Over componist en
vakmanschap
Bladerend
in
het
zorgenboek
van zending en
Schijn en werkelijkheid Ter «verdenking
muziekfeuilleton
henri th. timmerman
OEZE WEEK
DE 20 MILJOEN VAN
„KOM OVER DE BRUG"
Nieuwe zorgen
Nog een miljoen
Blijde zorgen
l^unstenaars plegen veelvuldig en fel te
protesteren tegen allerlei zaken en dit
is niet alleen hun goed recht, het zou
zelfs bijna ónnatuurlijk zijn als het niet ge
beurde. Er zijn uitzonderingen, want er
zijn ook kunstenaars, die opgaan in hun
creatief werk en zich nergens mee bemoei
en. wat ook hun goed recht is, al zijn
er in onze tijd toch wel zaken die ons éllen
raken en zouden moeten verontrusten, dit
woord in de onversneden zin.
Kunstenaars hebben altijd geprotesteerd,
politiek of revolutionair, en vanzelfspre
kend vooral in hun eigen zaken van kunst
en werk, van opleiding en levensomstandig
heden. De tijd ligt nog maar kort achter
ons, dat het tot de goede kunstenaarszede
behoorde om ook van tijd tot tijd te pro
testeren tegen het officiële kunstleven, te
gen het kunstinstituut, de academie en het
conservatorium. Men kon vooral jongere
scheppende kunstenaars niet zwaarder be
ledigen, dan hen een academicus of con-
servatorist te noemen. Dit hield dan de
grootste afkeuring en zelfs hoon in, omdat
deze toevoeging „academisch" een scheld
naam was, een sarcastisch-honend brevet
voor dorre schoolsheid en artistiek-inven-
tief onvermogen. Vele beeldende kunste
naars verwierpen de academies als kweek
plaatsen van onvruchtbaar academisme,
de componisten verloochenden of minacht
ten de conservatoria als een hoogstens
noodzakelijk kwaad voor schoolse vormen.
Dit lijkt nogal extreem gezegd, maar zo
was de mentaliteit toch ongeveer wel en
men goochelde dan met enkele namen van
geniale componisten, die het zonder con
servatorium hadden moeten of kunnen stel
len of in hun studiejaren met deze nuttige
instelling voortdurend in conflict lagen.
Het dikwijls overtrokken conflict met
het conservatorium is ih wezen een ge
zond verschijnsel in de ontwikkelingsgang
van de kunstenaar, de componist. Conser
vatorium betekent letterlijk: bewaar
school, het bewaren, in stand houden.
Maar al scholden de grote componisten op
dit conservatorium, omdat dit hen in hun
jonge jaren belemmerde in hun vrije ont-
w
plooiing, later erkenden de meeste compo
nisten, dat zij hun scholing, hun vakman
schap, componeertechniek en instrumen
tatiekunst en meer, voor een groot deel
aan dit conservatorium te danken hadden.
Het merkwaardige geval doet zich tegen
woordig voor, dat sommige kunstenaars in
de sector van de beeldende kunsten op
nieuw protesteren, maar niet zoals we zou
den verwachten, tégen de academie, maar
juist vóór deze instelling, voor vakman
schap en voor een kunst die uitgaat van
een ombachtelijk opleiding, zoals de letter
lijke tekst in de motivering voor een nieu
we schildersgroep luidde.
\fensen, die veel met muziek en compo-
1 nisten te maken hebben, maar zich
weinig inlaten met de moderne schilder
kunst, zullen verbaasd zijn te vernemen
over een nieuwe schildersgroep die „uit
gaat van een ambachtelijke opleiding" en
academies prijst „niet om er kunstenaars
te maken, maar om hun die een kunstzin
nige aanleg hebben vak en routine bij te
brengen die nodig zijn voor 't kunstenaar
schap". Verbaasd, omdat dit alles in de se
rieuze muziek de gewoonste zaak van de
wereld is.
Alle componisten en ook de musici, die
werkzaam zijn in de muziekpraktijk en
daarvoor ook werken schrijven zonder zich
een uitverkoren componist te voelen, heb
ben zeker de overtuiging, dat hun vakop
leiding een zaak was van noodzaak. Zij
konden sommige onderdelen van het zeer
veeleisende vak misschien vervelend of
moeilijk vinden, de klassieke, aan strenge
regels gebonden harmonieleer of de in-
strumentatiekunst en de zeer begaafden
en de zeldzame originele compositieleer
lingen konden soms hun leraren en hun
tijd vooruit zijn en daardoor in conflict ko
men, aan de noodzaak van een hechte
c ompositietechnische scholing twijfelden zij
(later) niet.
