WERK VAN OTTO SCHOUTEN BEZIT VEEL KWALITEIT „Fou Young High" in Zwolle Waardevol boek van Openbaar Kunstbezit (fêent u ooi? zouer oJiïfCuzen Links-rechts Positief Geweld Televriesie Expositie in Apeldoornse galerie issen Het was mijn kapster, die het te berde bracht, en ik kon niet anders doen dan het van harte beamen. En glimlachen eens in een andere tijd leven. Een tijd waarin een vrouw de ene drempelvrees na de andere overwint. Niet heel en al vrijwillig, maar goed. Met kleine duwtjes in de goede richting komen wij toch al aardig vooruit. En komen echt eens los van het bijgeloof dat bepaalde gebieden werkelijk geen terrein zijn waar vrouwen zich thuis gevoelen. Heel sterk, naar ik meen opgemerkt te hebben, is dat het geval met financiële aangelegenheden. Wij mogen, tot een bepaalde grens dan, de lieve centjes naar hartelust uitgeven. En als wij over die schreef gaan is het gelach niet van de lucht. Dat is altijd al zo geweest trouwens: sla de humoristische bladen van de afgelopen tweederde eeuw er maar op na. Een vrouw die maar raak uitgeeft en een man die zuchtend de beurs trekt: geestiger situatie was er nauwelijks te bedenken. De vrouw die zuinig beheerde wat haar door manlief werd toevertrouwd was natuurlijk te braaf om de lachlust op te wekken. En het lieve mens beleefde er ook zelf meestal weinig plezier van; er was doorgaans zo weinig te beheren dat er van overhouden geen sprake was. Niemand sloeg dan ook klinkende lachmunt uit het zeldzame exemplaar vrouw dat een aardig sommetje te bewaren had of het moest een vergrijsd mopje over de oude kous of de verlopen bankbiljetjes onder de matras zijn. En ging het om vermogende weduwen of ongehuwde enige dochters och, dan had manlief of pa dat tevoren zorgvuldig geregeld in overleg met een zoon of broer of bevriende notaris. Die zagen er dan wel op toe dat onverlaten met gladde smoesjes die arme hulpeloze vrouw alleen niet haar kostelijk kapitaaltje afhandig maakten. Heel sporadisch liep hier of daar dan misschien wel een kordate tante rond die haar eigen vermogen beheerde, al of niet met hulp of advies van een deskundige: maar op het grote geheel mochten die toch geen naam hebben. Een loket bij een spaarbank, en dan liefst onder de hoede van vriendelijke oude Tante Pos, was nagenoeg de enige plaats waar een vrouw met een paar gespaarde guldentjes zich verstputte te vertonen. Maar de tijden veranderen, ook in dezen. Het ene bedrijf na het andere gaat ertoe over de werknemer via de giro of een bank te betalen. Met pensioenen en uitkeringen gaat het dezelfde kant op. De bankrekening wordt, zij het noodgedwongen, een algemeen aanvaarde betalingsmogelijkheid. En om dat systeem nog wat aantrekkelijker te maken en, natuurlijk, zoveel mogelijk geld rendabel te maken, beurt de rekeninghoudster ook nog een aardige rente. Want er bleef tot nu toe. vooral onder vrouwen, heel wat geld angstvallig weggestopt thuis in een lade, onder het linnengoed, in een handtas of, op zijn mooist, in een geldkistje. Dat geld op een bank zetten goed voor kapitalisten, die in drie nullen en meer denken. Maar die paar tientjes? Hebben is hebben, en al dat gedoe met een bank is zo lastig, zo omslachtig, zo tijdrovend, zo Enfin, zo ènders dan wij gewend zijn. En dus blijven zelfs briefjes van honderd thuis „opgeborgen", met alle risico van zoekraken, diefstal, brand en nog erger. Maar zelfs als die briefjes braaf bleven waar zij waren, dan leverden zij op de duur toch