„Alle dingen nieuw als kernthema .HORRIBLE TANGO' „Nieuw links" botst ook in de kerken op „oud rechts" Het jaar dat ging bewees bet duidelijk: Leken, leken Geen zin Het jaar dat komt kijkt naar Uppsala LITERAIRE KRONIEK V door r„., (Van een medewerker) TjV is beweging in de kerken dat moet de con- clusie zijn over het voorbije jaar 1967. Slaperigheid kan men ze waarlijk niet verwijten. Er is ondanks alles iets gaande. Men vraagt zich af of de bestaande kerkstructuren nog wel deu gen. Men zet ziqh hoe langer hoe meer (en dat is ook een teken van leven!) tegen elkaar af. Men durft elkaar de dingen in het gezicht te zeggen. Men huldigt al lang niet meer het „quieta non movere", die laffe zinspreuk van wijlen Nicolaas Beets, die vond dat je vooral rust moest hand haven, in de staat zo goed als in de kerk. Er is beweging in de kerken. Die beweging gaat twee kanten uit. Enerzijds zijn er de verontrus ten die naar de bedreigde wallen snellen, omdat de vijand bezig is daarin bijbelkritische en dog ma's aantastende bressen te schieten. In de Her vormde Kerk scharen de bezwaarden zich achter de 24 schrijvers van de „Open Brief", die in een volgende zitting van de synode definitief aan de orde zal komen. In de gereformeerde hoek valt de oprichting te constateren van een landelijke verenigirjg van gereformeerde verontrusten, die beducht zijn dat de waarheid van de H. Schrift wordt aangetast. In beide gevallen zou men, met een variatie op de verhoudingen in zekere politie ke partij, niet van „nieuw links", doch van „oud rechts" kunnen spreken. t Zo'n „nieuw linkse" stroming valtoverigens ook in de (bewegende) kerken te constateren. Wat een radicale uitingen vallen er de laatste tijd al niet te beluisteren. Terwijl de Arnhemse gerefor meerde kerkeraad na zware discussie toch nog^ maar besloot de traditionele afvaardiging naar' militaire parades te handhaven, gingen de Hil- v.ersumse gereformeerden een heel andere kant uit; zij riepen hun synode op het verzet te steu nen tegen de moderne (atomaire, bacteriologische, chemische) oorlog. Tegelijkertijd bewees de her vormde kerkeraad van Groningen, dat ook daar de jongste kerkelijke vredesweek doorwerkt. De Groningse kerkeraad zond aan de hervormde synode een soortgelijke brief. Nog meer symptomen van kerkelijke roerigheid in „nieuw links"-trant! Op een bijeenkomst te Drie bergen, ter voorbereiding van de komende as- semblée van de Wereldraad van Kerken (Uppsa la 1968), heeft men zich volgens een verslag in „Trouw" onder luid applaus aldus uitgesproken: „Indien het juist is dat vrijwel de hele officiële delegatie van de Nederlandse kerken naar de assemblée uit theologen bestaat, dan verzoeken wij de betrokken kerken dringend dit te verande ren. En wel zo dat tenminste de helft van de afgevaardigden uit niet-theologen bestaat". Leve dus de mondigheid der leken, ook bij de pro testanten. Merkwaardig is in dit verband hoe in een rapport van het pastoraal concilie over „Ge- zagsopvattingen en gezagsbeleving" afscheid wordt genomen van het oude hiërarchische pries tergezag. Dominee Landsman, de secretaris-ge neraal van de Hervormde Kerk, heeft de laatste dagen in woord en geschrift op het belang van dat rooms-katholieke rapport ook voor de pro testanten gewezen. Hij gaf de strekking ervan aldus enthousiast weer: „Men neemt het eenvou dig niet meer, dat „geestelijken" die hun „ge zag" ontlenen aan een „wijding", het in de kerk alleen voor het zeggen hebben en dat zij, zonder inspraak van anderen, altijd en overal het laatste woord hebben". Dominee Landsman, die daarbij misschien onwille keurig ook aan de hardnekkige dominocratie in eigen kring zal hebben gedacht, heeft in de jong ste zitting van de hervormde synode het r.