r Regering onderzocht in '92 arbeidstoestanden Ds Nijhuis hield kudde liever dom „Poortkerk wordt morgen in gebruik genomen *t Ging over warmte Onó tuinbouwlioeb door Adr. P. de Kleuver Opgewekt Spek Woningen Tegenstrijdig Voeding DINSDAG 6 FEBRUARI 1968 VDAAL Morgenavond wordt de ..Poortkerk" aan het Poort- jesgoed te Veenendaal tijdens een speciale dienst officieel in gebruik geno men. De kerk is van de Gereformeerde kerk vrijgemHet intieme kerk gebouw is in baksteen opgetrokken. De speciale constructie van het dak en de inrichting van de kerkzaal in ae vorm van een naive maan suggere ren ondanks de geringe afmetingen een vrij grote ruimte. Aangrenzend is een zaal bijgebouwd die na het wegschuiven van een vouwwand ook bij de kerk getrokken kan worden. De Cineraria's met hun ongemeen fraaie kleuren, groot- en kleinbloemi- gen,. staan weer in de etalages van blomenzaken en op de markt tentoonge steld. Zij geeft een enorme hoeveel heid bloemen in verschillende nuances. De plant geeft ons zeer geruime tijd veel plezier wanneer zij behandeld wordt zoals zij dat verlangt. Omdat er velen zijn die door onkunde weinig ple zier aan die plant beleven, als gevolg van een verkeerde behandeling, geef ik u de volgende goede raad: Koop een Cineraria wntarvan enkele knoppen bloeien en verder alle knoppen nog gesloten zijn. Dan kunt u een zeer langdurige en rijke bloei verwachten, tenminste als u om het volgende denkt. Zet haar op een lichte plaats, doch vooral niet in de zon. Zij verdraagt absoluut geen zon, zet men haar in de zon of op de tocht dan krult het blad en gaat als levenloos hangen. De plant komt tevens onder de groene luizen te zitten en het geheel gaat ten gronde. Dus licht, geen zon en daarbij vrij veel water U moet weten, dat de Cinera ria tot de kruidachtige planten behoort en de bladeren dus koelte en vocht no dig hebben. Bij de behandeling, die ik u aangeef, kan men gedurende geruime tijd heel veel plezier beleven van een fraaie kleurige bloei. Handel zoals ik aangeef en het is uitgesloten, dat de Ci neraria al spoedig met een kwaad ge zicht als „luizenplant" wordt uitgeschol den en in het vuilnisvat gedeponeerd wordt. Laat ik nu eens praten over enige moderne kamerplanten, passend bij 't tegenwoordige moderne interieur. Een zeer fraaie kamerplant met prachtige decoratieve bonte bladeren is ongetwij feld de Dracaena deremensis. Deze soort is bij uitstek in de kamer op haar plaats. Zij is oorspronkelijk afkomstig uit tropisch Afrika en voelt zich dus op haar plaats in een lichte kamer. In de zomer geeft men vrij veel water. Be spuit iedere dag de bladeren, dit voor komt het uitdrogen der bladpunten en houdt tevens de plant vrij van walluis. Ze heeft gebogen bladeren, die groen met wit gestreept zijn. Het is al met al een sierlijke decoratieve plant in Uw warme kamer. U wenst een sier lijke plant voor uw koele kamer Dan is daar de Pandanus Veitchü op haar plaats. Deze maakt met haar donker groene puntige bladeren, met witachtige randen, waaraan stekels zitten, een imposante indruk. Bovendien is het een gemakkelijke kamerplant. In de zomer tijdens de groei vrij veel water geven, zorg in de vrinter voor een vochtige at mosfeer door de bladeren dagelijks te besproeien. De Philodendron scandens is een mooie klimplant die sterk en snel groeit in een warme omgeving. De lo ten laten zich gemakkelijk leiden. Door dat men de plant regelmatig iets terug snoeit, kunnen mooie grillige vormen ontstaan. Let op, dat de felle zon haar niet beschijnen kan. Oeef af en toe wat plantenmest en giet regelmatig, dan heeft men onge twijfeld heel lang plezier van deze plant. Omdat bladplanten over een vrij groot verdampend