verlies op. Want op een bankrekening bracht honderd gulden in een jaar altijd nog drievijftig op. Na twee jaar betekende dat toch maar een aardig extraatje; een mooi boek, een goede plaats in schouwburg of concertzaal. En dat verdiend zonder een vinger ervoor uit te steken. Waarmee ik maar zeggen wilde dat vele verdienende of pensioen en andere uitkeringen genietende vrouwen nu min of meer gedwongen naar een bankloket worden gedirigeerd. Laten zij dan toch haar lotgenoten porren, vooral de oudere dames die thuis nog een „centje van haarzelf" hebben liggen. Hoe angstvallig ook opgeborgen, zo'n appeltje voor de dorst wordt al gauw een publiek geheim. Getuige de even brute als lafhartige roofovervallen op alleenwonende oude dames. Als men dan weer eens leest hoe voor een paar honderd gulden een bejaarde vrouw de schedel is ingeslagen, dan zou men al die kortzichtige oud-tantes en oma's wel bij de arm willen schudden: zet die gevaarlijke spaarduitjes toch op een bankrekening, voor iemand ze met geweld komt halen. En hier ziet u mijn kapster het betoog binnenstappen. Want zij is in het bezit van zo'n oude, conservatieve tante met een aardig spaarduitje, en kan erover meepraten, hoeveel kracht het welmenende familieleden heeft gekost dat geld toch niet langer in haar linnenkast te bewaren. Het is doodeenvoudig vragen om narigheid. Persoonlijk overwoog zij trouwens ook om haar patroon te vragen haar salaris voortaan op een bankrekening te storten: „Het moet zo gemakkelijk zijn", overpeinsde zij hardop. Want nu kan zij ook geregeld terugkomende betalingen via de bank laten lopen. Dat is voor iemand die van acht tot vijf tussen vier muren zit een uitkomst. Neem nu de huur voor haar vrije etage. Die wordt altijd opgehaald op een dag dat zij niet thuis is. Met abonnementen op kranten en tijdschriften, premies voor brand- en ziekenhuiskostenverzekeringen, nota's voor gas, water en elektriciteit evenzo, betoogde mijn half-gepermanente buurvrouw en mijn gewatergolfde ik om strijd. Ziedaar: mijn kapster heeft straks een bankrelatie. En u? U O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O mm**** Mini-theatereen van de reliëfs van Otto Schouten. In (le tweede helft van maart en in het begin van april zal de Griekse actrice Aspasia Papathanassiou, die op het ogen blik in Londen verblijfteen solo-tournee door ons land maken. Velen zullen zich haar Elektra, Medea en Klutaimnestra creaties herinneren, waarmee zij indertijd in de voorstellingen van het Piraikon Thea ter uit Athene in ons land succes oogst te. Bij die gelegenheid bleek ook, dat de taalbarrière zij speelt in het nieuw- Grieks) geen enkel bezwaar oplevert voor een volledig ondergaan van het gebeuren op het toneel. De ontwikkelingen in Griekenland heb ben er helaas toe geleid, dat het voor As pasia Papathanassiou onmogelijk is ge worden, aan een gezelschap uit haar eigen land verbonden te zijn. Zij gaat daarom nu op tournee met solo-avonden. Voor haar tournee door Nederland heeft mevrouw Papathanassiou een programma samengesteld onder de titel „Griekse Vrouwengestalten", met hoogtepunten uit Elektraen „Antigone" van Sofooles, waarna zij de avond besluit met het voor dragen van poëzie van de hedendaagse Griekse dichter Jannis Ritsos. De tragedie fragmenten zullen zodanig worden ingeleid en toegelicht dat een duidelijke indruk van de genoemde stukken ontstaat. Erik Vos heeft zich bereid verklaard re gie-adviezen te geven bij het realiseren van het