7 miljoen
Annie M. G. Schmidtalleen
moeite met administratie
m
De Hamer
sloeg
in
Sneeuw
Ibona
nza
Oudjaar
D
Grieks
Slaap
Gewoon
Ge-va I
Hoepl;
tl (J i
2).
£)e rekening ligt onderin de zak, en het hinkende paard komt
achteraan. Dat heeft het oude jaar ons wel even duchtig
duidelijk gemaakt. De rekening bedraagt maar even tussen de zes en acht
miljoen gulden, omgerekend de bedrijfsschade van een uitgebrande zaak en de
ziektekosten voor diverse deerlijk gewonde slachtoffers.
En het hinkende paard, speciaal dat van Ome Loeks, kon na verbonden
te zijn op eigen gelegenheid naar huis gaan om van de pret te bekomen.
Een duur uitje, als u dat over die paar uurtjes oudejaarsnacht omrekent,
maar daar gelieve u als zuinig grootgebracht vrouwmens vooral niet
over te vallen. Uit - goed voor u, nietwaar? Ook al vliegen de bakstenen
tegen uw schedel, het brandend vuurwerk door uw brievenbus of in uw ogen.
Al zijn alle mogelijke brave burgers: politiemannen, brandweerlieden,
nachtploegen in ziekenhuizen uren in de weer om de schade tenminste
binnen de perken te houden.
Niet dat zij daar enige dank voor oogsten, integendeel.
De brandweer moest bijwijlen door de politie beschermd worden tegen
het publiek, dat zich de opwinding van zo'n hoog en heet oplaaiend en
vonkensproeiend vuur in een dichtbebouwde stadswijk niet liet bederven.
Vooruit, laat branden, blijf er met je flauwe waterstralen af,
de schade en de schrik zijn immers toch voor een ander.
Pa er na het lezen van dergelijke reportages dan maar even rustig voor
zitten om deze uitbarsting van spilzucht, vernielzucht en kwelzucht goed
tot u te laten doordringen. Want er zit meer achter dan alleen maar de
brooddronken baldadigheid van een troep opgeschoten knapen.
Zo heetten zij tenminste in onze jonge jaren, maar toen bleef het laat
decemberlawaai, "als wij ons goed herinneren, toch redelijk binnen de perken.
Mocht er tussen kerst en Oudejaar al eens een enkele zevenklapper
over het trottoir huppelen, het geknal en geknetter barstte eerst los
als de late kerkgangers weer aan de oliebollen zaten. En dan bleef
het toch nog hoofdzakelijk een privévermaak voor de eigen huisdeur.
Kom daar nu eens om, met complete brandstapels van kerstbomen en
massaal bestoken van één particulier huis in een overigens stil dorp,
omdat achter de donkere vensters en dichtgespijkerde brievenbus een paar
stadsmensen wonen die zich „niet weten aan te passen".
T)e kranten hebben nog maar de ergerlijkste en gevaarlijkste baldadigheden
■^gesignaleerd, maar hoeveel kleine ongelukken zijn er onvermeld gebleven?
De daders liggen op het kerkhof, de schade kan op niemand verhaald
worden en loopt, alles bijeengenomen, stellig in de vele duizenden.
Tel die ook maar rustig op bij die zeven miljoen gemiddeld.
En mogen wij bij dat schrikbarend bedrag dan eindelijk eens ouderwets
nijdig worden?
Omdat een groot deel van ons vaderlandse jonge volk blijkbaar
met zijn geld geen raad weet en in. een paar uur een weekloon brandend
en knallend de lucht in slingert.
Omdat er bij schrikbarend veel jongeren èn ouderen het gevoel van
verantwoordelijkheid en eerbied voor andermans goed en gezondheid
ten enen male zoek is. Integendeel. Dat zij het heel vanzelfsprekend vinden
hun agressiviteit op een baldadige en gevaarlijke manier af te reageren,
zonder zich over de gevolgen te bekommeren.
Omdat er in een paar uur een kapitaal wordt opgebrand en weggesmeten
waarmee menige nuttige en menslievende instelling voorgoed uit de brand
zou zijn. Of is het geen schande dat het kankerinstituut, dat alle mogelijke
inrichtingen, voor bejaarden, ongelukkige kinderen en invaliden in eeuwige
geldzorgen zitten, terwijl een dergelijk kapitaal roekeloos vergooid wordt?
li/fa ar ja tegen de verruwing is zo bitter weinig uit te richten.