-k. rapport eveneens aangehaald. Vijftien kerkelijke jongeren (neen, geen onkerkelijke!) mochten die synodezitting meemaken en daar het resultaat bekend maken van de actie „Kerk 66-2200". Met behulp van die actie wilde men te weten komen wat voor kerkelijke vernieuwingen de hervormde jongeren wensen. Het waren nogal tamme ver langens: dominee Landsman reageerde daar fel op. „Het katholieke rapport is veel radicaler dan jullie! Wij zullen", zei hij, „nog dieper moeten graven. Allerwegen is een gezagscrisis gaande. Het is de vraag of wij het kunnen volhouden met de huidige structuren van de kerk en of wij daarmee de toekomst kunnen ingaan". Alweer een „nieuw links"-geluid! Het stelt heel radicaal de vraag aan de orde of dingen als „kerk", „gemeente" „preek" en „godsdienst oefening" in hun huidige gestalte hun tijd mis schien niet gel.ad hebben! In „Zie", het lustig voortlevende opstandige kerkelijke jongerenblad wordt die vraag met zoveel woorden bevestigend beantwoord. Inhakende op de „Open Brief" der befaamde 24 mannen van „oud rechts" (waarin zo dierbaar over de oude gemeentestructuur werd gesproken) -fulmineert in dat „Zie" de heer A. v.d. Meiden aldus: „Is het u werkelijk ontgaan, dat wij als gewone gemeenteleden tegenwoordig waarachtig meer adressen hebben om pastoraat te halen: goede vrienden en psychiater? Dat een overvloed van media ons de waarheid op heel andere manier brengt dan twintig jaar geleden? Staat u wel eens stil bij het nuchtere feit, dat we de prediking zo maar, op het beeld of via de radio, goed verpakt thuis krijgen? En dat we, omdat we overdag in andere „opvretende" verban den leven, 's zondags bepaald geen zin hebben om plotseling in dat één-uur-per-weekse verband van de gemeente te gaan leven? Een verband van mensen die we niet kennen en nooit zullen leren kennen? Zou u toch niet wat meer naar de moderne sociologen moeten luisteren?" Voeg bij dit alles de bijna onthutsende en „voor barige" snélheid waarmee van onderop de toe komstige „tweede hervorming" en eenheid van de christelijke kerken en confessies reeds in praktijk wordt gebracht (gezamenlijke protes tants-rooms eucharistieviering te Amsterdam en Venhuizen, gezamenlijke hervormd-gerefor meerd-katholieke kerkbouw te Emmeloord, bis schop Bluyssens begrijpende houding tegenover uitgetreden priesters, de bereidheid van de her vormde kerkeraad van Oegstgeest om de eigen Willibrord-kerk voor een rooms-katholieke mis viering beschikbaar te stellen enz. enz.) en men zal toch waarlijk niet kunnen volhouden dat de V»,T.nrrirt<7 yiiri Er wordt veel verwacht van het jaar dat wij zijn ingegaan; 1968 wordt immers het jaar van Uppsala, de Zweedse stad waar eens Nathan Södenblom aartsbisschop was en waar nu, in juli, de Wereldraad van Kerken zijn vierde grote vergadering zal houden. Van Uppsala zal iets moeten uitgaan. Iets? Van Upp sala zal moeten uitgaan, dat het Evangelie, Gods blijde bood schap, nog niets aan blijdschap heeft ingeboet. Integendeel, dat die boodschap juist in deze wereld van nu vernieuwend, verlossend kan werken. „Alle dingen nieuw" is het thema dat de wereldraad voor deze wereldwijde conferentie heeft gekozen en hiervan uitgaan de zullen de 800 afgevaardigden (uit alle werelddelen) plus de 500 andere deelnemers, (waarnemers, adviseurs, vertegenwoor digers van de wereldjeugd) zich moeten bezinnen op de alles beheersende vraag hoe men de hoop en de kracht die in dit geweldige woord besloten liggen, waar kan maken aan de we reld. Twintig jaar bestaat nu de Wereldraad in zijn huidige vorm. Toen in 1948 in Amsterdam tot oprichting werd besloten door 351 vertegenwoordigers van 147 kerken, luidde