r
Regering onderzocht in '92 arbeidstoestanden
Ds Nijhuis hield
kudde liever dom
„Poortkerk wordt morgen in gebruik genomen
*t Ging over
warmte
Onó tuinbouwlioeb
door Adr. P. de Kleuver
Opgewekt
Spek
Woningen
Tegenstrijdig
Voeding
DINSDAG 6 FEBRUARI 1968
VDAAL Morgenavond wordt de ..Poortkerk" aan het Poort-
jesgoed te Veenendaal tijdens een speciale dienst officieel in gebruik geno
men. De kerk is van de Gereformeerde kerk vrijgemHet intieme kerk
gebouw is in baksteen opgetrokken. De speciale constructie van het dak
en de inrichting van de kerkzaal in ae vorm van een naive maan suggere
ren ondanks de geringe afmetingen een vrij grote ruimte. Aangrenzend is
een zaal bijgebouwd die na het wegschuiven van een vouwwand ook bij
de kerk getrokken kan worden.
De Cineraria's met hun ongemeen
fraaie kleuren, groot- en kleinbloemi-
gen,. staan weer in de etalages van
blomenzaken en op de markt tentoonge
steld. Zij geeft een enorme hoeveel
heid bloemen in verschillende nuances.
De plant geeft ons zeer geruime tijd
veel plezier wanneer zij behandeld
wordt zoals zij dat verlangt. Omdat er
velen zijn die door onkunde weinig ple
zier aan die plant beleven, als gevolg
van een verkeerde behandeling, geef ik
u de volgende goede raad:
Koop een Cineraria wntarvan enkele
knoppen bloeien en verder alle knoppen
nog gesloten zijn. Dan kunt u een zeer
langdurige en rijke bloei verwachten,
tenminste als u om het volgende denkt.
Zet haar op een lichte plaats, doch
vooral niet in de zon. Zij verdraagt
absoluut geen zon, zet men haar in de
zon of op de tocht dan krult het blad
en gaat als levenloos hangen. De plant
komt tevens onder de groene luizen te
zitten en het geheel gaat ten gronde.
Dus licht, geen zon en daarbij vrij veel
water U moet weten, dat de Cinera
ria tot de kruidachtige planten behoort
en de bladeren dus koelte en vocht no
dig hebben. Bij de behandeling, die ik u
aangeef, kan men gedurende geruime
tijd heel veel plezier beleven van een
fraaie kleurige bloei. Handel zoals ik
aangeef en het is uitgesloten, dat de Ci
neraria al spoedig met een kwaad ge
zicht als „luizenplant" wordt uitgeschol
den en in het vuilnisvat gedeponeerd
wordt.
Laat ik nu eens praten over enige
moderne kamerplanten, passend bij 't
tegenwoordige moderne interieur. Een
zeer fraaie kamerplant met prachtige
decoratieve bonte bladeren is ongetwij
feld de Dracaena deremensis. Deze
soort is bij uitstek in de kamer op haar
plaats. Zij is oorspronkelijk afkomstig
uit tropisch Afrika en voelt zich dus op
haar plaats in een lichte kamer. In de
zomer geeft men vrij veel water. Be
spuit iedere dag de bladeren, dit voor
komt het uitdrogen der bladpunten en
houdt tevens de plant vrij van walluis.
Ze heeft gebogen bladeren, die groen
met wit gestreept zijn. Het is al met al
een sierlijke decoratieve plant in
Uw warme kamer. U wenst een sier
lijke plant voor uw koele kamer Dan
is daar de Pandanus Veitchü op haar
plaats. Deze maakt met haar donker
groene puntige bladeren, met witachtige
randen, waaraan stekels zitten, een
imposante indruk. Bovendien is het een
gemakkelijke kamerplant. In de zomer
tijdens de groei vrij veel water geven,
zorg in de vrinter voor een vochtige at
mosfeer door de bladeren dagelijks te
besproeien.
De Philodendron scandens is een
mooie klimplant die sterk en snel
groeit in een warme omgeving. De lo
ten laten zich gemakkelijk leiden. Door
dat men de plant regelmatig iets terug
snoeit, kunnen mooie grillige vormen
ontstaan. Let op, dat de felle zon haar
niet beschijnen kan.
Oeef af en toe wat plantenmest en
giet regelmatig, dan heeft men onge
twijfeld heel lang plezier van deze plant.
