7 miljoen Annie M. G. Schmidtalleen moeite met administratie m De Hamer sloeg in Sneeuw Ibona nza Oudjaar D Grieks Slaap Gewoon Ge-va I Hoepl; tl (J i 2). £)e rekening ligt onderin de zak, en het hinkende paard komt achteraan. Dat heeft het oude jaar ons wel even duchtig duidelijk gemaakt. De rekening bedraagt maar even tussen de zes en acht miljoen gulden, omgerekend de bedrijfsschade van een uitgebrande zaak en de ziektekosten voor diverse deerlijk gewonde slachtoffers. En het hinkende paard, speciaal dat van Ome Loeks, kon na verbonden te zijn op eigen gelegenheid naar huis gaan om van de pret te bekomen. Een duur uitje, als u dat over die paar uurtjes oudejaarsnacht omrekent, maar daar gelieve u als zuinig grootgebracht vrouwmens vooral niet over te vallen. Uit - goed voor u, nietwaar? Ook al vliegen de bakstenen tegen uw schedel, het brandend vuurwerk door uw brievenbus of in uw ogen. Al zijn alle mogelijke brave burgers: politiemannen, brandweerlieden, nachtploegen in ziekenhuizen uren in de weer om de schade tenminste binnen de perken te houden. Niet dat zij daar enige dank voor oogsten, integendeel. De brandweer moest bijwijlen door de politie beschermd worden tegen het publiek, dat zich de opwinding van zo'n hoog en heet oplaaiend en vonkensproeiend vuur in een dichtbebouwde stadswijk niet liet bederven. Vooruit, laat branden, blijf er met je flauwe waterstralen af, de schade en de schrik zijn immers toch voor een ander. Pa er na het lezen van dergelijke reportages dan maar even rustig voor zitten om deze uitbarsting van spilzucht, vernielzucht en kwelzucht goed tot u te laten doordringen. Want er zit meer achter dan alleen maar de brooddronken baldadigheid van een troep opgeschoten knapen. Zo heetten zij tenminste in onze jonge jaren, maar toen bleef het laat decemberlawaai, "als wij ons goed herinneren, toch redelijk binnen de perken. Mocht er tussen kerst en Oudejaar al eens een enkele zevenklapper over het trottoir huppelen, het geknal en geknetter barstte eerst los als de late kerkgangers weer aan de oliebollen zaten. En dan bleef het toch nog hoofdzakelijk een privévermaak voor de eigen huisdeur. Kom daar nu eens om, met complete brandstapels van kerstbomen en massaal bestoken van één particulier huis in een overigens stil dorp, omdat achter de donkere vensters en dichtgespijkerde brievenbus een paar stadsmensen wonen die zich „niet weten aan te passen". T)e kranten hebben nog maar de ergerlijkste en gevaarlijkste baldadigheden ■^gesignaleerd, maar hoeveel kleine ongelukken zijn er onvermeld gebleven? De daders liggen op het kerkhof, de schade kan op niemand verhaald worden en loopt, alles bijeengenomen, stellig in de vele duizenden. Tel die ook maar rustig op bij die zeven miljoen gemiddeld. En mogen wij bij dat schrikbarend bedrag dan eindelijk eens ouderwets nijdig worden? Omdat een groot deel van ons vaderlandse jonge volk blijkbaar met zijn geld geen raad weet en in. een paar uur een weekloon brandend en knallend de lucht in slingert. Omdat er bij schrikbarend veel jongeren èn ouderen het gevoel van verantwoordelijkheid en eerbied voor andermans goed en gezondheid ten enen male zoek is. Integendeel. Dat zij het heel vanzelfsprekend vinden hun agressiviteit op een baldadige en gevaarlijke manier af te reageren, zonder zich over de gevolgen te bekommeren. Omdat er in een paar uur een kapitaal wordt opgebrand en weggesmeten waarmee menige nuttige en menslievende instelling voorgoed uit de brand zou zijn. Of is het geen