Het vakmanschap, het zuiver ambachte
lijke kunnen, zonder de wel reële maar
moeilijk te vangen elementen als inspira
tie en inventie, is voor de scheppende mu
ziek geen probleem. Zonder meer kunnen
we stellen, dat iemand die een compositie
presenteert zonder daartoe in technisch
opzicht capabel te zijn, onmiddellijk door
de mand valt. Zelfs een epigoon, een na
volger van eerdere voorbeelden zonder een
grein eigen vindingrijkheid, moet, om een
muziekwerk te kunnen schrijven, toch de
elementaire wetten van de compositie en
de orkestratie kennen. Dit geldt uiteraard
niet voor het schrijven van een lied of
song, maar voor het componeren van een
muziekwerk van ruimere allure, ongeacht
de stijl.
Maar als we nu over de noodzaak van
het ambachtelijke kunnen, zaken als com
positieleer en instrumentatie bijvoor
beeld, schrijven als over een aangelegen
heid die niet eens in discussie gebracht
hoeft te worden, dan is dit toch te simpel
voorgesteld.
Er is namelijk wel degelijk in de schep
pende muziek iets wat we „intuïtief vak
manschap" zouden willen noemen. Bij de
letterkunde heeft dit intuïtief vakman
schap, de beheersing van taal en stijl, en
kele meesterwerken opgeleverd. In de mu
ziek kennen we tal van voorbeelden van dit
intuïtief vakmanschap, waarbij de stellig
noodzakelijke beheersing van de compo
neertechniek latent aanwezig was, zodat
deze zich in de kortst mogelijke tijd kon
doen gelden. Maar dit waren dan hoog-be-
gaafde, zo niet geniale musici, die een be
paalde ontwikkelingsgang voor de buiten
wereld nauwelijks bespeurbaar doorliepen
in een tijdsbestek van enkele jaren, waar
de normaal begaafde componist een half
mensenleven over moet doen.
Intuïtief vakmanschap is bij de schep
pende muziek daarom al zeldzaam, omdat
de muziek in letterlijke zin zoveel noten op
haar zang heeft. Iedereen die op muziek
school of conservatorium harmonieleer,
voorafgaande aan het contrapunt en de
compositieleer heeft gehad, weet, dat hij
niet mag zondigen tegen bepaalde regels.
Hij weet ook, dat juist de grote componis
ten herhaaldelijk tegen dezelfde regels
hebben gezondigd, terwijl het dan soms de
ze afwijkingen van de regels waren, die
aan hun muziek een karakteristiek ele
ment gaven. Maar componisten, in welke
tijd zij ook leefden en in welke stijl zij
ook schreven, hielden zich aan de wetten
die voortvloeien uit de muziek zelf. Wetten,
die als het ware volgden op de levende
muziek zelf. De botsing tussen de kunste
naar en de school, tussen de creatieve
musicus die een nieuwe uitdrukkingsstijl
zocht en de wetten van de school, kwam
eerst nadat de wetten van de compositie
niet meer in overeenstemming waren met
de levende muziek.
Alles groeit, ook de muziekkunst, die juist
in onze tijd zo driftig en experimenteel
naar nieuwere vormen en uitdrukking
zoekt. De scheppende kunstenaar, die de
ze groei, deze vernieuwing, heeft weten om
te zetten in muziek, loopt het risico in
botsing te komen met „het conservatori
um". Met de beheersing van het vak, het
nobele handwerk, voor de componist van
originaliteit de soms misschien vrije en
persoonlijke toepassing van immer le
vende wetten van de muziek, heeft het
„conflict" met het conservatorium niets te
maken. Dit is een natuurlijke zaak.
ponder het conservatorium te willen
verheffen tot het exclusieve voorpor
taal tot de componistenburcht, moeten we
met klem tegenspreken, dat op een con
servatorium bij een hoger muzikaal be
gaafde leerling de creativiteit en vooral
de oorspronkelijkheid helemaal kunnen
verdwijnen. Misschien kunnen deze tijdelijk
worden onderdrukt of omgebogen, maar
bij een werkelijk muzikale persoonlijk
heid komt de eigen creativiteit na de am
bachtelijke beheersing weer naar boven.
