menselijk verkeer zijn geraakt. Zij hebben zich in bescheiden mate vaak weten te verzoenen met hun eenzaamheid. En door hun hulpbehoevendheid lopen zij meer kans dat zij af en toe uit hun isolement worden gehaald. Al was het maar in groter verband met uitstapjes of feestavonden. TV Jaar wie bekommert zich om de eenzamen in de kracht van hun leven, mannen en vooral vrouwen, die op deze Oudejaarsavond niemand hebben aan wie zij ook maar een woord kwijt kunnen. Niemand die zo maar eens komt binnenstappen en tegenover haar gaat zitten in die leg# kamer. De vrouw die, volkomen onverwacht, door haar man in de steek is gelaten voor een jong, berekenend schepseltje dat zich niet afvraagt wat voor verwoestingen zij in het verlaten gezin aanricht De vrouw die, volkomen onverwacht, haar man zienderogen ziet ontaarden in een willoos, stuurloos, onbetrouwbaar wezen. De vrouw wier man in arrest zit, omdat hij zich vergrepen heeft aan een kind of erger. Ieder van hen is alleen gebleven met de vreselijke ontgoocheling, de wanhoop, de schande en de wurgende zorg om het bestaan. Wat heeft zij toch misdaan om dit te verdienen ^ij heeft zich vandaag zo lang mogelijk goed gehouden voor de kinderen, om hun althans de huiselijke gezelligheid te geven waarop zij recht hebben, vooral op deze avond. Maar als zij naar bed zijn blijft zij alleen achter in de lege kamer en vol herinneringen, verlangt zij wanhopig naar wat menselijk contact. Een vriendelijk gezicht tegenover haar, iemand die rustig en meelevend weet te luisteren, of alleen maar gezelschap te houden. Zij zou toch zo zielsgraag eens praten over wat haar benauwt. Het zou haar eindelijk opluchten na al dat verkroppen terwille van de kinderen en de nieuwsgierige buitenwacht. Het zou haar eindelijk opluchten en misschien zou zij dan eens één nacht kunnen slapen. Van dat piekeren wordt zij anders nog ziek en wat moet er dan van de kinderen worden? T aten wij haar op Oudejaarsavond tenminste het meeleven in gedachten gunnen. Hier enkel op papier, zodat zij het aan die lege tafel kan lezen. En, als het mogelijk is, in het nieuwe jaar metterdaad. Het kan heel goed zijn, dat zo'n eenzame als zij niet ver van ons af woont, misschien zelfs pal naast onze deur. Er is wat durf voor nodig om naar haar toe te stappen: wij zijn immers maar al te beducht ons op te dringen, of een botte weigering te incasseren. Maar wij moeten het er maar op wagen; tact en oprecht meeleven weten altijd wel een aannemelijke reden te bedenken voor zo'n bezoek. Al was het maar een kleine wederdienst vragen. Een vergeten adres of een recept of, een breipatroon. Zij zal misschien even verbaasd staan maar dan stellig de kans tot praten niet afwijzen. En dat gaat al breiend zo gemakkelijk. O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O ,,De vinger op de wang" een modelstudie, die Van Dongen tussen 1905 en 1910 schilderde. Typerend zijn de grote amandeivor mige ogen. De glorietijd van Rees van Dongen De Frans-Nederlandse kunstschilder Kees van Dongen is op het ogenblik dat de ze recensie wordt geschreven ernstig ziek. Dat maakt de tentoonstelling van zijn werk in het Museum Boymans-Van Beuningen in Rotterdam bijzonder actueel. Zij krijgt bij na het karakter van een herdenkingstentoon stelling, een „in memoriam". Nieuw werk is er immers al sinds enige jaren niet meer van hem te verwachten. Nu zien we hier, in een collectie die is bij eengebracht in samenwerking met het Mu- sée National d'Art Moderne te Parijs, wel werk uit zijn „grote" periode: de tijd tussen 1905 en 1940. Dat werk maakt zijn betekenis