Muziekdruk op een keerpunt Keer U stil tot God! Aandacht voor boeken Portret van Luther in de lijst van zijn tijd Maar dat kan ik overdenking niet geloven Ontdekkingen met Okke Jager Dagkalender t Geen held maar werktuig in Gods ha nd Rijk document Al« ik een stuk van mij goed gedrukt zie, voel ik toch altijd weer iets van wat de Fransen het plezier van zich (goed) gedrukt zien noemen". Dit vertel de een befaamd journalist-schrijver met een grote produktiviteit na tientallen ja ren gepubliceerd te hebben. Behalve de begrijpelijke voldoening zijn gedachten- gang behoorlijk afgedrukt te zien, spreekt toch bewust of onbewust ook „le plaisir", de vreugde om een zuivere schoonheid van het gedrukte woord als kunst mee. De drukkunst, geboren uit noodzaak en van afkomst behorende tot de toegepaste kunsten, die in Frankrijk van het begin af veel meer werden gewaardeerd dan bij ons, is al lang gegroeid naar een zelfstan dige kunst. Eveneens uit noodzaak ontstaan, maar langs geheel andere wegen naar een zeke re volwassenheid gevoerd, is de muziek druk. Ook een toegepaste of gebonden kunst en eveneens door de ingeboren kunstzinnigheid van de ambachtsman en zijn praktisch gericht vernuft tot zelfstan dige, tenminste soms zelfstandig schijnen de kunst gegroeid. Er zijn namelijk voor beelden van muziekdruk, niet alleen uit vroegere eeuwen, maar niet minder uit onze tijd waarin de grafische kunst een nieuwe vlucht heeft genomen, die zonder aan doelmatigheid in te boeten tot zelf standig te noemen kunst zijn- geworden. Maar wat niemand nog betrekkelijk kort geleden kon voorzien is nu aan de orde: de muziekdruk heeft enerzijds een haast volmaakte vorm en uitdrukking gevonden, maar schiet anderzijds tekort in prakti sche toepassing. Kort gezegd komt het er op neer. dat met de huidige gangbare mu zieknotatie en druk, die een ontwikkeling inhoudt van ruim vijf eeuwen met een ze kere vaste basis, de muziek van de avant- gardistische componisten niet of slechts voor een deel is uit de drukken en vast te leggen. Op dit ogenblik van de ontwikke ling in deze muziek is dit onvermogen nog niet zo heel erg klemmend of een gebrek, omdat de componist aan de uitvoerder •en zekere vrijheid laat, een eigen in- muziekfeuideiori door heftri th. timmerrnan JÉË 1 w i jM menging of interpretatie, die men geleide improvisatie kan noemen. Dit lijkt een hoogst actuele zaak, een muzi^^f nieu wigheid die in de serieuze muziek niet bestond en van de jazz heet overgenomen. Er zijn evenwel perioden geweest, waar in dit element in de muziekvertolking wel degelijk tot de praktijk van het musice ren behoorde. Stockhausen en zijn mede standers in de avant-garde hebben niet al leen de wereld van de traditionele compo- neertechniek in sterke beroering gebracht, hun muziek betekende ook het stormsein voor de huidige stand van de muziekdruk. Precies op het moment, dat menigeen zich verlustigde in de knappe en uit kunstzin nig oogpunt ook prachtige resultaten van de hedendaagse muziekdruk, blijkt dat de ze zowel muziekpraktische als kunstzinni ge verworvenheden geen eindpunt inhou den, maar dat er geheel nieuwe mogelijk heden gezocht moeten worden. Want wij geloven niet, dat mèt de muziek van de avant-garde ook de muziekdruk aan het eind van zijn Latijn is geraakt, maar wèl dat de hoog-ontwikkelde traditionele mu ziekdruk voor revolutionaire veranderin gen is komen te staan. Wat niet anders dan heilzaam en inspirerend kan zijn. A ls praktisch en kunstzinnig object is de muziekdruk fascinerend om de vindingrijkheid die uit een moeizame ont wikkeling naar voren komt. Als we ons verdiepen in deze ontwikkeling en daarbij een parallel trachten te trekken met de ideeën van de componisten en de uitvoe ringspraktijk, dan komen we tot een heel merkwaardige conclusie. Er heeft name lijk een veel ingrijpender