Muziekdruk op
een keerpunt
Keer U stil tot God!
Aandacht voor boeken
Portret van Luther
in de lijst van zijn tijd
Maar dat kan ik
overdenking
niet geloven
Ontdekkingen
met Okke Jager
Dagkalender
t
Geen held maar
werktuig in
Gods ha nd
Rijk document
Al« ik een stuk van mij goed gedrukt
zie, voel ik toch altijd weer iets van
wat de Fransen het plezier van zich
(goed) gedrukt zien noemen". Dit vertel
de een befaamd journalist-schrijver met
een grote produktiviteit na tientallen ja
ren gepubliceerd te hebben. Behalve de
begrijpelijke voldoening zijn gedachten-
gang behoorlijk afgedrukt te zien, spreekt
toch bewust of onbewust ook „le plaisir",
de vreugde om een zuivere schoonheid
van het gedrukte woord als kunst mee.
De drukkunst, geboren uit noodzaak en
van afkomst behorende tot de toegepaste
kunsten, die in Frankrijk van het begin
af veel meer werden gewaardeerd dan bij
ons, is al lang gegroeid naar een zelfstan
dige kunst.
Eveneens uit noodzaak ontstaan, maar
langs geheel andere wegen naar een zeke
re volwassenheid gevoerd, is de muziek
druk. Ook een toegepaste of gebonden
kunst en eveneens door de ingeboren
kunstzinnigheid van de ambachtsman en
zijn praktisch gericht vernuft tot zelfstan
dige, tenminste soms zelfstandig schijnen
de kunst gegroeid. Er zijn namelijk voor
beelden van muziekdruk, niet alleen uit
vroegere eeuwen, maar niet minder uit
onze tijd waarin de grafische kunst een
nieuwe vlucht heeft genomen, die zonder
aan doelmatigheid in te boeten tot zelf
standig te noemen kunst zijn- geworden.
Maar wat niemand nog betrekkelijk kort
geleden kon voorzien is nu aan de orde:
de muziekdruk heeft enerzijds een haast
volmaakte vorm en uitdrukking gevonden,
maar schiet anderzijds tekort in prakti
sche toepassing. Kort gezegd komt het er
op neer. dat met de huidige gangbare mu
zieknotatie en druk, die een ontwikkeling
inhoudt van ruim vijf eeuwen met een ze
kere vaste basis, de muziek van de avant-
gardistische componisten niet of slechts
voor een deel is uit de drukken en vast te
leggen. Op dit ogenblik van de ontwikke
ling in deze muziek is dit onvermogen nog
niet zo heel erg klemmend of een gebrek,
omdat de componist aan de uitvoerder
•en zekere vrijheid laat, een eigen in-
muziekfeuideiori
door
heftri th. timmerrnan
JÉË 1 w i
jM
menging of interpretatie, die men geleide
improvisatie kan noemen. Dit lijkt een
hoogst actuele zaak, een muzi^^f nieu
wigheid die in de serieuze muziek niet
bestond en van de jazz heet overgenomen.
Er zijn evenwel perioden geweest, waar
in dit element in de muziekvertolking wel
degelijk tot de praktijk van het musice
ren behoorde. Stockhausen en zijn mede
standers in de avant-garde hebben niet al
leen de wereld van de traditionele compo-
neertechniek in sterke beroering gebracht,
hun muziek betekende ook het stormsein
voor de huidige stand van de muziekdruk.
Precies op het moment, dat menigeen zich
verlustigde in de knappe en uit kunstzin
nig oogpunt ook prachtige resultaten van
de hedendaagse muziekdruk, blijkt dat de
ze zowel muziekpraktische als kunstzinni
ge verworvenheden geen eindpunt inhou
den, maar dat er geheel nieuwe mogelijk
heden gezocht moeten worden. Want wij
geloven niet, dat mèt de muziek van de
avant-garde ook de muziekdruk aan het
eind van zijn Latijn is geraakt, maar wèl
dat de hoog-ontwikkelde traditionele mu
ziekdruk voor revolutionaire veranderin
gen is komen te staan. Wat niet anders
dan heilzaam en inspirerend kan zijn.
A ls praktisch en kunstzinnig object is
de muziekdruk fascinerend om de
vindingrijkheid die uit een moeizame ont
wikkeling naar voren komt. Als we ons
verdiepen in deze ontwikkeling en daarbij
een parallel trachten te trekken met de
ideeën van de componisten en de uitvoe
ringspraktijk, dan komen we tot een heel
merkwaardige conclusie. Er heeft name
lijk een veel ingrijpender wisselwerking en
beïnvloeding tussen de componisten en
hun muziek en de muziekdrukkunst
bestaan dan men tot voor kort aannam.