duidelijk. Aan de ene kant is hij de grote chroniqueur van het dolle leven in Parijs rr heeft tevens een bepaalde voornaamheid, een grote mate van flair. Daardoor ontwa pent hij oók. mgm 91 Televisie is een communicatiemedium. Een waarheid als een koe, die echter' nog lang niet voldoende in praktijk wordt ge bracht. Goed, we krijgen „de wereld" Iedere avond in onze huiskamer en wan neer regisseurs als Bob Rooyens met de mogelijkheden van het beeldoppervlak aan het stoeien zijn, gebeurt er echt iets met dat kastje in de hoek van die huiskamer. Maar het aantal malen dat de kijkers werkelijk innerlijk en ook uiterlijk in be weging worden gebracht is nog veel te zeldzaam. In negatieve zin zijn de men sen van „Zo is het" en „Hoepla" er wel eens in geslaagd. In positieve zin houdt Mies Bouwman nog altijd het record met haar opwekking, tot steun aan de actie „Open het dorp". Mies kan het ook nu nog niet laten, van haar programma's zul ke opwekkingssamenkomsten te maken. Vorige week vrijdagavond adviseerde zij eerst de Kamerleden, ook maar eens vra gen te stellen over de mogelijkheid tot adoptie van Viëtnamese kinderen, zulks naar aanleiding van de indringende „Ach ter het nieuws"-documentaire over deze jongens en meisjes, die aan haar program ma vooraf was gegaan. Vervolgens deed zij haar uiterste best om een verzoening tussen de wielrenners Post en Pfenninger te bewerkstelligen. En tenslotte gaf zij de wens van „stoelganger" Ton Lutz om meer rijkserkenning van de Amsterdam se Toneelschool nog een klein duwtje. Kijk, dat is nou een positief gebruik van de televisie als communicatiemedium. Hup, Mies! nuchter reageren als het elfjarige meisje dat zaterdagavond deel uitmaakte van het gezelschap waarin ik naar Toon Hermans keek en dat de hele avond ernstig keek, om tenslotte alleen maar te constateren: „Ik vind Toon Hermans niks-an. Die man lacht steeds om z'n eigen grapjes". Diezelfde zaterdagavond kwam er een onderbreking in het NTS-journaal, toen dat net met een boodschap van paus Paulus VI bezig was. Ook wie niet luisterde, zal wel gedacht hebben, dat die boodschap wel weer over vrede zal zijn gegaan. Het storingsbordje vermeldde namelijk de woorden: „Even geduld a.u.b." Dorus op schoot", waarmee de VARA de andere omroepverenigingen probeert de overtreffen. Speelden die andere omroep verenigingen Elles Berger door het hoofd, toen zij haar vragen stelde? Ik weet het niet. Maar in ieder geval reageerde zij, toen de huisvrouw aan de andere kant van de lijn een goede spelprestatie had geleverd, in eerste instantie met de kreet: „Ik vind wel, dat u TROS op u-zelf mag zijn". Een andere mevrouw die aan het spel letje meedeed, vroeg Elles Berger naar de juiste uitspraak van haar huidige ach ternaam, want zoals men weet, heet zij eigenlijk mevrouw E. Hughes-Berger. Veel mensen blijken met de uitspraak van de naam „Hughes" nogal last te heb ben. Daarom adviseerde Elles haar tele foongesprekspartner, maar gewoon „Joeks" of „Hughes" te zeggen. Ik hou het voorlopig maar op Hugges. Joeks is immers Klink Klaar Kluk Kluk! In diezelfde „Mies-en-scène"-uitzending, ja zelfs in datzelfde interview met Ton Lutz, kwam echter ook duidelijk tot uiting dat de televisie in veel gevallen als com municatiemiddel tekortschiet. Vooral waar het gaat om de band tussen toneel en pu bliek. Ton Lutz verklaarde, dat tv-toneel naar zijn mening niet bestaat. Volgens hem is er wel een soort dramatische kunst die voor de tv wordt „vertaald" in een eigen vormgeving, maar het resultaat daarvan staat dichter bij de film dan bij het toneel. Inderdaad wie ook maar