wisselwerking en beïnvloeding tussen de componisten en hun muziek en de muziekdrukkunst bestaan dan men tot voor kort aannam. In een langdurige episode van de muziek geschiedenis noteerden de componisten slechts een deel van de muziek zoals deze werd uitgevoerd. Dit hield direct verband met de opvattingen van de componisten van vóór de romantiek. Zij hadden namelijk niet voortdurend het besef of de gedachte van „voor de eeuwigheid" te .schrijven. Couperin kon nog met gezag verklaren: „Wij spelen de muziek niet zoals we haar schrijven". En de fameuze aria's van de geniale Monteverdi, die tegenwoordig weer zo sterk aanspreekt omdat hij zo verwant is met hedendaagse muziekidealen, klon ken in de muziekzalen van de Italiaanse steden en vorstelijke paleizen heel anders, dan zij gedrukt waren. De vertolker had niet alleen het recht, maar zelfs de plicht te bewijzen voor zijn taak berekend te zijn door deze aria's te versieren en te verrij ken. Maar 't is de drukkunst, die voor de muziek ook belangrijke bijna revolutionai re veranderingen bracht. Voor de letter kunde, de verspreiding van het boek, de pamfletten en latere journalistiek met de maatschappelijke gevolgen daarvan is de drukkunst van revolutionaire betekenis ge weest. Voor de muziek ook voor een deel. maar dit is veel minder bekend en het proces is ook veel langzamer gegaan, om dat de componisten van toen een heel an dere opvatting van hun functie hadden, meer op de dagelijkse praktijk gericht. Maar niet minder omdat het onmiddellijk scheppende element, het improviserende element in de vertolking nog niet verloren was geraakt. Als Mozart, zoals dikwijls 't geval was, zelf een van zijn piano-concer ten speelde, dan voerde hij de muziek niet uit zoals hij geschreven had. Psycholo gisch beschouwd moeten we daarbij nooit vergeten, dat nagenoeg alle muziek onmid dellijk werd gemaakt voor een bepaald doel, dikwijls eerst op het laatste ogen blik. 't Uitwerken van het gegeven, 't opschrij ven en afschrijven en later drukken kwam gewoonlijk pas veel later. Of nooit, tenmin ste niet tijdens het leven van de compo nist uit de periode van vóór de romantiek. Wel weten wij dat sommige van de grote componisten uit de perioden dat compone ren nagenoeg gelijk stond met het dage- lks werken in 'n muziekpraktijk een en kele maal een uitzondering hebben ge maakt en een bepaald werk met ongewo ne liefde en zorg afwerkten in zijn uiter lijke verschijning. Een compositie kalli grafeerden, na deze zorgvuldig te hebben bijgeslepen. Alsof zij wilden zeggen: zó is het goed, aan juist dit werk moet niets veranderd te worden. V^oor onze hedendaagse opvattingen is de partituur van een muziekwerk on schendbaar, terecht. Maar wat we nu de partituur noemen, heeft lang niet altijd de centrale plaats en onschendbare positie ingenomen, zoals dit nu het geval is. In de praktijk was deze partituur veel min der van belang dan de uitgeschreven on derdelen daarvan, de partijen of de stem men, zowel instrumentaal als vocaal be doeld. Voor de muziekdruk kende men al leen geschreven kopieën, afschriften van het oorspronkelijke werk. Maar dit oor spronkelijke werk was dan niet de parti tuur, zoals de componist deze zorgvuldig had samengesteld en in handschrift ge schreven. De muziek vond namelijk vroe ger haar verspreiding door middel van luisteren, niet door middel van muziek le zen. Op een muzikale bijeenkomst hoor de men een stuk spelen of zingen. Dit was in de meeste gevallen nieuwe muziek, want alle werken die werden geschreven werden meestal ook meteen uitgevoerd. Wilde men deze pas gehoorde muziek nu zelf ook spelen, dan werd er een kopie van gemaakt en de geschreven partijen deden de ronde. De componist bemoeide zich daar veel minder mee dan we zouden denken, eerst toen de muziekdruk zich aarzelend begon te