dCeuenólan a
clciLlt
ooó
De literaire maatstaven
van 'n Goois regent
Willem
Brandt
over:
DE TWEE KUNSTWEGEN
VAN PA ULA LINDBERG
Jan Cremer
Ewald Vanvugt
Simon Vinkenoog
Jan Wolkers
Gerrit Kouwenaar
Steven Membrecht
Harry Mulisch
Willem Brakman
Estéban Lopez
Theun de Vries
Mits f unctioneel
geen bezwaar
tegen
schuttingwoorden
Eretitel
Ook bewondering
Onwaardig
Geweten
clJïCuze
nissen
Tienduizend gedupeerde kinderen. Wij zijn tegenwoordig wel
stevige getallen gewend, maar van deze vier nullen werd ik toch een beetje
stil. Niet dat het bericht zo sensationeel was: degene die het getal ter sprake
bracht noemde het terloops in een voordracht met een zeer
wetenschappelijke inslag. En signaleerde dit grote aantal gedupeerden
onweerlegbaar binnen onze landsgrenzen. Vlak naast onze deur: dat is
misschien nog het verwonderlijkste van de hele situatie.
Die tienduizend kinders blijken geen dakloze zwervelingen in een of
ander vreemd, goed ver weg gelegen land, op zijn minst het nabije oosten.
Het zijn geen weerloze slachtoffers van oorlog, hongersnood of een
natuurramp. Het lot van dergelijke stumpers spreekt tot ieders verbeelding,
en brengt bijna automatisch een of andere hulpactie op gang.
Geen kwaad woord daarover: niemand is ooit armer geworden,
geestelijk of materieel, doordat hij spontaan in de zak getast had voor een
medeschepsel dat aan alles gebrek leed.
Maar waarom bekommert zich niemand om die tienduizend kinderen in
ons eigen kleine land, die ook geen dak boven hun jonge hoofd hebben?
Figuurlijk gesproken dan en daarin schuilt misschien de verklaring. Want
meestal is er uiterlijk aan hen van enige armoede niets te bespeuren.
Zij kunnen er goed gevoed en behoorlijk gekleed uitzien, een degelijke
schoolopleiding genieten die mogelijk bekroond wordt door een universitaire
studie.
Zij hebben ogenschijnlijk in vele opzichten aan geen ding gebrek.
Het enige dat zij en voorgoed missen is een eigen rustig, vertrouwd
huis, een veilig dak boven hun hoofd. Een plek waar zij vanzelfsprekend
geborgen en altijd welkom zijn. In feite zijn zij er erger aan toe dan de
kinderen die vader of moeder of zelfs beiden missen.
Hoe zwaar zo'n verlies ook valt, er blijft in die omstandigheden altijd wel
iemand over die zich dubbel inspant om dat gemis te vergoeden. En in het
ergste geval is er altijd levenslang nog de troostende herinnering aan
het eigen huis, de koesterende zorg van een moeder, de waakzame
bescherming van een vader.
Maar waar moet een kind het zoeken als vader en moeder, vaak na
jaren van bittere vijandschap, van verwijten over en weer, van ruzies en
scènes eindelijk maar de knellende knoop hebben doorgehakt en voorgoed
uit elkaar zijn gegaan.
Het was, van hun volwassen kant bekeken misschien wel de
onvermijdelijke oplossing. Twee mensen die zich grondig in elkaar hebben
vergist en dag en nacht onder één dak moeten verkeren, in
één bed slapen. De schuld kan bij één van de twee of bij beiden liggen: het
kille feit blijft dat zij elkaar hartgrondig zijn gaan haten en snakken naar
het ogenblik dat zij van eikaars gezelschap zijn verlost.
Ging het nu hun beiden alleen aan, dan waren er hoogstens wat
kleerscheuren, wat blutsen en builen te betreuren die mettertijd vergeten en
genezen zijn. Maar die ongelukkige combinatie heeft als gevolg een
levend wezen gehad: een kind dat werkelijk niet gevraagd heeft om
geboren te worden.