programma, in Nederland. Op 20 en 21 maart vinden in de aula van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam, en in samenwerking met de Anne Frank Stichting, de eerste voor stellingen plaats. Verdere voorstellingen worden gegeven op 25 maart in de Schouw burg te Maastricht, 27 maart in Tivoli te Utrecht, 28 maart in de Stadsschouwburg te Haarlem, 30 maart in Diligentia in Den Haag, 2 april in de kleine zaal van de „Vereeniging" te Nijmegen fin het kader van de Boekenweek)3 april in de Schouw burg Casino te 's-Hertogenbosch en 5 april in de kleine zaal van de Doelen te Rotterdam, georganiseerd door de Rot terdamse Boekverkopersvereniging. Onderhandelingen over verdere voorstel lingen zijn nog gaande. Zondagmiddag hebben mevrouw Haya van Someren-Downer en Philip Bloemen dal in „Monitor" nog eens in de clinch gelegen over de onprettige opmerkingen, die mevrouw Van Somerens VVD-genoot mr. Van Riel reeds twee weken voordien •an het adres van sommige tv-commen- tatoren meende te moeten richten. Het zou dus helemaal geen schande zijn van daag drie weken na de historische uit latingen van de heer Van Riel ook in deze rubriek nog eens het mes in deze kwestie te zetten. Ik heb er echter niet de minste behoefte aan. Niet alleen omdat de interviews van Herman Wigbold (Ach ter het nieuws, dinsdag 30 januari) en Theo Uittenbogaard (De Nieuwe Linie, zaterdag 3 februari) met de heer Van Riel al voldoende stof tot nadenken over de intenties van laatstgenoemde hebben gegeven, maar ook omdat het zoetjesaan hoog tijd wordt dat de televisiekijker zich kritisch distantieert van het wat onver kwikkelijk wordende spelletje „links rechts", dat de laatste tijd op en en achter de beeldbuis wordt uitgevochten en waar in ook ochtendbladen van diverse richtin gen hem trachten mee te slepen. Deze kritische distantie zal hem de ware pro porties leren zien van de al dan niet te recht vermeende linkse of rechtse machts concentraties. De kloof tussen Mies Bouw man en Willem Duys bijvoorbeeld lijkt veel smaller te zijn dan de deelnemers en deelneemsters aan de hetzes tegen deze zoveel verdienstelijk werk leverende tv- figuren schijnen te vermoeden. Voor de radiomicrofoon van de dikwijls als „links" gekwalificeerde VPRO heeft Willem (van de dikwijls als „rechts" gekwalificeerde AVRO) onlangs in het programma „Ons kent ons" namelijk verklaard, dat hij Mies best mag en vaak zelfs heel hartelijk begroet. Bovendien zijn er in de wereld vandaag de dag wel belangrijker vraag stukken aan de orde dan het probleem of je voor Mies of voor Willem moet zijn (en dan denk ik nog niet eens aan Ajax Feyenoofd!). En die hebben ook reeds meer agitatie teweeggebracht dan voor het geluk van de mensheid nodig is. Een groot gevaar, verbonden aan het kritiekloos meedoen aan de strijd tussen „linkse" en „rechtse" televisie is dat van de beeldreligie. Het destijds „links" ge achte satirische programma „Zo is het toevallig ook nog eens een keer" (waar van de makers destijds door de lezers van het „rechts" geachte Televizier met de bekende ring van dat blad werden be kroond) heeft daar in een van zijn meest geruchtmakende items al voor gewaar schuwd. Kijkers die bij wijze van spreken met de agitatie over tv-links of tv-rechts opstaan en naar bed gaan, dreigen zo gauw slaaf te worden van de beeldbuis. En deze „beeldreligie" is een bedenkelijk welvaartsverschijnsel. Voor christelijke en niet-christelijke kijkers geldt nog altijd het bijbelwoord