ontwikkelen en de vrijheden die men zich met zijn muziek veroorloofden te groot werden, ging een enkele wat ondernemende en enigszins za kelijk aangelegde componist de druk en de uitgifte van zijn muziek in eigen hand ne men. Karakteristiek voor de gang van zaken in de muziekpraktijk is, dat het oudste be waard gebleven gedrukte exemplaar van muziek, de bundel „Odhecaton" van Pe- trucci te Venetië uit 1501, afdrukken zijn van graveerplaten en geen partituur in de nu gebruikelijke zin, maar partijen die naast elkaar waren gezet. Dus geen alge meen overzicht voor de dirigent of „mu- zieklezer". Ook de muziektekens waren verschillend, men plaatste namelijk stuk ken notenbalk naast elkaar met de ver langde tekens. Opmerkelijk is, dat in prin cipe de muzieknotatie, die ongeveer sinds 1600 haar vorm kreeg en zich van Euro pa uit over de wereld, met uitzondering van de exotische cultuurlanden, verspreid de, zich ondanks allerlei experimenten voor vereenvoudiging gehandhaafd heeft. Alleen is men sinds de opkomst van de elektronische muziek en de avant-garde- muziek met de huidige muzieknotatie, die eigenlijk sind 't eind van de zeventiende eeuw geen ingrijpende ontwikkeling meer heeft gehad, aan een (voorlopig) eind punt gekomen. Het typerende in de groei van de muziekdruk, die in zulk een rijke verscheidenheid aan technieken vol typo grafische vondsten, hetzij in gravuredruk hetzij in steendruk, werkelijke kunstwerk jes opleverde, is het in elkaar grijpen óver de feitelijke muziekdruk en notatie heen van een lang vergeten muziekpraktijk en de nieuwste hedendaagse muziekuitvoering van de avant-garde. Het is curieus te con stateren als we de prachtige voorbeelden van muziekdruk zien, dat ook deze muziek druk en notatie bijkomstigheden zal menigeen denken ons doet bezinnen op de eeuwige cirkel in de kunst. Om het modern te zeggen: het boek over God, godsdienst en kerk is „in". Waarom? Omdat er „geestelijke honger" is? Zo iets bestaat er inderdaad: de theologie is in beweging, de Kerk is in beweging.Het den ken over de mens en over de zin van het leven is in beweging men kan er dankbaar voor zijn. Waarbij men moet bedenken dat die „leeshonger" een gevaar op roept: dat sommige schrijvers en uitgevers meer gedreven worden door de wens een graantje mee te pikken dan door de inspiratie en de wens te dienen. Men kan zich daarbij troosten met de gedachte dat dit probleem al zo oud is als de boekdrukkunst. In „Portret van Luther in de lijst van zijn tijd" lezen we: „Luther heeft voor zijn enorme schrif telijke produktie verreweg de grootste van zijn tijd nooit één cent honorarium ontvangen, terwijl zijn Witten- berger drukker uit de opbrengst van deze geschriften voor zich zelf een fraai huis kon bouwen!" Dtt alles latende voor wat het ls we hebben op deze pagina een kleine keus gemaakt uit de vele boeken die de laatste tijd zijn verschenen. En we hebben daarbij een ereplaats ingeruimd voor het boek over Luther waaruit we hierboven citeerden. Het is namelijk een zo boeiend geschreven en zo bijzonder goed uitgevoerd standaardwerk dat het die ereplaats ruimschoots verdient, op deze pagi na en in elke boekenkast. Verder een korte beschouwing over het nieuwe boek van John A. T. Robinson (de schrij ver van „Eerlijk voor God") en over twee bijbelse dag boeken. Links een afbeelding van de jonge kei zer Karei V, geschilderd kort voor de rijksdag van Worms in 1521 door Ba- rent van Orley rechts een uit 1521 daterende gravure van Luther (met doc torsbaret), vervaardigd door Luthers grote vriend Lucas Cranach de oudere. Bisschop Lilje schrijft in zijn boek over de ontmoeting tussen deze twee in Worms: Aan de hand van uitbeeldin gen van tijdgenoten kunnen we ons een goede voorstelling maken van beide hoofdpersonen, Karei en Luther. De kei zerlijke jongeling, die het reeds