schande dat het kankerinstituut, dat alle mogelijke inrichtingen, voor bejaarden, ongelukkige kinderen en invaliden in eeuwige geldzorgen zitten, terwijl een dergelijk kapitaal roekeloos vergooid wordt? li/fa ar ja tegen de verruwing is zo bitter weinig uit te richten. Hoogstens met de sterke arm der wet en hoe doeltreffend die ook hier kan ingrijpen bleek wel in de Maasstad, waar nu eens de hand werd gehouden aan het verbod om jongelui beneden de achttien vuurwerk te verkopen. In twee weken leverde dat een kleine achttienduizend stuks in beslag genomen knalspeelgoed op. Als dit verbod nu eens duchtig werd verscherpt wat de tijd en de gelegenheid betreft: geen verkoop van vuurwerk dan alleen door de daarin gespecialiseerde winkeliers, en het afsteken beperkt tot de laatste dagen van het jaar. Dan viel de knetter- en knalpret tenminste binnen de kerstvakantie en konden er alvast geen rotjes geslingerd worden naar fietsende meisjes op weg naar de middelbare school. Deze misselijke baldadigheid ziet niet alleen geen gevaar voor ogen en kleren, maar ook voor fatale botsingen en verkeersongelukken. En van de laatste hebben wij er heus zonder vuurwerk al meer dan ons lief is. TTeel ouderwets en rigoureus misschien, zo'n scherpe inperking van ■■"^wat menigeen nog als een: kom, zo'n onschuldig verzetje met een schouderophalen afdoet. Maar een kind met een uitgebrand oog of een bloeiende zaak waarvan alleen nog maar de geblakerde muren overeind staan vragen toch wel om enige bescherming tegen dit lang niet onschuldige vermaak, dat nog wel onbeperkt verkrijgbaar is. Het is toch op zijn minst wel vreemd dat niemand terecht op klaarlichte dag met een jachtgeweer lukraak maar enige schoten hagel mag lossen in een drukke stadswijk, maar dat het gooien van brandend vuurwerk in boodschappentassen en voor fietswielen niet strafbaar is. En dan maar liefst voor zeven miljoen. O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O De sneeuw op de stoep voor het huis van mevrouw Annie M. G. in het Zuidhol landse Rodenrijs is nog spierwit en onge schonden, wanneer ik er enkele keren een grove afdruk, maat 42^, achterlaat. Binnen in haar werkkamer („Werkhok", zegt ze zelf) veert ze op uit haar stoel, tussen een tv-toe- stel, boeken en kranten. Ze is wéér in het nieuws, mevrouw Annie Schmidt, die het wonderlijke vermogen bezit jaar na jaar zin nen aaneen te rijgen, die door het hele land gelezen, beluisterd en ook bekeken worden. Het succes van „Heerlijk duurt het langst" is nog lang niet verstomd en daar is de titel van een nieuwe musical: „Met man en muis". Je denkt wat onparlementair als je tegenover haar zit: Hoe houdt ze het uit en waar haalt ze het vandaan? „Nou ja. wacht even", zegt mevrouw An nie Schmidt, „van „Met Man en Muis" staat nog geen regel op papier, maar het idee is er. Ik ga de tekst samen schrijven met een man als Guus Vleugel; heerlijk om met hem te werken. En Michel van der Plas doet ook mee. Met zulke mensen om je heen moet het een plezier zijn om te werken. Vooral als je mensen hebt als Conny Stuart en Ton' Len- sink, op wie je kunt schrijven". Goed, voor die musical „Met Man en Muis" heeft mevrouw Annie Schmidt nog een jaar de tijd, maar op 1 november moet in Amsterdam de première draaien van het blijspel „En ik dan?" De schrijfster? Ja, dezelfde. Blijspelen schrijven, dat is toch iets nieuws var. u, wil ik weten. „Och. ik heb wel meer blijspelen geschre ven", zegt mevrouw Schmidt en trekt fors aan haar sigaretje. „Twee stuks, maar ze