bladoppervlak beschik ken stellen deze een regelmatige ver zorging op prijs. Geef deze in de win ter wat minder water en vooral als de planten wat zijn teruggesnoeid. Blad planten vormen met hun frisgroene bladeren in diverse kleurschakeringen een levendig „woon-decor" en komen in het modern interieur goed tot hun recht. Snoeien van klimplanten, of uitdun nen, kan nu in deze maand gebeuren. Over het algemeen moet men niet te veel aan klimplanten snoeien. Heeft 'n klimplant een bepaalde ruimte tegen de muur gevuld, dan mag er wel gesnoeid worden. Voorkomende werkzaamheden zijn dan o.a. het wegsnijden van jon ge ranken aan de Blauwe Regen. De Clematissen en de Kamperfoelie kun nen worden uitgedund, wanneer dit no dig mocht zijn. Bij de clematis moet men wel onderscheid maken tussen voorjaars- en zomerbloeiers. De voor- jaarsbloeiers mogen alleen gesnoeid worden na de bloei, de zomerbloeiers kan men, als dit nodig mocht zijn, nu wel wat uitdunnen. Na de snoei alles netjes aanbinden. Tegen eind februari kan de clematis goed worden geplant. Denk er wel om, dat u een in pot ge kweekte plant krijgt, anders gaan ze dood. De plant mag niet met de voet in de zon staan. Men ziet wel eens, dat er een dakpan is geplaatst ter afscherming maar dat staat lelijk. Beter is het om de voet een paar andere planten te planten. Antwoord aan mevrouw A. de G.-O. De door u bedoelde „Maranta" wordt in de botanie „Galanthea makoyama" genoemd. Dat uw plant enkele bladeren heeft laten vallen, wijst er op dat de- atmosfeer in de kamer te droog is. Deze plant verlangt een warme en zeer vochtige atmosfeer. Het kleurige blad moet dagelijks met lauw water be sproeid worden, 's winters zult u nog meer moeten sproeien omdat de atmos feer dan over het algemeen te droog is. De potgrond normaal vochtig hou den. Bescherm de plant tegen felle zon, doch zij moet wel op een licht plekje staan. Geef elke week plantenbemesting. Zeker kunt u deze plant voortkweken. Neem in 't voorjaar de plant uit de pot en verdeel deze in stukken. Elk deel kan afzonderlijk worden opgepot en verder gekweekt worden. De plant is erg gesteld op zeer luchtige potgrond, dus meng door de bekende bloemistengrond flink wat fijne turfmolm. Vergeet niet onder in de pot enkele scherven te doen. Ze groeien het best in ondiepe potten. Een normale diepe pot moet u voor de helft vullen met scherven en hierop brengt u de potgrond. E. J. Grijzen - Rh enen. VEENENDAALGisternacht meld de zich een Italiaanse gastarbeider op het politiebureau met een mededeling waarvan de dienstdoende agenten al leen maar begrepen, dat het over „warmte" ging. Enkele politiemensen vergezelden de Italiaan naar zijn woning, achter een cafetaria. Het bleek dgt de olie kachel, die niet afgesloten kon wor den, stond te razen en te loeien. Het verwarmingsapparaat was roodgloei end. De politie moest de huiseigenaar de heer Van M. uit zijn bed halen, om de olieleiding op het dak te kun nen afsluiten. De 44-jarige Nederduitsch-Hervormde predikant ds. Gerhardus Nijhuis werd ook ondervraagd door de staatscommissie. Het was vooral déze getui ge die véél karakteristieks over de Veenendaalse arbeidersbevolking wist te vertellen, vooral wat betrejt de godsdienstzin. Ook de ..wetenschappelijke" ontwikkeling van de kinderen kwam ter sprake. Daarbij liet deze predikant een geluid horen dat op z'n zachtst uitgedrukt door een academisch ge vormd man als hij nooit gezegd had mogen worden. Ds. Nijhuis was in 1892 ruim twee jaar in Veenendaal toen hij werd ondervraagd Allereerst ging het gesprek over de vrouwen- en kinderarbeid. De school wet, die bepaalde, dat kinderen tot hun twaalfde jaar de school moesten bezoeken, bleken