Straatnamen in Veenendaal
LaterA met gehromdi
Tomae ra
en lachen
Nieuw Lyceum staat
opOude Schapenhok
vroeger
de Lr
uggetieó
lan
gs
t
ovenein
DS. VAN ENK
OFFICIER O.N.
DS. KEUNING NEEMT
24 MAART AFSCHEID
Twee Spaanse
gastarbeiders
naar
ziekenhuis
door Adriaan P. de Kleuver
Veldnamen
Wandelen
Gort
Kerk
Boerseland
Frontale botsing
door uitwijk
manoeuvre
MIST
u uw
Bel:
10550
11079
Geslaagd
DINSDAG 12 MAART 1968
L
Er is de laatste jaren hard gewerkt aan Veenendaals historisch onderzoek.
Nog eeuwen moeten echter diepgaand onderzoclu worden en dan zitten wij met
de moeilijkheid dat Veenendaal in 't verleden in feite een dubbeldooier was.
Zelfs de bloedloze revolutie van 1795 wist daar geen einde aan te maken. De
grens bleef midden door het dorp lopen, want het was tevens de grens tussen
twee provincies.
Er waren wel meer dorpen die het karakter van een Siamese tweeling hadden
doordat er zo maar ledematen aangroeiden van een andere gemeente. Dan
bleek al ras dat beide delen in feite niet meer buiten elkaar konden bestaan.
K
j
Dit was ook het geval bij Gelders
en Stichts-Veenendaal. Het is wél merk
waardig dat in de oude rechtsgebieden
Gelre en Sticht volkomen eigen taalge
bruiken heersten. Weliswaar deelde de
bisschop Davidsgrift het gebied in twee-
en en behoorden beide zijden tot één
Veenraadschap; er bleef in de topony
mie het Gelders-Saksisch taalgebruik en
het Stichts-Hollands bestaan. De Betu
we sluit met een Brabantse beïnvloe
ding (sterk in het dialect van Rhenen
aanwezig!) weer aan op Stichts taalge
bruik. Dit is de laatste jaren grondig
onderzocht. Er is daarbij gebleken dat
het dialect van Veenendaal een hoogst
merkwaardige mengeling vertoont van
Oost-Nederlands (Saksisch dus) en
Stichts-Hollands.
Vóór evenwel het typisch „Veens" ge
vormd was bestonden de veldnamen in
grote trekken reeds. De méést karak
teristieke voor de Gelderse zijde is zak
voor waterrijke plekken; ja voor een
heel complex van percelen die eindi
gen met het woord zak. Wij willen ze
evenwel op een rijtje zetten en vinden
daar in het notariële archief onder meer
(Stek zijn zak, den Rouwen zak (eigen
dom Herv. kerk te Veenendaal), de
Breeden zak, Jaaigjes zak, Meesters
zak, de zak van Weppelman, de zak
achter Budding, Tussies zak, Bruis zijn
zak, Van der Does zijn zak en nog een
paar. Dit zak had dezelfde betekenis
als hel, hol en ketel in het Stichtse!
Toch vonden wij de naam start óók op
Gelders, n.l. de drafstart en de bagger-
start, wel een bewijs dat het woord ke
tel (denk eens aan het zeegat Ketel-
diep!) het oudste zal zijn.
Evengoed als op Stichts had Gelders
zéér karakteristieke veldnamen, waar
onder Fluiters heuvel, een. soort donkje
in het veenland; de Pollen dat óók wel
op een verhoging in het landschap zal
duiden, de riolen dat niet thuis te bren
gen is, de Teers die ook al raadselach
tig bleef, Het Woesterveld (ook wel eens
„oesterveld") dat bepaald wel „woest
en ledig" geweest moet zijn; de bagger-
beugel die op frappante wijze herinnert
aan een werktuig bij de turfmakerij;
het „neusje van Beijer" dat bepaald
een „uitstekend" perceel hooiland was
en de trapjes, dat in de Dragonder
ligt.