zijn niet gelukt. Het waren etudes. Toen ik het eerste klaar had, dacht ik: Dit is het eerste geweldige blijspel in de hele wereld. John en Berna Bouwens niet allereerst commercie Meisjes, a thing of beauty is a joy for ever!" De- mededeling van een lerares die met haar huishoudschoolklas Galerij De Ha mer, Deventer straat 20 te Apeldoorn, be zoekt. Er komen heel wat schoolklassen naar deze galerij. En heel wat andere mensen. Voor de exposities en voor hetgeen daar om heen zoal te koop is, of alleen maar te kijk. In twee jaar tijds hebben John en Berna Bouwens in ,,De Hameral veel goed werk geleverd voor de culturele ontwikkeling van Apeldoorn en verre omgeving en daarmee ook reeds veel gunstige resultaten geboekt. Een reden temeer, waarom we op een van deze wintermiddagen eens met deze begaaf de, bescheiden en vriendelijke mensen zijn gaan praten, in hun Scandinavisch aandoen de huisje ,,Mjölnir" (hetgeen „hamer" bete- HmH Mijn vriend houdt erg van het pianocon cert van Grieg. Ik ook. Ik weet niet of hij tijdens het beluisteren ervan ook altijd denkt aan berglandschappen vol sneeuw. In het polderlandschap vol sneeuw, waar hij en ik op de eerste zaterdagmorgen van januari naar zitten te kijken, komen ook geen bergen voor. Maar toch denk ik op dit moment aan Grieg. Aan zijn Lyrische Stücke. Of liever: aan de hoes om de plaat met die Lyrische Stücke, waarvan zowel hij als ik een exemplaar bezit. Want op die hoes prijkt een reproduktie van Claude Monets schilderij „Paysage de neige au crépuscule". Het prachtige genu anceerde, telkens wisselende tafereel daarbuiten, gezien door de grote, vierkan te van plafond tot vloer reikende ruit, doet denken aan dat schilderij van Monet. Het met fonkelende waterdruppels pralen de struikgewas is in dit door-en-door Ne derlandse landschap wel niet zo sterk do minerend, maar de lucht daarboven mag er wezen: overwegend grijs, met flarden oranje, gele en blauwe tinten er doorheen, en niet te vergeten een flauw vleugje „wintersunshin^". Te mooi om onder woorden te brengen. Ik beveel m'n vriend dan ook de lectuur van Nescio aan; die kon zoiets veel beter beschrijven. Schilderkunst, literatuur... Maar het is eigenlijk ook een onverbeterlijk stukje kleurentelevisie, zo'n uitzicht Negenjarig dochtertje Marina brengt de beide heren op het grote bankstel hun zo fel begeerde kop koffie. Ze wordt door haar vader ge wezen op een vlucht wilde ganzen. Nee, niet die van het IKOR. Dan kom ik, ego ist in een welvaartsstaat, meestal niet zo gauw in beweging. Nu wel. Ik wil dat landschap wel eens binnentreden, via de sneeuw, die immers ook geen televisie- sneeuw lijkt te zijn. Enkele minuten later wandel ik met het Intussen in óe hoes van een lichtblauw jack gestoken dochtertje in de richting van het dorp. Na tweehonderd meter gooit ze me een meisjesachtig-losse sneeuwbal in de nek. Het is inderdaad geen televisie- sneeuw. Wat zegt u, geachte lezer? Of deze im pressie wel iets voor dit rubriekje is? ..Kijk, Marina. Die boom bij die boerde rij is al een beetje be-knopt". 