Dat, buiten zijn schuld, voortdurend in het krakeel en de vijandschap
heeft geleefd. Dat overdag met loden schoenen naar huis ging uit vrees voor
wat het nu weer achter de huisdeur zou vinden. En dat 's nachts, vroeg
naar bed gestuurd of er eigener beweging ingekropen, radeloos heeft
wakker gelegen, van narigheid en verlatenheid.
Een kind dat tenslotte als een onderdeel van de inboedel aan een van
beiden werd toegewezen, en sindsdien niet alleen in een voortdurende
tweespalt heeft geleefd maar ook in feite dakloos geworden is.
Een overbodig meubelstuk dat in geen van beide huizen meer past.
Tienduizend kinderen van gescheiden ouders: het wetenschappelijk
referaat werkte enkel met feiten en cijfers, stelde enige opvallende gevolgen
vast: psychische afwijkingen, leermoeilijkheden, zelfs jeugdmisdadigheid.
Maar wie registreert de verscheurdheid, de leegte, de levenslange
eenzaamheid in zo'n kinderleven? Iemand zou de pen moeten opnemen
voor het onmondige wezen dat tussen de strijdende partijen staat,
dat nood heeft en niet klagen kan. Wie de kilte wil gevoelen waarin zulke
geestelijk daklozen leven, moet zich de student onder hen voorstellen
die omstreeks midden december zijn koffer pakt om naar huis te
gaan voor de feestdagen.
Naar huis welk huis? Eerst waarschijnlijk de kerstweek naar zijn
moeder en haar tweede man bij welke laatste hij allesbehalve welkom
is als de zoon van ,,die andere kerel". Een levend stuk verleden dat liever
vergeten kan blijven.
En daarna, fatsoenshalve met de jaarwisseling naar zijn vader,
hertrouwd met een veel jongere vrouw die zich op haar best een zeer koele
gastvrouw betoont. Een paar weken krampachtig de schijn ophouden
van loyaliteit naar beide leemten, maar.zich hopeloos overbodig voelen:
een ongewenste vreemdeling in beide huizen.
Om dan verbitterd terug te keren naar een ongezellige huurkamer. En de
anderen, de normalen, hartgrondig vloekend benijden om hun opgewekte
verhalen. Over de genoeglijke feestdagen thuis aan moeders onvolprezen
tafel, tegenover een onverdeeld belangstellende oude heer.
Eenzaam, onwelkom, buitengesloten: en zo zijn er tienduizend.
„Vijand van de jongeren in de lite
ratuur, fatsoensrakker en kuis
heidsapostel hebben ze me ge
noemd, maar anderen hebben me
brieven geschreven, waarin mijn
literaire kritieken moedig heten
Dat zegt ons heel rustig de 61-
jarige Willem Brandt, als wij te
genover hem zitten in de werkka
mer van zijn villa in Bussum.
De man, die zich met een toon van lich
te zelfspot „een dichter-koopman" noemt
is directeur-hoofdredacteur van 't Gooisch
Nieuwsblad. Naast de vele zakelijke be
slommeringen schrijft hij dagelijks zijn
politieke hoofdartikelen en verschijnt er
wekelijks een literaire kroniek van zijn
hand.
„Die letterkunderubriek staat iedere
vrijdag op de voorpagina, wat bij geen
enkele krant in Nederland gebeurt. Maar
ja, ik ben zelf baas. En mijn lezers vin
den het wel leuk."
Niet zo leuk vond uitgever Geert Lub
berhuizen van De Bezige Bij de kritieken
van Willem Brandt (schuilnaam voor Wil
lem Klooster). De Amsterdamse uitgever
noemde de Gooise boekbespreker een „re
gent". En wat als scheldwoord bedoeld,
was, accepteerde de heer Brandt pre
cies als de geuzen eertijds als een ere
titel. Hij zette een zeventiende-eeuwse re
gentenpruik op en liet zich als „regent in
de twintigste eeuw" fotograferen voor de
omslag van het boek „Pruik en provo"
(uitgeverij Strengholt te Amsterdam),
waarin de kritieken werden gebundeld.
