Over componist en vakmanschap Bladerend in het zorgenboek van zending en Schijn en werkelijkheid Ter «verdenking muziekfeuilleton henri th. timmerman OEZE WEEK DE 20 MILJOEN VAN „KOM OVER DE BRUG" Nieuwe zorgen Nog een miljoen Blijde zorgen l^unstenaars plegen veelvuldig en fel te protesteren tegen allerlei zaken en dit is niet alleen hun goed recht, het zou zelfs bijna ónnatuurlijk zijn als het niet ge beurde. Er zijn uitzonderingen, want er zijn ook kunstenaars, die opgaan in hun creatief werk en zich nergens mee bemoei en. wat ook hun goed recht is, al zijn er in onze tijd toch wel zaken die ons éllen raken en zouden moeten verontrusten, dit woord in de onversneden zin. Kunstenaars hebben altijd geprotesteerd, politiek of revolutionair, en vanzelfspre kend vooral in hun eigen zaken van kunst en werk, van opleiding en levensomstandig heden. De tijd ligt nog maar kort achter ons, dat het tot de goede kunstenaarszede behoorde om ook van tijd tot tijd te pro testeren tegen het officiële kunstleven, te gen het kunstinstituut, de academie en het conservatorium. Men kon vooral jongere scheppende kunstenaars niet zwaarder be ledigen, dan hen een academicus of con- servatorist te noemen. Dit hield dan de grootste afkeuring en zelfs hoon in, omdat deze toevoeging „academisch" een scheld naam was, een sarcastisch-honend brevet voor dorre schoolsheid en artistiek-inven- tief onvermogen. Vele beeldende kunste naars verwierpen de academies als kweek plaatsen van onvruchtbaar academisme, de componisten verloochenden of minacht ten de conservatoria als een hoogstens noodzakelijk kwaad voor schoolse vormen. Dit lijkt nogal extreem gezegd, maar zo was de mentaliteit toch ongeveer wel en men goochelde dan met enkele namen van geniale componisten, die het zonder con servatorium hadden moeten of kunnen stel len of in hun studiejaren met deze nuttige instelling voortdurend in conflict lagen. Het dikwijls overtrokken conflict met het conservatorium is ih wezen een ge zond verschijnsel in de ontwikkelingsgang van de kunstenaar, de componist. Conser vatorium betekent letterlijk: bewaar school, het bewaren, in stand houden. Maar al scholden de grote componisten op dit conservatorium, omdat dit hen in hun jonge jaren belemmerde in hun vrije ont- w plooiing, later erkenden de meeste compo nisten, dat zij hun scholing, hun vakman schap, componeertechniek en instrumen tatiekunst en meer, voor een groot deel aan dit conservatorium te danken hadden. Het merkwaardige geval doet zich tegen woordig voor, dat sommige kunstenaars in de sector van de beeldende kunsten op nieuw protesteren, maar niet zoals we zou den verwachten, tégen de academie, maar juist vóór deze instelling, voor vakman schap en voor een kunst die uitgaat van een ombachtelijk opleiding, zoals de letter lijke tekst in de motivering voor een nieu we schildersgroep luidde. \fensen, die veel met muziek en compo- 1 nisten te maken hebben, maar zich weinig inlaten met de moderne schilder kunst, zullen verbaasd zijn te vernemen over een nieuwe schildersgroep die „uit gaat van een ambachtelijke opleiding" en academies prijst „niet om er kunstenaars te maken, maar om hun die een kunstzin nige aanleg hebben vak en routine bij te brengen die nodig zijn voor 't kunstenaar schap". Verbaasd, omdat dit alles in de se rieuze muziek de gewoonste zaak van de wereld is. Alle componisten en ook de musici, die werkzaam zijn in de muziekpraktijk en daarvoor ook werken schrijven zonder zich een uitverkoren componist te voelen, heb ben zeker de overtuiging, dat hun vakop leiding een zaak was van noodzaak. Zij konden sommige onderdelen van het zeer veeleisende vak misschien vervelend of moeilijk vinden, de klassieke, aan strenge regels gebonden harmonieleer of de in- strumentatiekunst en de zeer begaafden en de zeldzame originele compositieleer lingen konden soms