Hoogstens met de sterke arm der wet en hoe doeltreffend die ook hier
kan ingrijpen bleek wel in de Maasstad, waar nu eens de hand werd gehouden
aan het verbod om jongelui beneden de achttien vuurwerk te verkopen.
In twee weken leverde dat een kleine achttienduizend stuks in beslag genomen
knalspeelgoed op. Als dit verbod nu eens duchtig werd verscherpt wat
de tijd en de gelegenheid betreft: geen verkoop van vuurwerk dan alleen
door de daarin gespecialiseerde winkeliers, en het afsteken beperkt
tot de laatste dagen van het jaar. Dan viel de knetter- en knalpret tenminste
binnen de kerstvakantie en konden er alvast geen rotjes geslingerd worden
naar fietsende meisjes op weg naar de middelbare school.
Deze misselijke baldadigheid ziet niet alleen geen gevaar voor ogen en kleren,
maar ook voor fatale botsingen en verkeersongelukken.
En van de laatste hebben wij er heus zonder vuurwerk al meer dan ons lief is.
TTeel ouderwets en rigoureus misschien, zo'n scherpe inperking van
■■"^wat menigeen nog als een: kom, zo'n onschuldig verzetje met een
schouderophalen afdoet. Maar een kind met een uitgebrand oog of
een bloeiende zaak waarvan alleen nog maar de geblakerde muren overeind
staan vragen toch wel om enige bescherming tegen dit lang niet onschuldige
vermaak, dat nog wel onbeperkt verkrijgbaar is.
Het is toch op zijn minst wel vreemd dat niemand terecht
op klaarlichte dag met een jachtgeweer lukraak maar enige schoten hagel
mag lossen in een drukke stadswijk, maar dat het gooien van brandend
vuurwerk in boodschappentassen en voor fietswielen niet strafbaar is.
En dan maar liefst voor zeven miljoen.
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
De sneeuw op de stoep voor het huis van
mevrouw Annie M. G. in het Zuidhol
landse Rodenrijs is nog spierwit en onge
schonden, wanneer ik er enkele keren een
grove afdruk, maat 42^, achterlaat. Binnen
in haar werkkamer („Werkhok", zegt ze zelf)
veert ze op uit haar stoel, tussen een tv-toe-
stel, boeken en kranten. Ze is wéér in het
nieuws, mevrouw Annie Schmidt, die het
wonderlijke vermogen bezit jaar na jaar zin
nen aaneen te rijgen, die door het hele land
gelezen, beluisterd en ook bekeken worden.
Het succes van „Heerlijk duurt het langst"
is nog lang niet verstomd en daar is de titel
van een nieuwe musical: „Met man en muis".
Je denkt wat onparlementair als je tegenover
haar zit: Hoe houdt ze het uit en waar haalt
ze het vandaan?
„Nou ja. wacht even", zegt mevrouw An
nie Schmidt, „van „Met Man en Muis" staat
nog geen regel op papier, maar het idee is
er. Ik ga de tekst samen schrijven met een
man als Guus Vleugel; heerlijk om met hem
te werken. En Michel van der Plas doet ook
mee. Met zulke mensen om je heen moet het
een plezier zijn om te werken. Vooral als je
mensen hebt als Conny Stuart en Ton' Len-
sink, op wie je kunt schrijven".
Goed, voor die musical „Met Man en
Muis" heeft mevrouw Annie Schmidt nog een
jaar de tijd, maar op 1 november moet in
Amsterdam de première draaien van het
blijspel „En ik dan?"
De schrijfster? Ja, dezelfde.
Blijspelen schrijven, dat is toch iets
nieuws var. u, wil ik weten.
„Och. ik heb wel meer blijspelen geschre
ven", zegt mevrouw Schmidt en trekt fors
aan haar sigaretje. „Twee stuks, maar ze
zijn niet gelukt. Het waren etudes. Toen ik
het eerste klaar had, dacht ik: Dit is het
eerste geweldige blijspel in de hele wereld.