Een merkwaardige naam is ook Dil-
lewijnens. De „s" is in de thans be
staande straatnaam weggelaten.
Langs het Boveneind dat nu de
naam Prins Bernhardlaan draagt en
voorheen Geldersche Wijck heette, in
die contreien zijn de veldnamen schaar
ser, maar één ervan zal in de toekomst
een wijknaam vormen, de Geldersche
Blom, en zonder daar bij stil te staan
bewijst daarmee Veenendaal eer aan
een geslacht dat nauw verwant was
aan de graven van Gelre.
Ieder kent wel de enorme schuur van
de voormalige hofstede Roodhuizen bij
de Klomp. Dat Roodhuizen kwam even
wel van een familienaam en de weide
die er bij hoorde heette Roodhuizerwei-
de. Het „hazenpad" gaat er van de
Nieuweweg af overheen.
Op het reeds lang afgebroken „voor
huis", waarvan de aftekening in de
blinde „voorgevel" nog zichtbaar is,
hielden twee dochters van die mijnheer
Roodhuizen een meisjeskostschool. Er
is evenwel een oude prent van het voor
malige huis en aan de gevel prijkt een
wapensteen. Nu moet men heraldicus
zijn om te gaan speuren naar dat wa
pen. Dat had dubbel resultaat. Het was
van een vroegere bezitter van „Rood
huizen", een Van Hattum en die stam
de uit bastaardij van een graaf van
Gelre. Maar nu die naam Gelderse
bloem! Op dat Van Hattum-wapen staan
drie bloemen, mispelbloemen, en dat
nu is het oude wapen van de graven van
Gelre. De „Mispelblom" of „Gelder
sche blom" bleef het wapen van die
Van Hattum's en aan één van hun bezit
tingen in de „buurtschap van Gel-
dersch-Veenendaal" bleef de oude
naam Geldersche bloem verbonden. Dit
deel van Veenendaal zal dus wel dege
lijk een puur historische, ja zelfs heral
dieke naam dragen.
Dan belanden wij aan de Klomp.
Een klomp is een voorwerp waar ieder
mee vertrouwd is. Ze gooien er de bui-.
tenlandse toeristen mee dood en vroe
ger kon geen burger in dat „goeie" oude
Veen een oog meer dicht doen als iede
re morgen tegen zessen de fabrieksen
naar de Schup of de groote fabriek gin
gen. Dit klomp komt echter van klamp
en een klamp was een laag haventje
aan een vaart waar platgeboomde
schuiten konden meren.
De Klomp had beslist zo'n haventje.
Al enige malen viel het toponymica
Geldersche Wijck. Aan het einde daar
van, nog voorbij die tunnel onder de
spoorlijn lag een aanlegsteigertje; een
klamp dus, gesticht als vrijhaventje
door het Veenraadschap. Daar kon men
vrij laden en lossen! Wat dan wel?
Turf uit de Edervenen (Ederveen!);
run. de in bosjes gebonden afgeklopte
bast van eikenhakhout voor de- leer
looierijen; het „talkhout" dat overbleef,
koeien en schapen en varkens, tafels,
stoelen en kasten... en de lijkkist als
iemand naar het kerkhof gebracht moest
worden. Alles per aak. Over de talloze
bruggetjes die over de veensloten lagen
die op de Geldersche Wijck uitkwamen
was dat onmogelijk. Als katers met ge
kromde ruggen lagen zij er; de brug
getjes naar de Klomp en poëtisch sprak
men van het Venetië van de vallei. De
toegangsweg tot Veenendaal was een
voetgangersdoorgang waar men elkaar
amper met twee kruiwagens kon pas
seren.
We gaan „een Klompie om", zeiden
vroeger op zondagmiddag veel mensen.
Wandelen hebben de Veenendalers al
tijd graag gedaan. De gereformeerde
vaderen hadden het nog niet zo ver
doorgedreven als de Amsterdamse rab
bijnen die sabbathspalen hadden laten
plaatsen om te voorkomen dat de Jo
den te ver zouden lopen. Je kon in 't
Veen gaan zo ver je wilde en ze liepen
wat af. Maar goed, de Melm naderde
en daar had je bij „de Afrit" het „gat
langs de straatweg", een uitgeveend
gebied en de „lange wijk", een sloot
waardoor de turf per aak op de grift
kon worden.