Zeker als de mentor in de compositie
leer een wijs man is. Want is deze zelf
een sterke persoonlijkheid en verknocht
aan een bepaalde richting of componeer
techniek, dan is er het gevaar, dat hij
kleine epigoontjes aflevert, maar alleen
bij de leerlingen met een onuitgesproken of
labiele persoonlijkheid. Een goed peda
goog, knap vakman en wijs man zal ech
ter zijn leerling respect voor het composi
torische handwerk bijbrengen en dan zelfs
al een zekere vrijheid aan de eigen artis
tieke creativiteit van zijn leerling geven.
Het leven van ieder
mens is een
sprookje, door
Gods vinger ge
schreven.
H. C. Andersen
Hot boek heeft geen titelblad en geen om
slag het heeft zelfs geen naam. Toch
is het in alle opzichten lezenswaardig:
meeslepend soms als een avonturenroman,
feitelijk en exact als een standaardwerk,
wereldomspannend als een encyclopedie.
Er in lezend is het alsof men een reis door
de wereld maakt, een lange reis die alle
gelegenheid biedt de mensen te leren ken
nen, mee te leven met hun kleine en grote
zorgen, mee te huilen dikwijls om al het
leed dat geleden wordt, mee te glimlachen
soms om de humor die het leven biedt als
men er oog voor heeft. Niet een boek om
in één adem uit te lezen soms moet
men het terzijde leggen om na te denken
over die levensgrote vraag: het moge
lijk dat christelijk Nederland dit alles op
zijn schouders kan torsen?" Met als con
clusie op die mijmering: „Laten we de
handen uit de mouwen steken. Met Gods
hulp komen we er wel!"
Een boek moet een naam hebben. De
organisatoren van „Kom over de brug"
hebben het heel nuchter over „ons pro-
jectenboek" het is immers niet anders
dan een summiere opsomming van de 140
doeleinden die men een stoot in de goede
richting wil geven door in Nederland twin
tig miljoen gulden bij elkaar te brengen.
Vorige week hebben we u over het hoe en
waarom uitvoerig ingelicht In onze ge
dachten kwam een andere naam boven:
het zorgenboek van zending en werelddia-
konaat misschien is het nog beter om te
spreken over het zorgenboek van de chris
ten die zich mede verantwoordelijk voelt
voor het lot van zijn naaste en die beseft
dat die verantwoordelijkheid niet bij de
grens ophoudt. Het is een besef dat vooral
de laatste jaren langzaam begint door te
dringen en het is een besef dat gelukkig
niet alleen bij de christen leeft het
woord ontwikkelingshulp is een levend
woord geworden. Maar zonder het te wil
len maakt dit boek duidelijk dat „de kerk"
in dezen een enorme voorsprong heeft op
„de wereld". Zending en werelddiakonaat
hebben al sinds jaar en dag een netwerk
geweven van heel de wereld omspannen
de hulp daarvan legt dit boek getuige
nis af. Niet dat er geen nieuwe elementen
in zitten die pas de laatste jaren de aan
dacht van de kerk zijn gaan opeisen. Be
kende woorden als Viëtnam en het vluch-
„En men balsemde hem en hij werd in een kist gelegd, in
EgypteGenesis 50 26b.
Men zegt wel eens, dat geloven is: Dwars tegen de schijn van de
dingen ingaan.
Dat is waar!
Zie het aan Jozef!
Is het einde van zijn leven, buiten het geloof bezien, niet eigenlijk
maar een trieste zaak?
Want dat einde was, dat men hem balsemde en in een kist legde.
Dat was het slot van zijn schitterende loopbaan, waarin hij, die
eens door zijn broers als slaaf verkocht werd, het tot onderkoning
van Egypte wist te brengen. Daar kunnen we roerend over ver
tellen en mooie verhalen over schrijven, maar het einde was: de
kist.
Wèg alle roem en aanzien!
En alsof het zo nog niet triest genoeg is, staat er dan nog bij, dat
hij in Egypte bijgezet werd. Egypte, dat is hier het vreemde land.
God had aan Abraham's nakomelingen Kanaan beloofd. Daar
heeft Jozef bij geleefd. Maar hij stierf in Egypte. Heel het pa-
triachale geslacht kwam voorlopig terecht in Egypte. Wat kwam
er dan van Gods beloften? Wat van Jozef zelf? Hier leest u het:
een kist in Egypte.
Is htt dan te veel gezegd, dat dit alles dan toch maar een trieste
geschiedenis is? En eerlijk gezegd, daar hebben wij 't ook zo
vaak mee te stellen. En dat is het, wat ons dikwijls zo moe en
moedeloos maakt.