wel hun deel aan de geestelijke ontwikkeling van het Vee- nendaalse kind in het algemeen bij te dragen. Over het godsdienstonderricht was de dominee wel te spreken. Deze kinderen van de openbare school wer den zelfs nog wat jonger gestuurd om dat daar geen godsdienstles gegeven werd. Na de schooltijd kwamen ze op de zogenaamde fabrieks-catechisatie en op hun zestiende jaar kwamen ze dan op „eene hoogere catechisatie", waar ze bleven komen tot ze lidmaat werden. Zo kreeg een predikant, die een paar jaar in Veenendaal stond een behoorlijk overzicht van een geheel ge slacht van kinderen. Of de fabrikanten wel meewerkten als het de catechisaties betrof? Dat wel, maar nodig was dat niet, want de fabrieksbevolking was zéér kerks en stuurden de kinderen trouw. Het trof dominee wel dat twee maal zoveel meisjes als jongens kwamen. Dat was al precies eender als bij de burgerklasse. Niet dat er zoveel meer meisjes dan jongens waren, maar de greep van de ouders op de jongens was veel minder dan op de meer volgzame meisjes. Na het twaalfde jaar had hij minder te klagen over verzuim. Wat inzake de intellectuele ont wikkeling van de Veenendaalse ar beiderskinderen ten beste gegeven werd zal menig lezer het hoofd doen schudden. De predikant was vierkant tegen „hoger" ontwikkelde arbei ders. Mogelijk dacht hij dat een pre dikant meer te vertellen had als hij de goegemeente maar van méér ken nis afhièld. Het zoete koek slikken werd alzo een Veenendaalse aange legenheid. de ontwikkeling van jongens van 12 jaar voldoende vond. Hij antwoordde hierop bevestigend. Daar voegde hij later nog wat aan toe. Op de vraag of indien er een wet kwam, die de kinderen eerst op hun 13-, 14-jarige leeftijd toestond in een fabriek te gaan werken en ze tot die tyd op school moesten blijven, ant woordde hij onomwonden: „Dat zou ik zeker niet toejuichen!" Niet om het financiële offer voor het gezin, maar omdat het schoolgaan niet gunstig zou werken op het morele gedrag. Op de fabriek werd meer op ze gelet. Vooral ook op het bezoeken van her bergen waar ze op hun 12e jaar al mee begonnen. Daaraan schenen de ouders niets bijzonders te doen. Geen verlenging van de schooltijd dus, omdat dit jeugd criminaliteit in de hand zou werken! Of zulke kinderen wel lichamelijk voldoende ontwikkeld waren om dagen van 12 uur te werken, meende dominee dat dit vrijwel het geval was. Hij ver telde er evenwel niet bij hoe veel kin deren en jonge mensen er naar het kerkhof gebracht werden! Dat is uit de Veenendaalse archivalia genoeg zaam bekend. Er werkten op de fabrieken haast evenveel mannen als vrouwen. Of die fabrieksmeisjes minder aangeschreven stonden dan bijvoorbeeld dienstmeis jes? „Neen, want ze maken het er niet naar", vond dominee, „maar vaders, die niet op de fabriek werkten hadden Arbeiderswoningen langs het Beneden- eindsepad. Zo stonden in lange rijen de huizenbhekken langs de toenmalige Bisschop Davidsgrift, en de zijstraat jes die op de straten daarlangs ston den. voorkeur voor een dienstje". Zou bij zulke ouders een soort be wustzijn levend zijn dat het beter was een meisje in een burgergezin te laten dienen? De dominee geloofde dat dit bij de meeste ouders wel het geval was. Als de mannen en jongens om 7 uur uit de fabriek kwamen gingen ze op het land werken, maar de meisjes hadden na 7 uur te veel vrije tijd. Als de fabrieken maar om 8 uur sloten, dan waren ze een uur minder op straat. Er gebeurden evenwel na afloop van De houding van dominee Nijhuis riep niets anders in het leven dan wat ver achtelijk „fabrieksvoer" genoemd werd. Maar laten wij hem zelf aan het woord! De intellectuele ontwikkeling van de kinderen, zo antwoordde hij, liep