Omdat bladplanten over een vrij groot
verdampend bladoppervlak beschik
ken stellen deze een regelmatige ver
zorging op prijs. Geef deze in de win
ter wat minder water en vooral als de
planten wat zijn teruggesnoeid. Blad
planten vormen met hun frisgroene
bladeren in diverse kleurschakeringen
een levendig „woon-decor" en komen in
het modern interieur goed tot hun
recht.
Snoeien van klimplanten, of uitdun
nen, kan nu in deze maand gebeuren.
Over het algemeen moet men niet te
veel aan klimplanten snoeien. Heeft 'n
klimplant een bepaalde ruimte tegen de
muur gevuld, dan mag er wel gesnoeid
worden. Voorkomende werkzaamheden
zijn dan o.a. het wegsnijden van jon
ge ranken aan de Blauwe Regen. De
Clematissen en de Kamperfoelie kun
nen worden uitgedund, wanneer dit no
dig mocht zijn. Bij de clematis moet
men wel onderscheid maken tussen
voorjaars- en zomerbloeiers. De voor-
jaarsbloeiers mogen alleen gesnoeid
worden na de bloei, de zomerbloeiers
kan men, als dit nodig mocht zijn, nu
wel wat uitdunnen. Na de snoei alles
netjes aanbinden. Tegen eind februari
kan de clematis goed worden geplant.
Denk er wel om, dat u een in pot ge
kweekte plant krijgt, anders gaan ze
dood. De plant mag niet met de voet in
de zon staan. Men ziet wel eens, dat er
een dakpan is geplaatst ter afscherming
maar dat staat lelijk. Beter is het om
de voet een paar andere planten te
planten.
Antwoord aan mevrouw A. de G.-O.
De door u bedoelde „Maranta" wordt
in de botanie „Galanthea makoyama"
genoemd. Dat uw plant enkele bladeren
heeft laten vallen, wijst er op dat de-
atmosfeer in de kamer te droog is. Deze
plant verlangt een warme en zeer
vochtige atmosfeer. Het kleurige blad
moet dagelijks met lauw water be
sproeid worden, 's winters zult u nog
meer moeten sproeien omdat de atmos
feer dan over het algemeen te droog
is. De potgrond normaal vochtig hou
den. Bescherm de plant tegen felle zon,
doch zij moet wel op een licht plekje
staan. Geef elke week plantenbemesting.
Zeker kunt u deze plant voortkweken.
Neem in 't voorjaar de plant uit de pot
en verdeel deze in stukken. Elk deel
kan afzonderlijk worden opgepot en
verder gekweekt worden. De plant is erg
gesteld op zeer luchtige potgrond, dus
meng door de bekende bloemistengrond
flink wat fijne turfmolm. Vergeet niet
onder in de pot enkele scherven te
doen. Ze groeien het best in ondiepe
potten. Een normale diepe pot moet u
voor de helft vullen met scherven en
hierop brengt u de potgrond.
E. J. Grijzen - Rh enen.
VEENENDAALGisternacht meld
de zich een Italiaanse gastarbeider op
het politiebureau met een mededeling
waarvan de dienstdoende agenten al
leen maar begrepen, dat het over
„warmte" ging.
Enkele politiemensen vergezelden
de Italiaan naar zijn woning, achter
een cafetaria. Het bleek dgt de olie
kachel, die niet afgesloten kon wor
den, stond te razen en te loeien. Het
verwarmingsapparaat was roodgloei
end. De politie moest de huiseigenaar
de heer Van M. uit zijn bed halen,
om de olieleiding op het dak te kun
nen afsluiten.
De 44-jarige Nederduitsch-Hervormde predikant ds. Gerhardus Nijhuis
werd ook ondervraagd door de staatscommissie. Het was vooral déze getui
ge die véél karakteristieks over de Veenendaalse arbeidersbevolking wist te
vertellen, vooral wat betrejt de godsdienstzin. Ook de ..wetenschappelijke"
ontwikkeling van de kinderen kwam ter sprake. Daarbij liet deze predikant
een geluid horen dat op z'n zachtst uitgedrukt door een academisch ge
vormd man als hij nooit gezegd had mogen worden. Ds. Nijhuis was in
1892 ruim twee jaar in Veenendaal toen hij werd ondervraagd
Allereerst ging het gesprek over de
vrouwen- en kinderarbeid. De school
wet, die bepaalde, dat kinderen tot
hun twaalfde jaar de school moesten
bezoeken, bleken wel hun deel aan de
geestelijke ontwikkeling van het Vee-
nendaalse kind in het algemeen bij te
dragen. Over het godsdienstonderricht
was de dominee wel te spreken. Deze
kinderen van de openbare school wer
den zelfs nog wat jonger gestuurd om
dat daar geen godsdienstles gegeven
werd. Na de schooltijd kwamen ze op
de zogenaamde fabrieks-catechisatie
en op hun zestiende jaar kwamen ze
dan op „eene hoogere catechisatie",
waar ze bleven komen tot ze lidmaat
werden. Zo kreeg een predikant, die
een paar jaar in Veenendaal stond een
behoorlijk overzicht van een geheel ge
slacht van kinderen.