Immers, alles goed en best, Gods beloften zijn heerlijk en rijk ge
noeg. Daar niet van! Mooier en blijder kan het niet. Maar wat
zien wij daarvan, als het om de verwerkelijking van die beloften
gaat?
In dit leven waarlijk niet veel! Wij mogen het dan ver of minder
ver in de wereld brengen, maar er komt een ogenblik, dat dit
alles geen rol meer speelt. Er komt een ogenblik, waarin er slechts
een kist voor ons overblijft, een kist in Egypte. Zo is het, als de
dood ons komt halen. Dan hebben we niet veel ruimte meer no
dig, zes planken, meer niet.
Hebben we déér voor gewerkt en geleefd? En als we christen zijn,
dan hebben we in ons leven wel eens iets gehoord van de glorieuze
komst van#Gods koninkrijk. Daar staat het Evangelie vol van.
Maar 't lijkt wel, alsof de duivel daarmee spot en er maar weinig
van te zien is. Groot is de tegenstelling tussen Gods beloften en
de werkelijkheid van het leven. Zó groot, dat we er verlegen mee
zijn, ja, ons soms wanhopig voelen. En toch, toch is het anders!
Asaf in Psalm 73 wijst ons de weg. Hij kende dezelfde verle
genheid en nood, waar wij mee tobben. Maar hij greep er tenslot
te toch boven uit, want hij lette op het definitieve einde. En dat
is voor het geslacht van Gods kinderen uiteindelijk zaligheid, doch
niet zo voor wie de Here niet liefhebben en vrezen.
Het geloof is het geheim. Dat geloof heeft Jozef gekend. En het
wordt nóg gekend door allen, die het naar waarheid zeggen kun
nen: het leven is mij Christus!
Dan wordt het sterven gewin. Dan mag men ons eenmaal in een
kist leggen, in Egypte en toch: geen nood!
Voor het geloof wordt alles anders. Het geloof gaat tegen de
schijn der dingen in. Het leeft bij de echte werkelijkheid, dat de
dood overwonnen is en wij ons uit mogen strekken naar de din
gen, die niet gezien worden en die toch eens komen zullen.
Aan God is het laatste woord. Zijn beloften bedriegen ons niet.
Jozef in een kist gelegd!
Daarmee eindigt het boek Genesis. Tenminste, dat lijkt zo. Maar
onder dat einde mogen we zetten: wordt vervolgd. Immers de ge
schiedenis van het geloof gaat door. Van geslacht tot geslacht.
De fakkel van Gods beloften wordt ons in de hand gedrukt.
En wij, ouderen en jongeren, hebben die fakkel aan te nemen en
te lopen in geloof.
Gelukkig lopen we daarbij niet alleen. Een grote wolk van getui
gen omringt ons en bovenal: wij mogen al lopende het oog ge
richt houden op de overste Leidsman en Voleinder van het geloof:
Jezus!
Wie dat geheim door genade verstaat, die weet, dat het Egypte
van deze wereld ons eigenlijke vaderland niet is. Het roept bij
ons het verlangen wakker naar een beter, dat is een hemels, va
derland.
Dat zien wij weliswaar nog niet. Wij wandelen nu nog door geloof
en nog niet door aanschouwen.
Nóg staat ons leven in het teken van de belofte. Maar het is de
belofte van Hem, die trouw is en nooit laat varen, wat Zijn hand
begon. Zijn Woord houdt stand in eeuwigheid.
Daarom: houd goede moed!
Heeft Jezus niet gezegd, dat als wij geloven, wij de heerlijkheid
Gods zullen zien?
Nog even geduld dus, tot God zijn gouden deuren ontsluit en wij
uit de kist zullen opstaan, om ten volle te genieten de beloften
van het Evangelie, die in Jezus Christus ja en amen zijn.
Vele van de 140 projecten zijn afgestemd op de jeugd: scholenbouw, jeugd
centra, vormingswerk, studiebeurzen en dergelijke. Want in de landen die wij
ontwikkelingsgebieden noemen hebben kinderen het moeilijk.
ke plaats, slecht vijf minuten lopen ver
wijderd van de grote staatsuniversiteit,
die maakt dat dit complex bijzonder ge
schikt is voor een studenteninternaat.
Op deze wijze zal de Christen Studen
tenbeweging Indonesië in staat zijn aller
lei activiteiten të ontplooien, die tot de
geestelijke vorming van de gehuisveste
studenten kunnen bijdragen. Bovendien
en vooral zal dit centrum ten dienste
staan van de gehele, «eer grote studen
tengemeenschap in Djakarta".