Ook de Veenendaalse vaart die van
de Gelderse wijk kwam en doorging
tot aan Renswoude toe. Toen de kerk
en het kasteel van Renswoude ge
bouwd werden bracht men vanaf de
Grebbe via de Gelderse wijk en de
Veenendaalse vaart alle bouwmate
rialen naar dit dorp. De overlevering
wil dat dit vaartje daar speciaal voor
gegraven was.
De Melm dan! Een niet te verklaren
naam op het eerste gezicht, maar melm
is het middennederlandse woord voor
droge grond en voor stof. Het is het
zelfde als molm. Die grond van het
oude Grote Veenlo was droog. Er was
alléén maar bos. De „kweekerij" was
een perceel waar in later tijd laanbo
men geteeld werden en waarvan het
restant een bosje ging vormen. Ook al
weer lang, lang geleden. Je komt door
de „hoge bomen" en de Holleweg. Een
„holle weg" gaat tussen twee hoogten
door. Vreemd? Beslist niet! Ze lag tus
sen de Grote en de Kleine Veenlo.
Dan de Gortstraat. Dat is de deftige
naam voor Gortsteeg. Vroeger stond
daar een pelmolen waar gerst tot gort
gewreven werd, een rosmolen die door
een paard aan een.boom die ronddraai
de aangedreven werd. In de Zandstraat
achter „de ark" had Bram Lus (van
de Lustgraaf) ook zo iets. Allemaal ver
leden tijd, maar als toponymica onder
de straatnamen een aardige herinne
ring.
De naam Kostverloren is niet zo
moeilijk te verklaren als men denkt aan
verloren kosten. Er is evenwel een le
gende aan verbonden. De Veenendalers
wilden n.l. een vaart graven naar de
Opslag te Eist om zo een haven aan
de Rijn te krijgen. Toen ze al een eind
op weg waren zagen ze er tegen op de
Molenpol te doorgraven. Hoe zouden ze
hebben staan kijken als ze door de bult
van de Utrechtse Heuvelrug moesten!
Een onzinnig verhaal waar geen steek
van waar is. Dat vaartje, niet meer
dan een sloot, diende om de grift langs
het Zand te verbinden met de textiel
fabriek van burgemeester Van de Poll.
Na aankoop door de VSW rond 1860
werd de cude katoenweverij gesloopt en
die sloot gedempt: Kosten verloren!
Vroeger heette een bekend steegje
daar „het rottepad". In het Veenen
daalse dialect is een rat een rot. Maar
dat steegje had niets met ratten van
doen, maar met rotten in de zin van
vlasfabricatie. Er stond de rotterij van
Hollenkamp en wat verderop „achter
de kerk" de Vlas, die vroeger en
dan spreken wij van een 150 jaar te
rug een touwslagerij was. Burge
meester Van de Poll kreeg zijn Van de
Pollstraat toen er blokken arbeiderswo
ningen op de plek van zijn fabriek wer
den gebouwd.
Het Panhuis dan. Eeuwen geleden
was daar een zekere jonker Van Pan
huis, grondeigenaar. Een vreemde
naam in het verlengde ervan liggende
is het Fort, vroeger bezit van de familie
Van de Lustgraaf. Er lag daar nooit
een fort maar vermoedelijk komt dat
van foreest en dat is bos. Het ge
bied van de Rooden Haan tot aan de
Holleweg was geheel bebost en be
hoorde tot het foreest van Emmikhui-
zen. Zeker weten wij dit niet. Rooden
Haan heette de daar gevestigde her
berg! We zijn de Kooiweg genaderd
die nog herinneringen oproept aan de
bij de Melm behoord hebbende eenden
kooi. En over de Munnikenweg, die
in de notariële stukken Monnikenweg
heet (1890 - 1894) liepen geen monniken
maar de weg gaf de scheiding aan tus
sen het Utrechtse kloosterbezit van de
Karthuizers en de Vrijheid van Rhenen.