dat Malcolm Muggeridge onlangs in de NTS-rubriek „Denkbeeld" terecht citeerde, toen hij zijn visie op on ze huidige „way of life" ten beste gaf: „De mens leeft niet van brood alleen". De NTS-rubriek „Denkbeeld" (vroeger „Eidofoor" geheten) behoort naar mijn mening (en ook naar die van andere be roepshalve naar de tv kijkende penne- voerders) tot de allerbeste Nederlandse tv-programma's. Op een positieve wijze krijgen nationaal of internationaal belang rijke persoonlijkheden die werkelijk iets te zeggen hebben, de gelegenheid hun evenzeer vaak positieve gedachten ken baar te maken. Ik denk hier niet alleen aan het interview van W. L. Brugsma met Malcolm Muggeridge, maar ook aan dat van Joop van Tijn met de heer Th. H. Oltheten (hoofdredacteur van het Staats drukkerij- en Uitgeverijbedrijf) dinsdag avond j.l. En zo waren er de laatste we ken nog meer programma's die uitblonken door een zo positief en objectief mogelijke informatie en die daardoor duidelijk maakten dat de voorlichting via de Ne derlandse tv echt niet zo eenzijdig is als de „links rechts-mythe" doet vermoe den. Misschien heeft u ze ook gezien: de „Europa"-aflevering van de NCRV, waar in Nico van Vliet de wetenschappelijke achterstand van West-Europa op de Ver enigde Staten en de Sovjet-Unie belichtte en de „Silhouet"-aflevering (KRO, zon dagavond j.l.) waarin Henk Neuman er binnen 25 minuten in slaagde ziekenhuis directeur prof. dr. J. B. Stolte op heldere wijze een vrij groot aantal problemen op het gebied van de medische ethiek te la ten belichten. Het is daarom dubbel jammer dat een omroep als de KRO in zijn gids voor de week van 4 tot en met 10 februari in de rubriek „Postbus 2000" de positieve voor lichting van de kijkers in een andere sec tor van de ethiek nogal overbodig lijkt te vinden. Onder het opschrift „Uitleven in geweld" klaagt iemand uit Utrecht: „Terwijl u de ene dag de vrede propa geert door een Pax-Christivoettocht te or ganiseren, zendt u de andere dag een film uit waarin de mens zich uitleeft in geweld. Het gevaar ervan schuilt m.i. hierin dat onmenselijke geweldplegingen steeds minder in zijn (bedoeld is wellicht „hun" Kastpar) werkelijke omvang worden ervaren. Zoiets kan onmogelijk bijdragen tot de vrede. Juist de commu nicatiemedia kunnen een machtige in vloed uitoefenen op het denken van de mens en daarom draagt u een grote ver antwoordelijkheid. Zoudt u er als christe lijke omroep niet beter aan doen die soort films niet meer uit te zenden? Misschien verliest u 100.000 leden, maar dat is, lijkt mij, nog altijd minder erg dan aan men sen het geweld te propageren." Het naschrift van de KRO-gids-redactie luidt: „De kijker weet gelukkig wel dege lijk verschil te maken tussen de werke lijkheid en het gefingeerd geweld." Men kan zich afvragen of de redactie van de KRO-gids met „de kijker" niet een beetje generaliseert. Waarom plegen zoveel mensen (waaronder ongetwijfeld ook televisiekijkers) iedere dag zelf nog zoveel geweld, in het klein of in het groot, lichamelijk of geestelijk? Geweld dat deels iedere dag in de werkelijkheidsbéel- den van tv-joumaSls en -actualiteitenru brieken wordt getoond. Vaak zo sugges tief en voorzien van zoveel serieus com mentaar, dat veel kijkers bij het zien en horen van dit alles maar moeilijk kunnen ontkomen aan de gedachte: „Hoe is het mogelijk?" Voor hen is het gefingeerde geweld als illustratie of uitvloeisel van die werkelijkheid wel wat overbodig. Het kan in hun ogen