Of de fabrikanten wel meewerkten
als het de catechisaties betrof? Dat
wel, maar nodig was dat niet, want de
fabrieksbevolking was zéér kerks en
stuurden de kinderen trouw.
Het trof dominee wel dat twee maal
zoveel meisjes als jongens kwamen.
Dat was al precies eender als bij de
burgerklasse. Niet dat er zoveel meer
meisjes dan jongens waren, maar de
greep van de ouders op de jongens was
veel minder dan op de meer volgzame
meisjes. Na het twaalfde jaar had hij
minder te klagen over verzuim.
Wat inzake de intellectuele ont
wikkeling van de Veenendaalse ar
beiderskinderen ten beste gegeven
werd zal menig lezer het hoofd doen
schudden. De predikant was vierkant
tegen „hoger" ontwikkelde arbei
ders. Mogelijk dacht hij dat een pre
dikant meer te vertellen had als hij
de goegemeente maar van méér ken
nis afhièld. Het zoete koek slikken
werd alzo een Veenendaalse aange
legenheid.
de ontwikkeling van jongens van 12
jaar voldoende vond. Hij antwoordde
hierop bevestigend.
Daar voegde hij later nog wat aan
toe. Op de vraag of indien er een wet
kwam, die de kinderen eerst op hun
13-, 14-jarige leeftijd toestond in een
fabriek te gaan werken en ze tot die
tyd op school moesten blijven, ant
woordde hij onomwonden: „Dat zou ik
zeker niet toejuichen!" Niet om het
financiële offer voor het gezin, maar
omdat het schoolgaan niet gunstig zou
werken op het morele gedrag. Op de
fabriek werd meer op ze gelet.
Vooral ook op het bezoeken van her
bergen waar ze op hun 12e jaar al mee
begonnen.
Daaraan schenen de ouders niets
bijzonders te doen. Geen verlenging
van de schooltijd dus, omdat dit jeugd
criminaliteit in de hand zou werken!
Of zulke kinderen wel lichamelijk
voldoende ontwikkeld waren om dagen
van 12 uur te werken, meende dominee
dat dit vrijwel het geval was. Hij ver
telde er evenwel niet bij hoe veel kin
deren en jonge mensen er naar het
kerkhof gebracht werden! Dat is uit
de Veenendaalse archivalia genoeg
zaam bekend.
Er werkten op de fabrieken haast
evenveel mannen als vrouwen. Of die
fabrieksmeisjes minder aangeschreven
stonden dan bijvoorbeeld dienstmeis
jes? „Neen, want ze maken het er niet
naar", vond dominee, „maar vaders,
die niet op de fabriek werkten hadden
Arbeiderswoningen langs het Beneden-
eindsepad. Zo stonden in lange rijen
de huizenbhekken langs de toenmalige
Bisschop Davidsgrift, en de zijstraat
jes die op de straten daarlangs ston
den.
voorkeur voor een dienstje".
Zou bij zulke ouders een soort be
wustzijn levend zijn dat het beter
was een meisje in een burgergezin te
laten dienen? De dominee geloofde dat
dit bij de meeste ouders wel het geval
was. Als de mannen en jongens om 7
uur uit de fabriek kwamen gingen ze
op het land werken, maar de meisjes
hadden na 7 uur te veel vrije tijd. Als
de fabrieken maar om 8 uur sloten,
dan waren ze een uur minder op
straat.
Er gebeurden evenwel na afloop van
De houding van dominee Nijhuis riep
niets anders in het leven dan wat ver
achtelijk „fabrieksvoer" genoemd
werd. Maar laten wij hem zelf aan het
woord!