Ze is ouder dan de er langs gegraven
Schonebeekse grift.
Over de na 1652 opgeworpen Slaper
dijk komen wij in het buurtschap Has
pel. Dat betekent haaks evenals elle
boog in Hondsenelleboog. Men moet de
ze twee buurtschappen in verbinding
brengen en dan vormen ze samen het
rechthoekige gedeelte tussen de Grift en
de oude Cuneraweg die langs het huis
Prattenburg gaat, dus over de gehele
lengte van de er langs gelegen Slaper
dijk. Daarin lagen dan twee haken en
de „benedenste" omsloot de Haspel met
de venen en de „bovenste"het uiter
ste hont (d.i. een oppervlaktemaat)
bouwland of eng. De Zandheuvelweg
(waarom heet die nou niet de Hondsen
elleboog?!) is dan de begrenzing.
In 't Veen, waar ze veel zo plat mo
gelijk „uitdrukten" maakten ze er „de
hondskont" van. Dat léék er zelfs niet
op. In de Haspel lag het Ruischenveen.
Oude Veensen gebruikten wel de naam
't Russische Veen of 't russenveen. Het
was veenland dat eerst aan een famulie
Ruysch in Over-Langbroek toebehoorde
en later voor een deel aan de familie
Van Asch van Wijck. In het plakboek
van notaris Sandbrink vond ik jonkheer
Van Asch van Wijck. onze toenmalige
burgemeester, nog als „turfboer" ver
meld bij een turfverkoping aan het
Panhuis „achter Dijkhuizen". Op de
Geer werd trouwens rond 1890 nog vol
op turf gemaakt. Bij de spoorweg langs
de Geerseweg, in de Geerse koeweide,
bij het spoorwachtershuis en in de Has
pel!
Over de Geer iets uitvoeriger nog.
Daar lag het Kesselveen, eertijds eigen
dom van de familie Van Kessel, die al
le grond die bij de Oude Molen op de
Molrtipol behoorde gekocht had. Uit de
notariële stukken kwam ook eindelijk
de lang gezochte oplossing van de
vraag waar dan wel de Doopsgezinde
kerk gestaan had. Het is het voorhuis
van de boerderij de Geer inderdaad ge
weest. Dat heette in 1890 nog „de kerk"
Het komt als zodanig enige maien zelfs
voor. En er is nog een oorkonde waar
uit blijkt dat zo rohd 1595 op de Geer
klandestien de mis bediend werd. De
toenmalige eigenaresse moet het ge-
houw beslist aan de Mennisten van
Veenendaal verkocht hehben. Uit een
brief, die berust in het archief van de
Algemene Doopsgezinde Sociëteit te
Amsterdam, was al een duidelijke aan
wijzing in die richting. Het kerkgebouw
moest „laag" gelegen zijn geweest,
want bij de verschrikkelijke waterno-
den van 1711 stond de kerk tot aan de
dakrand in het water!
Vanaf de Kerkewijk, genoemd naai'
een watergang die vanaf de grift tot
ver voorbij de Markt gegraven was en
waarlangs ter weerzijde een pad ge-
Veenendaal gold in het verleden als het
Venetië van het midden, van ons land.
De turfnering had afgedaan op het einde
van de vorige eeuw. Waar goede weide
gebieden aanwezig waren bleven gaten
achter, op het Gelderse gedeelte „zak
ken" genoemd en op het Stichtse gebied
hel, hol en ketel. Hier dan het oude
Benedeneinde waar de grift zelfs schei
dingslijn was tussen twee taalgebieden!
maakt was, die respectievelijk Kerk
straat en Weversstraaf heetten, vanaf
deze in 1841 gedempte wijk (d.i. vaart
dóór het veenland) waren sloten, in de
Hoofdstraat de „dwarssloot" waarlangs
het Vinkenbuurtje lag en o.m. de Ach-
terkerkse grift die al voorkomt op de
prachtige tekening van Jan de Beijer
uit 1750.