John en Berna Bouwens
niet allereerst commercie
Meisjes, a thing of beauty is a joy for
ever!" De- mededeling van een lerares die
met haar huishoudschoolklas Galerij De Ha
mer, Deventer straat 20 te Apeldoorn, be
zoekt. Er komen heel wat schoolklassen naar
deze galerij. En heel wat andere mensen.
Voor de exposities en voor hetgeen daar om
heen zoal te koop is, of alleen maar te kijk.
In twee jaar tijds hebben John en Berna
Bouwens in ,,De Hameral veel goed werk
geleverd voor de culturele ontwikkeling van
Apeldoorn en verre omgeving en daarmee
ook reeds veel gunstige resultaten geboekt.
Een reden temeer, waarom we op een van
deze wintermiddagen eens met deze begaaf
de, bescheiden en vriendelijke mensen zijn
gaan praten, in hun Scandinavisch aandoen
de huisje ,,Mjölnir" (hetgeen „hamer" bete-
HmH
Mijn vriend houdt erg van het pianocon
cert van Grieg. Ik ook. Ik weet niet of hij
tijdens het beluisteren ervan ook altijd
denkt aan berglandschappen vol sneeuw.
In het polderlandschap vol sneeuw, waar
hij en ik op de eerste zaterdagmorgen van
januari naar zitten te kijken, komen ook
geen bergen voor. Maar toch denk ik op
dit moment aan Grieg. Aan zijn Lyrische
Stücke. Of liever: aan de hoes om de
plaat met die Lyrische Stücke, waarvan
zowel hij als ik een exemplaar bezit. Want
op die hoes prijkt een reproduktie van
Claude Monets schilderij „Paysage de
neige au crépuscule". Het prachtige genu
anceerde, telkens wisselende tafereel
daarbuiten, gezien door de grote, vierkan
te van plafond tot vloer reikende ruit,
doet denken aan dat schilderij van Monet.
Het met fonkelende waterdruppels pralen
de struikgewas is in dit door-en-door Ne
derlandse landschap wel niet zo sterk do
minerend, maar de lucht daarboven mag
er wezen: overwegend grijs, met flarden
oranje, gele en blauwe tinten er doorheen,
en niet te vergeten een flauw vleugje
„wintersunshin^". Te mooi om onder
woorden te brengen. Ik beveel m'n vriend
dan ook de lectuur van Nescio aan; die
kon zoiets veel beter beschrijven.
Schilderkunst, literatuur... Maar het is
eigenlijk ook een onverbeterlijk stukje
kleurentelevisie, zo'n uitzicht Negenjarig
dochtertje Marina brengt de beide heren
op het grote bankstel hun zo fel begeerde
kop koffie. Ze wordt door haar vader ge
wezen op een vlucht wilde ganzen. Nee,
niet die van het IKOR. Dan kom ik, ego
ist in een welvaartsstaat, meestal niet zo
gauw in beweging. Nu wel. Ik wil dat
landschap wel eens binnentreden, via de
sneeuw, die immers ook geen televisie-
sneeuw lijkt te zijn.
Enkele minuten later wandel ik met het
Intussen in óe hoes van een lichtblauw
jack gestoken dochtertje in de richting
van het dorp. Na tweehonderd meter gooit
ze me een meisjesachtig-losse sneeuwbal
in de nek. Het is inderdaad geen televisie-
sneeuw.
Wat zegt u, geachte lezer? Of deze im
pressie wel iets voor dit rubriekje is?
..Kijk, Marina. Die boom bij die boerde
rij is al een beetje be-knopt".
1967, toen ik op het punt stond, ergens op
visite te gaan. Alvorens de huiskamer te
verlaten, draai ik nog even de radio (nee,
geen televisie, vanavond) aan. Daar klinkt
de stem van Jules de Corte: „Ik wou dat
ze alles eens een jaar stilzetten. Je hebt
zo weinig tijd meer om je te verbazen".
Ik verbaas me hierover zozeer, dat ik Ju
les de Corte onmiddellijk stilzet, heel
dankbaar, ook al is het voor slechts ander
halve week.