veel uiteen. Generaliserend stelde hij dat de ontwikkeling van de gezinnen niet groot was. Uitzonderingen hierop waren de jongens die de knapen- en jongelings vereniging van de heer (meester) Go- vers volgden. Daar ontvingen ze een soort herhalingsonderwijs. Volgens de dominee waren de meisjes vlugger van begrip, maar dat kwam meende hij, omdat ze minder speelziek waren. On danks dagen van 6 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds in de fabriek waren ze nooit moe als ze op de avond catechi- satie kwamen. Integendeel, ze volgden opgewekt het onderwijs. Ook in de ca. 100 volwassenen die hij in de winter tot lidmaat „opleidde" en naar de avondkerk (op woensdagavond kwamen 'M zag hij het bewijs dat ze heus niet af- if gemat waren, anders bleven ze wel |j thuis om uit te rusten. Om de vraag of een kind van twaalf jaar genoeg (geestelijk ontwikkeld was, draaide de dominee maar wat heen. Na een gesprek tussen de burgemeester en de fabrikanten in 1891 beloofden de laatsten geen kinderen meer aan te nemen beneden 12 jaar. „Nu" (in 1892 dus), volgens dominee, „zijn die van 12 jaar beter beslagen, dan die 16 jaar zijn". Nogmaals vroeg de voorzitter of hij de fabriekstijd, ten gevolge van het straatlopen geen schandalen en daarom vond hij toch maar dat sluiten om ze ven uur beter was. De werktijd was lang genoeg (ca. 11 uur per dag!) en als hij op zondagavond van 5 tot 7 uur preekte, dan was er praktisch geen jong volk bij de weg. Fabrieksarbei ders gingen in de regel naar hun eigen predikant. Als er eens een dominee uit de ring kwam preken liep de straat vol. Dominee zag hierin het bewijs, dat men de mensen bezig diende te houden. De voorzitter stelde daarop dat in de meeste huisgezinnen van de arbeiders armoede zou bestaan. Niet zo veel, zei dominee, al naar de grootte van het gezin natuurlijk. Het was eigenlijk meer een kwestie van persoonlijke geaardheid. Twee gezin nen naast elkaar konden totaal ver schillend zijn. In het ene huis was het knap en ging men met genoegen kof fie drinken en bij de buurman was men zelfs bang om te gaan zitten. Beide gezinnen waren van dezelfde grootte en er kwam evenveel geld bin nen. Over het algemeen waren de huis jes helder en naar de stand der men sen gemeubileerd. Dat was voorname lijk de invloed die daarbij de vrouw uitoefende. Er waren huisgezinnen bij waar wel f 30 in de week inkwam! Wat zulke mensen op tafel brach ten? 't Meest aardappelen met spek. Ründvlees bijna nooit en de meesten slachtten een varken. De dominee kon daar van meepra ten, want er wordt nog verteld, dat in de slacahttyd de keuken van de domi nee meer op een slagerij leek omdat zo goed als ieder bij hem een „huts pot" liet brengen. Resoluut verklaarde dominee, dat er geen sprake was van werkelijke armoede. Die behoefde niet geleden te worden en hulp van de diaconie had eerst in buitengewone gevallen plaats. De ver houding in de gezinnen liet hij onge moeid. Om mensen die niet meer kon den werken of geen beroep kenden te helpen beschikte de diaconie wel over tamelijk goede fondsen. Er werd jaar lijks tussen f 5000 tot f 6000 uitgedeeld en gedurende zijn ambtsbediening was nog nooit een bijzondere collecte ge houden. Als een fabrieker stierf moest de weduwe wel eens tijdelijk geholpen worden. De kinderen kregen dan even wel meestal de getouwen van de va der en kwamen dan dadelijk van f 1,50 op f 4,50. Zelden kreeg de diaconie oude fabriekers te onderhouden, die niet meer konden werken. Hem was bekend dat de firma Van Schuppen zulke men sen een uitkering gaf, ja zelfs de we duwen. Van de overige fabrieken durf de hij daarover niets te zeggen. Werk lozen kende hij niet, tenminste geen