Zelf leidt Willem Brandt die opstellen
in met een voorwoord, dat hij in een zwie
rig zeventiende-eeuws schreef. Daarin zegt
hij onder meer de titel regent nog niet
eens zo gek te vinden. „Als daarmee be
doeld zijn de rijke kooplieden van de Re
publiek, de eerste rookbommenwerpers
naar koninklijke bruiloftsstoeten, is het
vreemd dat men daar tegenwoordig zo
graag smalend achterlijke en conservatie
ve machtshebbers mee aanduidt."
En als door Lubberhuizen gedacht is
aan de vroegere regenten van weeshuizen,
dan wil Brandt zich best zien als de re
gent van het „armenhuis", dat de Neder
landse letterkunde tegenwoordig zo vaak
schijnt te zijn.
Met de bundel kritieken „Pruik en pro
vo" in de hand als bewijsmateriaal ont
zenuwt de onlangs met de Bussumse cul
tuurprijs bekroonde Willem Brandt de
aantijgingen.
„Ik ben allerminst een reactionair of
een vijand van de jongeren in de litera
tuur. Kijk maar, wie ik in mijn boek met
bewondering bespreek." En hij noemt de
namen van Steven Membrecht, Helga
Ruebsamen, Ward Ruyslinck, Gerrit Kou-
wenaar, Cees Nooteboom. Het is een lijst,
die wij na lezing van „Pruik en provo"
nog gemakkelijk met een tiental andere
namen kunnen aanvullen.
En hoe zit dat dan met het verwijt,
dat u de zedenmeester speelt?
„Ook dat is onzin. Ik zie mijn taak als
criticus allereerst als die van voorlichter.
Ik moraliseer niet. Voor mij geldt uitslui
tend de kwaliteit van het werk. Ik bewon
der bijvoorbeeld Henry Miller ondanks ge
bruik van schuttingwoorden. Maar die
man kan schrijven.
Ik heb het gevoel, dat sommige uitge
vers veel rommel alleen maar uitgeven
terwille van de commercie. Sensatie doet
verkopen. Met veel gebral worden dan zo
genaamde jonge talenten aangekondigd,
die in werkelijkheid niets betekenen."
Neen, tegen schuttingwoorden heeft Wil
lem Brandt geen bezwaar, zolang die
functionele betekenis hebben in een lite
rair werk. Maar zo gauw ze alleen maar
gebruikt worden om lezers of liever
nog „gluurders" te strikken wijst de
Gooise criticus ze onverbiddelijk af.*
Ongenadig er van langs krijgen in
„Pruik en provo" onder meer Jan Cre-
mer, Ewald Vanvugt, Van het Reve en
Estéban Lopez. Over hen geen goed
woord. Ondanks bezwaren zijn die goede
woorden er wel voor Jan Wolkers en de
dichter Hans Verhagen. Maar Harry Mu-
lisch heeft het met het „Bericht aan de
rattenkoning" verbruid.
„Ja, ik vind dit een pamflet, de roman
schrijver Mulisch onwaardig. In een vroe
gere bundel kritieken heb ik „Het stenen
bruidsbed" van Mulisch ronduit een
meesterwerk genoemd."
Al pratend blijkt duidelijk, dat Willem
Brandt, die zelf als dichter sinds zijn eer
ste bundel in 1937 een uitstekende naam
heeft, zijn voorkeuren en afwijzingen ge
wetensvol argumenteert. Bovendien
schrijft hij zijn essays tegen de achter
grond van huidige maatschappelijke en
culturele tendensen.
Zo onderkent hij de grote betekenis van
het gemakkelijk verkoopbare pocketboek,
maar ziet hij tegelijkertijd het gevaar.
„Doordat de uitgevers zoveel uitgevers
in ons land hun reeksen vol moeten
maken, zijn zij te weinig kieskeurig. En
het volk, dat dank zij het pocketboek is
gaan lezen krijgt met veel reclame vaak
waardeloze rommel aangeboden".