In een langdurige episode van de muziek
geschiedenis noteerden de componisten
slechts een deel van de muziek zoals deze
werd uitgevoerd. Dit hield direct verband
met de opvattingen van de componisten van
vóór de romantiek. Zij hadden namelijk
niet voortdurend het besef of de gedachte
van „voor de eeuwigheid" te .schrijven.
Couperin kon nog met gezag verklaren:
„Wij spelen de muziek niet zoals we haar
schrijven". En de fameuze aria's van de
geniale Monteverdi, die tegenwoordig weer
zo sterk aanspreekt omdat hij zo verwant
is met hedendaagse muziekidealen, klon
ken in de muziekzalen van de Italiaanse
steden en vorstelijke paleizen heel anders,
dan zij gedrukt waren. De vertolker had
niet alleen het recht, maar zelfs de plicht
te bewijzen voor zijn taak berekend te zijn
door deze aria's te versieren en te verrij
ken. Maar 't is de drukkunst, die voor de
muziek ook belangrijke bijna revolutionai
re veranderingen bracht. Voor de letter
kunde, de verspreiding van het boek, de
pamfletten en latere journalistiek met de
maatschappelijke gevolgen daarvan is de
drukkunst van revolutionaire betekenis ge
weest. Voor de muziek ook voor een deel.
maar dit is veel minder bekend en het
proces is ook veel langzamer gegaan, om
dat de componisten van toen een heel an
dere opvatting van hun functie hadden,
meer op de dagelijkse praktijk gericht.
Maar niet minder omdat het onmiddellijk
scheppende element, het improviserende
element in de vertolking nog niet verloren
was geraakt. Als Mozart, zoals dikwijls 't
geval was, zelf een van zijn piano-concer
ten speelde, dan voerde hij de muziek niet
uit zoals hij geschreven had. Psycholo
gisch beschouwd moeten we daarbij nooit
vergeten, dat nagenoeg alle muziek onmid
dellijk werd gemaakt voor een bepaald
doel, dikwijls eerst op het laatste ogen
blik.
't Uitwerken van het gegeven, 't opschrij
ven en afschrijven en later drukken kwam
gewoonlijk pas veel later. Of nooit, tenmin
ste niet tijdens het leven van de compo
nist uit de periode van vóór de romantiek.
Wel weten wij dat sommige van de grote
componisten uit de perioden dat compone
ren nagenoeg gelijk stond met het dage-
lks werken in 'n muziekpraktijk een en
kele maal een uitzondering hebben ge
maakt en een bepaald werk met ongewo
ne liefde en zorg afwerkten in zijn uiter
lijke verschijning. Een compositie kalli
grafeerden, na deze zorgvuldig te hebben
bijgeslepen. Alsof zij wilden zeggen: zó is
het goed, aan juist dit werk moet niets
veranderd te worden.
V^oor onze hedendaagse opvattingen is
de partituur van een muziekwerk on
schendbaar, terecht. Maar wat we nu de
partituur noemen, heeft lang niet altijd de
centrale plaats en onschendbare positie
ingenomen, zoals dit nu het geval is. In
de praktijk was deze partituur veel min
der van belang dan de uitgeschreven on
derdelen daarvan, de partijen of de stem
men, zowel instrumentaal als vocaal be
doeld. Voor de muziekdruk kende men al
leen geschreven kopieën, afschriften van
het oorspronkelijke werk. Maar dit oor
spronkelijke werk was dan niet de parti
tuur, zoals de componist deze zorgvuldig
had samengesteld en in handschrift ge
schreven. De muziek vond namelijk vroe
ger haar verspreiding door middel van
luisteren, niet door middel van muziek le
zen. Op een muzikale bijeenkomst hoor
de men een stuk spelen of zingen. Dit was
in de meeste gevallen nieuwe muziek,
want alle werken die werden geschreven
werden meestal ook meteen uitgevoerd.
Wilde men deze pas gehoorde muziek nu
zelf ook spelen, dan werd er een kopie
van gemaakt en de geschreven partijen
deden de ronde. De componist bemoeide
zich daar veel minder mee dan we zouden
denken, eerst toen de muziekdruk zich
aarzelend begon te ontwikkelen en de
vrijheden die men zich met zijn muziek
veroorloofden te groot werden, ging een
enkele wat ondernemende en enigszins za
kelijk aangelegde componist de druk en de
uitgifte van zijn muziek in eigen hand ne
men.