1967, toen ik op het punt stond, ergens op visite te gaan. Alvorens de huiskamer te verlaten, draai ik nog even de radio (nee, geen televisie, vanavond) aan. Daar klinkt de stem van Jules de Corte: „Ik wou dat ze alles eens een jaar stilzetten. Je hebt zo weinig tijd meer om je te verbazen". Ik verbaas me hierover zozeer, dat ik Ju les de Corte onmiddellijk stilzet, heel dankbaar, ook al is het voor slechts ander halve week. En toch, en toch... Op oudejaarsavond kreeg ik tweemaal de neiging om de pen uit de binnenzak te halen en de inkt te la ten kruipen waar ze niet gaan kon. Dat was tijdens het voortreffelijke program ma „Liedjes aan de kerk", waarin de ge zamenlijke kerkelijke zendgemachtigden een aantal kunstenaars op muzikale wijze (opnieuw: bravo, Harry Bannink) bezwa ren tegen de kerken lieten kenbaar maken (waar en wanneer verschijnt van dit pro gramma een plaat of alleen maar de tekst?). En tijdens het VPRO-programma „Zo is het", toen Jan Blokker en Rinus Ferdinandusse een aantal prognoses voor 1968 weggaven. Kort tevoren had Jan Blokker in het VARA-radioprogramma „Vragenvuur" verklaard, dat een pro gramma als „Zo is het" het tegenwoordig niet meer zou doen, maar na dit VPRO- item twijfelde ik toch zo sterk aan de over tuigingskracht van die bewering. Vrijdagavond. Wat zien ik? Wim lbo? O ja, dat programma over Koos Speenhoff. Dit mag ik als cabaretomaan niet missen. Ik geef genoemde vriend een stille wenk (vanwege de mogelijke inhoud) en hij vraagt genoemd dochtertje, de luie stoel bij het tv-toestel, waarin zij babysokjes zit te breien, aan mij af te staan en zelf op de bank te gaan zitten die met de hoge rugleuning Ibo-waarts staat gekeerd. Een kwartiertje later sorteert deze pedagogi sche maatregel geen enkel effect meer. Na het liedje van de jongen die het hart van zijn moeder brak, kijken haar twee bruine ogen me over die leuning heen aan en geeft ze haar commentaar: „Wat ge meen, dat die jongen voor die meid het hart van zijn moeder kapot maakte!" Bonanza of Mies-en-scène? Voor de criticus betekent dit meestal geen moeilij ke keus, want je kunt nooit weten, wat er bij Mies allemaal gebeurt en afgezien daarvan is het programma van het echt paar Timp vaak lekker pittig. De criticus met-vakantie stemt er echter dadelijk mee in, dat de meerderheid van het gezelschap voor Bonanza kiest. Later blijkt Annie M. G. Schmidt bij Mies te zijn geweest. En het complete Miller-sextet, je grote tiener favorieten van omstreeks 1947. Maar Bo nanza is toch ook wel weer eens aardig. kent) in Hoog Soeren, met een prachtig uit zicht op de licht besneeuwde heuvel die naar het romantische kapelletje van de Ned. Her vormde gemeente leidt. W/ie zijn eigenlijk John en Berna Bouwens? In een overwegend donkerrood en don kerbruin getint interieur, bij het licht van een gezellig haardvuur en her en der ver spreide kaarsen, vertellen zij het ons. BERNA: „Ik kom uit Nijmegen. Als kind kon ik goed tekenen. Op de m.m.s. haalde ik daar het hoogste cijfer voor. Ik vond het fijn. M'n vader zei echter tegen me: „Je moet ook zorgen, dat je iets wordt in de maat schappij". Door bemiddeling van een vriend van hem kwam ik op een kantoor. Maar dat was niks voor mij. Ik kon niet in een ruimte opgesloten zitten, ik vond het vreselijk saai. Toen ben ik drie jaar gaan studeren op de kunstacademie in ^.rnhem. Onder meer aquarelleren geleerd, bij Andries Beeftink, en boetseren. Daarna wilde ik doktersassistente worden. Ik haalde het in één jaar. In Am sterdam werkte ik bij een longspecialist; in Nijmegen bij een chirurg. In 1957 trouwde ik met John. Ik kwam in het horecabedrijf te recht, een hotel in Scheveningen. Begin 1961 ging m'n man naar de Echoput in Apeldoorn en trokken we in een tuinhuis. Toen begon ik met het maken van beeldjes en met email leren. Daar ben ik mee doorgegaan. Als je er mee begonnen bent, kun je niet meer ophou den, vind ik. In het begin ging het nogal kamer staat een orgel, waar zij vaak op