Willem Brandt, die de dag na ons ge
sprek voor drie weken naar Zuidwest-
Afrika is vertrokken om er materiaal op
te doen voor een boek en voor artikelen
in zijn krant, blijft onbewogen onder alle
kritiek en lof, die hem ten deel valt. „Ik
schrijf over het mooie en lelijke in de
boeken die ik lees en ik beoordeel ze al
leen volgens mijn artistieke normen en ge
weten."
Dat 't boek Ik Jan Cremer II
wemelt van schuttingtaai hoeft nau
welijks vermelding en ia in onze
letteren sinds iemand hier eens
Henry Miller ontdekt heeft trou
wens allang geen schokkend nieuw
tje meerVeel aardiger ia de sappi
ge volkstaal, die op enkele momen
ten aan de volkse scheldpartijen
van nde-eeuwse kluchtschrijvers
herinnert..:
Beide boeken (,JSen bijzonder
vreemde dief" en ,Jlodeo en zuster
Bertram") kwamen mij als chaoti
sche, infantiele, domme en onzinde
lijke schrijfsels voor, die niet als ro
man maar als een verontrustend
verschijnsel van letterkundige, ze
delijke en geestelijke inflatie die
nen te worden gesignaleerd.
Helaas maken de bijna 500 pagina's
huilerige wartaal die dit prozawerk
(,Jjiefde") bevat bij al zijn goede
en soms zelfs aandoenlijke bedoe
lingen de communicatie zowel als
de opvoeding tot een hopeloze zaak.
„Liefde" is een klinkend vat vol
pretentieus gedaas.
„Terug naar Oegstgeest" is als li
terair werk in een zeer héldere,
suggestieve stijl geschreven. De
volzinnen van Walkers' proza heb
ben het ritme van menselijke adem.
Hij schrijft op een volstrekt natuur
lijke wijze, maar met het talent om
door nauwgezet taalgebruik en
woordkeuze iedere zin een grote ge
ladenheid mee te geven.
„Sint Helena" vormt het aangrij
pend document van een groot dich
terschap, dat midden in onze tijd
staat, maar dat tevens door zijn
poëtische kwaliteit en het algemeen
menselijk karakter zijn waarde als
menselijke stem en dichterlijk ver
mogen behouden zal.
Met ,fie sprong in het net" heeft
Membrecht zijn talent opnieuw en
duidelijk bewezen. Hij behoort tot
de kleine groep van jongere Neder
landse prozaschrijvers, van wie
door begaafdheid, ernst en toewij
ding voor de toekomst van onze let
teren nog veel te verwachten valt.
„Bericht aan de rattenkoning"
druipt eenvoudig van zelfingeno
menheid, pseudofilosofie en psycho
logie van de koude grond. Het ia de
schrijver van ,JIet stenen bruids
bed" onwaardig.
Met ,JSen gehoorzame dode" heeft
Willem Brakman waarlijk een
meesterwerk van romankunst gele
verd; een hoogtepunt in zijn reeds
zo bewonderd oeuvre.
pijnlijke vertellingen" is een ran
zig produkt, dat van een onzindelij
ke, brutale, platvloerse en laaghar
tige geestesgesteldheid blijk geeft
Bovendien nog in een zeer slecht,
prutserig, dilettantisch proza ge
schreven.
,Jdoergrobben"een literair werk
stuk van een formidabel literair ta
lent.
¥k heb altijd met jonge mensen mee-
geleefd. Op die manier kan je niet
oud worden". Paula Lindberg, zangpeda
goge en zangeres, pas zeventig jaar ge
worden, is het levend bewijs van haar
stelling. Wanneer zij vertelt over haar le
ven, waarvan de muziek altijd het „Leit
motiv" is geweest, besef je plotseling:
zij heeft gewoon geen tijd gehad om oud
te worden.
Zelf geeft zij deze verklaring: „Ik heb
een rijk leven gehad en nu komt natuur
lijk iedereen met mij over het verleden
praten. Maar ik leef zo in het heden en
de toekomst. Het verleden is een basis.
Je kunt daar niet bij blijven stilstaan".