Karakteristiek voor de gang van zaken
in de muziekpraktijk is, dat het oudste be
waard gebleven gedrukte exemplaar van
muziek, de bundel „Odhecaton" van Pe-
trucci te Venetië uit 1501, afdrukken zijn
van graveerplaten en geen partituur in de
nu gebruikelijke zin, maar partijen die
naast elkaar waren gezet. Dus geen alge
meen overzicht voor de dirigent of „mu-
zieklezer". Ook de muziektekens waren
verschillend, men plaatste namelijk stuk
ken notenbalk naast elkaar met de ver
langde tekens. Opmerkelijk is, dat in prin
cipe de muzieknotatie, die ongeveer sinds
1600 haar vorm kreeg en zich van Euro
pa uit over de wereld, met uitzondering
van de exotische cultuurlanden, verspreid
de, zich ondanks allerlei experimenten
voor vereenvoudiging gehandhaafd heeft.
Alleen is men sinds de opkomst van de
elektronische muziek en de avant-garde-
muziek met de huidige muzieknotatie, die
eigenlijk sind 't eind van de zeventiende
eeuw geen ingrijpende ontwikkeling meer
heeft gehad, aan een (voorlopig) eind
punt gekomen. Het typerende in de groei
van de muziekdruk, die in zulk een rijke
verscheidenheid aan technieken vol typo
grafische vondsten, hetzij in gravuredruk
hetzij in steendruk, werkelijke kunstwerk
jes opleverde, is het in elkaar grijpen óver
de feitelijke muziekdruk en notatie heen
van een lang vergeten muziekpraktijk en
de nieuwste hedendaagse muziekuitvoering
van de avant-garde. Het is curieus te con
stateren als we de prachtige voorbeelden
van muziekdruk zien, dat ook deze muziek
druk en notatie bijkomstigheden zal
menigeen denken ons doet bezinnen op
de eeuwige cirkel in de kunst.
Om het modern te zeggen: het boek over God, godsdienst
en kerk is „in". Waarom? Omdat er „geestelijke honger"
is? Zo iets bestaat er inderdaad: de theologie is
in beweging, de Kerk is in beweging.Het den
ken over de mens en over de zin van het leven
is in beweging men kan er dankbaar voor zijn. Waarbij
men moet bedenken dat die „leeshonger" een gevaar op
roept: dat sommige schrijvers en uitgevers meer gedreven
worden door de wens een graantje mee te pikken dan door
de inspiratie en de wens te dienen. Men kan zich daarbij
troosten met de gedachte dat dit probleem al zo oud is als
de boekdrukkunst. In „Portret van Luther in de lijst van
zijn tijd" lezen we: „Luther heeft voor zijn enorme schrif
telijke produktie verreweg de grootste van zijn tijd
nooit één cent honorarium ontvangen, terwijl zijn Witten-
berger drukker uit de opbrengst van deze geschriften voor
zich zelf een fraai huis kon bouwen!"
Dtt alles latende voor wat het ls we hebben op deze
pagina een kleine keus gemaakt uit de vele boeken die
de laatste tijd zijn verschenen. En we hebben daarbij een
ereplaats ingeruimd voor het boek over Luther waaruit
we hierboven citeerden. Het is namelijk een zo boeiend
geschreven en zo bijzonder goed uitgevoerd standaardwerk
dat het die ereplaats ruimschoots verdient, op deze pagi
na en in elke boekenkast. Verder een korte beschouwing
over het nieuwe boek van John A. T. Robinson (de schrij
ver van „Eerlijk voor God") en over twee bijbelse dag
boeken.
Links een afbeelding van de jonge kei
zer Karei V, geschilderd kort voor de
rijksdag van Worms in 1521 door Ba-
rent van Orley rechts een uit 1521
daterende gravure van Luther (met doc
torsbaret), vervaardigd door Luthers
grote vriend Lucas Cranach de oudere.