Er blijkt uit dat de Indonesische kerken
zelf koper willen zijn van het pand dat ze
verkbpen een grapje dat men ze graag
vergeeft, want de invloed van de studen
tengemeenschap in Djakarta is keer op
keer bewezen. Dat men daar als christe
nen een zekere invloed in wil uitoefenen
is alleen maar te prijzen!
Trouwens, op de volgende bladzijde al,
ondere nummer 32, wordt nog eens f 360.000
gvraagd voor de bouw van studentencen
tra in andere steden. Daar wordt ver
teld dat de Indonesische Christen Studen
ten Beweging thans 45.000 leden telt, ver
deeld over 72 afdelingen. Het belang om
deze jonge mensen ook als kerk te bege
leiden, wordt uit deze zin overduidelijk:
„Zeer jonge afgestudeerden komen vaak
voor taken te staan waarvoor vele oudere
en meer ervaren westerse academici zou
den terugdeinzen. Maar de jonge landen
hebben geen andere keus!"
AMERQNGEN
ds. L. Zwaan
telingenprobleem leggen daarvan getuige
nis af. Maar dat zijn maar enkele van de
140 projecten uit dit zorgenboek. Verre
weg de meeste wijzen op een bekendheid
en samenwerking die wel van vele jaren
her moéten dateren. Vooral degenen die
hun hart nog altijd verpand hebben aan
Indonesië zullen wat vertederd kijken als
ze (een voorbeeld) lezen dat de ouden van
dagen van de Kwitangkerk in Djakarta
een nieuw tehuis moeten hebben omdat
het oude door brand is verwoest.
Wie dit boek doorbladert met de gedach
te dat 20 miljoen toch wel een heel groot
bedrag is, is zonder enige twijfel heel snel
bekeerd. Natuurlijk is het geen kleinig
heid om 20 miljoen bij elkaar te brengen
dat beseffen de organisatoren terdege
maar als men het gaat verdelen blijkt het
niet meer te zijn dan een druppel op een
gloeiende plaat.
Laten we maar beginnen bij het groot
ste bedrag, projectnummer 83: Medische
en sociale hulp aan Zuid-Viëtnam. Met
tussen haakjes: medische hulp eveneens
aan Noord-Viëtnam, indien mogelijk. De
Wereldraad van Kerken vraagt hiervoor
van Nederland een bedrag van 700.000
gulden dat is nog bij lange niet de
helft van wat deze oorlog per dag kost.
We citeren uit de toelichting:
„Al meer dan twintig jaar is Viëtnam
het toneel van bloedige strijd. De kerk
van Christus staat in deze situatie voor
twee opdrachten. In de eerste plaats
dient zij alle middelen te baat te nemen
die de vrede kunnen bevorderen. Dat
kan, naar gelang de omstandigheden,
door verklaringen, door protesten, door
het gesprek met politici en anderen. Bo
vendien echter zal de kerk zich onder al
le omstandigheden geroepen weten om
de nood te lenigen, darbij geen onder
scheid makend tussen Noord en Zuid".
In het vervolg wordt uiteengezet hoe die
hulp wordt gerealiseerd. Enerzijds wordt
steun geboden aan de teams van de Oost-
Aziatische Raad van Kerken die werk
zaam zijn in de kampen waarin oorlogs
slachtoffers en vluchtelingen worden sa
mengebracht, anderzijds steun bij het
„dorpswerk": de in de dorpen werkende
sociale teams zowel van de protestantse
kerken als van de Buddhisten. Hieraan
ligt deze gedachte ten grondslag: „In el
ke noodsituatie zal men in de eerste plaats
roepen om mensen uit het eigen volk die
de omstandigheden kennen, de taal spre
ken en de eigen problemen doorzien".
In één adem met Viëtnam kan het na
bije Oosten genoemd worden, want ook
dat is een deel van de wereld waarin de
woorden „hulp aan vluchtelingen" een bij
zondere klank hebben. Men vindt ze onder
de projectnummers 95 en 96: de Wereld
raad van Kerken en de Lutherse Wereldfe-
ratie vragen gezamenlijk om 400.000 gul
den om de nood enigermate te lenigen.