hun leraren en hun tijd vooruit zijn en daardoor in conflict ko men, aan de noodzaak van een hechte c ompositietechnische scholing twijfelden zij (later) niet. Het vakmanschap, het zuiver ambachte lijke kunnen, zonder de wel reële maar moeilijk te vangen elementen als inspira tie en inventie, is voor de scheppende mu ziek geen probleem. Zonder meer kunnen we stellen, dat iemand die een compositie presenteert zonder daartoe in technisch opzicht capabel te zijn, onmiddellijk door de mand valt. Zelfs een epigoon, een na volger van eerdere voorbeelden zonder een grein eigen vindingrijkheid, moet, om een muziekwerk te kunnen schrijven, toch de elementaire wetten van de compositie en de orkestratie kennen. Dit geldt uiteraard niet voor het schrijven van een lied of song, maar voor het componeren van een muziekwerk van ruimere allure, ongeacht de stijl. Maar als we nu over de noodzaak van het ambachtelijke kunnen, zaken als com positieleer en instrumentatie bijvoor beeld, schrijven als over een aangelegen heid die niet eens in discussie gebracht hoeft te worden, dan is dit toch te simpel voorgesteld. Er is namelijk wel degelijk in de schep pende muziek iets wat we „intuïtief vak manschap" zouden willen noemen. Bij de letterkunde heeft dit intuïtief vakman schap, de beheersing van taal en stijl, en kele meesterwerken opgeleverd. In de mu ziek kennen we tal van voorbeelden van dit intuïtief vakmanschap, waarbij de stellig noodzakelijke beheersing van de compo neertechniek latent aanwezig was, zodat deze zich in de kortst mogelijke tijd kon doen gelden. Maar dit waren dan hoog-be- gaafde, zo niet geniale musici, die een be paalde ontwikkelingsgang voor de buiten wereld nauwelijks bespeurbaar doorliepen in een tijdsbestek van enkele jaren, waar de normaal begaafde componist een half mensenleven over moet doen. Intuïtief vakmanschap is bij de schep pende muziek daarom al zeldzaam, omdat de muziek in letterlijke zin zoveel noten op haar zang heeft. Iedereen die op muziek school of conservatorium harmonieleer, voorafgaande aan het contrapunt en de compositieleer heeft gehad, weet, dat hij niet mag zondigen tegen bepaalde regels. Hij weet ook, dat juist de grote componis ten herhaaldelijk tegen dezelfde regels hebben gezondigd, terwijl het dan soms de ze afwijkingen van de regels waren, die aan hun muziek een karakteristiek ele ment gaven. Maar componisten, in welke tijd zij ook leefden en in welke stijl zij ook schreven, hielden zich aan de wetten die voortvloeien uit de muziek zelf. Wetten, die als het ware volgden op de levende muziek zelf. De botsing tussen de kunste naar en de school, tussen de creatieve musicus die een nieuwe uitdrukkingsstijl zocht en de wetten van de school, kwam eerst nadat de wetten van de compositie niet meer in overeenstemming waren met de levende muziek. Alles groeit, ook de muziekkunst, die juist in onze tijd zo driftig en experimenteel naar nieuwere vormen en uitdrukking zoekt. De scheppende kunstenaar, die de ze groei, deze vernieuwing, heeft weten om te zetten in muziek, loopt het risico in botsing te komen met „het conservatori um". Met de beheersing van het vak, het nobele handwerk, voor de componist van originaliteit de soms misschien vrije en persoonlijke toepassing van immer le vende wetten van de muziek, heeft het „conflict" met het conservatorium niets te maken. Dit is een natuurlijke zaak. ponder het conservatorium te willen verheffen tot het exclusieve voorpor taal tot de componistenburcht, moeten we met klem tegenspreken, dat op een con servatorium bij een hoger muzikaal be gaafde leerling de creativiteit en vooral de oorspronkelijkheid helemaal kunnen verdwijnen. Misschien kunnen deze tijdelijk worden onderdrukt of omgebogen, maar bij een werkelijk muzikale persoonlijk heid komt de eigen creativiteit na de am bachtelijke beheersing weer naar boven. Zeker