speelt. Uit de radiojcomt voortreffelijke lich te muziek). „Ik mag graag sieraden maken. Ik hou ook van ontwerpen. M'n vrouw mag het uitwerken. Nu maak ik vooral kaarsen. Gaat u straks maar eens even mee naar m'n atelier". U heeft natuurljk al lang begrepen, dat hier een radio- en televisiecolumnist-in-va- kantiestemming aan het woord is. Ander halve week hebben we onszelf ontslagen mogen achten van kritisch kastje-kijken of kastje-luisteren. Maar omdat we in Ne derland bleven, konden we natuurlijk toch niet ontkomen aan enkele incidentele confrontaties met deze massamedia. Het zijn echter de confrontaties geworden van een gewone, niet al te selectieve kij ker of luisteraar. En dat kan ik iedere col lega-criticus en iedere wél ?.l te selectieve gewone kijker warm aanbevelen. Neem nou de laatste zaterdagavond van Nieuwjaarsavond verkeer ik in het ge zelschap van een tweetal dr.mes. Met z'n drieën zitten we te kijken naar „Piste" en „Holiday on ice". Nou. kijken... We zitten, na de afgelopen nacht op de repri se van „Poesie Mauw" te hebben ge wacht, krampachtige pogingen te onderne men om de slaap uit onze ogen te ban nen. Zij omdat ze Sjoukje zo graag willen zien, ik omdat ik hen waardig gezelschap wil blijven houden, want voor de rest heb ik holiday en dan laat zelfs het ice me koud. Zondagmiddag omstreeks half vijf. Weer zitten turen naar weer een besneeuwd pol derlandschap door weer diezelfde ruit. Een kale knotwilg prikt in de oranje bol van de ondergaande zon, gelijk een vork in een gehaktbal. Ik herinner me een van de lange, hete zomeravonden uit het afge lopen jaar in diezelfde polder. Toen hing die zon aL een rode voetbal boven het doel van de plaatselijke voetbalclub. Hij wildé er maar niet in, want het was geen zaterdagmiddag. A propos... gauw „Moni tor" aan voor de resultaten van Ajax en Feyenoord... Te laat. Alleen nog een staartje van het gesprek tussen Ageeth Scherphuis en Mies Bouwman. Ik vang twee namen op. Eerst die van Elise Hoo- mans. En daarna komt die van Mikis Theodorakis op het scherm. Waarvoor, dat weet ik niet. Gek, die naam lijkt in eens ook figuurlijk ee beetje Grieks voor me. Vast niet voldoende geëngageerd, denk ik. Terwijl ik 's avonds zit te dammen, hoor ik op de achtergrond flarden uit „Maigret". Het gaat over ontrouw en ziek te. Zonder het in de gaten te hebben, be gint m'n tegenstander te fluiten van „Dar ling, go home, your husband is ill". Donderdagavond. Ben al zo aan het niet- kritisch televisiekijken gewend, dat ik bij het zien van de valpartijen van de vierhon- derdjarige Danny Kaye denk: laat maar vallen. Maandagavond gedroomd, dat de VPRO- omroepster de volgende mededeling deed: „Dames en heren, het „Concert voor jonge mensen" komt vanavond te verval len. Hiervoor in de plaats ziet U een aflevering van Hoepla". KASTPAR. stuntelig, maar het werd steeds beter en er kwam steeds meer vraag naar. Ik beschouw de het overigens zuiver als liefhebberij. Ik wilde iets te doen hebben. Alleen de huishou ding, dat heeft me nooit bevredigd. Als dok tersassistente had ik ni^ts aan dit werk kun nen doen. Ik miste het ook niet, omdat ik in mijn werk als assistente opging. Maar als het weg is, dan ga je denken aan andere dingen, die je vroeger hebben geïnteresseerd. Ik probeer er iets in te leggen, iets persoonlijks. Mijn man is uit liefhebberij ook gaan mee doen". JOHN: „Tot voor kort was ik ober-kelner bij de Echoput. Het horecabedrijf lag mij erg goed. Van gasten op de Echoput heb ik heel wat mooie cadeaus gekregen. Het