De intellectuele ontwikkeling van de
kinderen, zo antwoordde hij, liep veel
uiteen. Generaliserend stelde hij dat de
ontwikkeling van de gezinnen niet groot
was. Uitzonderingen hierop waren de
jongens die de knapen- en jongelings
vereniging van de heer (meester) Go-
vers volgden. Daar ontvingen ze een
soort herhalingsonderwijs. Volgens de
dominee waren de meisjes vlugger van
begrip, maar dat kwam meende hij,
omdat ze minder speelziek waren. On
danks dagen van 6 uur 's morgens tot
7 uur 's avonds in de fabriek waren ze
nooit moe als ze op de avond catechi-
satie kwamen. Integendeel, ze volgden
opgewekt het onderwijs. Ook in de ca.
100 volwassenen die hij in de winter
tot lidmaat „opleidde" en naar de
avondkerk (op woensdagavond kwamen 'M
zag hij het bewijs dat ze heus niet af- if
gemat waren, anders bleven ze wel |j
thuis om uit te rusten.
Om de vraag of een kind van twaalf
jaar genoeg (geestelijk ontwikkeld
was, draaide de dominee maar wat
heen. Na een gesprek tussen de
burgemeester en de fabrikanten in 1891
beloofden de laatsten geen kinderen
meer aan te nemen beneden 12 jaar.
„Nu" (in 1892 dus), volgens dominee,
„zijn die van 12 jaar beter beslagen,
dan die 16 jaar zijn".
Nogmaals vroeg de voorzitter of hij
de fabriekstijd, ten gevolge van het
straatlopen geen schandalen en daarom
vond hij toch maar dat sluiten om ze
ven uur beter was. De werktijd was
lang genoeg (ca. 11 uur per dag!) en
als hij op zondagavond van 5 tot 7 uur
preekte, dan was er praktisch geen
jong volk bij de weg. Fabrieksarbei
ders gingen in de regel naar hun eigen
predikant. Als er eens een dominee uit
de ring kwam preken liep de straat
vol. Dominee zag hierin het bewijs, dat
men de mensen bezig diende te houden.
De voorzitter stelde daarop dat in de
meeste huisgezinnen van de arbeiders
armoede zou bestaan.
Niet zo veel, zei dominee, al naar
de grootte van het gezin natuurlijk. Het
was eigenlijk meer een kwestie van
persoonlijke geaardheid. Twee gezin
nen naast elkaar konden totaal ver
schillend zijn. In het ene huis was het
knap en ging men met genoegen kof
fie drinken en bij de buurman was
men zelfs bang om te gaan zitten.
Beide gezinnen waren van dezelfde
grootte en er kwam evenveel geld bin
nen. Over het algemeen waren de huis
jes helder en naar de stand der men
sen gemeubileerd. Dat was voorname
lijk de invloed die daarbij de vrouw
uitoefende. Er waren huisgezinnen bij
waar wel f 30 in de week inkwam!
Wat zulke mensen op tafel brach
ten? 't Meest aardappelen met spek.
Ründvlees bijna nooit en de meesten
slachtten een varken.
De dominee kon daar van meepra
ten, want er wordt nog verteld, dat in
de slacahttyd de keuken van de domi
nee meer op een slagerij leek omdat
zo goed als ieder bij hem een „huts
pot" liet brengen. Resoluut verklaarde
dominee, dat er geen sprake was van
werkelijke armoede.
Die behoefde niet geleden te worden
en hulp van de diaconie had eerst in
buitengewone gevallen plaats. De ver
houding in de gezinnen liet hij onge
moeid. Om mensen die niet meer kon
den werken of geen beroep kenden te
helpen beschikte de diaconie wel over
tamelijk goede fondsen. Er werd jaar
lijks tussen f 5000 tot f 6000 uitgedeeld
en gedurende zijn ambtsbediening was
nog nooit een bijzondere collecte ge
houden. Als een fabrieker stierf moest
de weduwe wel eens tijdelijk geholpen
worden. De kinderen kregen dan even
wel meestal de getouwen van de va
der en kwamen dan dadelijk van f 1,50
op f 4,50. Zelden kreeg de diaconie oude
fabriekers te onderhouden, die niet
meer konden werken. Hem was bekend
dat de firma Van Schuppen zulke men
sen een uitkering gaf, ja zelfs de we
duwen. Van de overige fabrieken durf
de hij daarover niets te zeggen. Werk
lozen kende hij niet, tenminste geen
volk, dat om 't een of ander voorval
weggezonden was. Die rond liepen wa
ren naar zijn mening vroeger wel fa
brieker geweest maar waren een ne
gotie begonnen of ze waren naar Duits
land gegaan en later terug gekomen.