het thema van de conferentie „Menselijke wanorde en Gods plan" het was een zoeken naar Gods bedoeling na een alles verwoestende oor log. Zes jaar later, in 1954, kwam men bijeen in Evanston er waren 160 kerken vertegenwoordigd door 502 afgevaardigden. Het thema luidde „Christus, de hoop van de wereld" noem het een zich bezinnen op de oude christelijke waarheden in een wereld, die zich voor het eerst duidelijk geconfronteerd zag met de „deterrent", de afschrikwekkende kracht van de kernexplosie. Daarna kwam in 1961 New Delhi 181 kerken vertegenwoordigd door 577 afgevaardigden. New Delhi had duidelijk, hoewel niet helemaal zo bedoeld, een ander karakter dan de voorgaande vergaderingen. Organisatorisch voltrok zich toen namelijk de samenvoeging van Wereldraad en Internationale Zendingsraad, twee loten van dezelfde stam, namelijk de Internationale Zen dingsconferentie van Edinburgh in 1919, maar tot 1961 toe als twee organisaties opererend. Bovendien traden in New Delhi vier grote orthodoxe kerken tot de Wereldraad toe. Zij brachten weliswaar de oude tradities van het Oosters christendom mee, maar accentueerden daarmee ook het nog lang niet op elkaar afgestemd zrjn van de deelnemende kerken. Het thema luidde „Jezus Christus, het licht van de wereld" de grote vraag bleek hoe men in eenheid als spiegel kon dienen om dat goddelijke licht zo wijd mogelijk te doen stralen. Dat zoeken naar eenheid isnog niet voltooid op geen stuk ken na. Maar toch waagt de Wereldraad het er op „Alle dingen nieuw" is de kernwaarheid, waarmee men nu de wereld opnieuw wil overtuigen van de alles-vernieuwende kracht van het Evan gelie. In een wereld die .steeds minder van God lijkt te willen weten, lijkt het een waagstuk dit bijbelwoord aan te heffen maar voor wie gegrepen wordt door de geweldige kracht van die woorden, is het haast vanzelfsprekend, dat men dit waagstuk begint, ondanks alle onvolkomenheden Er is een boekje verschenen, oorspronkelijk in het Engels, maar in vele talen vertaald en in Nederland uitgegeven in de Carillon reeks van W. Ten Have N.V. te Amsterdam. Dit boekje is be doeld als wegwijzer naar de komende vergadering in Uppsala. Meer dan een wégwijzer eigenlijk, want de laatste regels van het geschrift luiden „De vergadering is uw vergadering en daarqm moet ge haar boodschap uitdragen. Laat ons samen denken en handelen tot eer van God". Nu is samen denken en samen han delen slechts mogelijk als men voldoende op de hoogte is wie deze 96 pagina's met aandacht gelezen heeft (en het is geen moeilijke kost) Is op de hoogte. Op duidelijke wijze is hem ver teld wie en wat de Wereldraad van Kerken is, welke zijn doel stellingen zijn en hoe men in de afgelopen periode getracht heeft die doelstellingen te bereiken. Hij kent (uiteraard oppervlakkig) de ideeër en de organisatie van de Raad en dat stelt hem in staat mee te denken over die veelheid van onderwerpen, die in Uppsala aan de orde zullen komen. Om een idee te geven van alles wat de afgevaardigden in Uppsala te wachten staat, de hiervolgende opsomming van de zes 'secties met heel in het kort een paar punten van de sectie agenda. Sectie I De eenheid van de kerk in een kleiner wordende wereld. Gesteld wordt „De wereld groeit naar een bewuste eenheid van geschiedenis, een eenheid voortkomend uit angst voor een universele catastrofe, maar ook uit aller hoop op vooruitgang. Wat op een bepaalde plaats gebeurt, kan over de hele wereld zijn invloed hebben. Straalvliegtuigen en satellieten maken onze wereld klein. En tegelijkertijd worden de mogelijkheden tot communicatie steeds groter. De eenheid GOD, Wij danken U dat Gij ons hebt geroepen, want, uw roeping gaf zin aan ons