Bisschop Lilje schrijft in zijn boek over
de ontmoeting tussen deze twee in
Worms: Aan de hand van uitbeeldin
gen van tijdgenoten kunnen we ons een
goede voorstelling maken van beide
hoofdpersonen, Karei en Luther. De kei
zerlijke jongeling, die het reeds nu als
het doel van zijn leven zag om „al zijn
rijken en heerschappijen, zijn vrienden,
lichaam en bloed, leven en ziel in te
zetten voor het behoud van het katho
lieke geloof en de roomse kerk" en die
reeds om die reden in Luther niets an
ders kon zien dan een ketter, wiens
diepste bedoeling hij evenmin verstond
als zijn taal (een Duitse keizer die geen
Duits verstond!), deze jeugdige keizer
zag er toen nog bleker uit dan later en
de Habsburgse kin stak toen nog heel
wat opvallender vooruit dan op later
leeftijd, toen hij werkelijk gekenmerkt
werd door een zekere waardigheid in
zijn verschijning.
Zie daarnaast de kop van Luther op de
kopergravure van Lucas Cranach: dat
sterke profiel met het sterk gewelfde
voorhoofd, de mond en kin die spreken
van vastberadenheid. Maar op geen en
kel portret heeft men tot uitdrukking
kunnen brengen wat in Luthers gezicht
het meest opvallend geweest moet zijn:
zijn ogen. Sommigen noemden ze de
monisch, anderen stralend. Een tijdge
noot schrijft: „ze schitterden als 'n ster,
je kon er niet goed in kijken!"
Het afgelopen jaar, toen alom is her
dacht dat 450 jaar eerder een nog
nauwelijks dertigjarige godgeleerde
monnik door zijn 95 stellingen een re
formatie heeft teweeggebracht die nu,
na zoveel eeuwen, nog doorwerkt
dat jaar heeft het ons nog eens heel
duidelijk gemaakt: dat er vele Maar
ten Luther's zijn! Op vele scholen zal
nog eens extra aandacht besteed zijn
aan de monnik die in opstand kwam
tegen de groten der aarde: een paus
die een niet geringe staatkundige
macht bezat en een keizer van wie ge
zegd werd dat in zijn rijk de zon nooit
onderging. Voor de schooljongen is
Luther de held, de man die voor niets
en niemand bang was en die zich door
niets en niemand liet tegenhouden. Een
held vol romantiek of is zijn schijn-
ontvoering naar de Wartburg soms niet
een spannend verhaal!
Heel anders is de Luther die door
de kerken is herdacht. Als reformator
bezien is hij het werktuig in Gods hand
geweest die veler ogen geopend heeft
voor de talloze smetten die de kerk van
zijn dagen aankleefden en die opnieuw
de weg gewezen heeft naar Gods liefde
en genade. De man ook die de kerk
onschatbare diensten heeft bewezen
door zijn vertaling van de bijbel, aldus
ook de gewone man er toe brengend
dichter bij die bijbel te gaan leven.
En weer totaal anders is de Luther
die de Oostduitse staat herdacht heeft.
Daar zien we Luther als de „Um-
sturzmensch", de revolutionair, de ra
dicaal, de sociaal-gegrepene die op
vorsten en adel schold dat de vonken
eraf vlogen. Dan is Luther de vriend
van de in opstand gekomen boeren, hun
geestelijke leidsman wiens leerling
Münzer zich daadwerkelijk in de strijd
wierp en die dan ook zijn leven eindig
de op het schavot.
Het is niet eens moeilijk zo nog een
poosje door te gaan. Men kan hem her
denken als geleerde want hij was zon
der twijfel een man van wetenschap.
Men kan hem zien als dichter en litera
tor, als een man die als weinig ande
ren de gave van het woord had. En ook
nog kan men een monument voor hem
oprichten omdat zijn optreden een keer
punt in de geschiedenis heeft betekend
en omdat Europa enkel en alleen door
zijn toedoen is veranderd.
Is het mogelijk dat in één man zo-
vele figuren verenigd zijn? Of moet
men ook in dit verband vragen: „Laat
de werkelijke doctor Maarten Luther
nu opstaan?" Of beter: laat de man
opstaan die ons de werkelijke Maarten
Luther kan tonen! Dan kan nu gezegd
worden dat die man er is: dr. Hanns
Lilje, bisschop van de Lutherse Kerk
in Duitsland, heeft de wereld een boek
geschonken dat als titel heeft „Portret
van Luther in de lijst van zijn tijd".