En toch, en toch... Op oudejaarsavond
kreeg ik tweemaal de neiging om de pen
uit de binnenzak te halen en de inkt te la
ten kruipen waar ze niet gaan kon. Dat
was tijdens het voortreffelijke program
ma „Liedjes aan de kerk", waarin de ge
zamenlijke kerkelijke zendgemachtigden
een aantal kunstenaars op muzikale wijze
(opnieuw: bravo, Harry Bannink) bezwa
ren tegen de kerken lieten kenbaar maken
(waar en wanneer verschijnt van dit pro
gramma een plaat of alleen maar de
tekst?). En tijdens het VPRO-programma
„Zo is het", toen Jan Blokker en Rinus
Ferdinandusse een aantal prognoses voor
1968 weggaven. Kort tevoren had Jan
Blokker in het VARA-radioprogramma
„Vragenvuur" verklaard, dat een pro
gramma als „Zo is het" het tegenwoordig
niet meer zou doen, maar na dit VPRO-
item twijfelde ik toch zo sterk aan de over
tuigingskracht van die bewering.
Vrijdagavond. Wat zien ik? Wim lbo? O
ja, dat programma over Koos Speenhoff.
Dit mag ik als cabaretomaan niet missen.
Ik geef genoemde vriend een stille wenk
(vanwege de mogelijke inhoud) en hij
vraagt genoemd dochtertje, de luie stoel
bij het tv-toestel, waarin zij babysokjes
zit te breien, aan mij af te staan en zelf
op de bank te gaan zitten die met de hoge
rugleuning Ibo-waarts staat gekeerd. Een
kwartiertje later sorteert deze pedagogi
sche maatregel geen enkel effect meer.
Na het liedje van de jongen die het hart
van zijn moeder brak, kijken haar twee
bruine ogen me over die leuning heen aan
en geeft ze haar commentaar: „Wat ge
meen, dat die jongen voor die meid het
hart van zijn moeder kapot maakte!"
Bonanza of Mies-en-scène? Voor de
criticus betekent dit meestal geen moeilij
ke keus, want je kunt nooit weten, wat er
bij Mies allemaal gebeurt en afgezien
daarvan is het programma van het echt
paar Timp vaak lekker pittig. De criticus
met-vakantie stemt er echter dadelijk mee
in, dat de meerderheid van het gezelschap
voor Bonanza kiest. Later blijkt Annie M.
G. Schmidt bij Mies te zijn geweest. En
het complete Miller-sextet, je grote tiener
favorieten van omstreeks 1947. Maar Bo
nanza is toch ook wel weer eens aardig.
kent) in Hoog Soeren, met een prachtig uit
zicht op de licht besneeuwde heuvel die naar
het romantische kapelletje van de Ned. Her
vormde gemeente leidt.
W/ie zijn eigenlijk John en Berna Bouwens?
In een overwegend donkerrood en don
kerbruin getint interieur, bij het licht van
een gezellig haardvuur en her en der ver
spreide kaarsen, vertellen zij het ons.
BERNA: „Ik kom uit Nijmegen. Als kind
kon ik goed tekenen. Op de m.m.s. haalde ik
daar het hoogste cijfer voor. Ik vond het fijn.
M'n vader zei echter tegen me: „Je moet
ook zorgen, dat je iets wordt in de maat
schappij". Door bemiddeling van een vriend
van hem kwam ik op een kantoor. Maar dat
was niks voor mij. Ik kon niet in een ruimte
opgesloten zitten, ik vond het vreselijk saai.
Toen ben ik drie jaar gaan studeren op de
kunstacademie in ^.rnhem. Onder meer
aquarelleren geleerd, bij Andries Beeftink, en
boetseren. Daarna wilde ik doktersassistente
worden. Ik haalde het in één jaar. In Am
sterdam werkte ik bij een longspecialist; in
Nijmegen bij een chirurg. In 1957 trouwde ik
met John. Ik kwam in het horecabedrijf te
recht, een hotel in Scheveningen. Begin 1961
ging m'n man naar de Echoput in Apeldoorn
en trokken we in een tuinhuis. Toen begon
ik met het maken van beeldjes en met email
leren. Daar ben ik mee doorgegaan. Als je er
mee begonnen bent, kun je niet meer ophou
den, vind ik. In het begin ging het nogal
kamer staat een orgel, waar zij vaak op
speelt. Uit de radiojcomt voortreffelijke lich
te muziek). „Ik mag graag sieraden maken.