leven, en wij kregen een taak in uw plan met de wereld. Wij erkennen het: wij waren blind voor wat Gij uitwerkt in de wereld, we legden lusteloos de handen in de schoot, wij zijn arm aan inspiratie, de ene dag komt kleurloos na de ander. Toon ons de ware opdracht van ons leven, wat werkelijk voorrang hebben moet, de rechte weg naar het ware doel. Toon ons, verstrikt in problemen van organisatie het enige dat werkelijk telt, het heil en de vrede die Gij wilt voor alle mensen. Wij bidden voor allen die de vergadering van Uppsala voorbereiden, voor alle deelnemers. Help hen op het verlangend vragen der mensen te antwoorden niet met lege woorden, maar met de duidelijkheid en kracht van uw vernieuwende Geest. Help hen te denken en te handelen in het bewustzijn dat uw kracht juist bij zwakheid tot zijn recht komt. Wij bidden voor alle kerken binnen de oecumenische beweging en ook voor allen die eerlijk menen dat zij zich afzijdig moeten houden van de beweging in zijn huidige vorm. Versterkt overal de krachten der vernieuwing, help ons te leren van elkander en schenk ons allen uw leiding. Wij bidden voor heel uw volk dat staat in een tijd van secularisatie vol kansen en gevaren. Wij vragen uw hulp vooral voor hen die het geloof in U ervaren als onmogelijk of onbelangrijk. Eens hebt Gij U bekend gemaakt aan Mozes en zijn volk in de woestijn, laat nu uw stem met nieuwe kracht opklinken in de woestijnen van ons hart. Maak ons één in uw waarheid. Vorm ons door uw Zoon, in de kennis van uw naam. Geef ons meer liefde, niet alleen voor onze christen-broeders maar voor al onze medemensen. Maak onze kerken kerken voor de ander. Leer ons in gehoorzaamheid en met meer vreugde leven. Help ons! Wij zoeken nieuwe vormen voor maatschappij en internationale satnenleving, geleid door het inzicht en de kracht gelegen in het goede Nieuws omtrent uw Zoon, in wiens naam wij U bidden. AMEN. der kerken is een levensnoodzaak voor het getuigenis dat God alles in Christus wil samenbrengen". Sectie II Kerk en zending. Hier een zich bezinnen op het f^it dat het de kerken aan missionaire geest schijnt te ontbreken en op de vraag hoe daarin verbetering is te brengen. Sectie III De rol van de kerken in de sociale en economische ontwikkeling. Hier gaat het over problemen als rijkdom en armoede, ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, wel vaart en vrede. Sectie IV De rol van de kerken in de internationale betrek kingen. Vraag is welke rol de kerken kunnen spelen in de strijd om vrede tussen de volkeren jn rechtvaardigheid en vrijheid. Sectie V De eredienst in een geseculariseerde tijd. Vragen niet alleen van liturgische aard, maar zelfs over het bestaans recht van de kerk in haar huidige organisatievorm. Sectie VI Naar een nieuwe levensstijl. Hier wordt gesteld „Deze sectie zal zich rechtstreeks moeten bezighouden met het verlangen van de hedendaagse mens naar een menselijke en dus zinvolle wijze van leven. Hier moet het probleem van „de nieuwe moraal" onbevangen besproken worden". Inderdaad, de wereld kijkt dit jaar naar Uppsala. Gezien de vragen die aan de orde komen, is het een goede gedachte om via dit boekje de voorbede van elke christen in de wereld te vragen. Bidden om wijsheid is heel hard nodig. Foto en gebed, hierboven en hiernaast zijn aan het boekje ontleend. en groot deel van het moderne Neder- landse proza kan gerekend worden tot de z.g. bekentenis-literatuur. Het is de li teratuur van de biecht, en van de afreke ning met persoonlijke complexen of con flicten, gelegen buiten de sfeer van wat er aan algemene problematiek in de wereld omgaat, of zelfs in die van de mens in het algemeen. Het is misschien typerend voor onze