als de mentor in de compositie leer een wijs man is. Want is deze zelf een sterke persoonlijkheid en verknocht aan een bepaalde richting of componeer techniek, dan is er het gevaar, dat hij kleine epigoontjes aflevert, maar alleen bij de leerlingen met een onuitgesproken of labiele persoonlijkheid. Een goed peda goog, knap vakman en wijs man zal ech ter zijn leerling respect voor het composi torische handwerk bijbrengen en dan zelfs al een zekere vrijheid aan de eigen artis tieke creativiteit van zijn leerling geven. Het leven van ieder mens is een sprookje, door Gods vinger ge schreven. H. C. Andersen Hot boek heeft geen titelblad en geen om slag het heeft zelfs geen naam. Toch is het in alle opzichten lezenswaardig: meeslepend soms als een avonturenroman, feitelijk en exact als een standaardwerk, wereldomspannend als een encyclopedie. Er in lezend is het alsof men een reis door de wereld maakt, een lange reis die alle gelegenheid biedt de mensen te leren ken nen, mee te leven met hun kleine en grote zorgen, mee te huilen dikwijls om al het leed dat geleden wordt, mee te glimlachen soms om de humor die het leven biedt als men er oog voor heeft. Niet een boek om in één adem uit te lezen soms moet men het terzijde leggen om na te denken over die levensgrote vraag: het moge lijk dat christelijk Nederland dit alles op zijn schouders kan torsen?" Met als con clusie op die mijmering: „Laten we de handen uit de mouwen steken. Met Gods hulp komen we er wel!" Een boek moet een naam hebben. De organisatoren van „Kom over de brug" hebben het heel nuchter over „ons pro- jectenboek" het is immers niet anders dan een summiere opsomming van de 140 doeleinden die men een stoot in de goede richting wil geven door in Nederland twin tig miljoen gulden bij elkaar te brengen. Vorige week hebben we u over het hoe en waarom uitvoerig ingelicht In onze ge dachten kwam een andere naam boven: het zorgenboek van zending en werelddia- konaat misschien is het nog beter om te spreken over het zorgenboek van de chris ten die zich mede verantwoordelijk voelt voor het lot van zijn naaste en die beseft dat die verantwoordelijkheid niet bij de grens ophoudt. Het is een besef dat vooral de laatste jaren langzaam begint door te dringen en het is een besef dat gelukkig niet alleen bij de christen leeft het woord ontwikkelingshulp is een levend woord geworden. Maar zonder het te wil len maakt dit boek duidelijk dat „de kerk" in dezen een enorme voorsprong heeft op „de wereld". Zending en werelddiakonaat hebben al sinds jaar en dag een netwerk geweven van heel de wereld omspannen de hulp daarvan legt dit boek getuige nis af. Niet dat er geen nieuwe elementen in zitten die pas de laatste jaren de aan dacht van de kerk zijn gaan opeisen. Be kende woorden als Viëtnam en het vluch- „En men balsemde hem en hij werd in een kist gelegd, in EgypteGenesis 50 26b. Men zegt wel eens, dat geloven is: Dwars tegen de schijn van de dingen ingaan. Dat is waar! Zie het aan Jozef! Is het einde van zijn leven, buiten het geloof bezien, niet eigenlijk maar een trieste zaak? Want dat einde was, dat men hem balsemde en in een kist legde. Dat was het slot van zijn schitterende loopbaan, waarin hij, die eens door zijn broers als slaaf verkocht werd, het tot onderkoning van Egypte wist te brengen. Daar kunnen we roerend over ver tellen en mooie verhalen over schrijven, maar het einde was: de kist. Wèg alle roem en aanzien! En alsof het zo nog niet triest genoeg is, staat er dan nog bij, dat hij in Egypte bijgezet werd. Egypte, dat is hier het vreemde land. God had aan Abraham's nakomelingen Kanaan beloofd. Daar heeft Jozef bij geleefd. Maar hij stierf in Egypte. Heel het pa- triachale geslacht kwam voorlopig terecht in Egypte. Wat kwam er dan van Gods beloften? Wat van Jozef zelf? Hier leest u het: een kist in Egypte. Is htt dan te