Wat dus zeggen wil dat hij getracht
heeft Luther te tekenen zoals hij ge
weest moet zijn: kind van zijn tijd le
vend temidden van tijdgenoten. Als
men dat nauwgezet doet, met kennis
van de tijd waarover men schrijft en
met eerbied voor de historische waar
heid, dan pas komt immers de werke
lijke figuur, de werkelijke Luther naar
voren, in zijn fascinerende grootheid
dikwijls maar soms ook in zijn klein
heid. Dan is Luther beslist minder een
„romantische held" dan velen van zijn
tijdgenoten en volgelingen, is hij wel de
reformator maar in organisatorisch op
zicht zeker de mindere van zijn vriend
'KKWf' -
Wie regelmatig en aandachtig de Bijbel leest, merkt steeds weer
dat er van een ontmoeting tussen God en mens slechts sprake is,
wanneer die plaats kan hebben in de stilte. Dat is blijkbaar één van
de voorwaarden die God stelt, en waaraan wij moeten voldoen
voordat Hij wil komen om een gesprek met ons te beginnen. Van
zo'n ontmoeting in de stilte zijn er in het geheel van de bijbelse
geschiedenis verschillende voorbeelden aan te wijzen. Zo is er onder
andere het gesprek in de nacht met Jacob en Samuël, of de ont
moeting met Mozes en Elia in de woestijn. En zo is er in het Nieuwe
Testament het gesprek met Zacharias en Maria, of ook de ontmoe
ting met Petrus in Joppe en met Paulus in Damascus. En ten slotte
denk ik dan vooral nog aan Jezus, die zich immers zo vaak terug
getrokken heeft voor een ontmoeting en gesprek met Zijn Vader
Al deze voorbeelden maken het ons duidelijk dat God van Zijn
kant dus de stilte kiest en ook gebruikt, om met ons in contact te
komen. En als we dit nu weten, begrijpen we ineens waarom die
dichter van Psalm 62 zo met nadruk zegt: „Waarlijk, mijn ziel, keer
u stil tot God". Daarmee roept deze psalmist zichzelf immers op
om stil te zijn voor God, omdat dit nu eenmaal de voorwaarde is
voor een ontmoeting en de mogelijkheid ook voor een gesprek. Want
juist in die stilte wil God komen, om met ons te spreken en naar
ons te luisteren.
Het zou misschien wel goed zijn, wanneer wij dit woord eens
overnamen. We leven in een wereld zonder rust of stilte. En zelf
jagen we hierin mee, in alle haast en drukte. Soms kunnen, dat
zeggen we tenminste, maar soms willen wij ook niet anders. Hoeveel
mensen zijn er namelijk niet, die de stilte al niet meer verdragen?
Maar, en dat leert ons nu de Bijbel, daarmee onttrekken we ons dus
tegelijk aan een ontmoeting en gesprek met God! Men zegt of denkt
wel eens dat God zich teruggetrokken en van ons verwijderd heeft,
dat er in ieder geval in onze tijd niet dat contact meer met Hem is
zoals dat er in die bijbelse geschiedenis toch wel geweest is. Maar zou
de oorzaak, of misschien de schuld voor die afwezigheid van God
juist niet bij ons liggen, eenvoudig omdat wij de stilte niet meer
kennen of ook willen zoeken? En dat wil dus zeggen: omdat wij
God geen kans of gelegenheid meer geven, om te komen en met
ons te spreken?
En wat we op die manier dan missen, ontdekken we wanneer wij
Psalm 62 verder lezen. Het zou beslist de moeite waard zijn, om
eens na te gaan met hoeveel namen in de Bijbel over God gesproken
wordt. Maar van al die schrijvers heeft de dichter van Psalm 62
toch wel de meeste bij elkaar gebracht. Want als in één adem
nomt hij God zijn rots en heil, zijn burcht en verwachting, zijn eer
en schuilplaats.
Wanneer men zo over God hoort spreken, is dat iets om stil van
te worden terwijl men er op datzelfde moment naar zou verlangen
om dit voor zichzelf nog eens na te zeggen. Maar dat is slechts
mogelijk voor die mens, die de stilte heeft gezocht om deze God
te kunnen vinden. En dat is dus die mens, die zichzelf tot de „orde"
roept; tot die rechte en open verhouding met God, waarin het als
vanzelf stil wordt om Hem aan het woord te laten komen. Daarom:
„Mijn ziel, keer u stil tot God."
Veenendaal,
Ds. G. C. Vijzelaar
Een portret van Katharina van Bora,
Luthers vrouw, geschilderd door een
leerling van Cranach. Bisschop Lilje
citeert naast deze foto een briefje van
Luther, geschreven op 21 juni 1525 en
gericht aan de „weledelgestrenge heer
Johan Dolzig, maarschalk van Saksen,
mijn genadige heer en goede vriend".