één keer Toon Hermans in levende lijve in de schouwburg heeft gezien zal moeten toegeven dat 't ge zegde „Bij de televisie heb ik thuis mijn eigen schouwburg" niet opgaat. Al zit het scherm (in een ander geval) nog zo vol met mooie kleuren en al weet een regis seur als Jef de Groot een show van Toon nog zo aardig in beeld te brengen het kijkkastje blijft een stuk materie, de Toon die er in te zien is, is niet de hele Toon met zijn concrete aanwezigheid en met de sfeer die hij schept, doordat hij de aan wezigen als het ware zijn liedjes en con ferences laat meescheppen, wat dan weer een enorm gezamenlijk plezier tengevolge heeft. Slechts wie dit nooit in de schouw burg, bij de levende Toon en de levende bezoekers, heeft mee-gemaakt, kan zo Als ik huisvrouw was, zou ik iedere dinsdagmorgen tussen tien en twaalf het derde radionet inschakelen om te luiste ren naar „Klink-klaar" van Elles Berger, Joop Smits en Erik van Reijendam. Tot dusver heb ik er twee keer een gedeelte van gehoord: enige weken geleden en de ze week op de morgen van tweede kerst dag. Op twee gebieden waren er tussen bei de uitzendingen parallellen. Allereerst op het gebied van de grammofoonplaatjes. Beide keren werd bewezen, hoeveel voor treffelijke lichte muziek er de laatste tijd op de markt (en niet in het minst dank zij VARA's derde -netprogramma's ook in de huiskamer) komt. Die eerste keer no teerde ik de namen van Mat Monroe (fraaie song, „Toast to my lady"), Jean Ferrat, The Bee Gees en Astrud Gilberto. Van-de-week kregen we binnen een half uur zomaar eventjes Barbra Streisand, Ni- na Simone, Jules de Corte, Henk Elsink, Lex Goudsmit, Wes Montgomery en Bing Crosby (juist: „White Christmas") voor geschoteld. Mooi zo! Er was echter ook een parallel op het gebied van de versprekingen. Vertelde Joop Smits enige weken geleden, dat hij na de geboorte van zijn zoontje niet „Hier is Hilversum 1, de VARA", maar „Hier is Hilversum 1, de vader" had gezegd, dinsdagmorgen zorgde Elles Berger voor een verspreking, die nogal Freudiaans aandeed, hoewel zij op het eerste gehoor niets met sex te maken had. Tijdens het spelletje „Geen ja, geen nee" (niet te ver warren met „Ja zuster, nee zuster" of „Ja, nee, geen mening") vroeg zij een huisvrouw naar haar mening over pro gramma's als de Forsyte Sage en „Bij Over Pi po gesproken: Willy Ruys, mis schien beter bekend als de Dikke Deur, is dezer dagen in het huwelijk getreden. La ten we hopen, dat het huwelijk hem nim mer zal nopen tot de uitroep: „Ooooooh. wat heb ik weer een péééééch!". Zuster Klivia en Jet de pruikenmaak ster: twee (be)schermengelen. Eldorado Reldorado? KASTPAR. Op maandag 15 januari 1968 zal in het Circustheater te Scheveningen de pre mière plaatsvinden van de kluchtige opera „Verboden Inrij" van Wim Thysse, met tekst van Alain Teister. De muzikale leiding is in handen van Jan van der Waart, de regie ts van Mieke Le- lyveld. Medewerking wordt verleend door het Zuid-Hollands Orkest en door solisten Rosemary Round, sopraan; Jeanette van Dijk, sopraan; Rijke Wolleswinkel, alt; Jos Barelli, bariton; Tabe Bas, tenor; Bernard Kruysen, bariton; George Groenewold, te- tussen twee wereldoorlogen, aan de andere kant de virtuoos, die met kleur speelt en in dat spel verrukkelijke stillevens en land schappen te voorschijn tovert. "Van Dongen als chroniqueur maakt ont hullende, vernietigende portretten van al wie in het Parijs van zijn glorietijd be langrijk is of wil zijn: sieraden, kleding, le ge ogen, een stukje huid, een zinnelijke of wrede mond. Van Dongen die met kleur speelt, tovert stillevens en