veel gezegd, dat dit alles dan toch maar een trieste geschiedenis is? En eerlijk gezegd, daar hebben wij 't ook zo vaak mee te stellen. En dat is het, wat ons dikwijls zo moe en moedeloos maakt. Immers, alles goed en best, Gods beloften zijn heerlijk en rijk ge noeg. Daar niet van! Mooier en blijder kan het niet. Maar wat zien wij daarvan, als het om de verwerkelijking van die beloften gaat? In dit leven waarlijk niet veel! Wij mogen het dan ver of minder ver in de wereld brengen, maar er komt een ogenblik, dat dit alles geen rol meer speelt. Er komt een ogenblik, waarin er slechts een kist voor ons overblijft, een kist in Egypte. Zo is het, als de dood ons komt halen. Dan hebben we niet veel ruimte meer no dig, zes planken, meer niet. Hebben we déér voor gewerkt en geleefd? En als we christen zijn, dan hebben we in ons leven wel eens iets gehoord van de glorieuze komst van#Gods koninkrijk. Daar staat het Evangelie vol van. Maar 't lijkt wel, alsof de duivel daarmee spot en er maar weinig van te zien is. Groot is de tegenstelling tussen Gods beloften en de werkelijkheid van het leven. Zó groot, dat we er verlegen mee zijn, ja, ons soms wanhopig voelen. En toch, toch is het anders! Asaf in Psalm 73 wijst ons de weg. Hij kende dezelfde verle genheid en nood, waar wij mee tobben. Maar hij greep er tenslot te toch boven uit, want hij lette op het definitieve einde. En dat is voor het geslacht van Gods kinderen uiteindelijk zaligheid, doch niet zo voor wie de Here niet liefhebben en vrezen. Het geloof is het geheim. Dat geloof heeft Jozef gekend. En het wordt nóg gekend door allen, die het naar waarheid zeggen kun nen: het leven is mij Christus! Dan wordt het sterven gewin. Dan mag men ons eenmaal in een kist leggen, in Egypte en toch: geen nood! Voor het geloof wordt alles anders. Het geloof gaat tegen de schijn der dingen in. Het leeft bij de echte werkelijkheid, dat de dood overwonnen is en wij ons uit mogen strekken naar de din gen, die niet gezien worden en die toch eens komen zullen. Aan God is het laatste woord. Zijn beloften bedriegen ons niet. Jozef in een kist gelegd! Daarmee eindigt het boek Genesis. Tenminste, dat lijkt zo. Maar onder dat einde mogen we zetten: wordt vervolgd. Immers de ge schiedenis van het geloof gaat door. Van geslacht tot geslacht. De fakkel van Gods beloften wordt ons in de hand gedrukt. En wij, ouderen en jongeren, hebben die fakkel aan te nemen en te lopen in geloof. Gelukkig lopen we daarbij niet alleen. Een grote wolk van getui gen omringt ons en bovenal: wij mogen al lopende het oog ge richt houden op de overste Leidsman en Voleinder van het geloof: Jezus! Wie dat geheim door genade verstaat, die weet, dat het Egypte van deze wereld ons eigenlijke vaderland niet is. Het roept bij ons het verlangen wakker naar een beter, dat is een hemels, va derland. Dat zien wij weliswaar nog niet. Wij wandelen nu nog door geloof en nog niet door aanschouwen. Nóg staat ons leven in het teken van de belofte. Maar het is de belofte van Hem, die trouw is en nooit laat varen, wat Zijn hand begon. Zijn Woord houdt stand in eeuwigheid. Daarom: houd goede moed! Heeft Jezus niet gezegd, dat als wij geloven, wij de heerlijkheid Gods zullen zien? Nog even geduld dus, tot God zijn gouden deuren ontsluit en wij uit de kist zullen opstaan, om ten volle te genieten de beloften van het Evangelie, die in Jezus Christus ja en amen zijn. Vele van de 140 projecten zijn afgestemd op de jeugd: scholenbouw, jeugd centra, vormingswerk, studiebeurzen en dergelijke. Want in de landen die wij ontwikkelingsgebieden noemen hebben kinderen het moeilijk. ke plaats, slecht vijf minuten lopen ver wijderd van de grote staatsuniversiteit, die maakt dat dit complex bijzonder ge schikt is voor een studenteninternaat. Op deze wijze zal de Christen Studen tenbeweging Indonesië in staat zijn aller