volk, dat om 't een of ander voorval weggezonden was. Die rond liepen wa ren naar zijn mening vroeger wel fa brieker geweest maar waren een ne gotie begonnen of ze waren naar Duits land gegaan en later terug gekomen. Wie geen werk op de fabrieken kon vinden werd dagloner of ging op het land werken. De diaconie bedeelde ca. 60 personen, waaronder vrouwen van fabriekers en enkelen die niet genoeg konden verdienen. Het ongelukkige verschijnsel dat men wel werken wilde maar geen werk kon krijgen kwam volgens dominee Nijhuis in Veenendaal niet voor. „Maar", zo profeteerde hij, „als er geen nieuwe industrieën bijkomen komt Veenendaal binnen twintig jaar in de knel, want de bevolking groeit snel!" Over emigratie b.v. naar Amerika, zei de dominee, dat ze nog wel naar Duitsland wilden maar verder van huis toch niet. Om het dorp te verlaten be stond grote tegenzin. Toen sneed de voorzitter het punt drankmisbruik aan. Hij meende al di rect dat, gezien de geringe armoede en goede verhouding tussen de gezinsle den, dit weinig in Veenendaal voor kwam. Dominee antwoordde dat wel drank gebruikt werd, maar dat misbruik een uitzondering was. De politie had wel last van vreemde landlopers! Op de fabrieken was drankgebruik streng verboden. Even komt de commissie terloops met een strikvraagje. In de aanvang had dominee gezegd, dat naar hij dacht, vrouwen op de fabriek mochten blijven tot ze zwanger waren. Nu vul de dominee dit aan als volgt: „Neen, zodra eene gehuwde vrouw voor de eerste maal zwanger wordt, moet zij de fabriek voorgoed verlaten." Deze uit spraak was evenwel in strijd met wat op de VSW gebruikelijk was, nl. dat zo'n vrouw vier weken na de bevalling weer als vanouds aan het werk ging. Als grootmoeder maar op de baby wil de passen! Dan de vraag of de fabrieken eigen woningen hadden. „We hebben drie groote rijen, welke meen ik (de domi nee meent steeds wat), aan de groote fabriek (bedoeld werd de VSW) beho ren." Hij wist wel vaag van een plan om een 40-tal woningen bij te bouwen. De ze huisjes was men ven plan zo te ver- hüreh dat ze mettertijd eigendom wer den. Dominee noemde de huisjes van de Engelse stad goed. Anderen die ze ook nog gekend hebben, zeggen ronduit krotten. Dan ging het gesprek over een volks bibliotheek. Die was er niet. Wel twee boekverkopers en een bescheiden bi bliotheek met 100 nummes van de jon gelingsvereniging. De commissie wilde wel eens weten hoe het met de boerenarbeiders stond. Daar bleek vooral 's winters bittere armoede te heersen. Zelfs de ambachts lieden hadden het slechter dan de fa- brieksen. Hij de dominee dus, had zich het meest met de laatsten bemoeid en vond dat een goed soort mensen, dat hij overigens toeschreef aan de zin voor godsdienstig beleven dat ze beziel de. Opruiing en stakingen kwamen niet voor. De voorzitter attendeerde er evenwel op, dat eens de justitie in Veenendaal had moeten ingrijpen. Dit was echter al tien jaar geleden. Toen de werk week op een donderdag beëindigd was, werd vrijdags aangeplakt dat de lonen met tien procent verlaagd zouden wor den en dat veroorzaakte strubbelingen, waaraan zelfs soldaten te pas gekomen waren. Er was eens een poging gedaan om een socialistische vergadering te houden, maar daar kwam niets van terecht. „Als er bij ons maar geen vreemd volk van buiten komt blijft de geest goed", vond dominee Nijhuis. „Onder de sigarenmakers is echter vreemd volk en daar heeft men meer last mede". Dat was het dan wat dominee Nij huis op zaterdag 20 augustus 1892 wist te vertellen. Een ander geluid werd gehoord van mej. Wolfine van der Schans, oud 27 jaar en wonende te Veenendaal. Dit lid van de damesvereniging „Dorcas" legde een verklaring