T^oen zij in 1939 met haar man, de chi-
rurg professor Salomon uit Duits
land vluchtte, sloot zij daarmee al een
boeiend deel van haar leven af. Zij stu
deerde aan de toneelschool en het conser
vatorium in Mannheim, Heidelberg en
Berlijn. „Ik heb twee wegen naast elkaar
gevolgd. Meestal beginnen zangers of zan
geressen les te geven wanneer zij niet
meer zingen. Ik heb van het begin af zo
wel zang als zangpedagogie gestudeerd".
Grote waarde hecht Paula Lindberg
•an het woord dat immers een direct
rnnto~t tn«*n de mensen legt.
„De componisten kozen toch eerst een
tekst en componeerden daar hun liederen
op. U weet, de tekst van de Altrapsodie
van Brahms is een gedeelte van een ge
dicht. Ik heb toen ik de Altrapsodie moest
zingen, eerst het hele gedicht bestudeerd,
want in het voorspel voordat de alt in
valt, hoor je die regels".
7 ij heeft onder talloze grote dirigenten
gezongen. Namen die ook nu nog een
begrip zijn: Toscanini, Furtwangler, Men
gelberg, Kleiber, Scherchen, Rosenstock en
Münch.
Het muziekleven in het Duitsland van
zo'n vijftig jaar geleden was bijzonder in
tens. Paula Lindberg heeft er met hart
en ziel aan deelgenomen. Niet alleen trad
zij veel in het openbaar op, maar ook be
oefende zij veel kamermuziek in besloten
kring. Ten huize van de Berlijnse familie
Mendelssohn maakte zij muziek met Al-
bert Einstein en Paul Hindemith. Het was
ook Albert Einstein die het echtpaar Salo-
mon-Lindberg naar de Verenigde Staten
wilde halen (en daarvoor al alle voorbe
reidingen had getroffen) toen er in Duits
land geen plaats meer voor hen was. Zij
vluchtten naar Nederland, waar zij niet
verder konden en do<n de bezetter werden
Vindt Paula Lindberg nu dat er een
groot verschil bestaat tussen de muziek
opleiding van toen en die van nu?
„Nee. er is niet zoveel verschil, alleen
men gaat zich tegenwoordig onmiddellijk
specialiseren. Ze willen direct liederen-
of operazanger worden. Ik ben daar te
gen. Je moet een zo breed mogelijk ter
rein bestrijken".
TFelf heeft Paula Lindberg dit ook in
praktijk gebracht. Zij heeft liederen,
oratoria en opera's gezongen van Monte
verdi tot Hindemith en Stravinsky.
Met Alma Mahler, de vrouw van de
componist bestudeerde zij Mahlers liede
ren. Zij heeft de dichter Rainer Maria
Rilke goed gekend en was bevriend met
Albert Schweitzer. Maar ondanks dit gro
te verleden leeft zij nog zo actief in het
heden dat het lijkt of zij pas zeventien is
in plaats van zeventig. Maar dan met de
charmante wijsheid van iemand die al
veel heeft meegemaakt.
Het heden bestaat voor haar in het
lesgeven aan het Muzieklyceum in Am
sterdam, waarvan de oud-leerlingen haar
zondag een huldigingsconcert gaan aanbie
den. Lesgeven ook aan de zomeracade-
mie in Salzburg en aan de Antwerpse Ho
gere School voor dramatische kunst, stu
die Herman Teirlinck. En dan de andere
leerlingen.
„Ach", zegt Paula Lindberg, „lk kan
wel honderdvijftig namen noemen,
allemaal mijn kinderen. Die kinderena zit
ten over de hele wereld verspreid tot in
Rio de Janeiro en Montevideo toe. Weet
u, wat zo aardig is ik ontmoet soms leer
lingen van mijn leerlingen, die zelf al
weer aan het geven van concerten toe
zijn".
Een druk bezet leven voor deze vrouw,
die het Labyrinth van Peter Schat een
„boeiend experiment" vindt en die, hoe
wel men daar van verschillende kanten
op heeft aangedrongen, geen levensver
haal wil schrijven omdat het heden haar
te zeer bezig houdt
Minimaal vijftien voor Nederland nieu
we hoofdfilms zullen tijdens de tweede
Cinemanifestatie worden vertoond, die van
31 januari tot en met 7 februari te Utrecht
in de bioscopen Camerz en Studio, beide
gevestigd Oude gracht 156, wordt gehouden.