lei activiteiten të ontplooien, die tot de geestelijke vorming van de gehuisveste studenten kunnen bijdragen. Bovendien en vooral zal dit centrum ten dienste staan van de gehele, «eer grote studen tengemeenschap in Djakarta". Er blijkt uit dat de Indonesische kerken zelf koper willen zijn van het pand dat ze verkbpen een grapje dat men ze graag vergeeft, want de invloed van de studen tengemeenschap in Djakarta is keer op keer bewezen. Dat men daar als christe nen een zekere invloed in wil uitoefenen is alleen maar te prijzen! Trouwens, op de volgende bladzijde al, ondere nummer 32, wordt nog eens f 360.000 gvraagd voor de bouw van studentencen tra in andere steden. Daar wordt ver teld dat de Indonesische Christen Studen ten Beweging thans 45.000 leden telt, ver deeld over 72 afdelingen. Het belang om deze jonge mensen ook als kerk te bege leiden, wordt uit deze zin overduidelijk: „Zeer jonge afgestudeerden komen vaak voor taken te staan waarvoor vele oudere en meer ervaren westerse academici zou den terugdeinzen. Maar de jonge landen hebben geen andere keus!" AMERQNGEN ds. L. Zwaan telingenprobleem leggen daarvan getuige nis af. Maar dat zijn maar enkele van de 140 projecten uit dit zorgenboek. Verre weg de meeste wijzen op een bekendheid en samenwerking die wel van vele jaren her moéten dateren. Vooral degenen die hun hart nog altijd verpand hebben aan Indonesië zullen wat vertederd kijken als ze (een voorbeeld) lezen dat de ouden van dagen van de Kwitangkerk in Djakarta een nieuw tehuis moeten hebben omdat het oude door brand is verwoest. Wie dit boek doorbladert met de gedach te dat 20 miljoen toch wel een heel groot bedrag is, is zonder enige twijfel heel snel bekeerd. Natuurlijk is het geen kleinig heid om 20 miljoen bij elkaar te brengen dat beseffen de organisatoren terdege maar als men het gaat verdelen blijkt het niet meer te zijn dan een druppel op een gloeiende plaat. Laten we maar beginnen bij het groot ste bedrag, projectnummer 83: Medische en sociale hulp aan Zuid-Viëtnam. Met tussen haakjes: medische hulp eveneens aan Noord-Viëtnam, indien mogelijk. De Wereldraad van Kerken vraagt hiervoor van Nederland een bedrag van 700.000 gulden dat is nog bij lange niet de helft van wat deze oorlog per dag kost. We citeren uit de toelichting: „Al meer dan twintig jaar is Viëtnam het toneel van bloedige strijd. De kerk van Christus staat in deze situatie voor twee opdrachten. In de eerste plaats dient zij alle middelen te baat te nemen die de vrede kunnen bevorderen. Dat kan, naar gelang de omstandigheden, door verklaringen, door protesten, door het gesprek met politici en anderen. Bo vendien echter zal de kerk zich onder al le omstandigheden geroepen weten om de nood te lenigen, darbij geen onder scheid makend tussen Noord en Zuid". In het vervolg wordt uiteengezet hoe die hulp wordt gerealiseerd. Enerzijds wordt steun geboden aan de teams van de Oost- Aziatische Raad van Kerken die werk zaam zijn in de kampen waarin oorlogs slachtoffers en vluchtelingen worden sa mengebracht, anderzijds steun bij het „dorpswerk": de in de dorpen werkende sociale teams zowel van de protestantse kerken als van de Buddhisten. Hieraan ligt deze gedachte ten grondslag: „In el ke noodsituatie zal men in de eerste plaats roepen om mensen uit het eigen volk die de omstandigheden kennen, de taal spre ken en de eigen problemen doorzien". In één adem met Viëtnam kan het na bije Oosten genoemd worden, want ook dat is een deel van de wereld waarin de woorden „hulp aan vluchtelingen" een bij zondere klank hebben. Men vindt ze onder de projectnummers 95 en 96: de Wereld raad van Kerken en de Lutherse Wereldfe- ratie vragen gezamenlijk om 400.000 gul den om de nood enigermate te lenigen. Het gaat om heel concrete zaken: de op leiding van verpleegkrachten, een oplei dingscentrum voor blinden, de aanleg van