was echt mijn vak. De mensen komen er om te eten, je geeft ze advies, je kunt het ze naar de zin maken en dan zijn ze echt happy. Het zijn hoofdzakelijk zakenlieden. Je kunt ze gezel ligheid en sfeer bieden, hun smaak voor wijn en hun eetcultuur helpen ontwikkelen Mooi werk. Maar aan de andere kant is het een naar vak. Je bent altijd in touw. M'n vrouw zat altijd alleen. Toen ik kans zag, het vak vaarwel te zeggen, heb ik het dan ook ge daan. Het was altijd mijn bedoeling om een eigen horecabedrijf te krijgen. Ik ben nu eenmaal een slecht werknemer. Als werknemer kon ik het in dat vak niet langer uithouden, als on dernemer zou ik er honderd jaar in gewor den zijn. Het lag aanvankelijk in de bedoeling dat ik accountant zou worden. Maar dat wilde ik niet Ik ging naar de tuinbouwschool. Daar kreeg ik liefde voor alles wat leeft en groeit. Voor bloemschikken, voor tuinieren. Met m'n kanaries ben ik kampioen van Ne derland geweest. In militaire dienst hield ik tropische vissen en vogels, prins Bernhard kwam er altijd naar kijken. Ik hield ook veel van muziek. Tweemaal per week ging ik vroeger naar de opera. Maar het is een beet je verwaterd. Ik had er in mijn vorige be roep geen tijd voor. Ik ben hier in Apeldoorn nog nooit naar de schouwburg geweest. Maar nu gaan we ons voorbereiden op het komen de seizoen, hè Berna?" (Berna knikt instem mend, Zij houdt ook van muziek. In de eet- Maar als ik het nu nog eens overlees vind ik er niets aan." VERWONDERD Mevrouw Annie Schmidt is eigenlijk een beetje verwonderd. Verwonderd over het feit, dat de initiatieven moesten komen van een man uit de zogeheten vrije sector, van produ cer John de Crane. „Je hoort altijd de klacht: er zijn zo weinig producenten van eigen bodem", zegt ze. „Maar mensen als John de Crane weten die dan toch los te krijgen. Ik zei: „Neen, ik heb geen tijd. Maar hij hield aan, hij zette door, hij zorgde voor afspraken tussen Mary Dres- selhuys en mij en als ik dan zo iemand zo actief zie doen, dan zeg ik: Hé, op dat idee komen ze bij het gesubsidieerde toneel niet. Dat vind ik gewoon gek." Als mevrouw Schmidt haar hart heeft ge lucht, zegt ze ineens: „Dik de zaak nu niet aan, ik wil alleen maar zeggen, dat ik ge woon verwonderd sta te kijken. Er is zoveel subsidie, er is geld genoeg, maar het komt er niet uit. Men moet de Nederlandse schrij vers bewust bij het toneel betrekken. Men haalt het talent er niet uit, dat erin zou kun nen zitten. Nou ja, en dat vind ik gewoon gek, zoals ik zei. Misschien wordt dit blijspel ,En ik dan?" een flop, maar dan is het in elk geval geprobeerd". Het nieuwe blijspel van mevrouw Annie M. G. Schmidt is in grote trekken klaar, „maar er moet hier en daar nog iets worden ingevuld". TV-SERIE Goed, bezig met dat blijspel, bezig met die musical „Met man en muis" en tussen alles door nog de serie: „Ja zuster, nee zuster?" „Ja", zegt mevrouw Schmidt, ,het is maar vijftig minuten of iets meer of minder op de tv, maar ik zit er wel veertien dagen op te broeden". Hoelang die zuster nog verder draait? Me vrouw Schmidt heeft er voorlopig nog geen idee van. „Binnenkort gaan we bespreken of we er nog een seizoen mee doorgaan", ver telt ze. En daarmee houden dan toch zeker de ac tiviteiten in Rodenrijs op? Pardon, verkeerd, vergist. „Ik ben bezig aan een kinderboek", hoor ik van mevrouw Annie Schmidt. „Kin derversjes schrijf ik voorlopig niet meer, dat heb ik zoveel gedaan." Is dat niet moeilijk, dat telkens om zwaaien van musical naar blijspel en naar kinderboek