Op deze Cinemanifestatie worden drie
xoereldpremières gebracht: ,Jtronik von
Anna Magdalena Bach" van Jean-Marie
Straub met o.a. de Nederlandse klavecinist
Oustav Leonhardt; de Belgische film
„Cash-Cash" van Paul Collet en The
Giller" van George Moorse (Duitsland)
Voots worden o.a. verwacht: de Japan
se films ,Joi-Uchi(Rebellion) van Ma-
saki Kobayashi en „Face of an other";
Klaus Lemke's „48 Stunden bis Acapul-
co"; de beide belangrijke Franse produk-
ten ,Pa Réligieuse" (de kon) van Jacques
Rivette en de moderne musical ,^.nna"
met o.a. Anna Karina, Jean-Claude Brialy
en Marianne Faithfull. Verder de in dit
jaar in Venetië bekroonde Italiaanse film
van Marco Bellocchio ,pa cine e vicina"
(China is dichtbij); „Ulysses" naar de ro
man van James Joyce onder regie van
Joseph Strick; Jean-Luc Godard's „Le
week-end" en hopelijk de Griekse film
„Face to face" van Robert Menthoukis
(bekroond op de festivals van Athene en
Saloniki).
Danny Kaye zal voor het eerst sinds
vijf jaar weer in een film optreden.
Hij zal naast Katherine Hepburn de rol
van een voddenraper spelen in de „The
mad woman of Chaillot", naar het gelijk
namige toneelstuk van Jean Giraudoux,
waarvoor de opnamen dit voorjaar in Pa
rijs zullen beginnen onder regie van John
Hudson. De 55-jarige Kaye heeft de laat
ste jaren veel van zijn tijd gegeven aan
zijn werk als „ambassadeur" voor het kin
derfonds van de Verenigde Naties (Uni
cef).
Het pantomime-theater Carrousel
werkt momenteel aan ,J£asjtanka",
naar het gelijknamige verhaal van Anton
Tsjechof, in een mimografie van Rob van
Reijn. De muziek voor deze, anderhalf
uur durende voorstelling, wordt gecompo
neerd door Ruud Bos. Wim Bijmoer zal de
decors en kostuums ontwerpen. De pre
mière zal plaatsvinden op zaterdagmid
dag 6 april a.s. in de Stadsschouwburg te
Haarlem.
Volgend jaar - 1969 - is het 300 jaar
geleden dat Rembrandt in Amsterdam
overleed. De directie van het Rijkemu
seum in Amsterdam is van plan een grote
Rembrandt - herdenkings - tentoonstelling
te organiseren. De plannen hiertoe zijn in
voorbereiding, maar hebben nog geen de
finitieve vorm, met name wat betreft het
tijdstip en de werken van Rembrandt, die
getoond zullen worden. Zoals bekend, zijtx
veel van de schilderijen van de Amster
damse meester in buitenlandse handen,
zodat zij in bruikleen gevraagd moeten
worden. Hierover zijn onderhandelingen
gaande.
In oktober zullen in Tokio en Kyoto
tentoonstellingen van schilderijen van
Rembrandt en andere Nederlandse schil
ders worden gehouden. De tentoonstellin
gen worden georganiseerd door de Yomiu-
ri Shimbun, het Japanse dagblad. Voor de
tentoonstellingen zullen ruim 100 schilde
rijen worden geleend van musea in Den
Haag, Amsterdam en Rotterdam. De eer
ste tentoonstelling wordt gehouden in het
nationale museum van Westerse kunst te
Tokio. De tweede tentoonstelling komt in
het stedelijke kunstmuseum van Kyoto.
Behalve de Rembrandts zullen in de za
len werken hangen van Frans Hals, Jan
Vermeer, Jan Steen, Paulus Potter en
Meindert Hobbema.
4