Verder de Kerkewijk op lag dan de
tol, al héél oud, en daterende uit de
tijd dat Rhenen hier nog de baas was.
Er lag toen een zandpad met aftakkin
gen naar de Hondsenelleboog (Berg
weg) en een landweggetje dat naar de
Middelbuurt ging. Parallel met deze
zandweg nu dus de prachtige, brede
Kerkewijk ging over de gehele lengte
langs de andere zijde van de Engelen
burg nog een zandweg die men de
..doodweg" noemde. In vroeger dagen
reden daarover de boerenwagens die de
begrafenisstoe t uitmaakten en de
hoogwielige boerenkar waarop de lijk
kist stond en waaromheen de klaag
vrouwen (de geburen) zaten. Zo kwam
men van het Veeneind en het Groot-
veld aan op het kerkhof rond de kerk
op de markt en later op de oude be
graafplaats aan de Achterkerkstraat.
Het was daar al heideveld wat de klok
sloeg. De Salamanderheide was daar
een sprekend voorbeeld van.
Voor het nieuwe lyceum is er een
mooie historische naam. De grond waar
op het staat heette vroeger „het Oude
Schapenhok". De gebroeders Van Leeu
wen kochten die grond en bouwden op
de plek waar voorheen de Schaapskooi
gestaan had een villa. De Van Leeu-
wens bezaten nog meer percelen met
karakteristieke namen. Op de Geer b.v.
de Gezonken hoek, en „de Ooievaar".
In een vorig artikel werd reeds een
en ander verteld over het ontstaan van
de Middelbuurt. In zo'n oud gebied had
men ook sprekende volksnamen aan de
landerijen gegeven. Zo vond ik nog het
verlengstuk van die verguisde Pauw
(niet Paul!) en Leentje en wel als „ach
ter Pauwtjes (goed)" en voorts '„het
Van Cregelds (goed)", het Gasthuis-
goed dat bezit geweest is van het Gast
huis te Rhenen en toenmaals bezit van
Arnoldus van Dolder, het Groene veld
met „de grote wei', en „de kleine wei",
„Maas zijn hoog" en ik durf te wedden
dat er dan ook een „Maas zijn laag"
geweest, dat moet slaan op bouwland
in dit geval. Verder nog „Van der Zon
(zijn goed)" dat ongetwijfeld behoord
moet hebben aan de grondbezitter Cor
nells van der Son, gehuwd met Lydia
Middelhoven en zoon van Wouter vdn
der Son en van Theodora Sweelinck,
welke laatste regelrecht afstammelinge
was van de vermaarde Amsterdamse
organist en componist Jan Pieterzoon
Sweelinrk. Zo ziet men maar dat hier
historie en toponymie volkomen in el-
kaars verlengde kunnen liggen.
Zéér bekend in de Middelbuurt wa
ren ook de Dijkerssparren, het almen-
debos van de Dijkersgemeente in Ach
terberg. Nog een bezitting van deze
almende (vrije buurschap) was de
Kamp, waarvan de hofstede op een
terpje even voorbij de Hel staat en
waar naar de Kampjesweg genoemd
werd. Bij Koolboersland denkt menige
oude Veenendaler aan het Boerseland
in het dorp. Het was echter het land
van de koolboer, gewoon van de man
die kool voor de inmaak teelde en in
Veenendaal aan de man bracht.