Wie geen werk op de fabrieken kon
vinden werd dagloner of ging op het
land werken. De diaconie bedeelde ca.
60 personen, waaronder vrouwen van
fabriekers en enkelen die niet genoeg
konden verdienen. Het ongelukkige
verschijnsel dat men wel werken wilde
maar geen werk kon krijgen kwam
volgens dominee Nijhuis in Veenendaal
niet voor.
„Maar", zo profeteerde hij, „als er
geen nieuwe industrieën bijkomen
komt Veenendaal binnen twintig jaar
in de knel, want de bevolking groeit
snel!"
Over emigratie b.v. naar Amerika,
zei de dominee, dat ze nog wel naar
Duitsland wilden maar verder van huis
toch niet. Om het dorp te verlaten be
stond grote tegenzin.
Toen sneed de voorzitter het punt
drankmisbruik aan. Hij meende al di
rect dat, gezien de geringe armoede en
goede verhouding tussen de gezinsle
den, dit weinig in Veenendaal voor
kwam.
Dominee antwoordde dat wel drank
gebruikt werd, maar dat misbruik een
uitzondering was. De politie had wel
last van vreemde landlopers!
Op de fabrieken was drankgebruik
streng verboden.
Even komt de commissie terloops
met een strikvraagje. In de aanvang
had dominee gezegd, dat naar hij
dacht, vrouwen op de fabriek mochten
blijven tot ze zwanger waren. Nu vul
de dominee dit aan als volgt: „Neen,
zodra eene gehuwde vrouw voor de
eerste maal zwanger wordt, moet zij de
fabriek voorgoed verlaten." Deze uit
spraak was evenwel in strijd met wat
op de VSW gebruikelijk was, nl. dat
zo'n vrouw vier weken na de bevalling
weer als vanouds aan het werk ging.
Als grootmoeder maar op de baby wil
de passen!
Dan de vraag of de fabrieken eigen
woningen hadden. „We hebben drie
groote rijen, welke meen ik (de domi
nee meent steeds wat), aan de groote
fabriek (bedoeld werd de VSW) beho
ren."
Hij wist wel vaag van een plan om
een 40-tal woningen bij te bouwen. De
ze huisjes was men ven plan zo te ver-
hüreh dat ze mettertijd eigendom wer
den. Dominee noemde de huisjes van de
Engelse stad goed. Anderen die ze ook
nog gekend hebben, zeggen ronduit
krotten.
Dan ging het gesprek over een volks
bibliotheek. Die was er niet. Wel twee
boekverkopers en een bescheiden bi
bliotheek met 100 nummes van de jon
gelingsvereniging.
De commissie wilde wel eens weten
hoe het met de boerenarbeiders stond.
Daar bleek vooral 's winters bittere
armoede te heersen. Zelfs de ambachts
lieden hadden het slechter dan de fa-
brieksen. Hij de dominee dus, had zich
het meest met de laatsten bemoeid en
vond dat een goed soort mensen, dat
hij overigens toeschreef aan de zin
voor godsdienstig beleven dat ze beziel
de. Opruiing en stakingen kwamen niet
voor.
De voorzitter attendeerde er evenwel
op, dat eens de justitie in Veenendaal
had moeten ingrijpen. Dit was echter
al tien jaar geleden. Toen de werk
week op een donderdag beëindigd was,
werd vrijdags aangeplakt dat de lonen
met tien procent verlaagd zouden wor
den en dat veroorzaakte strubbelingen,
waaraan zelfs soldaten te pas gekomen
waren. Er was eens een poging gedaan
om een socialistische vergadering te
houden, maar daar kwam niets van
terecht. „Als er bij ons maar geen
vreemd volk van buiten komt blijft de
geest goed", vond dominee Nijhuis.
„Onder de sigarenmakers is echter
vreemd volk en daar heeft men meer
last mede".
Dat was het dan wat dominee Nij
huis op zaterdag 20 augustus 1892 wist
te vertellen.
Een ander geluid werd gehoord van
mej. Wolfine van der Schans, oud 27
jaar en wonende te Veenendaal. Dit
lid van de damesvereniging „Dorcas"
legde een verklaring af die lijnrecht
met die van de dominee in strijd was.