nu als het doel van zijn leven zag om „al zijn rijken en heerschappijen, zijn vrienden, lichaam en bloed, leven en ziel in te zetten voor het behoud van het katho lieke geloof en de roomse kerk" en die reeds om die reden in Luther niets an ders kon zien dan een ketter, wiens diepste bedoeling hij evenmin verstond als zijn taal (een Duitse keizer die geen Duits verstond!), deze jeugdige keizer zag er toen nog bleker uit dan later en de Habsburgse kin stak toen nog heel wat opvallender vooruit dan op later leeftijd, toen hij werkelijk gekenmerkt werd door een zekere waardigheid in zijn verschijning. Zie daarnaast de kop van Luther op de kopergravure van Lucas Cranach: dat sterke profiel met het sterk gewelfde voorhoofd, de mond en kin die spreken van vastberadenheid. Maar op geen en kel portret heeft men tot uitdrukking kunnen brengen wat in Luthers gezicht het meest opvallend geweest moet zijn: zijn ogen. Sommigen noemden ze de monisch, anderen stralend. Een tijdge noot schrijft: „ze schitterden als 'n ster, je kon er niet goed in kijken!" Het afgelopen jaar, toen alom is her dacht dat 450 jaar eerder een nog nauwelijks dertigjarige godgeleerde monnik door zijn 95 stellingen een re formatie heeft teweeggebracht die nu, na zoveel eeuwen, nog doorwerkt dat jaar heeft het ons nog eens heel duidelijk gemaakt: dat er vele Maar ten Luther's zijn! Op vele scholen zal nog eens extra aandacht besteed zijn aan de monnik die in opstand kwam tegen de groten der aarde: een paus die een niet geringe staatkundige macht bezat en een keizer van wie ge zegd werd dat in zijn rijk de zon nooit onderging. Voor de schooljongen is Luther de held, de man die voor niets en niemand bang was en die zich door niets en niemand liet tegenhouden. Een held vol romantiek of is zijn schijn- ontvoering naar de Wartburg soms niet een spannend verhaal! Heel anders is de Luther die door de kerken is herdacht. Als reformator bezien is hij het werktuig in Gods hand geweest die veler ogen geopend heeft voor de talloze smetten die de kerk van zijn dagen aankleefden en die opnieuw de weg gewezen heeft naar Gods liefde en genade. De man ook die de kerk onschatbare diensten heeft bewezen door zijn vertaling van de bijbel, aldus ook de gewone man er toe brengend dichter bij die bijbel te gaan leven. En weer totaal anders is de Luther die de Oostduitse staat herdacht heeft. Daar zien we Luther als de „Um- sturzmensch", de revolutionair, de ra dicaal, de sociaal-gegrepene die op vorsten en adel schold dat de vonken eraf vlogen. Dan is Luther de vriend van de in opstand gekomen boeren, hun geestelijke leidsman wiens leerling Münzer zich daadwerkelijk in de strijd wierp en die dan ook zijn leven eindig de op het schavot. Het is niet eens moeilijk zo nog een poosje door te gaan. Men kan hem her denken als geleerde want hij was zon der twijfel een man van wetenschap. Men kan hem zien als dichter en litera tor, als een man die als weinig ande ren de gave van het woord had. En ook nog kan men een monument voor hem oprichten omdat zijn optreden een keer punt in de geschiedenis heeft betekend en omdat Europa enkel en alleen door zijn toedoen is veranderd. Is het mogelijk dat in één man zo- vele figuren verenigd zijn? Of moet men ook in dit verband vragen: „Laat de werkelijke doctor Maarten Luther nu opstaan?" Of beter: laat de man opstaan die ons de werkelijke Maarten Luther kan tonen! Dan kan nu gezegd worden dat die man er is: dr. Hanns Lilje, bisschop van de Lutherse Kerk in Duitsland, heeft de wereld een boek geschonken dat als titel heeft „Portret van Luther in de lijst van zijn tijd". Wat dus zeggen wil dat hij getracht heeft Luther te tekenen zoals hij ge weest moet zijn: kind van zijn tijd le vend temidden van tijdgenoten. Als men dat nauwgezet doet, met kennis van de tijd waarover men