Het gaat om heel concrete zaken: de op
leiding van verpleegkrachten, een oplei
dingscentrum voor blinden, de aanleg van
wegen en bruggen, verbetering van de
watervoorziening en sanitaire voorzienin
gen, vergroting van schoolgebouwen en
dergelijke. Dat je voor al dit soort zaken
met 400.000 gulden niet ver komt is duide
lijk een paar honderd meter autosnel
weg in Nederland kost al meer!
Van de twintig miljoen is er nu al meer
dan een miljoen besteed en dan hebben
we nog niets meer gedaan dan een heel
klein stukje van de ergste nood in de we
reld lenigen. Het zijn niet meer dan „inci
dentele zorgen" die de christen op zijn
weg tegenkomt het normale werk van
kerken, scholen, ziekenhuizen en wat al
niet moet dan nog beginnen.
Een paar voorbeelden van die „gewone"
zorgen, de projectnummers 30 en 31:
nieuwbouw Theologische Hogeschool Dja
karta en bouw studenteninternaat Djakar
ta. Aanvrager de Raad van Kerken van
Indonesië. Gevraagd bedrag een miljoen
gulden. Een stukje uit de toelichting:
„De Sekolah Tinggi Theologia, de Theo
logische Hogeschool te Djakarta, is uit
haar huidige bezuiniging gegroeid. Dat
is een zeer goed teken. De STT telt, over
zes jaar verspreid, gemiddeld ongeveer
135 studenten. Verschillende Nederland
se docenten zijn aan deze hogeschool
verbonden. De Raad van Kerken van
Indonesië heeft aan de rand van Dja
karta een 15 ha groot terrein gekocht.
Het is de bedoeling op dit terrein, in de
eerste plaats een complex voor de nieu
we theologische hogeschool te bouwen.
Een dee] van de benodigde fondsen zal
door verkoop van de tegenwoordige ge
bouwen gevonden worden".
Uit de toelichting op project 31, de bouw
van een studenteninternaat te Djakarta,
blijkt dat men een klein grapje heeft uit
gehaald. Daar staat onder meer:
„De theologische hogeschool in Dja
karta zal naar men hoopt binnenkort
mede door steun van Nederland een
nieuw gebouwencomplex betrekken. Om
deze nieuwbouw te financieren moeten
de bestaande gebouwen verkocht wor
den. Kopers kunnen gemakkelijk gevon
den worden. De Indonesische kerken
willen deze gebouwen echter graag voor
kerkelijk werk behouden, niet uit tradi
tionele overwegingen maar om de unie-
Bij dit alles zal men altijd de achtergrond
in het oog moeten houden: het gaat om het
geluk van de mens en dat geluk is aller
eerst gelegen in het aannemen van de blijde
boodschap van onze Heer. Daarom is het
niet moeilijk te spreken over „blijde zor
gen" als het gaat over projectnummer 56:
Kerkbouw op Sumba.
„Het eiland Sumba heeft een bevolking
van 250.000 zielen zo lezen we en
van hen zijn ongeveer 30.000 christen.
Vooral de laatste jaren is dat aantal
enorm gegroeid. De kerk groeit gemid
deld met 10 pet., op sommige plaatsen
zelfs met 15 pet. per jaar. Na de mislukte
staatsgreep op 30 september 1965 is grote
openheid voor het Evangelie ontstaan.
Dit betekent een groot tekort aan kerkge
bouwen. Zowel nieuwbouw is nodig als
uitbreiding van een groot aantal bestaan
de".
Gevraagd bedrag: 75.000 gulden daar
voor kan men in Nederland net een kerk
orgel laten restaureren!
Ach nee, laten we zo niet verder gaan.
Wie nog niet weet hoeveel er nodig is in de
wereld moet eens proberen dit naamloze
boek te pakken te krjjgen. Je wordt er
klein van èn bltf dat er ondanks alles
nog zoveel gebeurt. En dat we via „Kom
over de brug" daarbjj kunnen helpen.
Dit treffende beeld van twee Leger des Heils-kadetten uit Kenya typeert heel precies
de geest die het Leger bezielt: ernst met blijde muziek. In het hier besproken „zor
genboek" is het ook het Leger dat voor heel droge humor zorgt. Er is het verhaal van een
Zwitserse tandarts die als Heilskapitein naar Haiti ging om het Evangelie te verkondigen
maar hij kwam er niet aan toe omdat zoveel mensen kiespijn bleken te hebben! Tot
dusverre reed hij rond op een ezeltje het Leger vraagt nu voor hem een Landrover.
„Dan kan tandarts Egger (inmiddels majoor) eindelijk zijn ezeltje op stal laten staan