voornamelijk nog slechts" dienen om direct of indirect en al dan niet onder het mom van „amusement" die werkelijkheid te inspireren en dus te laten voortbestaan, misschien zelfs te ver ergeren (zoals een te grote nadruk op sex in mode, reclame, kunst of bioscooppro gramma's niet geheel onschuldig zal zijn aan sommige van de zedendelicten die er worden gepleegd). Voor de nuchtere kij ker is er tussen gefingeerd en werkelijk geweld misschien een wezenlijk verschil, maar voor de kijker die er hetzij als voorstander van geweldloosheid en ware vrede, hetzij als potentiële moordenaar niet ongevoelig voor is, bestaat er tussen beide ook en vooral een vaak maar al te tragisch verband. En nu gauw weer allemaal ijskastje kijken, want „Grenoblesse oblige"! KASTPAR John en Berna Bouwens verlenen in hun Galerij „De Hamer", Deventerstraat 20 te Apeldoorn, deze maand gastvrijheid aan de in Soest wonende en werkende kunste naar Otto Schouten, dat wil zeggen: aan zijn keramische tegeltableaus, reliëfs en plas tieken. Het is een kleine, maar bijzonder inte ressante en op l\oog artistiek niveau staande expositie van een kunstenaar die, ondanks (of liever: binnen het kader van) de varia tie in vormgeving lijkt te weten wat hij wil. reegenen die in nieuwe vormen zijn geïn teresseerd, kijken natuurlijk in de eer ste plaats naar zijn keramische tegeltableaus die het zoveelste bewijs vormen van wattje als keramicus allemaal kunt maken (Schou ten studeerde aan de kunstacademie in Am- hem en legde zich vooral de eerste jaren na die opleiding toe op pottenbakken). Het zijn eigenlijk veel meer dan tegeltableaus, om- liliiil' II 'ilHWMMIIit' 1 'liM'i'i'll'illlllMiiHMWlillli IHBliKl De Zwolse jeugdgroep Le Fou heeft de or ganisatie op zich genomen van een festival, dat in Nederland slechts te vergelijken valt met „A Flight to Lowlands Paradise", on langs te Utrecht in de Margriethal gehouden. Dit festival, de Fou Young High, zal 23 fe bruari in de Bethlehemkerk te Zwolle plaats vindén. Het kerkgebouw stamt uit de middel eeuwen en is na een bewogen gemeente raadsvergadering voor dit doel ter beschik king gesteld aan de Le Fou-groep. De organisatoren hebben spontane mede werking gekregen van Bunk Bessels, de or ganisator van de Utrechtse „Flight". Hij zal zorgen voor de lichtshows, welke ook te zien waren in de Margriethal. Vanaf een midden in de kerk te plaatsen regietoren, zullen de vloeistofprojecties, filmstrips, comics en an dere lichteffecten op de pilaren en muren van het oude interieur geprojecteerd worden. Door de aard van het gebouw zal dit een wonderlijke aanblik geven. Op twee podiums zullen de hele nacht door activiteiten ontwikkeld worden, met o.a. de volgende groepen: Cuby Blizzards, The Living Kick Formation met een twee uur du rende psychedeliese show, The Clungels, Blues Dimension, Truce, Stage, Full House en groepen waar nog besprekingen mee gaande zijn. Verder een experimentele jazz formatie, een volks dansmuziek-ensemble uit Hengelo, de action-painter Joop Stolk uit Rot terdam, de kunstsmid Veltien met lasappara- tuur, de vrolijke boer uit Kampen Jan van d'Iesseldiek, Blues Pik, een experimentele groep van de VIPP uit Deventer, de dich tershappening met Simon Vinkenoog, Peter Schilperoord e.a., de magiër Joop Pellinkhof, een draaiorgel, een concert op het kerkorgel, een damesdansgroepje, etc. Dit alles zal zich afspelen in een met wie rook gevulde ruimte vol kleur en beweging. Het doel van de manifestatie