Het briefje is typerend én voor Luther
én voor het vele authentieke materiaal
dat Lilje in zijn boek heeft samenge
bracht. Dit schreef Luther: Genade en
vrede in Christus! Zonder twijfel is
het gerucht tot u doorgedrongen aan
gaande het wonderlijke avontuur dat
mij overkomen is, namelijk dat ik echt
genoot geworden ben. Ik vind het zelf
nog heel gek en kan het nauwelijks
geloven, maar ik moet het wel aanne
men, gehoord de vele ernstige en eer
lijke getuigen. Nu ben ik van plan om
a.s. dinsdag bij een feestmaal met va
der en moeder en andere goede vrien
den dit huwelijk te bezegelen en vast
te leggen. Daarom verzoek ik u vrien
delijk, als het u schikt, mij aan een
wildbraad te willen helpen en zelf ook
aanwezig te zijn om mede het zegel
daarop te zetten met vreugde en wat
daarbij hoort. Hiermee Gode bevolen.
Amen".
Melanchton. Is hij een geleerde maar
niet van de grootte van een Erasmus.
Is hij een sociaal-bewogene, maar toch
ook weer niet het leiderstype dat een
sociale omwenteling tot een goed einde
kan brengen. Wat dan wel het bijzonde
re aan hem was. Zo zegt dr. Lilje het:
„Luther onderscheidt zich van hen
(zijn grote tijdgenoten) principieel
daardoor dat hij geleden heeft. Het
beeld van de heldhaftige strijder Lu
ther is volkomen scheef, zeker wan
neer men dat opvat in de zin waarin
het oppervlakkig besef van heroïsme
in de 19e eeuw het deed; in de stijl
van dit burgerlijk denken was Lu
ther stellig geen held. Zijn voorbeel
dige en daarmee tevens zijn plaats-
bekledende betekenis ligt hierin dat
hij gestreden heeft om God, en dus
ook gevochten heeft met dood en dui
vel. Dat in het verloop der dingen
deze persoonlijke worsteling een we
reldhistorische betekenis kreeg en zo
uitgroeide dat heel Europa erdoor
veranderde, was zeker niet door Lu
ther zelf bedoeld of gewild. Hoezeer
hij als historisch werktuig door God
gebruikt werd, heeft hij niet beseft.
Het geheim van wat God met en door
hem deed. heeft hij zelf het beste
uitgedrukt met dat merkwaardige
beeld: „God heeft mij erin gebracht
als een blind paard". Zulk een uit
drukking maakt duidelijk hoe vol eer
bied hij stond voor het raadsel van
Gods leiding ki zijn leven en de ge
schiedenis".
Met dit citaat is dan ook tevens
heel het boek gekarakteriseerd: het
wijst naar God die Maarten Luther ge
bruikte als werktuig voor Zijn ingreep
in de geschiedenis. En dat is een prach
tige gedachte. Ala we in dit verband
één (overigens niet zwaar tellend) be
zwaar mogen noemen dan is het dit:
dat dr. Lilje naar ons besef de Duitse
geschiedenis wat teveel gesteld heeft
als de geschiedenis van Europa. Dat
is geen verwijt want geen mens kan
zich losmaken van de geschiedenis van
zijn eigen land. Maar om het eens zo
te zeggen: een Fransman zou het an
ders geschreven hebben.
Daar staat tegenover dat men dank
baar mag zijn dat dit boek juist door
dr. Lilje is geschreven want hij heeft
een goed deel van zijn leven besteed
aan de zestiende-eeuwse cultuur. Bo
vendien is hij een figuur die „iets heeft"
van Luther uit heel het boek wordt
duidelijk dat hij Luther begrijpt, zich
soms één met hem voelt. Juist daarom
is het zo'n indrukwekkend boek gewor
den!
Een enkel woord over indeling en uit
voering. Dr. Lilje is begonnen met een
soort voorwoord, een typering van de
man Luther, zijn woord en zijn werk.
Daarna schildert hij de wereldhisto
rische achtergrond, politiek, geestelijk,
kerkelijk. En tegen deze achtergrond
dan beschrijft hij de „knooppunten van
de weg" die Luther gegaan is. Het is
een levensbeschrijving, zo ongemeen
boeiend dat de schoolverhalen erbij
verbleken.
Toch beslaat dit alles nog niet de
helft van de 240 bladzijden het gro
tere deel is gevuld met illustraties
waarbij de kunsthistoricus Karl F.