schrijft en met eerbied voor de historische waar heid, dan pas komt immers de werke lijke figuur, de werkelijke Luther naar voren, in zijn fascinerende grootheid dikwijls maar soms ook in zijn klein heid. Dan is Luther beslist minder een „romantische held" dan velen van zijn tijdgenoten en volgelingen, is hij wel de reformator maar in organisatorisch op zicht zeker de mindere van zijn vriend 'KKWf' - Wie regelmatig en aandachtig de Bijbel leest, merkt steeds weer dat er van een ontmoeting tussen God en mens slechts sprake is, wanneer die plaats kan hebben in de stilte. Dat is blijkbaar één van de voorwaarden die God stelt, en waaraan wij moeten voldoen voordat Hij wil komen om een gesprek met ons te beginnen. Van zo'n ontmoeting in de stilte zijn er in het geheel van de bijbelse geschiedenis verschillende voorbeelden aan te wijzen. Zo is er onder andere het gesprek in de nacht met Jacob en Samuël, of de ont moeting met Mozes en Elia in de woestijn. En zo is er in het Nieuwe Testament het gesprek met Zacharias en Maria, of ook de ontmoe ting met Petrus in Joppe en met Paulus in Damascus. En ten slotte denk ik dan vooral nog aan Jezus, die zich immers zo vaak terug getrokken heeft voor een ontmoeting en gesprek met Zijn Vader Al deze voorbeelden maken het ons duidelijk dat God van Zijn kant dus de stilte kiest en ook gebruikt, om met ons in contact te komen. En als we dit nu weten, begrijpen we ineens waarom die dichter van Psalm 62 zo met nadruk zegt: „Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God". Daarmee roept deze psalmist zichzelf immers op om stil te zijn voor God, omdat dit nu eenmaal de voorwaarde is voor een ontmoeting en de mogelijkheid ook voor een gesprek. Want juist in die stilte wil God komen, om met ons te spreken en naar ons te luisteren. Het zou misschien wel goed zijn, wanneer wij dit woord eens overnamen. We leven in een wereld zonder rust of stilte. En zelf jagen we hierin mee, in alle haast en drukte. Soms kunnen, dat zeggen we tenminste, maar soms willen wij ook niet anders. Hoeveel mensen zijn er namelijk niet, die de stilte al niet meer verdragen? Maar, en dat leert ons nu de Bijbel, daarmee onttrekken we ons dus tegelijk aan een ontmoeting en gesprek met God! Men zegt of denkt wel eens dat God zich teruggetrokken en van ons verwijderd heeft, dat er in ieder geval in onze tijd niet dat contact meer met Hem is zoals dat er in die bijbelse geschiedenis toch wel geweest is. Maar zou de oorzaak, of misschien de schuld voor die afwezigheid van God juist niet bij ons liggen, eenvoudig omdat wij de stilte niet meer kennen of ook willen zoeken? En dat wil dus zeggen: omdat wij God geen kans of gelegenheid meer geven, om te komen en met ons te spreken? En wat we op die manier dan missen, ontdekken we wanneer wij Psalm 62 verder lezen. Het zou beslist de moeite waard zijn, om eens na te gaan met hoeveel namen in de Bijbel over God gesproken wordt. Maar van al die schrijvers heeft de dichter van Psalm 62 toch wel de meeste bij elkaar gebracht. Want als in één adem nomt hij God zijn rots en heil, zijn burcht en verwachting, zijn eer en schuilplaats. Wanneer men zo over God hoort spreken, is dat iets om stil van te worden terwijl men er op datzelfde moment naar zou verlangen om dit voor zichzelf nog eens na te zeggen. Maar dat is slechts mogelijk voor die mens, die de stilte heeft gezocht om deze God te kunnen vinden. En dat is dus die mens, die zichzelf tot de „orde" roept; tot die rechte en open verhouding met God, waarin het als vanzelf stil wordt om Hem aan het woord te laten komen. Daarom: „Mijn ziel, keer u stil tot God." Veenendaal, Ds. G. C. Vijzelaar Een portret van Katharina van Bora, Luthers vrouw, geschilderd door een leerling van Cranach. Bisschop Lilje citeert naast deze foto een briefje van Luther, geschreven