bloemstukken te voorschijn. Dan is er ook nog Van Dongen de man; hij schildert naakten in houdingen, zo provocerend dat ze schandaal veroorza ken en de doeken van tentoonstellingen wor den verwijderd. Hij leeft zijn zinnelijkheid in zijn schilderijen onbekommerd uit. Dat werkt voor de buitenwereld vaak meer afstotend dan aantrekkend; het doet eerder aan als een ontluistering dan als een verheerlijking. Zo'n schilderij zegt intussen precies wat Van Dongen bedoelt: die vrouw is een tijde lijke partner in een fel avontuur en niet meer dan dat. Zelfs in zijn portretten valt af en toe op te merken, hoezeer hij die kant van een vrouw al schilderend taxeert. Is dat nu de enige betekenis van het werk van Van Dongen? Nee, natuurlijk niet; maar het is wel de kant die het meeste opvalt, een die tegelijkertijd de meeste weerstanden op roept. Daarom noem ik die het eerst; dan is daarmee alvast afgerekend, wanneer de andere aspecten van Van Dongen aan de or de komen. Die andere aspecten: de jongen, die in 1877 in Delfshaven geboren wordt, bij brave leraren aan de Rotterdamse academie stu deert doch al vroeg heel persoonlijk te werk gaat. Tekeningen uit die tijd hebben iets van het „fin de siècle"; ze herinneren aan Stein- len en Toulouse Lautrec, maar ze missen de bewogenheid om de mens mensen zijn in de eerste plaats dingen om te tekenen. Een schilderij van Dordrecht uit 1903 wordt in wat korte, driftige toetsen op het doek ge smeten. Een vroeg ding uit Parijs herinnert even aan Vincent van Gogh. Zo zijn er meer invloeden. Nieuwe indruk ken worden gulzig opgenomen en verwerkt. Vooral stort hij zich gulzig in de kleuren- orgie van de Fauves. Steeds driftiger gaat zijn penseel over het doek. De vorm lost als het ware op in de kleur nooit helemaal, want op het laatste moment remt zijn Hol landse aard hem toch weer. Sociale bewogenheid ik weet niet, of Van Dongen die ooit heeft gekend, of hij zich niet in zijn latere werk terdege en bit ter heeft gewroken voor het feit, dat hij ooit in de Parijse Hallen als sjouwer heeft moe ten werken om in leven te blijven. In elk ge val heeft de gesjochten jongen uit Delfshaven de vangst ruimschoots binnengehaald, toen het getij gunstig was om te vissen. Toen Van Dongen eenmaal de modeschilder van Parijs was geworden, heeft .hij zijn sujetten ruim schoots laten betalen voor de eer, door hem te worden geportretteerd. Bovendien ver schafte hij zich door het geven van rijke feesten, „waarop hij alleen water schonk", het materiaal voor zijn verbijsterend wrede portretten. Alweer dus: de ontluistering. Kende Van Dongen dan niets anders? Ja, natuurlijk w«fl. Hij kende de vreugde van een ontmoeting met een klein kind; hij heeft prachtige ver tederde en vertederende kinderportretten ge maakt. Hij kende ook het feest van de kleur; hij schilderde bloemstillevens waarin hij zwelgde in de kleur, waar het vuur aan al le kanten afspat. Hij kende het landschap en genoot er op zijn wijze van, door het in razend snelle verftoetsen op zijn doek te om schrijven. Van Dongen hoefde trouwens niet meer te leren, wat hij met kleur kon doen, ook al was hij intiem bevriend met de belangrijk sten onder de Fauves: De Vlaminck en De- rain. Hij was Fauvist, maar net even meer dan dat, omdat de kleur bij hem toch altijd middel bleef. Hoe brutaal en sensueel zijn manier van schilderen ook kan zijn ze Zijn werk kan zelfs een magistrale monu mentaliteit hebben, zonder ooit te verstarren. Soms evenwel laat al zijn meesterschap hem in de steek en dan wordt een schilderij als het ware dichtgeschilderd, de kleur grauwig, een