is: Oost-Ne derland te ontsluiten voor deze nieuwe vorm van bezig zijn. Ervaringen met soortgelijke manifestaties in Amsterdam en Utrecht heb ben volgens de organisatoren geleerd, dat er onder de aanwezigen (geïnspireerd door de speciale sfeer) eigen happenings gaan ont staan. Hierdoor worden mogelijkheden ge schapen om tot optimale communicatie te ko men en om gebruik te maken van de in ie dereen latent aanwezige creatieve en ludieke gaven. Ter stimulering van dit verschijnsel worden er paint-in-wanden opgesteld en marktkraampjes, waar tegen geringe vergoe ding allerlei attributen verkrijgbaar zijn. Te vens zal deze popmarkt ingericht worden voor de verkoop van buitenlandse en Neder landse underground bladen, affiches, serpen tines, fruit, bloemen, verfrissingen etc. Het entree-bewijs, dat tevens als consump tiebon dient, kost f 7,50. Een bedrag, waar de vermakelijkheidsbelasting bij is inbegrepen Het te verwachten (geringe) batig saldo zal aangewend worden ter stimulering van het Zwolse jeugdwerk, waarbij men denkt aan een UFO-club en de uitgave van een tijd schrift. Het festival is voor iedereen toegankelijk, onder het motto: „Ga er eens een nachtje tussenuit met Fou Young High!". dat er een sterk reliëf-element in mee spreekt. Neem een inzending als „Klok". Het stuk bestaat uit vele kleine tegels, op som mige waarvan het reliëf nu en dan iets van een assemblage wegheeft. De afbeeldingen, op afzonderlijke of meerdere tegels aange bracht, bestaan uit min of meer symbolische tekens en fragmenten met een sterk kosmi sche inslag. Op weer een andere bijdrage breekt een figuur als het ware gewoon uit de kooi van het tegeltableau („Vuurvogel"). In een ander geval („Stierenvechter") zijn de figuren half met een tableau versmolten, bijna bin nen het kader opgesloten, bevinden zij zich op een zeer smalle grens tussen tableau en expositie-ruimte waardoor een geweldige spanning teweeggebracht is, nog verhevigd door de strakke compositie, de dynamische expressie van de man en het door hem be streden dier en de contrasten van op zich zelf heus niet zo felle, maar erg suggestieve, uiteenspattende kleuren. "i/eel kracht treft men ook aan in de plas tieken van Otto Schouten. In „Gespleten heid" en „Ridders" speelt het zwaard een grote rol. Het zijn stukken, die tegelijk een sterk monumentaal en een onontkoombaar tragi-komisch karakter bezitten. ¥^c laatste tijd heeft Schouten zich vooral gericht op de vervaardiging van re liëfs. Hierin toont hij een voorliefde voor groepen, zoals ook blijkt uit titels als „Kerk gangers", „Koor", „Mini-theater". In zacht groene, -grijze en -gele tinten ademen zij in de meeste gevallen een wat sacrale sfeer, die associaties wekt met het beeldhouwwerk van Manzu en de muziek van Messiaen. Ook in dit werk is Schouten een meester in compositie en gevoel voor strakke ritmiek. Nogmaals: een expositie van hoge kwali teit! J. VAN DER KLEIJ. (~\genschijulijk is het zo'n lief tafereeltje op dat zeventiende-eeuwse schilderij van Frans van Mieris: een open venste} met bloemen en bladeren erboven en ernaast, op de achtergrond een niet onschone, jonge vrouw die vriendelijk toeziet en op de voor- grond een kleine jongen, die heel serieus en heel voorzichtig, maar in de eerste plaats heel kinderlijk bellen staat te blazen. Het in Romeinse cijfers aangegeven jaartal onder het venster lijkt hoogstens een aardige ge velversiering en tegelijk een aanduiding van het jaar waarin het huis waartoe