op 21 juni 1525 en gericht aan de „weledelgestrenge heer Johan Dolzig, maarschalk van Saksen, mijn genadige heer en goede vriend". Het briefje is typerend én voor Luther én voor het vele authentieke materiaal dat Lilje in zijn boek heeft samenge bracht. Dit schreef Luther: Genade en vrede in Christus! Zonder twijfel is het gerucht tot u doorgedrongen aan gaande het wonderlijke avontuur dat mij overkomen is, namelijk dat ik echt genoot geworden ben. Ik vind het zelf nog heel gek en kan het nauwelijks geloven, maar ik moet het wel aanne men, gehoord de vele ernstige en eer lijke getuigen. Nu ben ik van plan om a.s. dinsdag bij een feestmaal met va der en moeder en andere goede vrien den dit huwelijk te bezegelen en vast te leggen. Daarom verzoek ik u vrien delijk, als het u schikt, mij aan een wildbraad te willen helpen en zelf ook aanwezig te zijn om mede het zegel daarop te zetten met vreugde en wat daarbij hoort. Hiermee Gode bevolen. Amen". Melanchton. Is hij een geleerde maar niet van de grootte van een Erasmus. Is hij een sociaal-bewogene, maar toch ook weer niet het leiderstype dat een sociale omwenteling tot een goed einde kan brengen. Wat dan wel het bijzonde re aan hem was. Zo zegt dr. Lilje het: „Luther onderscheidt zich van hen (zijn grote tijdgenoten) principieel daardoor dat hij geleden heeft. Het beeld van de heldhaftige strijder Lu ther is volkomen scheef, zeker wan neer men dat opvat in de zin waarin het oppervlakkig besef van heroïsme in de 19e eeuw het deed; in de stijl van dit burgerlijk denken was Lu ther stellig geen held. Zijn voorbeel dige en daarmee tevens zijn plaats- bekledende betekenis ligt hierin dat hij gestreden heeft om God, en dus ook gevochten heeft met dood en dui vel. Dat in het verloop der dingen deze persoonlijke worsteling een we reldhistorische betekenis kreeg en zo uitgroeide dat heel Europa erdoor veranderde, was zeker niet door Lu ther zelf bedoeld of gewild. Hoezeer hij als historisch werktuig door God gebruikt werd, heeft hij niet beseft. Het geheim van wat God met en door hem deed. heeft hij zelf het beste uitgedrukt met dat merkwaardige beeld: „God heeft mij erin gebracht als een blind paard". Zulk een uit drukking maakt duidelijk hoe vol eer bied hij stond voor het raadsel van Gods leiding ki zijn leven en de ge schiedenis". Met dit citaat is dan ook tevens heel het boek gekarakteriseerd: het wijst naar God die Maarten Luther ge bruikte als werktuig voor Zijn ingreep in de geschiedenis. En dat is een prach tige gedachte. Ala we in dit verband één (overigens niet zwaar tellend) be zwaar mogen noemen dan is het dit: dat dr. Lilje naar ons besef de Duitse geschiedenis wat teveel gesteld heeft als de geschiedenis van Europa. Dat is geen verwijt want geen mens kan zich losmaken van de geschiedenis van zijn eigen land. Maar om het eens zo te zeggen: een Fransman zou het an ders geschreven hebben. Daar staat tegenover dat men dank baar mag zijn dat dit boek juist door dr. Lilje is geschreven want hij heeft een goed deel van zijn leven besteed aan de zestiende-eeuwse cultuur. Bo vendien is hij een figuur die „iets heeft" van Luther uit heel het boek wordt duidelijk dat hij Luther begrijpt, zich soms één met hem voelt. Juist daarom is het zo'n indrukwekkend boek gewor den! Een enkel woord over indeling en uit voering. Dr. Lilje is begonnen met een soort voorwoord, een typering van de man Luther, zijn woord en zijn werk. Daarna schildert hij de wereldhisto rische achtergrond, politiek, geestelijk, kerkelijk. En tegen deze achtergrond dan beschrijft hij de „knooppunten van de weg" die Luther gegaan is. Het is een levensbeschrijving, zo ongemeen boeiend dat de schoolverhalen erbij verbleken. Toch beslaat dit alles nog niet de helft van de 240 bladzijden het gro tere deel is gevuld met illustraties