af die lijnrecht met die van de dominee in strijd was. Vooral waar het de woontoestanden be trof. Door intekenlijsten werd door „Dorcas" geld ingezameld om grond stoffen te kopen, waarvan de leden (allen uit de gegoede burgerij) kle dingstukken maakten en rond Kerst mis bij de armsten rondbrachten. Daardoor kwamen die deftige dames in de woonhuisjes van de fabriekers en Wolfine had zo de indruk dat armoe digheid veelal aan de huisvrouwen lag. De voorzitter vroeg of het in de huisjes over het algemeen vuil wal. Zij bekende dat dit over het alge meen wel het geval was. Dit was van invloed op de kinderen, die er smerig uitzagen. Bepaald broodgebrek heerste er niet. Dat de kleren ontbraken of gescheurd waren schreef mej. Van der Schans toe aan het feit, dat vrouwen en meisjes niet konden naaien en verstellen. De kwaliteit van fabrieksarbeidersvrouwen als huisvrouw achtte zij niet hoog. Dat zou op de duur wel beter worden meen de zij. omdat de meisjes op school naai en en breien leerden. ,Ze vond het jam mer dat de fabrieksvrouwen zo weinig huiselijk waren, veel van „uitlopen" hielden en aan de pompen achter de huizenblokken de gehele dag in groep jes stonden te kletsen en ieder over de baan haalden. Of er in het Veenendaal van 1892 an tipathie bestond tegen wat men een „fabriekster" (in 't Veen sprake men van een „fabrieksmeid") noemde? Me juffrouw Van der Schans moest wel be kennen dat dit (in haar kringen dan vanzelf) het geval was. Toch geloofde ze dat de uitdrukking niet zo erg min achtend bedoeld was als ze gezegd werd. Een dienstmeisje stond ook maar weinig hoger aangeschreven. Als „Dorcas" een verzoek tot onder steuning kreeg, werd eerst onderzocht of het werkelijk nodig was. In geval van ziekte werd ook wel overleg ge pleegd met de dokter. Overleg met een fabrieksdirectie had zo goed als nooit plaats. Wel werd scherp gelet, dat het goed niet bij mensen kwam die het geld er toch maar doordraaiden. Dat de armoede (die er dus inder daad heerste!) voortvloeide uit gebruik van sterke drank geloofde ze niet. Er liepen in Veenendaal nooit dronken vrouwen langs de straat. Met de kin deren had ze nooit contact en met de inrichting van de bewaarschool was ze niet op de hoogte. Wel wist ze mede te delen dat er op de openbare school meer dan op de christelijke school iets gedaan werd om de meisjes de eerste beginselen van breien etc. bij te brengen. Ze geloofde zeker dat het pogen van de burgemees ter om de kinderen tot hun twaalfde jaar op school te houden vrucht zou afwerpen. Ze wist ook dat nog veel moe ders hun dochters met hun 11e jaar thuis hielden om in het huishouden te helpen. De commissie wilde vervolgens wel eens weten of er wat aan kindervoeding gedaan werd. Bekend zijn de gruwel verhalen dat kleine kinderen met inge wandsstoornissen eenvoudig een speen, die gedrenkt in jenever en vervolgens door de suikerpot gehaald werd, in het mondje gestopt werd. Dan hield het „janken" even op... Echt armoede werd on der de dagloners geleden, omdat ze ongeregeld werk ten. Of er in Veenendaal, zo als dat in diverse plaatsen aangetroffen was, ook da mes waren die zich het lot van de (jonge) fabrieks arbeidsters aantrokken? Bedoeld werden dames uit de gegoede stand! Op za- termiddag na 2 uur gaven die dames naaischool voor meisjes boven 12 jaar. Er werd ook een beetje aan godsdienstonderwijs ge daan, maar of die dames het ook deden om deze meisjes nader te leren ken nen werd niet beantwoord. Ze (de meisjes) stelden het wel op prijs, maar er kwa men er niet zo veel.... Dat was dan mej. Wolfine van hen die later „de da mes Van der Schans" ge noemd werden. i

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 3