volksaard, dat dit soort romans hier veel meer voorkomt dan elders, buiten on ze grenzen; veel meer zelfs dan in het taal verwante en nabije Vlaamse gebied. Het is alsof onze jonge schrijvers in de ze nieuwe wereld met zijn ander, opener uitzidht, meer dan in andere landen moei te hebben zich aan een bepaald jeugdmi lieu van bekrompenheid te ontworstelen, aan een al te streng en benauwd aangelegd korset van calvinisme of de tucht van het vroegere seminarium. Hun afrekening daarmee biedt, een af wisselend psychologisch interessant en deer niswekkend schouwspel van overschreeu wing of het wild doorslaan naar een an der uiterste. Over het algemeen geeft het een deel onzer hedendaagse letteren ech ter ook iets provinciaals en ongezonds hoe gezond zo'n innerlijke katharsis op zichzelf misschien ook wezen moge. Goed beschouwd heeft het met literatuur weinig of niets te maken, behalve in het uitzon deringsgeval dat de biechteling over een sterk schrijftalent en een opvallend beel dend vermogen beschikt, zoals bijvoor beeld iemand als Jan Wolkers. Dat Wolkers het medium van taal en Stijl in bijzondere' mate beheerst, staat bui ten twijfel. In zoverre kan men hem met recht een „letterkundige" noemen. Zo langzamerhand bestaat er evenwel toch reden tot twijfel over de vraag of hij ons daardoor ook met literatuur verrijkt, in die zin dat zijn romans en verhalen zich boven het particularisme van zijn conflict stof verheffen, en dat hij die stof tot een thema van algemeen-menselijke problema tiek sublimeert. Wolkers blijft steeds maar bezig met de „afrekening" van hetgeen hij in zijn jeugd ervaren heeft, in een bekrompen, klein burgerlijk en calvinistisch milieu. Al zijn werk valt daartoe terug te bren gen, en dit zou vervelend zijn als hij toe vallig niet zo goed en suggestief schrijven kon. Op den duur krijgt die beperking voor de lezer echter toch iets armetierigs en mistroostigs. (~)ok in zijn nieuwe roman, bij Meulen- hoff verschenen, blijft de auteur bin nen het oude zeer ingekapseld, ditmaal met betrekking tot een soort schuldcom plex over de dood van een oudere broer, waar. wij in zijn eerder werk ook al mee bezig gehouden zijn. Het boek heet „Hor rible Tango" en vertelt van een ik-figuur die met een weelderige jonge vrouw sa menleeft (of gehuwd is, dat wordt niet dui delijk), waarbij de seksuele* details ons niet worden bespaard. De jongeman komt toevallig in aanra king met een neger uit Guadaloupe, die vergeefs werk zoekt en hongerig langs 's heren dreven zwerft. Hij besluit hem te helpen en een baantje te zoeken, terwijl hij hem bovendien in zijn huis opneemt. De neger krijgt inderdaad na veel moeite een betrekking, in een opslagplaats voor oud-papier. Maar intussen begint de man die hem onderdak verschaft zich hitsige voorstellingen te maken over een moge lijke seksuele relatie tussen de uitheemse gast en zijn minnares (of echtgenote); hij zet het tweetal daar zelfs geraffineerd toe aan. Tussen dit verhaal door krijgen wij dan fragmenten te lezen over een jeugderva ring van de vreemdsoortige minnaar en gastheer in een liefdesconflict met een Hongaars meisje tussen hem en zijn oude re broer, die later bij een auto-ongeluk het leven verliest. De dood van die broer, wie hij het meisje betwistte; bezorgt hem een schuldcomplex, dat kennelijk een voorname rol speelt in zijn relatie tot de neger en zijn wens om zijn geliefde met die gastarbeider te delen. Hoewel daar in de praktijk niets van komt, voelt hij zich tenslotte gedwongen de neger te ver moorden, maar als ik het nógal vaag ge houden verhaal goed begrepen heb, ge beurt dat alleen maar in zijn fantasie en zoekt hij voor zijn gast eenvoudig een an der kosthuis. De