Ik hou ook van ontwerpen. M'n vrouw mag
het uitwerken. Nu maak ik vooral kaarsen.
Gaat u straks maar eens even mee naar m'n
atelier".
U heeft natuurljk al lang begrepen, dat
hier een radio- en televisiecolumnist-in-va-
kantiestemming aan het woord is. Ander
halve week hebben we onszelf ontslagen
mogen achten van kritisch kastje-kijken
of kastje-luisteren. Maar omdat we in Ne
derland bleven, konden we natuurlijk toch
niet ontkomen aan enkele incidentele
confrontaties met deze massamedia.
Het zijn echter de confrontaties geworden
van een gewone, niet al te selectieve kij
ker of luisteraar. En dat kan ik iedere col
lega-criticus en iedere wél ?.l te selectieve
gewone kijker warm aanbevelen.
Neem nou de laatste zaterdagavond van
Nieuwjaarsavond verkeer ik in het ge
zelschap van een tweetal dr.mes. Met z'n
drieën zitten we te kijken naar „Piste"
en „Holiday on ice". Nou. kijken... We
zitten, na de afgelopen nacht op de repri
se van „Poesie Mauw" te hebben ge
wacht, krampachtige pogingen te onderne
men om de slaap uit onze ogen te ban
nen. Zij omdat ze Sjoukje zo graag willen
zien, ik omdat ik hen waardig gezelschap
wil blijven houden, want voor de rest heb
ik holiday en dan laat zelfs het ice me
koud.
Zondagmiddag omstreeks half vijf. Weer
zitten turen naar weer een besneeuwd pol
derlandschap door weer diezelfde ruit.
Een kale knotwilg prikt in de oranje bol
van de ondergaande zon, gelijk een vork
in een gehaktbal. Ik herinner me een van
de lange, hete zomeravonden uit het afge
lopen jaar in diezelfde polder. Toen hing
die zon aL een rode voetbal boven het
doel van de plaatselijke voetbalclub. Hij
wildé er maar niet in, want het was geen
zaterdagmiddag. A propos... gauw „Moni
tor" aan voor de resultaten van Ajax en
Feyenoord... Te laat. Alleen nog een
staartje van het gesprek tussen Ageeth
Scherphuis en Mies Bouwman. Ik vang
twee namen op. Eerst die van Elise Hoo-
mans. En daarna komt die van Mikis
Theodorakis op het scherm. Waarvoor,
dat weet ik niet. Gek, die naam lijkt in
eens ook figuurlijk ee beetje Grieks voor
me. Vast niet voldoende geëngageerd,
denk ik.
Terwijl ik 's avonds zit te dammen,
hoor ik op de achtergrond flarden uit
„Maigret". Het gaat over ontrouw en ziek
te. Zonder het in de gaten te hebben, be
gint m'n tegenstander te fluiten van „Dar
ling, go home, your husband is ill".
Donderdagavond. Ben al zo aan het niet-
kritisch televisiekijken gewend, dat ik bij
het zien van de valpartijen van de vierhon-
derdjarige Danny Kaye denk: laat maar
vallen.
Maandagavond gedroomd, dat de VPRO-
omroepster de volgende mededeling deed:
„Dames en heren, het „Concert voor
jonge mensen" komt vanavond te verval
len. Hiervoor in de plaats ziet U een
aflevering van Hoepla".
KASTPAR.
stuntelig, maar het werd steeds beter en er
kwam steeds meer vraag naar. Ik beschouw
de het overigens zuiver als liefhebberij. Ik
wilde iets te doen hebben. Alleen de huishou
ding, dat heeft me nooit bevredigd. Als dok
tersassistente had ik ni^ts aan dit werk kun
nen doen. Ik miste het ook niet, omdat ik in
mijn werk als assistente opging. Maar als het
weg is, dan ga je denken aan andere dingen,
die je vroeger hebben geïnteresseerd. Ik
probeer er iets in te leggen, iets persoonlijks.
Mijn man is uit liefhebberij ook gaan mee
doen".