Reinking kronieken, historische toelich
tingen en andere documentatie heeft
geschreven, zo prachtig en zo levens
echt dat men het gevoel krijgt dat men
Luther en zijn tijdgenoten persoonlijk
heeft gekend. De brief van Luther die
wij onder de foto van zijn vrouw af
drukken, is er een voorbeeld van. Met
deze kleine kroniekjes staat het boek
vol en dat maakt het tot een standaard
werk van uitzonderlijke waarde.
Op de omslag treft men ook de naam
aan van prof. dr. W. J. Kooiman, Ne
derlands eerste Lutherspecialist. Hij
heeft het boek „met vrije hand voor
Nederland bewerkt" zo staat op de
omslag. Naar onze overtuiging had de
uitgever (W. ten Have N.V. - Amster
dam) geen betere kunnen vinden!
In de Carillon-reeks van W. ten Have N.V. te Am
sterdam is een nieuw boekje verschenen van de
Engelse bisschop John A. T. Robinson, de voor
al in Nederland zoveel besproken auteur van
„Eerlijk voor God". Met de in dit nieuwe boek
je gebundelde serie opstellen heeft de schrijver
tweeërlei bedoelng zo zet hy uiteen in een
„speciaal voor mijn Nederlandse lezers" ge
schreven voorwoord. In de eerste plaats is het
een poging zyn ideeën op zo eenvoudig mogelij
ke wyze uiteen te zetten maar desondanks toch
ook wat dieper op de materie in te gaan. Daar
toe heeft de schrijver zelf een scheidslijn getrok
ken tussen de opstellen, maar het is een vrij op
pervlakkige scheidslijn omdat beide delen zich
even gemakkelijk laten lezen.
De titel „Maar dat kan ik niet geloven!" is tevens
het thema van de opstellenbundel. Robinson be
gint met een opsomming, een soort samenvatting
van constateringen die naar het oordeel van de
buitenstaander de christen moet slikken wil hij
werkelijk voor een christen kunnen doorgaan.
Dat gaat dan in deze trant:
In de hemel is een wezen genaamd God, die de
wereld gemaakt heeft zoals een pottenbakker een
pot maakt.
Hij schiep Adam en Eva als de.eerste man en de
eerste vrouw die op deze planeet leefden.
Zij zondigden en sindsdien hebben wij altijd gele
den onder de gevolgen daarvan.
Maar om de situatie te redden zond God zijn Zoon
uit de hemel naar de aarde.
Jezus had geen menselijke vader maar God nam
de rol van de man op zich.
En zo verder, de heilsgeschiedenis door tot de we
derkomst van Christus op de wolken toe.
„De moeilijkheid is zegt Robinson dat als de
mensen je vragen of je nu werkelijk al deze za
ken letterlijk gelooft, dat je dan geen ja of neen
kunt zeggen. Zeg je ja, dan zijn ze ervan over
tuigd dat je alles wat in de bijbel staat ook let
terlijk onderschrijft maar zeg je nee, dan
wordt dat beschouwd als bewijs dat je geen
christen bent." En dus worstelt Robinson met de
vraag hoe je aan een medemens die mens die
ronduit zegt cUt hij zaken als de maagdelijke ge
boorte niet kan geloven toch de diepe waarde
van het christelyk geloof kunt duidelijk maken.
Dat nu is de bedoeling van de reeks opstellen. Ro
binson gaat al die zo moeilijk te geloven bijbel
gedeelten stuk voor stuk na: Adam en Eva, de
maagdelijke geboorte, kerstmis, wonderen, goe
de vrijdag, de opstanding, de wederkomst, het le
ven na de dood, de hel. Ze worden alle behan
deld in deze trant: staar je toch niet blind op
de vraag of het nu wel allemaal precies zo ge
beurd is als het er staat. Niet de vraag naar het
fysiek-mogelyke of het historisch-juiste is belang
rijk het gaat om wat er achter steekt, om de
bedoeling.