Vooral waar het de woontoestanden be
trof. Door intekenlijsten werd door
„Dorcas" geld ingezameld om grond
stoffen te kopen, waarvan de leden
(allen uit de gegoede burgerij) kle
dingstukken maakten en rond Kerst
mis bij de armsten rondbrachten.
Daardoor kwamen die deftige dames
in de woonhuisjes van de fabriekers en
Wolfine had zo de indruk dat armoe
digheid veelal aan de huisvrouwen
lag.
De voorzitter vroeg of het in de
huisjes over het algemeen vuil wal.
Zij bekende dat dit over het alge
meen wel het geval was. Dit was van
invloed op de kinderen, die er smerig
uitzagen.
Bepaald broodgebrek heerste er niet.
Dat de kleren ontbraken of gescheurd
waren schreef mej. Van der Schans toe
aan het feit, dat vrouwen en meisjes
niet konden naaien en verstellen. De
kwaliteit van fabrieksarbeidersvrouwen
als huisvrouw achtte zij niet hoog. Dat
zou op de duur wel beter worden meen
de zij. omdat de meisjes op school naai
en en breien leerden. ,Ze vond het jam
mer dat de fabrieksvrouwen zo weinig
huiselijk waren, veel van „uitlopen"
hielden en aan de pompen achter de
huizenblokken de gehele dag in groep
jes stonden te kletsen en ieder over de
baan haalden.
Of er in het Veenendaal van 1892 an
tipathie bestond tegen wat men een
„fabriekster" (in 't Veen sprake men
van een „fabrieksmeid") noemde? Me
juffrouw Van der Schans moest wel be
kennen dat dit (in haar kringen dan
vanzelf) het geval was. Toch geloofde
ze dat de uitdrukking niet zo erg min
achtend bedoeld was als ze gezegd
werd. Een dienstmeisje stond ook maar
weinig hoger aangeschreven.
Als „Dorcas" een verzoek tot onder
steuning kreeg, werd eerst onderzocht
of het werkelijk nodig was. In geval
van ziekte werd ook wel overleg ge
pleegd met de dokter. Overleg met
een fabrieksdirectie had zo goed als
nooit plaats. Wel werd scherp gelet,
dat het goed niet bij mensen kwam die
het geld er toch maar doordraaiden.
Dat de armoede (die er dus inder
daad heerste!) voortvloeide uit gebruik
van sterke drank geloofde ze niet. Er
liepen in Veenendaal nooit dronken
vrouwen langs de straat. Met de kin
deren had ze nooit contact en met de
inrichting van de bewaarschool was ze
niet op de hoogte.
Wel wist ze mede te delen dat er op
de openbare school meer dan op de
christelijke school iets gedaan werd om
de meisjes de eerste beginselen van
breien etc. bij te brengen. Ze geloofde
zeker dat het pogen van de burgemees
ter om de kinderen tot hun twaalfde
jaar op school te houden vrucht zou
afwerpen. Ze wist ook dat nog veel moe
ders hun dochters met hun 11e jaar
thuis hielden om in het huishouden te
helpen.
De commissie wilde vervolgens wel
eens weten of er wat aan kindervoeding
gedaan werd. Bekend zijn de gruwel
verhalen dat kleine kinderen met inge
wandsstoornissen eenvoudig een speen,
die gedrenkt in jenever en vervolgens
door de suikerpot gehaald werd, in het
mondje gestopt werd. Dan hield het
„janken" even op...
Echt armoede werd on
der de dagloners geleden,
omdat ze ongeregeld werk
ten.
Of er in Veenendaal, zo
als dat in diverse plaatsen
aangetroffen was, ook da
mes waren die zich het lot
van de (jonge) fabrieks
arbeidsters aantrokken?
Bedoeld werden dames uit
de gegoede stand! Op za-
termiddag na 2 uur gaven
die dames naaischool voor
meisjes boven 12 jaar. Er
werd ook een beetje aan
godsdienstonderwijs ge
daan, maar of die dames
het ook deden om deze
meisjes nader te leren ken
nen werd niet beantwoord.
Ze (de meisjes) stelden het
wel op prijs, maar er kwa
men er niet zo veel....
Dat was dan mej. Wolfine
van hen die later „de da
mes Van der Schans" ge
noemd werden.
i