JOHN: „Tot voor kort was ik ober-kelner
bij de Echoput. Het horecabedrijf lag mij erg
goed. Van gasten op de Echoput heb ik heel
wat mooie cadeaus gekregen. Het was echt
mijn vak. De mensen komen er om te eten,
je geeft ze advies, je kunt het ze naar de
zin maken en dan zijn ze echt happy. Het zijn
hoofdzakelijk zakenlieden. Je kunt ze gezel
ligheid en sfeer bieden, hun smaak voor wijn
en hun eetcultuur helpen ontwikkelen Mooi
werk. Maar aan de andere kant is het een
naar vak. Je bent altijd in touw. M'n vrouw
zat altijd alleen. Toen ik kans zag, het vak
vaarwel te zeggen, heb ik het dan ook ge
daan.
Het was altijd mijn bedoeling om een eigen
horecabedrijf te krijgen. Ik ben nu eenmaal
een slecht werknemer. Als werknemer kon ik
het in dat vak niet langer uithouden, als on
dernemer zou ik er honderd jaar in gewor
den zijn.
Het lag aanvankelijk in de bedoeling dat ik
accountant zou worden. Maar dat wilde ik
niet Ik ging naar de tuinbouwschool. Daar
kreeg ik liefde voor alles wat leeft en
groeit. Voor bloemschikken, voor tuinieren.
Met m'n kanaries ben ik kampioen van Ne
derland geweest. In militaire dienst hield ik
tropische vissen en vogels, prins Bernhard
kwam er altijd naar kijken. Ik hield ook veel
van muziek. Tweemaal per week ging ik
vroeger naar de opera. Maar het is een beet
je verwaterd. Ik had er in mijn vorige be
roep geen tijd voor. Ik ben hier in Apeldoorn
nog nooit naar de schouwburg geweest. Maar
nu gaan we ons voorbereiden op het komen
de seizoen, hè Berna?" (Berna knikt instem
mend, Zij houdt ook van muziek. In de eet-
Maar als ik het nu nog eens overlees vind ik
er niets aan."
VERWONDERD
Mevrouw Annie Schmidt is eigenlijk een
beetje verwonderd. Verwonderd over het feit,
dat de initiatieven moesten komen van een
man uit de zogeheten vrije sector, van produ
cer John de Crane.
„Je hoort altijd de klacht: er zijn zo weinig
producenten van eigen bodem", zegt ze.
„Maar mensen als John de Crane weten die
dan toch los te krijgen. Ik zei: „Neen, ik heb
geen tijd. Maar hij hield aan, hij zette door,
hij zorgde voor afspraken tussen Mary Dres-
selhuys en mij en als ik dan zo iemand zo
actief zie doen, dan zeg ik: Hé, op dat idee
komen ze bij het gesubsidieerde toneel niet.
Dat vind ik gewoon gek."
Als mevrouw Schmidt haar hart heeft ge
lucht, zegt ze ineens: „Dik de zaak nu niet
aan, ik wil alleen maar zeggen, dat ik ge
woon verwonderd sta te kijken. Er is zoveel
subsidie, er is geld genoeg, maar het komt
er niet uit. Men moet de Nederlandse schrij
vers bewust bij het toneel betrekken. Men
haalt het talent er niet uit, dat erin zou kun
nen zitten. Nou ja, en dat vind ik gewoon
gek, zoals ik zei. Misschien wordt dit blijspel
,En ik dan?" een flop, maar dan is het in
elk geval geprobeerd".
Het nieuwe blijspel van mevrouw Annie
M. G. Schmidt is in grote trekken klaar,
„maar er moet hier en daar nog iets worden
ingevuld".
TV-SERIE
Goed, bezig met dat blijspel, bezig met die
musical „Met man en muis" en tussen alles
door nog de serie: „Ja zuster, nee zuster?"
„Ja", zegt mevrouw Schmidt, ,het is maar
vijftig minuten of iets meer of minder op de
tv, maar ik zit er wel veertien dagen op te
broeden".
Hoelang die zuster nog verder draait? Me
vrouw Schmidt heeft er voorlopig nog geen
idee van. „Binnenkort gaan we bespreken of
we er nog een seizoen mee doorgaan", ver
telt ze.
En daarmee houden dan toch zeker de ac
tiviteiten in Rodenrijs op? Pardon, verkeerd,
vergist. „Ik ben bezig aan een kinderboek",
hoor ik van mevrouw Annie Schmidt. „Kin
derversjes schrijf ik voorlopig niet meer, dat
heb ik zoveel gedaan."