In het hoofdstuk over de opstanding spreekt hy
bij voorbeeld over de moeilijkheid om te gelo
ven dat het graf inderdaad leeg was. „Wat er
precies gebeurd is met Jezus' lichaam zullen we
nooit weten", schryft Robinson. „Het Nieuwe
Testament zwijgt erover en ook wij mogen er
over zwijgen. Geloof in de opstanding hangt niet
af van een of andere theorie over dat punt." Een
ander voorbeeld, uit het hoofdstuk over goede
vrijdag. Robinson beschrijft de wyze waarop Jezus
de dood inging en schrijft dan: „Maar hy wei
gerde bitter te zijn. Hy aanvaardde het kwaad
rondom hem en nam het in zich op. De liefde
was in staat het „te nemen" en het om te
zetten. Hy ging zyn dood tegemoet niet met bit
tere verwijten, maar vergevingsgezind tegenover
hen die te verward waren om te weten wat zij
deden." En als conclusie: „Zijn liefde heeft de
kracht ook ons te veranderen, als wy werkelijk
geloven dat de liefde inderdaad het laatste
woord heeft in elke situatie, hoe wreed, hoe ver
velend, hoe onrechtvaardig ook."
Ook dit boekje van Robinson dwingt tot nadenken
dat is buiten kijf. Maar het roept evenals
„Eerlijk voor God" angst op: de angst dat dezt
bewogen herder en leraar zo met woorden speelt
dat er geen geloof meer overblijft. Hij wil de
mensen tot geloof brengen en hij is bereid daar
voor vele heilige huisjes omver te gooien we
nemen het hem niet kwalijk. Maar wat houdt hij
meer over dan de humanist die ook wil leven in
liefde tot de medemens? Maar wat kan die mens
zonder God? Wat blijft er te geloven over als
niet vast staat dat „mijn zonden mij om Chris
tus' wil vergeven zijn?" In deze chaotische we
reld is het „ongeredeneerde" vertrouwen op God
het enige houvast wie Robinson gelezen heeft,
heeft het gevoel dat ook dat houvast hem niet
meer wordt gegund.
„De by bel is het spoorboekje voor theologen", ze
Fons Jansen in zijn „De lachende Kerk" en daa:
om laten duizenden in Nederland dat spoorboekje
dicht. Een kleine jongen sloeg de bladen om van
een familiebybel, die hy dik onder het stof van de
zolder had weggehaald, en vroeg aan zyn moeder:
„Is dit het boek van God?" „Ja", antwoordde zy
een beetje verlegen. „Wel", zei haar zoontje,
„hadden wy het dan niet beter naar God kunnen
terugsturen, als wy het toch nooit gebruiken?"...
Aldus dr. Okke Jager in zijn nieuwe „Bybels Dag
boek", dat in prachtband en lyvig formaat
uitgegeven werd door J. H. Kok N.V. te Kampen.
Een dagboek, zegt Okke Jager, dat de weg wil
wyzen naar nieuwe methoden van bybellezen,
door verscholen schatten aan het daglicht te
brengen. Het is in de eerste plaats bedoeld als
hulpmiddel in de stryd tegen de sleur in het
dagelykse bybellezen aan tafel. „Daglicht" zo
luidt de hoofdtitel van dit dagboek is volkomen
anders dan alle bybelse dagboeken, dagelykse
meditaties en gebonden „scheurkalenders" die
men tot nu toe in de gezinnen gewend was. Het
bespreekt teksten die vaak verkeerd worden op
gevat, die verkeerd vertaald werden en worden,
het vraagt aandacht voor de werkwoordsvormen,
voor de letterlyke betekenis, voor de voegwoor
den. Kortom: het spreekt zeer indringend de mo
derne mens aan, of deze binnen of buiten de kerk
leeft en dwingt hem de bybel opnieuw te
ontdekken. Wie Okke Jager enigszins kent, be
grijpt dat er door deze methode heel wat heilige
huisjes sneuvelen. Zondagsschool en kerk hebben
ereholpen by het vormen van een beeld van de
bijbel, dat soms volkomen scheef en verkeerd is.
Niet alleen Okke Jager beweert dat, men zal het
zelf ontdekken wanneer men met hem als gids
deze oude bybel opnieuw gaat bekyken.
Het is jammer dat „Daglicht" voor vele gezinnen te
duur zal zijn: 19,75. Of: „te duur" is beslist
onjuist, maar een wat schappelyker prys zou het
't grote afzetgebied geven dat het verdient.
Een goed woord voor wat vanouds heet „de her
vormde dagkalender" mag hier niet ontbreken. Al
sinds enkele jaren is deze dagkalender niet meer
de scheurkalender van vroeger maar een modern
pocketboek en ook al sinds enkele jaren is het
niet meer een alleen maar hervormde aangelegen
heid ook gereformeerde predikanten werken
er aan mee. Maar de kern is gebleven: een goed
woord voor iedere dag. Wie er oog voor heeft
zal er werkelijk prachtige gedachten in vinden.