schaduwpartij troebel. Het is een ge lukkige omstandigheid, dat dergelijke mis sers ook in Rotterdam te vinden zijn. Ze ma ken des te duidelijker, hoe belangrijk het an dere werk is. Het zijn er trouwens niet veel. Onwillekeurig dringt zich de vergelijking met Jan Sluyters op, die net als Van Don gen in het begin van deze eeuw naar een felle kleur zocht en zijn inspiratie vond in het rosse Parijse nachtleven. Sluyters is na dien veel gedempter gaan schilderen, vooral in de tijd dat hij in Staphorst zat. Ik heb intussen het gevoel, dat hij in zijn kleurigste schilderijen toch nog valer van tint is dan Van Dongen en dat hij het ook in brutaliteit tegen hem moet afleggen. Hij is meer Hol lands gebleven. In zijn portretten neigt hij trouwens meer naar het representatieve ele ment. Van Dongen gaat ook wel bij het staat sieportret te rade zie vooral zijn portret van de gravin van Noailles maar hij ge bruikt die formule, om zijn sujetten des te genadelozer te kunnen neerzetten in de waar de die ze voor hem in werkelijkheid hebben: lege schillen, waardeloze representanten van een verziekte samenleving. Het is een grootse tentoonstelling in Rot terdam, die zelfs voor de directie van het museum nog verrassingen bracht„We wisten wel, dat we tekeningen van Van Don gen hadden, maar niet dat ze mooi waren", hoorde ik op een gegeven moment zeggen. Dat lijkt me een plezierige ontdekking! D. P. VAN WIGCHEREN Hoofd van een man met tulband een te kening, die Rafael in zijn jonge jaren heeft gemaakt. Vermoedelijk is het een schets voor een figuur op een schilderij in het Museo Brera te Milaan. Jean Baptists Wicar heeft ooit de pretentie gehad, een van de grote kunstenaars van Frankrijk te worden. Hij studeerde bij de be langrijkste schilders van zijn tijd, onder an deren bij Jacques Louis David, de chroni queur van de Franse revolutie en het napo leontische keizerrijk. Nadien werkte hij, eerst onder de hoede van David, later zelf standig, in Italië. Daar deed hij de inspiratie en de vormkennis op voor het werk, waar mee hij later tevergeefs zou proberen, roem te oogsten. Hoeveel hij in die jaren ook mag hebben gemaakt aan historiestukken, aan re ligieuze uitbeeldingen, aan portretten, zelfs aan reprodukties van Florentijnse meester werken voor een groot platenboek over het kunstbezit van Florence als kunstenaar is Wicar volkomen vergeten. Terecht. Zijn werk is dor en vervelend en getuigt van artis tieke onmacht. rT,och is in zijn geboorteplaats Rijssel een -*■ museumzaal naar hem vernoemd, een wat merkwaardige eer voor een man, die als artiest weinig te betekenen heeft en als voorvechter van de revolutie door zijn tijd genoten werd geminacht en zelfs gehaat. Maar die postume hulde dankt hij dan ook niet aan zijn artistieke kwaliteiten, doch aan zijn werk als verzamelaar. Wicar heeft in zijn leven een enorme col lectie Italiaanse tekeningen uit de tijd van de late gotiek, de renaissance, het late ma niërisme en de barok bijeengebracht Hoe wel een deel hem is ontstolen en door de die ven naar Engeland is verkocht, hoewel hij later zei feen deel aan een Britse verzame laar heeft overgedaan, is er toch nog genoeg overgebleven om als verzameling-Wicar de roem van talloze kunstkenners te verwer ven, vooral door de luisterrijke groep teke ningen van Rafael. TVTu komt Wicar bepaald geen onverdeelde lof toe. Men weet dat hij tussen 1796 en 1799 in Italië is geweest als lid van de com missie, die alom kunstwerken bijeenbracht voor plaatsing in het Louvre te Parijs. Op tal van plaatsen is hij geweest, overal druk doende met het