Vruchtbare grond voor
een grotere wereld
w,
Z,
L,
D,
50 jaar
1
A„
T.
O
H
11®
Meer vraag
dan aanbod
N
l—H
W
N
o-
CfQ
H-1
rT
a-
n
o
00
ie werkt harder dan een boer?
Maar al in het midden van de vorige
eeuw staat de landbouwkundige dr. F. Wi-
chers op onze akkerlanden en hij roept tot
iedereen die het horen wil: „Duizenden
bunders verwijten ons, hoe langer hoe
luider, onze onvergeeflijke luiheid". Hij
bedoelt, dat al te lang gewacht is met het
wetenschappelijk funderen van landbouw
en veeteelt. In het buitenland heeft men al
eerder ingezien, dat de toekomstige ontwik
keling niet bij te houden zal zijn zonder
breed opgezet wetenschappelijk onderzoek.
Toch zal het nog tot 1918 - een tijd van
voedselnood duren, voordat de Land
bouwhogeschool in Wageningen wordt ge
opend. Maar dan gaat het ook snel.
Wageningen pakt vele taken aan, doet het
grondig en krijgt een naam, die de roem
van oudere instituten in het buitenland
overschaduwt. Er zijn nu bijna 2300 studen
ten, 400 wetenschappelijke medewerkers
en aan de instituten nog eens 400, allen
academisch gevormd. Met de andere mede
werkers, gezinsleden en studenten vormen
zij, 14.000 man sterk, meer dan de helft
van de Wageningse bevolking. Met ere
kan in de week van 4 tot 9 maart het
vijftigjarig bestaan worden gevierd.
verschaft door de zich wijzigende voedings
gewoonten van de moderne maatschappij.
Er zijn technologen nodig en veredelaars,
die bijvoorbeeld de vaderlandse kip bege
leiden van ei tot diepvrieskast. Vroeger
konden pluimveehouder en poelier het
samen af; in het consumptiepatroon van
nu worden andere eisen gesteld. Het gaat
allemaal miljoenvoudig en daarom moet
moet alles efficiënter worden gedaan.
lijks verloren gaat door ziekten, parasieten
en andere te bestrijden euvelen. Ietwat
meer gespecificeerd: in Europa is het
ongeveer 20 pet., in grote delen van Azië
40 pet.
i ang voorbij is die eerste tijd,
waarin de helft van de Wageningse studen
ten houtvester werd. Maar voorbij is ook
de tijd, waarin de landbouwkundige inge
nieur hoofdzakelijk met de landbouw had
te maken. Een belangrijke aanzet voor ver
ruiming van de werkterreinen is de ver
nieuwde inrichting van het platteland ge
weest, o.m. met reconstructie en ruilver
kaveling. De problematiek: het verweven
van onze landbouwgebieden met een steeds
dichter bevolkt rakend industrieland.
Daarmee samenhangend ook de land
schapsverzorging. Een andere aanzet is
.o hebben zich in Wageningen 22
studierichtingen ontwikkeld, waarvan slechts
enkele via publiciteit ook de leek aanspre
ken. Tot deze laatste behoort de plante-
ziektenkunde, die nogal eens in de open
baarheid komt door de bestrijdingsmidde
len. Dan rijst de vraag: zijn we onszelf
in toenemende mate aan het vergiftigen
met chemische middelen om een hogere
gewasopbrengst te krijgen? In Wageningen
is men van oordeel, dat er wel eens
zwaarder aan wordt getild dan nodig is.
Een groot deel van de bestrijdingsmidde
len is ongevaarlijk bevonden voor gewas
en bodem. Waar wel gevaar dreigt, wordt
streng toezicht uitgeoefend. Hetgeen overi
gens niet inhoudt, dat men er bij de Land
bouwhogeschool luchtig overheen stapt.
Ér wordt onnoemelijk veel werk gedaan
om ziekten, parasieten en onkruid te be
strijden door de weerstand van de gewas
sen te verhogen, zodat geen bestrijdings
middelen behoeven te worden gebruikt.
Er zijn resultaten, maar het is een lange,
lange weg, die ook wel eens zo grillig
verloopt dat men weer uitkomt bij het be
ginpunt... Enkele nieuwe projecten, waar
mee men bezig is: het steriliseren en daar
na weer vrijlaten van mannelijke insekten
en het toedienen van een bepaald soort
hormonen, waardoor de verpopping abnor
maal verloopt. Op de achtergrond van al
dit werk staat de barre wetenschap, dat
een derde deel van de wereldoogst jaar-
i et onmetelijke terrein van mo
gelijkheden waarop de landbouwkundige
zich thans beweegt, stelt hem voor de' e|s,
dat hij ook buiten zijn vak het een en
ander moeten weten. Meer dan op andere
hogescholen wordt dan ook onderwijs
gegeven in de maatschappelijke weten
schappen, zoals rechten, psychologie, socio
logie. Hiervoor wordt van de student de
volle belangstelling verwacht, omdat hij
straks met mensen te maken krijgt, die
zeer nauw betrokken zijn bij wat hij gaat
doen. Daarnaast zijn er dan nog leerstoe
len voor alles, wat met een produkt kan
gebeuren tijdens het proces van oogst, ver
werking en afzet; een leerstoel voor markt
onderzoek ontbreekt daarbij niet. Prof. dr.