Met het noemen van de naam Boer
seland zijn wij dan weer in de dorps
kern gekomen. Wat moet dat anders
betekenen dan „het land van de boer"
Maar van welke boer. Er woonden er
twee bovenaan bij de Markt. De één
hield ook herberg en heette „Onder de
boompjes", men weet wel waar die
zinloze verhalen over een klooster met
onderaardse gang naar de „kaark op
de markt" over gaan. De andere was
Knorrenburg waarvan nog muurresten
overeind staan bij de timmerwerk
plaats van De Geit. Daar is wat afge-
knord! En heus niet alleen door de
„keujes" maar 't meest wel door de
allerarmsten van Veenendaal zo'n hon
derd jaar geleden toen de Hervormde
Diaconie dat kocht en in de deel „ka
mertjes" liet timmeren. Van Knorren
burg naar Engelenburgh!, wel een ver
schil!,
Beide ..dorpshofsteden" hadden
grondbezit tot aan de grift en de Flui-
terssloot, nu Fluitersstraat. Ook in de
Zandstraat woonden een paar boeren.
In 1892 nog Lammert van Dolder, die
grofsmid was en toen zijn boerenbe-
doeninkje aan de kant deed. Er werd
erfhuis gehouden, een kalfdragende koe
en dito vaars, hooi, een karn met kanr-
wip. roomemmers, tobben en tonnen,
melk- en landbouwgereedschap, kort
om alles wat er zo bijhoorde. In 1931
oefende de familie Van Doom in de
Zandstraat nog het boerenbedrijf uit.
't Wordt nu bewoond door de familie
Van Burkén. Er naast lag het Groene-
woud waar een steenrijke dame woon
de, waarvoor de nabestaanden hele
stambomen moesten aanleggen om aan
de centen te kunnen komen. Dat is nu
allemaal Scheepjeswol wat de klok
slaat. Ook in de Hoofdstraat had men
nog dorpsboeren. In het begin van de
ze eeuw nog een zekere Bomas en een
paar Broers die Boonsaayer heetten.
Veel peren hebben die nooit van hun
bogertje aan de dwarssloot gehaald-
Het plakboek van notaris Sandbrink
bracht mij een vermakelijke historie
in gedachten.
Buurman Bram Crefeld hield een
tapperij, een héél bekende. Nu is daar
de zaak van Wout van Schuppen. Hij
hield een geit voor de melk. Zo'n beest
moest gevoerd worden en wat deed nu
onze Bram? Hij had ook een dikke ka
ter en die moest 's avonds ook binnen
komen. Dan riep onze herbergier al
door „puus-puus-puus...", net zo lang
tot hij miaauw hoorde. Onderwijl trok
hij uit buurmans hooiberg plukken hooi
die in de schort van moeder Crefeld
gestopt werden. Die had Bram voor
gedaan op de strooptochten. Zo kwam
de geit aan de kost en Bram aan
zijn bijnaam Brampuus.
Het moment, waarop burgemeester
mr. dr. J. Hazenberg bekendmaakte
dat het H.M. de Koningin had be
haagd ds. I). van Enk de hoge on
derscheiding „Officier in de Orde
van Oranje Nassau" te verlenen, was
wel een van de hoogtepunten tijdens
het afscheid van deze Veenendaalse
predikant. Door een communicatie
fout tussen de redactie en het tech
nisch apparaat in ons bedrijf bleef
deze vermelding, die in een apart
bericht was vervat in ons blad van
gisteren achterwege. Gaarne maken
we dit verzuim goed met onze excu
ses voor deze omissie.
Redactie
VEENENDAAL Ds. J. Keuning
zal zondagmiddag 24 maart 1968 af
scheid nemen van de Christelijke Gere
formeerde Kerk (Pniël-kerk) van Vee
nendaal. Zoals de plannen thans zijn
zal hij twee dagen later, n.l. dinsdag 26
maart nu per vliegtuig haar Canada
vertrekken, waar hij in de vacature
van Rev. W. F. Laman. die op 27 maart
1964 is overleden, beroepen is tot Reve
rend van de Free Christian Reformed
Church of Hamilton in de provincie
Ontario.
Ds. Keuning werd op 21 maart 1915
te Bergum in de provincie Friesland
geboren en was tot 1937 eerst enige ja
ren in zijn geboorteplaats werkzaam in
het drukkersbedrijf. Daarna had hij ve
le jaren een eigen drukkerij te Veen-
wouden en naderhand studeerde hij
aan de theologische hogeschool van de
Christelijke Gereformeerde Kerken in
Nederland te Apeldoorn, waar hij in
1952 zijn kandidaatsexamen aflegde.