wegen en bruggen, verbetering van de watervoorziening en sanitaire voorzienin gen, vergroting van schoolgebouwen en dergelijke. Dat je voor al dit soort zaken met 400.000 gulden niet ver komt is duide lijk een paar honderd meter autosnel weg in Nederland kost al meer! Van de twintig miljoen is er nu al meer dan een miljoen besteed en dan hebben we nog niets meer gedaan dan een heel klein stukje van de ergste nood in de we reld lenigen. Het zijn niet meer dan „inci dentele zorgen" die de christen op zijn weg tegenkomt het normale werk van kerken, scholen, ziekenhuizen en wat al niet moet dan nog beginnen. Een paar voorbeelden van die „gewone" zorgen, de projectnummers 30 en 31: nieuwbouw Theologische Hogeschool Dja karta en bouw studenteninternaat Djakar ta. Aanvrager de Raad van Kerken van Indonesië. Gevraagd bedrag een miljoen gulden. Een stukje uit de toelichting: „De Sekolah Tinggi Theologia, de Theo logische Hogeschool te Djakarta, is uit haar huidige bezuiniging gegroeid. Dat is een zeer goed teken. De STT telt, over zes jaar verspreid, gemiddeld ongeveer 135 studenten. Verschillende Nederland se docenten zijn aan deze hogeschool verbonden. De Raad van Kerken van Indonesië heeft aan de rand van Dja karta een 15 ha groot terrein gekocht. Het is de bedoeling op dit terrein, in de eerste plaats een complex voor de nieu we theologische hogeschool te bouwen. Een dee] van de benodigde fondsen zal door verkoop van de tegenwoordige ge bouwen gevonden worden". Uit de toelichting op project 31, de bouw van een studenteninternaat te Djakarta, blijkt dat men een klein grapje heeft uit gehaald. Daar staat onder meer: „De theologische hogeschool in Dja karta zal naar men hoopt binnenkort mede door steun van Nederland een nieuw gebouwencomplex betrekken. Om deze nieuwbouw te financieren moeten de bestaande gebouwen verkocht wor den. Kopers kunnen gemakkelijk gevon den worden. De Indonesische kerken willen deze gebouwen echter graag voor kerkelijk werk behouden, niet uit tradi tionele overwegingen maar om de unie- Bij dit alles zal men altijd de achtergrond in het oog moeten houden: het gaat om het geluk van de mens en dat geluk is aller eerst gelegen in het aannemen van de blijde boodschap van onze Heer. Daarom is het niet moeilijk te spreken over „blijde zor gen" als het gaat over projectnummer 56: Kerkbouw op Sumba. „Het eiland Sumba heeft een bevolking van 250.000 zielen zo lezen we en van hen zijn ongeveer 30.000 christen. Vooral de laatste jaren is dat aantal enorm gegroeid. De kerk groeit gemid deld met 10 pet., op sommige plaatsen zelfs met 15 pet. per jaar. Na de mislukte staatsgreep op 30 september 1965 is grote openheid voor het Evangelie ontstaan. Dit betekent een groot tekort aan kerkge bouwen. Zowel nieuwbouw is nodig als uitbreiding van een groot aantal bestaan de". Gevraagd bedrag: 75.000 gulden daar voor kan men in Nederland net een kerk orgel laten restaureren! Ach nee, laten we zo niet verder gaan. Wie nog niet weet hoeveel er nodig is in de wereld moet eens proberen dit naamloze boek te pakken te krjjgen. Je wordt er klein van èn bltf dat er ondanks alles nog zoveel gebeurt. En dat we via „Kom over de brug" daarbjj kunnen helpen. Dit treffende beeld van twee Leger des Heils-kadetten uit Kenya typeert heel precies de geest die het Leger bezielt: ernst met blijde muziek. In het hier besproken „zor genboek" is het ook het Leger dat voor heel droge humor zorgt. Er is het verhaal van een Zwitserse tandarts die als Heilskapitein naar Haiti ging om het Evangelie te verkondigen maar hij kwam er niet aan toe omdat zoveel mensen kiespijn bleken te hebben! Tot dusverre reed hij rond op een ezeltje het Leger vraagt nu voor hem een Landrover. „Dan kan tandarts Egger (inmiddels majoor) eindelijk zijn ezeltje op stal laten staan

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 8