F. Hellinga, thans voor drie jaar rector-
magnificus van de Landbouwhogeschopl,
geeft graag een driedelige karakteristiek
van dit alles: ,,we hebben in onze oplei
ding verscheidene vakpatronen, die op
elkaar ingrijpen, zodat we geen ingenieurs
krijgen die de techniek bedrijven als kunst
om de kunst. Verder combineren we de
gerichte en de basiswetenschap in het
besef, dat onze studenten straks op veel
problemen zullen stuiten die niet in het
boekje staan. Het derde punt: we hebben
een nogal unieke opdracht in tropen en
subtropen, met name in de ontwikkelings
landen".
ie ontwikkelingslanden vaak
wordt de naam van de Landbouwhoge
school daarmee in een adem genoemd.
Omdat Wageningen tot de belang-
W
Het lijkt een riante serre, maar het
is een werkplaats: hier worden be-
mestingsproeven uitgevoerd.
rijke wetenschappelijke centra op het ge-*
bied van de landbouw behoort en doordat
hier meer dan elders in West-Europa de
nadruk wordt gelegd op veelzijdige vorming
kunnen LH-studenten hier veel doen. Van
oudsher wordt ca 20 pet van de Wagening
se studenten opgeleid voor de tropen, een
instelling die dateert uit de tijd, waarin
velen naar de koloniën gingen. Van die
20 pet. is een tijdlang een vrij groot aan
tal ingenieurs naar de ontwikkelingslanden
vertrokken, maar hun aantal neemt af.
De arbeisvoorwaarden - financieel met
name zijn elders de laatste tijd zoveel
gunstiger geworden, dat het een moeilijke
beslissing wordt. Velen, die toch gegaan
zijn, komen overigens na enkele jaren
terug in verband met de opvoeding van
hun kinderen. Is het mogelijk, in het kader
van ontwikkelingshulp aanvullingen op de
salarissen te verstrekken? Het is al ge
daan, maar de betrokken instellingen heb
ben deze steun later weer ingetrokken.
Kan de Landbouwhogeschool als rijksinstel
ling zelf wetenschappelijke hulp geven?
Dat hangt weer af van hetgeen de rege
ring van plan is op het gebied van gerichte
hulp aan de ontwikkelingsgebieden. Wel
zijn voortdurend enkele LH-medewerkers
op pad om incidenteel iets te doen, maar
men blijft in Wageningen bezig met de
gedachte, dat veel meer mogelijk zou zijn.
Het is een taak, die men graag zal aan
pakken zodra de middelen beschikbaar
worden gesteld. De studenten hebben in
dertijd al iets bedacht buiten de officiële
kanalen om: via hun stichting Agromisa
leren zij zendelingen en missionarissen
tijdens hun verlof in Nederland, iets over
de landbouw in het gebied, waar zij
werkzaam zijn.
knders ligt het met Indonesië. Na
een lange periode van stilstand in het we
derzijdse contact leeft de belangstelling
weer op, zeer tot genoegen van de LH-
werkers, die uit vroeger jaren nog een
schat aan wetenschappelijk materiaal
hebben liggen. Veel ervan mag dan ver
ouderd zijn, als basis voor nieuwe projecten
is er veel mee te doen. Gedacht wordt
o.m. aan samenwerking met de landbouw
hogeschool in Bogor, die Wageningen
bijvoorbeeld tropische proefterreinen zou
kunnen verschaffen. Zonder veel ophef zijn
onlangs weer enkele wetenschappelijke
medewerkers uit Wageningen naar Indo
nesië vertrokken, om de situatie te ver
kennen. Anderen zullen volgen. Heel voor
zichtig noemt men hen kwartiermakers.
Vooral voorzichtig, want - zoals prof.
Hellinga uitdrukkelijk zegt - er is nog
geen enkel omlijnd plan, men spreekt en
denkt zelfs nog in het vage, 't is allemaal
in een zeer pril stadium. Niettemin is de
kans groot, dat ook prof. Hellinga zelf als
rector-magnificus binnenkort zijn collega
van de landbouwhogeschool
in Bogor gaat bezoeken. Wat er ook uit
zal komen, de kans op goede contacten
lijkt groter te zijn dan in voorgaande jaren.