waarbij de kunsthistoricus Karl F. Reinking kronieken, historische toelich tingen en andere documentatie heeft geschreven, zo prachtig en zo levens echt dat men het gevoel krijgt dat men Luther en zijn tijdgenoten persoonlijk heeft gekend. De brief van Luther die wij onder de foto van zijn vrouw af drukken, is er een voorbeeld van. Met deze kleine kroniekjes staat het boek vol en dat maakt het tot een standaard werk van uitzonderlijke waarde. Op de omslag treft men ook de naam aan van prof. dr. W. J. Kooiman, Ne derlands eerste Lutherspecialist. Hij heeft het boek „met vrije hand voor Nederland bewerkt" zo staat op de omslag. Naar onze overtuiging had de uitgever (W. ten Have N.V. - Amster dam) geen betere kunnen vinden! In de Carillon-reeks van W. ten Have N.V. te Am sterdam is een nieuw boekje verschenen van de Engelse bisschop John A. T. Robinson, de voor al in Nederland zoveel besproken auteur van „Eerlijk voor God". Met de in dit nieuwe boek je gebundelde serie opstellen heeft de schrijver tweeërlei bedoelng zo zet hy uiteen in een „speciaal voor mijn Nederlandse lezers" ge schreven voorwoord. In de eerste plaats is het een poging zyn ideeën op zo eenvoudig mogelij ke wyze uiteen te zetten maar desondanks toch ook wat dieper op de materie in te gaan. Daar toe heeft de schrijver zelf een scheidslijn getrok ken tussen de opstellen, maar het is een vrij op pervlakkige scheidslijn omdat beide delen zich even gemakkelijk laten lezen. De titel „Maar dat kan ik niet geloven!" is tevens het thema van de opstellenbundel. Robinson be gint met een opsomming, een soort samenvatting van constateringen die naar het oordeel van de buitenstaander de christen moet slikken wil hij werkelijk voor een christen kunnen doorgaan. Dat gaat dan in deze trant: In de hemel is een wezen genaamd God, die de wereld gemaakt heeft zoals een pottenbakker een pot maakt. Hij schiep Adam en Eva als de.eerste man en de eerste vrouw die op deze planeet leefden. Zij zondigden en sindsdien hebben wij altijd gele den onder de gevolgen daarvan. Maar om de situatie te redden zond God zijn Zoon uit de hemel naar de aarde. Jezus had geen menselijke vader maar God nam de rol van de man op zich. En zo verder, de heilsgeschiedenis door tot de we derkomst van Christus op de wolken toe. „De moeilijkheid is zegt Robinson dat als de mensen je vragen of je nu werkelijk al deze za ken letterlijk gelooft, dat je dan geen ja of neen kunt zeggen. Zeg je ja, dan zijn ze ervan over tuigd dat je alles wat in de bijbel staat ook let terlijk onderschrijft maar zeg je nee, dan wordt dat beschouwd als bewijs dat je geen christen bent." En dus worstelt Robinson met de vraag hoe je aan een medemens die mens die ronduit zegt cUt hij zaken als de maagdelijke ge boorte niet kan geloven toch de diepe waarde van het christelyk geloof kunt duidelijk maken. Dat nu is de bedoeling van de reeks opstellen. Ro binson gaat al die zo moeilijk te geloven bijbel gedeelten stuk voor stuk na: Adam en Eva, de maagdelijke geboorte, kerstmis, wonderen, goe de vrijdag, de opstanding, de wederkomst, het le ven na de dood, de hel. Ze worden alle behan deld in deze trant: staar je toch niet blind op de vraag of het nu wel allemaal precies zo ge beurd is als het er staat. Niet de vraag naar het fysiek-mogelyke of het historisch-juiste is belang rijk het gaat om wat er achter steekt, om de bedoeling. In het hoofdstuk over de opstanding spreekt hy bij voorbeeld over de moeilijkheid om te gelo ven dat het graf inderdaad leeg was. „Wat er precies gebeurd is met Jezus' lichaam zullen we nooit weten", schryft Robinson. „Het Nieuwe Testament zwijgt erover en ook wij mogen er over zwijgen. Geloof in de opstanding hangt niet af van een of andere theorie over dat punt." Een ander voorbeeld, uit het hoofdstuk over goede vrijdag. Robinson