rekwireren, uitzoeken, doen inpakken en verzenden van schilderijen, beeldhouwwerken, handschriften, cameeën en dergelijke. Hij heeft daarbij een ijver aan de dag gelegd, die hem niet ten onrechte berucht heeft doen worden. Lang heeft men vermoed, dat hij bij die gelegenheid ook van de kans gebruik heeft gemaakt, zijn collectie tekeningen te vor men. Maar volgens de jongste ontdekkingen had hij een groot deel van zijn verzameling en juist dat deel werd hem ontstolen al bij elkaar voordat hij zijn rooftocht door be zet Italië begon. Veel later heeft hij een groot deel van het gestolene voor een be trekkelijk kleine som van de dieven kunnen terugkopen, nadat hij jarenlang tevergeefs had geprobeerd, terug te krijgen wat naar Engeland was verhuisd. Wicar, die aanvankelijk legatering ?an het Louvre had overwogen, heeft later zijn hele verzameling aan de stad Rijssel vermaakt, waar zij nu de roem van het Paleis van Scho ne Kunsten uitmaakt. Lang heeft de groot ste zaal van het gebouw Musée-Wicar gehe ten. Nu worden de tekeningen evenwel niet meer tentoongesteld. Zij zijn volgens moderne opvattingen in dozen opgeborgen, beschut te gen de invloeden van licht, lucht en vocht. Hoe belangwekkend de verzameling-Wicar is, kan men op het ogenblik in het prenten kabinet van het Rijksmuseum in Amsterdam (tot 11 februari, daarna tot 7 april in de Ko ninklijke Bibliotheek te Brussel) gaan zien. Deze beide musea hebben namelijk een keui gemaakt uit de hele collectie, waarbij de na druk is komen te vallen op de groepen teke ningen van Rafael en Fra Bartelommeo. Een paar landschappen van Guardi vormen de afsluiting. Hoe groot de belangstelling van Wicar voor de Florentijnse kunst dus ook is ge weest, in zijn collectie tekeningen komen niet alleen Florentijnen, maar ook Venetia- nen en Romeinse kunstenaars voor. In het algemeen heeft Wicar snelle schetsen en eer ste notities verkozen boven meer uitgewerk te tekeningen. Dat maakt, dat zijn collectie een zeer frisse indruk achterlaat. Bovendien komen er tekeningen in voor van minder be kende meesters, vaak van bijzondere kwali teit. Ook daardoor is de verzameling van be tekenis. De Rafaels vormen intussen de top; zij zijn er in een ongewoon mooie kwaliteit aanwezig. Hoewel de collectie juist de laatste jaren opnieuw diepgaand is bestudeerd, zodat daardoor nieuw licht is geworpen op de de tails van de ontwikkeling der Italiaanse beel dende kunst tijdens renaissance en maniëris me, ligt de waarde voor mijn gevoel toch allereerst in de schoonheid van de afzonder lijke bladen. Wicar heeft met bijzonder veel smaak zijn objecten gekozen. Natuurlijk is hier de classicist aan het werk geweest, die in de eerste plaats werd gedreven door zijn belangstelling voor de Romeinse oudheid. Hij zal dus hebben gekozen, wat hem aan die oudheid herinnerde en eraan verwant leek. Aan de andere kant koos hij uit de achttien de eeuw veel wat dicht bij zijn eigen tijd stond. Alleen zo kan ik zijn belang stelling voor Guardi verkla ren. Dwars door al deze vooropge zette „schoon- heidsregels" heen heeft zijn gevoel voor schoonheid van lijn en vorm en van de manier van zien hem geleid bij het kopen van zijn tekeningen. Vandaar dus de grote groep Ra faels, de groep tekeningen van Filippo Lippi en zijn atelier, die van Fra Bartelommeo, van Guercino, van Perugino, van Zucarelli. Dit alles ziende verbaas ik me te meer over de dorheid van zijn eigen werk. Enkele portret- schetsen mogen iets aantrekke lijks hebben steriele schools heid van de rest steekt er des te erger bij af.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 7