Is dat niet moeilijk, dat telkens om
zwaaien van musical naar blijspel en naar
kinderboek of de zuster?
Mevrouw Annie Schmidt lacht, „Neen",
zegt ze, „daar. heb ik niet de minste moeite
mee. Weet u waar ik moeite mee heb? Met
mijn administratie en met de belastingen.
Een modern mens krijgt tegenwoordig zoveel
papieren in zijn huis, je bent er nooit mee
klaar. Het gaat maar door. Kijk, dét vind ik
moeilijk".
|an vertelt John ons de geschiedenis van
Galerie „De Hamer".
„Het begon in een voorkamertje. We had
den in Blaricum een vfiendin, die handweef
werk maakte. Het was mooi, maar ze ver
kocht weinig, ze was niet commercieel ge
noeg. Ze komt naar me toe en zegt: John,
ik heb in Den Bosch een kleine expositie ge
had, maar ik heb slechts één exemplaar ver
kocht. Ik zeg: dat heb je helemaal verkeerd
gedaan. En ik dacht: we zouden eigenlijk
een stel vrienden bij elkaar moeten zien te
krijgen voor een expositie in een oud pak
huis of iets dergelijks; we zouden een adver
tentie kunnen plaatsen. Een paar dagen la
ter dacht ik opeens aan het lege pand- aan
de Deventerstraat, waarin vroeger de sigaren
zaak van De Lange was gevestigd. Daar zou
den we eigenlijk wel iets kunnen exposeren:
schilderijen, aquarellen, handweefstoffen
boetseerwerk, potterie, en noem maar op. De
opzet hoefde helemaal niet zo erg commer
cieel te zijn. „Als iedereen maar wat ver
koopt, heeft iedereen een extraatje voor de
Sinterklaas", dachten we. Het ging door. En
het werd een succes. In drie dagen verkoch
ten we enorm veel.
Toen is Berna naar de gemeente gegaan.
De burgemeester liep er onmiddellijk warm
voor. We konden het pand een week houden,
daarna m-esten we er weer uit. De burge
meester kwam tweemaal op de expositie. In
de Echoput vroeg hij me: „Waarom gaan jul
lie er niet mee door?".
BERNA: „Dat viel ons wel een beetje koud
op het lijf. We moesten het eerst verwer
ken".
JOHN: „We hebben drie maanden nage
dacht over de consequenties, want we hebben
per slot van rekening twee schoolgaande kin
deren. Toen zijn we weer naar de gemeente
gegaan en hebben we het pand gekregen.
De bedoeling was in eerste instantie, om er
een horecabedrijf van te maken. Dat ging
niet door. En boven de zaak wilden we niet
wonen".
BERNA: „Ze verklaarden ons aanvankelijk
allemaal voor gek, het was zo'n nare hoek en
een sigarenhandelaar en een slager waren er
ook al weggegaan. In het begin was het ook
alleen maar een kwestie van service geven en
aftasten. Maar sinds een klein jaar zit echt-
de loop er in.
Het is ongelooflijk fijn werk. Je hebt met
mooie dingen te maken, met kunstenaars,
met verkoop, met advies aan veel mensen.
Voor 75 procent bestaat ons publiek nu uit
vaste klanten. Dat hebben we met de Sinter-
klaasdrukte ook weer gemerkt. Er is ook een
vaste kern die voor de exposities komt.
In het begin was er wel sprake van enige
aarzeling. Dan vroegen ze me: „Kun je hier
zomaar binnenkomen om alleen maar te kij-
kep en niets te kopen?" Ja, dat kon. Ik laat
de mensen maar snuffelen en kijken. Er ko
men mensen die alleen maar een knipsel-
kaart van Lever kopen, voor vijftien cent.
In Vaassen, Heerde, Putten en Elburg heb
ben we een kring die iedere maand welbe
wust komt kijken. Huishoudscholen komen
hier ook veel, met hele klassen tegelijk. Leuk
dat die meisjes, waarvan er toch ook veel op
straat patat lopen te eten, ook veel belang
stelling voor ons hebben. Meisjes die in de
middagnauze moeten overblijven, komen hier
vaak een half uurtje kijken.
We willen onder geen enkele voorwaarde al
leen maar een commerciële kunstnijverheids-
winkel worden. Zilverwerk, etcetera, doen we
erbij.