het venster ongetwijfeld zal behoren, werd gebouwd. p'en lief tafereeltje? Vergeet het maar! Die bellen blazende jongen waar het doek naar genoemd werd is een kleine mora list, een soort spreekbuis van de schilder. En door die spreekbuis blaast hij (Frans van Mieris of die jongen, dat doet er nu niet veel meer toe) de uiterst tere bellen, die na enige ogenblikken uiteen zullen spat ten, gelijk de levens van de maar zeer kort op dit ondermaanse vertoevende mensen. „I'm forever blowin' bubbles", zoals de oude bekende songtitel luidt? Het ziet er niet naar uit. Het tegendeel lijkt eerder het ge val te zijn: er wordt heel tijdelijk bellen ge blazen, om de nietigheid van het menselijk bestaan ten opzichte van de eeuwigheid, het forever met een grote F. aan te geven. Maar Frans van Mieris heeft die kleine jongen toch vereeuwigd zij het dan in de tij delijke zin van dat woord: vereeuwigd voor zolang het doek zelf, of in het gunstigste geval onze aarde, behouden blijft. Taja, die zeventiende-eeuwers waren mora- listen. Ze hebben ons in hun kunstwerken produkten van een geweldige schoonheid na gelaten, maar die produkten zijn niet alleen maar mooi. Er zit veel meer in, op en ach ter. Het ging in vele gevallen om de ver vaardiging van zinne- en minnebeelden, waarin voor de beschouwer tal van belang rijke levensfacetten in de vorm van symbo len werden versluierd en tegelijk (wanneer die beschouwer er oog voor had of oog voor wil de hebben) duidelijk gemaakt. De verganke lijkheid van het aardse leven (gelijk de zeep bel van het jongetje op Frans van Mieris' schilderij), liefde en vriendschap en nog veel meer geheimen, deugden en ondeugden die de mens altijd zullen bezighouden, werden op deze wijze aanschouwelijk gemaakt. Niet alleen in de beeldende kunst, maar ook in de literatuur. Men denke maar aan Vader Cats en Roemer Visscher. Beeldende kunst en letterkunde gingen wat dit betreft in de zeventiende eeuw hand-in-hand. Niet alleen op het gebied van de wederzijdse beïnvloe ding of becommentariëring door hun beoefe naren, maar ook in één en hetzelfde kunst werk, dat uit tekst en illustratie bestond. y^an dit zogenaamde emblematische aspect van de kunst uit de gouden eeuw heeft de heer E. de Jongh, verbonden aan het Centrum voor Voortgezet Kunsthistorisch Onderzoek te Utrecht, een studie gewijd, die onder de titel „Zinne- en minnebeelden in de schilderkunst van de zeventiende eeuw" is uitgegeven door de Nederlandse Stichting Openbaar Kunstbezit en Openbaar Kunstbe zit in Vlaanderen, in samenwerking met het Prins Bemhardfonds (uitsluitend verkrijg baar voor abonnees van Openbaar Kunstbe zit; prijs f 7,90). Het is een korte en bon dige, maar indringende en boeiende studie, waarin de schrijver in vogelvlucht en deson danks verre van oppervlakkig ingaat op de historische, de artistieke en uiteraard de „ethische" aspecten van zijn onderwerp. Zijn verhaal is goed gedocumenteerd en voorzien van veel citaten uit de literatuur, alsmede diverse voetnoten met waardevolle verwijzingen. Maar niet minder instructief zijn de meer dan zeventig mooie reprodukties (waarvan 15 in kleur) van werken uit openbare verzame lingen in Nederland en België. Een waardevol kunstbezit, dit boek van Kunstbezit! J. VAN DER KLEIJ. Bellen blazende jongen" van Frans van Mieris. Een illustratie uit „Zinne- en minne beelden in de schilderkunst van de reven- tiende eeuw" door E. de Jongh.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11