moord, of de verbeélde moord, op de neger maakt de ik-figuur los van een jeugdcomplex, ontstaan na de dood van zijn oudere broer. „Ik voelde dat ik vrij was." |~teze historie wordt door Wolkers in een eigenaardige staccato-stijl verteld, met korte zinnetjes, en hij weet dank zij zijn natuurlijk schrijftalent hier en daar een dramatische scène zeer indringend voor ons op te roepen. Dit neemt niet weg dat het totaal van de roman iets onwezen lijks heeft. Het fragmentarisch karakter van de verteltrant laat de lezer dikwijls in het duister over wat er eigenlijk aan de hand is of zich afspeelt. Zowel de per sonages als de situaties behouden als ge heel een schimmig karakter. Het verhaal lijkt inderdaad op een biecht, een zielsuit- storting, maar dan voornamelijk als van iemand die hoof zakelijk tot zichzelf spreekt, of tot een ingewijde, waarbij de lezer zich enigszins buitengesloten voelt. Zo'n roman stelt des te meer teleur, als men bedenkt wat met zo'n meesterschap over de taal als Wolkers bezit bereikt zou kunnen worden wanneer de auteur maar eens buiten zijn kleine eenzelvigheden trad. Het is natuurlijk wel zo, dat iedere roman de persoon van de schrijver ademt, "zoals ieder waar kunstwerk een heel ei gen en unieke expressie vormt, die alleen aan zijn schepper toebehoort. Scheppen, d.w.z. kunst creëren, geschiedt niet vanuit de buitenwereld maar uit een persoonlijk heid. Het grote kunstenaarschap onder scheidt zich echter dèarin, dat het vanuit die eigen persoonlijkheid het universele raakt of benadert, dat de medemens tot herkenning en ontroering dwingt. Dit aspect zoekt men in het prozawerk van Wolkers vrijwel altijd tevergeefs. Het blijft steken in een nauwbegrensd indivi dueel gemier en gewroet, waarvan wij het gevoel hebben dat het ons niet of nauwe lijks aangaat. Het betreft hier overigens een proza- verschijnsel dat men althans in onze ei gen, moderne vaderlandse letteren, ook sterk bij anderen aantreft, zoals Cam- pert, Mulisch en Vinkenoog. Dit maakt een goed deel van onze hedendaagse proza- letteren, in eigen kring of kliek obligaat toegejuicht, vergeleken bij de buitenland se produktie, tot zevende rangs literatuur van (als in het geval Wolkers) potentieel eersterangs schrijvers, althans wat hun stilistische kwaliteiten betreft. De biechtwoede om uit een bekrompen verleden te ontvluchten, daarmee af te re- kenén, brengt een nieuw soort bekrom penheid voort. Die bekrompenheid heeft ook nog een enigszins pretentieuze kant, bijvoorbeeld in de geheimzinnig klinkende titel van de roman: „Horrible Tango", op een der laat ste bladzijden van het boek als een sym bolisch incident naar voren komend wan neer de hoofdfiguur in de opperste crisis van zijn conflict met de neger, die hij wil doden, uit de hoorn van een ouderwetse grammofoon blikkerig de klank van een „afschuwelijke demonische dans" hoort, „een horlepijp van de dood". De maat van de muziek is krachtig en fel, en de rivalen bewegen zich dreigend om elkaar heen „als krabben in de paringsdans". De horrible tango duidt dus op het thema van het boek: erotiek, dood, en een oud schuldgevoel. Alles bijeen voegt deze roman niets nieuws of verrassends aan het vorige werk van Wolkers toe. Het boek sluit er op een ietwat vermoeiende en teleurstel lende wijze bij aan. Op de achterzijde van de uitgave heeft men de auteur breed-uit afgebeeld, in een zwart singletje. Van dat ondergoed hebben wij nu al genoeg ge zien. Hij staat ergens, het lijkt wel op een stuk duin, naar te staren. Wij zouden ein delijk wel eens willen meekijken naar zo'n uitzicht enig wijder uitzicht, hoe of wat dan ook--- JAN WOLKERS

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 12