beschrijft de wyze waarop Jezus de dood inging en schrijft dan: „Maar hy wei gerde bitter te zijn. Hy aanvaardde het kwaad rondom hem en nam het in zich op. De liefde was in staat het „te nemen" en het om te zetten. Hy ging zyn dood tegemoet niet met bit tere verwijten, maar vergevingsgezind tegenover hen die te verward waren om te weten wat zij deden." En als conclusie: „Zijn liefde heeft de kracht ook ons te veranderen, als wy werkelijk geloven dat de liefde inderdaad het laatste woord heeft in elke situatie, hoe wreed, hoe ver velend, hoe onrechtvaardig ook." Ook dit boekje van Robinson dwingt tot nadenken dat is buiten kijf. Maar het roept evenals „Eerlijk voor God" angst op: de angst dat dezt bewogen herder en leraar zo met woorden speelt dat er geen geloof meer overblijft. Hij wil de mensen tot geloof brengen en hij is bereid daar voor vele heilige huisjes omver te gooien we nemen het hem niet kwalijk. Maar wat houdt hij meer over dan de humanist die ook wil leven in liefde tot de medemens? Maar wat kan die mens zonder God? Wat blijft er te geloven over als niet vast staat dat „mijn zonden mij om Chris tus' wil vergeven zijn?" In deze chaotische we reld is het „ongeredeneerde" vertrouwen op God het enige houvast wie Robinson gelezen heeft, heeft het gevoel dat ook dat houvast hem niet meer wordt gegund. „De by bel is het spoorboekje voor theologen", ze Fons Jansen in zijn „De lachende Kerk" en daa: om laten duizenden in Nederland dat spoorboekje dicht. Een kleine jongen sloeg de bladen om van een familiebybel, die hy dik onder het stof van de zolder had weggehaald, en vroeg aan zyn moeder: „Is dit het boek van God?" „Ja", antwoordde zy een beetje verlegen. „Wel", zei haar zoontje, „hadden wy het dan niet beter naar God kunnen terugsturen, als wy het toch nooit gebruiken?"... Aldus dr. Okke Jager in zijn nieuwe „Bybels Dag boek", dat in prachtband en lyvig formaat uitgegeven werd door J. H. Kok N.V. te Kampen. Een dagboek, zegt Okke Jager, dat de weg wil wyzen naar nieuwe methoden van bybellezen, door verscholen schatten aan het daglicht te brengen. Het is in de eerste plaats bedoeld als hulpmiddel in de stryd tegen de sleur in het dagelykse bybellezen aan tafel. „Daglicht" zo luidt de hoofdtitel van dit dagboek is volkomen anders dan alle bybelse dagboeken, dagelykse meditaties en gebonden „scheurkalenders" die men tot nu toe in de gezinnen gewend was. Het bespreekt teksten die vaak verkeerd worden op gevat, die verkeerd vertaald werden en worden, het vraagt aandacht voor de werkwoordsvormen, voor de letterlyke betekenis, voor de voegwoor den. Kortom: het spreekt zeer indringend de mo derne mens aan, of deze binnen of buiten de kerk leeft en dwingt hem de bybel opnieuw te ontdekken. Wie Okke Jager enigszins kent, be grijpt dat er door deze methode heel wat heilige huisjes sneuvelen. Zondagsschool en kerk hebben ereholpen by het vormen van een beeld van de bijbel, dat soms volkomen scheef en verkeerd is. Niet alleen Okke Jager beweert dat, men zal het zelf ontdekken wanneer men met hem als gids deze oude bybel opnieuw gaat bekyken. Het is jammer dat „Daglicht" voor vele gezinnen te duur zal zijn: 19,75. Of: „te duur" is beslist onjuist, maar een wat schappelyker prys zou het 't grote afzetgebied geven dat het verdient. Een goed woord voor wat vanouds heet „de her vormde dagkalender" mag hier niet ontbreken. Al sinds enkele jaren is deze dagkalender niet meer de scheurkalender van vroeger maar een modern pocketboek en ook al sinds enkele jaren is het niet meer een alleen maar hervormde aangelegen heid ook gereformeerde predikanten werken er aan mee. Maar de kern is gebleven: een goed woord voor iedere dag. Wie er oog voor heeft zal er werkelijk prachtige gedachten in vinden.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 12