of de zuster? Mevrouw Annie Schmidt lacht, „Neen", zegt ze, „daar. heb ik niet de minste moeite mee. Weet u waar ik moeite mee heb? Met mijn administratie en met de belastingen. Een modern mens krijgt tegenwoordig zoveel papieren in zijn huis, je bent er nooit mee klaar. Het gaat maar door. Kijk, dét vind ik moeilijk". |an vertelt John ons de geschiedenis van Galerie „De Hamer". „Het begon in een voorkamertje. We had den in Blaricum een vfiendin, die handweef werk maakte. Het was mooi, maar ze ver kocht weinig, ze was niet commercieel ge noeg. Ze komt naar me toe en zegt: John, ik heb in Den Bosch een kleine expositie ge had, maar ik heb slechts één exemplaar ver kocht. Ik zeg: dat heb je helemaal verkeerd gedaan. En ik dacht: we zouden eigenlijk een stel vrienden bij elkaar moeten zien te krijgen voor een expositie in een oud pak huis of iets dergelijks; we zouden een adver tentie kunnen plaatsen. Een paar dagen la ter dacht ik opeens aan het lege pand- aan de Deventerstraat, waarin vroeger de sigaren zaak van De Lange was gevestigd. Daar zou den we eigenlijk wel iets kunnen exposeren: schilderijen, aquarellen, handweefstoffen boetseerwerk, potterie, en noem maar op. De opzet hoefde helemaal niet zo erg commer cieel te zijn. „Als iedereen maar wat ver koopt, heeft iedereen een extraatje voor de Sinterklaas", dachten we. Het ging door. En het werd een succes. In drie dagen verkoch ten we enorm veel. Toen is Berna naar de gemeente gegaan. De burgemeester liep er onmiddellijk warm voor. We konden het pand een week houden, daarna m-esten we er weer uit. De burge meester kwam tweemaal op de expositie. In de Echoput vroeg hij me: „Waarom gaan jul lie er niet mee door?". BERNA: „Dat viel ons wel een beetje koud op het lijf. We moesten het eerst verwer ken". JOHN: „We hebben drie maanden nage dacht over de consequenties, want we hebben per slot van rekening twee schoolgaande kin deren. Toen zijn we weer naar de gemeente gegaan en hebben we het pand gekregen. De bedoeling was in eerste instantie, om er een horecabedrijf van te maken. Dat ging niet door. En boven de zaak wilden we niet wonen". BERNA: „Ze verklaarden ons aanvankelijk allemaal voor gek, het was zo'n nare hoek en een sigarenhandelaar en een slager waren er ook al weggegaan. In het begin was het ook alleen maar een kwestie van service geven en aftasten. Maar sinds een klein jaar zit echt- de loop er in. Het is ongelooflijk fijn werk. Je hebt met mooie dingen te maken, met kunstenaars, met verkoop, met advies aan veel mensen. Voor 75 procent bestaat ons publiek nu uit vaste klanten. Dat hebben we met de Sinter- klaasdrukte ook weer gemerkt. Er is ook een vaste kern die voor de exposities komt. In het begin was er wel sprake van enige aarzeling. Dan vroegen ze me: „Kun je hier zomaar binnenkomen om alleen maar te kij- kep en niets te kopen?" Ja, dat kon. Ik laat de mensen maar snuffelen en kijken. Er ko men mensen die alleen maar een knipsel- kaart van Lever kopen, voor vijftien cent. In Vaassen, Heerde, Putten en Elburg heb ben we een kring die iedere maand welbe wust komt kijken. Huishoudscholen komen hier ook veel, met hele klassen tegelijk. Leuk dat die meisjes, waarvan er toch ook veel op straat patat lopen te eten, ook veel belang stelling voor ons hebben. Meisjes die in de middagnauze moeten overblijven, komen hier vaak een half uurtje kijken. We willen onder geen enkele voorwaarde al leen maar een commerciële kunstnijverheids- winkel worden. Zilverwerk, etcetera, doen we