Nadat de heer Keuning toen ook door
het college van curatoren van de theo
logische hogeschool te Apeldoorn was
beroepbaar verklaard in de Christelijke
Gereformeerde Kerken in Nederland
werd hij op J1 juni van datzelfde jaar
(1952) door nu wijlen prof. L. B. van der
Meiden, bevestigd als predikant van de
Christelijke Gereformeerde Kerk van
Barendrecht. Op 5 maart 1959 verwis
selde Ds. Keuning deze kerk met die
van Veenendaal (Pniël-kerk), waar hij
werd bevestigd door ds. H. C. van der
Ent uit Katwijk aan Zee, toen nog pre
dikant van de Christelijke Gerefor
meerde Kerk van Rotterdam-West.
Ds. Keuning werd van 1953 tot en met
1966 bij herhaling afgevaardigd eerst
naar de particuliere synode van het zui
den en naderhand naar de particuliere
synode van het oosten. Sinds 1953 werd
hij op een enkele uitzondering na ook
afgevaardigd naar alle generale syno
des van de Christelijke Gereformeerde
Kerken in Nederland. Verder heeft hij
in de loop der jaren vele bestuursfunc-
dagblad DE VALLEI?
tot 17.30 uur
van 17.30—
19.30 uur
Zaterdags
6.30—17.30
jur.
EDERVEEN Voor het diploma
costumière slaagde dezer dagen in
Haarlem mej. R. van Veldhuizen uit
Ederveen.
ties en deputaatschappen vervuld en
zitting gehad in verschillende colleges
en commissies, zo was hij o.a. tijdens
zijn ambtsbediening als predikant van
de Christelijk Gereformeerde Kerk van
Barendrecht voor de particuliere syno
de van het zuiden deputaat ad art. 49
van de Dordtse kerkorde en deputaat
voor hulpbehoevende Kerken en in d®
classis Rotterdam examinator poime-
niek en correspondent voor de emeriti-
kas en ook correspondent voor de zen
ding.
Te Veenendaal was hij voor de par
ticuliere synode van het oosten depu
taat ad art. 13 (emeriti-kas) en 49 en te
Veenendaal zelf was hij lid van het
ambtsdragers-convent, waarin zitting
hebben ambtsdragers van de Neder
landse Hervormde Kerk, van de Gere
formeerde (synodale) Kerk en van de
Christelijke Gereformeerde Kerk.
Tijdens zij.i verblijf te Barendrecht
gaf ds. Keuning daar mede de stoot
tot de oprichting van een vereniging
voor christelijk mulo-onderwijs en tij
dens zijn verblijf te Veenendaal wer
den daar binnen de eigen gemeente
(Pniël-kerk) verschillende verenigingen
opgericht.
Kolendampvergiftiging
VEENENDAAL Zaterdagavond
zijn twee Spanjaarden, de heer Gonsa-
lez en de heer Rodriguez naar het Ju-
lianaziekenhuis gebracht wegehs kolen
dampvergiftiging.
De politie werd eerst zondagavond
laat van deze overbrenging in kennis
gesteld. In de woning van de beide
gastarbeiders aan de Achterkerkstraat
wordt door de recherche een onderzoek
ingesteld naar het ontstaan van de kool-
monoxyde.
WEKEROM Op de Edeseweg vond
gisteren een aanrijding plaats tussen
een personenauto, bestuurd door G. E.
van M. nit Harskamp en een personen
auto, bestuurd door N. E. van L. uit
Wekerom. Van N. rijdende in de rich
ting Ede week bij het naderen van de
bushalte voor café Baker naar links
uit, omdat enkele wachtende personen
zich op de rijbaan bevonden. Ter plaat
se is geen voetpad. Uit tegengestelde
richting naderde op dat moment van
L. Een aanrijding kon niet meer wor
den vermeden. Beide wagens werden
zwaar beschadigd.