Ik hou er van, iets te doen met jongelui die
net van de kunstacademie komen. De mees
ten zijn niet goed. Maar de goeden doen hun
best om in dit genre zaken te debuteren. Zij
zijn nog te eenzaam voor de Van Reekumga-
lerij. Wij zijn eerder geneigd om het met
hen te proberen. En wij verkopen ook meer
etsen en gravures.
De wandtapijten spreken het publiek erg
aan. Het grafisch werk gaat moeilijk. Velen
zien zo'n prent als een afgedrukt plaatje. Dat
is het in feite ook, maar het heeft toch zijn
waarde. Een olieverf van achthonderd gulden
is echter gemakkelijker te verkopen dan een
aquarel van driehonderd. Het publiek kijkt
ANNIE M. G. SCHMIDT
veertien dagen broeden
op „Ja zuster,
nee zuster
eerst naar het materiaal dat er aan besteed
is. De schilderijen moeten volgens het pu
bliek modern figuratief zijn, dat is haalbaar
voor Apeldoorn.
Tn twee jaar tijds hebben we bij velen de
smaak voor beeldende kunst ontwikkeld.
Ze zijn de kunst met ander ogen gaan bekij
ken. Neem nou het werk van Sytske Feitsma.
Dat is gekocht door mensen die er vroeger
niet aan gedacht zouden hebben, zoiets aar.
te schaffen. Bij de aankoop aarzelden ze nog
wel wat, maar later bleken ze met zo'n ets var.
Sytske erg gelukkig te zijn.
We geven ook graag iets een paar dagen
op zicht mee. Dan kunnen de mensen zien,
hoe zo'n kunstwerk het bij hen thuis doet
Vergeet niet: ze moeten er zelf gelukkig mee
zijn, dat is heel belangrijk". (John: „We doen
dit ook wel met schemerlampen"). „Als ze
het in hun eigen omgeving hebben gezien, ko
pen ze het in de meeste gevallen wel. Soms
slaan we het zelf voor hen aan de muur. En
dan wordt je mening gevraagd over hoe het
staat Erg leuk.
jyjijn eigen werk als kunstenares? Som*.
als het in de zaak druk is, kom ik er niet
aan toe. Dat is jammer. Ben je er een tijd
uit, dan is het moeilijk om weer op gang te
komen. Je gaat alleen aan de commercie
denken en dat is niet goed. Ja, je moét wel,
want je krijgt geen subsidie. Maar doe jt-
zelf niks op artistiek gebied en heb je geen
contact met de mensen die iets maken, dai
ga je zuiver aan de commercie denken. Ik
zou best eens een hele maand achtereen thuis
willen werken.
De zaak draait goed. We zullen er nooit
schatrijk van worden, maar we kunnen er goed
van rondkomen. We zitten er fijn, we heb
ben geen behoefte om ergens anders heen te
gaan. Enkele weken geleden hebben we brand
gehad. Dat is igelukkig meegevallen. Het was
een ontzettende bende, maar we konden ge
lukkig doordraaien.
We willen in ieder geval ook exposities
blijven organiseren, hoewel het vaak. moeilijk
is om goede kunstenaars te vinden. Je kun:
niet zomaar werk van iedereen ophangen. We
hebben liever acht aanvaardbare dan twaalf
slechte exposities per jaar. Driemaal hebben
we al aanvulling op het rijkssubsidie bij de
aankoop van kunstwerken gehad. Dat is eer
stimulans voor de aspirant-koper".
John Bouwens („noteert u ook nog even,
dat Berna het vakdiploma kunstnijver
heid bezit") gaat ons in het donker en dooi
de sneeuw voor naar een ruime schuur achter
in de tuin, die rationeel is ingericht als ate
lier voor de heer des huizes. Hier is hij als
kaarsemaker in zijn knollentuin. Hij toont ons
een paar fraaie exemplaren en zegt:
„Bij „De Hamer" heb ik geen volledige dag
taak. Daarom ben ik kaarsen gaan maken. A
werkende ben ik na een half jaar al tot be
hoorlijke resultaten gekomen. Een kaars
geeft sfeer, een zekere luxe ook. Ik wil graag
iets moois maken".
J. VAN DER KT F»