erbij. Ik hou er van, iets te doen met jongelui die net van de kunstacademie komen. De mees ten zijn niet goed. Maar de goeden doen hun best om in dit genre zaken te debuteren. Zij zijn nog te eenzaam voor de Van Reekumga- lerij. Wij zijn eerder geneigd om het met hen te proberen. En wij verkopen ook meer etsen en gravures. De wandtapijten spreken het publiek erg aan. Het grafisch werk gaat moeilijk. Velen zien zo'n prent als een afgedrukt plaatje. Dat is het in feite ook, maar het heeft toch zijn waarde. Een olieverf van achthonderd gulden is echter gemakkelijker te verkopen dan een aquarel van driehonderd. Het publiek kijkt ANNIE M. G. SCHMIDT veertien dagen broeden op „Ja zuster, nee zuster eerst naar het materiaal dat er aan besteed is. De schilderijen moeten volgens het pu bliek modern figuratief zijn, dat is haalbaar voor Apeldoorn. Tn twee jaar tijds hebben we bij velen de smaak voor beeldende kunst ontwikkeld. Ze zijn de kunst met ander ogen gaan bekij ken. Neem nou het werk van Sytske Feitsma. Dat is gekocht door mensen die er vroeger niet aan gedacht zouden hebben, zoiets aar. te schaffen. Bij de aankoop aarzelden ze nog wel wat, maar later bleken ze met zo'n ets var. Sytske erg gelukkig te zijn. We geven ook graag iets een paar dagen op zicht mee. Dan kunnen de mensen zien, hoe zo'n kunstwerk het bij hen thuis doet Vergeet niet: ze moeten er zelf gelukkig mee zijn, dat is heel belangrijk". (John: „We doen dit ook wel met schemerlampen"). „Als ze het in hun eigen omgeving hebben gezien, ko pen ze het in de meeste gevallen wel. Soms slaan we het zelf voor hen aan de muur. En dan wordt je mening gevraagd over hoe het staat Erg leuk. jyjijn eigen werk als kunstenares? Som*. als het in de zaak druk is, kom ik er niet aan toe. Dat is jammer. Ben je er een tijd uit, dan is het moeilijk om weer op gang te komen. Je gaat alleen aan de commercie denken en dat is niet goed. Ja, je moét wel, want je krijgt geen subsidie. Maar doe jt- zelf niks op artistiek gebied en heb je geen contact met de mensen die iets maken, dai ga je zuiver aan de commercie denken. Ik zou best eens een hele maand achtereen thuis willen werken. De zaak draait goed. We zullen er nooit schatrijk van worden, maar we kunnen er goed van rondkomen. We zitten er fijn, we heb ben geen behoefte om ergens anders heen te gaan. Enkele weken geleden hebben we brand gehad. Dat is igelukkig meegevallen. Het was een ontzettende bende, maar we konden ge lukkig doordraaien. We willen in ieder geval ook exposities blijven organiseren, hoewel het vaak. moeilijk is om goede kunstenaars te vinden. Je kun: niet zomaar werk van iedereen ophangen. We hebben liever acht aanvaardbare dan twaalf slechte exposities per jaar. Driemaal hebben we al aanvulling op het rijkssubsidie bij de aankoop van kunstwerken gehad. Dat is eer stimulans voor de aspirant-koper". John Bouwens („noteert u ook nog even, dat Berna het vakdiploma kunstnijver heid bezit") gaat ons in het donker en dooi de sneeuw voor naar een ruime schuur achter in de tuin, die rationeel is ingericht als ate lier voor de heer des huizes. Hier is hij als kaarsemaker in zijn knollentuin. Hij toont ons een paar fraaie exemplaren en zegt: „Bij „De Hamer" heb ik geen volledige dag taak. Daarom ben ik kaarsen gaan maken. A werkende ben ik na een half jaar al tot be hoorlijke resultaten gekomen. Een kaars geeft sfeer, een zekere luxe ook. Ik wil graag iets moois maken". J. VAN DER KT F»

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11