Wageningen kan nog niet goed vaststellen,
in hoeverre dit proces nu ook hier op gang
is gekomen, maar er zijn wel duidelijke
aaanwijzingen. Rijst de vraag, of dit
tegengegaan of juist bevorderd moet wor
den. Het is een vraag, waar het LH-be-
stuur op dit moment niet uitkomt, want het
verschijnsel heeft evenzeer zijn voordelen
als zijn nadelen. Men zou bijvoorbeeld
in dit verband aan de studieresultaten
kunnen denken. Met een studierendement
van 70 pet. staat Wageningen nu bovenaan
in de Nederlandse hogeschool- en universi
teitswereld. Dit terwijl 10 pet van de
aangekomen studenten het ingenieurs
examen binnen de minimumtijd van 5 1/4
jaar aflegt, 35 pet. er 7V2 jaar over doet
en 30 pet. afvalt, zonder de studie te heb-
beëindigd. Dat zijn cijfers, die het LH-
bestuur toch wel bezig houden, al zijn ze
beter dan elders. Hoe gaat het met die
cijfers, wanneer er een stroom studenten
bijkomt die Wageningen alleen kiezen
omdat het zo plezierig ligt? 't Is een van
die vragen voor de toekomst. Maar wie
hierover aan 't praten raakt met het LH-
bestuur, komt ook de deur niet uit zonder
iets te hebben gehoord over andere studen
ten: jongens of meisjes uit kinderrijke
boerengezinnen, het hele gezin verdient
met elkaar niet meer dan zo'n zevenduizend
gulden, maar de studie wordt volbracht
en wel in de kortst mogelijke tijd.
Daar doet het hele gezin aan mee en niet
zelden studeert een paar jaar later nog
eens een tweede af uit dat gezin.
Een instelling die het in de internationale
wetenschappelijke wereld zo ver bracht,
heeft daar nog oog voor.
Dat is straks bij het jubileum een extra
handdruk waard.
De boer mechaniseert, maar de
Landbouwhogeschool doet het in de
overtreffende trap. Studenten in de le
vensmiddelentechnologie worden ver
trouwd gemaakt met de verwerking van
produkt en.
Hoewel het aantal boeren in ons land
vrij snel afneemt, wordt de vraag naar
landbouwkundig ingenieurs groter; het
aantal mensen dat in de directe produk-
tie werkt kan namelijk verminderd
worden naarmate de steun van labora
toria en tekenkamers toeneemt. In vele
studierichtingen is thans de vraag naar
landbouwkundig ingenieurs groter dan
het aanbod. In de laatste zeven jaar Ie
het aantal studenten aan de Landbouw
hogeschool echter verdubbeld (nu zijn
het er 2289) en men neemt aan, dat
binnen afzienbare tijd gemakkelijk aan
de vraag kan worden voldaan.
Volgens de laatste opgaven werkt bijna
30 procent van de afgestudeerde land
bouwdeskundigen In het wetenschappe
lijk onderzoek, een percentage dat
hoger is dan bij vrijwel alle andere
academici. Circa 25 procent is in over
heidsdienst, grotendeels bij voorlichting,
voorbereiding van ruilverkavelingen
en de uitvoering van het landbouwbe
leid. Nog eens 10 procent ging naar
het onderwijs en de meeste anderen
werken in het bedrijfsleven. Hun aantal
stijgt voortdurend.
Op het ogenblik heeft een vijfde deel
van de afgestudeerden een werkkring
gevonden in het buitenland en wel voor
namelijk buiten Europa. Men vindt hen
in vele landen bij universiteiten en
proefstations, bij de Verenigde Natiea,
als adviseurs van regeringen of in een
commerciële functie.
Is de vraag naar landbouwkundigen In
de ontwikkelingslanden groot, ook in
landen als Duitsland en Zwitserland
zijn vele plaatsingsmogelijkheden.
De Wageningers kunnen met name bij
de internationale concerns terecht. Nog
maar weinigen maken overigens van die
gelegenheid gebruik.
enslotte de toekomst. Op weten
schappelijk gebied worden daarvoor van
zelfsprekend de lijnen getrokken, die
minstens het begin van nog weer nieuwe
wegen aangeven. Wat de groei van het
aantal studenten aangaat, de laatste jaren
is het al verdubbeld. Gaat het zo door?
Het LH-bestuur verwacht het wel, maar
er zijn factoren, bij die tot nadenken stem
men. In toenemende mate schijnt men
namelijk Wageningen als studieplaats te
kiezen alleen omdat het er mooi en rustig
aan de Veluwerand ligt en omdat de sfeer
er zo prettig is. Of men van huis uit al
dan niet landbouwkundige wil worden
is daarbij een vraag, die op het tweede
plan komt. In Groningen heeft men het
zelfde verschijnsel gehad: in enkele jaren
tijds nam het aantal studenten daar toe met
200 procent, voor een niet gering deel als
gevolg van een vlucht uit het Westen.