Straatnamen in Veenendaal LaterA met gehromdi Tomae ra en lachen Nieuw Lyceum staat opOude Schapenhok vroeger de Lr uggetieó lan gs t ovenein DS. VAN ENK OFFICIER O.N. DS. KEUNING NEEMT 24 MAART AFSCHEID Twee Spaanse gastarbeiders naar ziekenhuis door Adriaan P. de Kleuver Veldnamen Wandelen Gort Kerk Boerseland Frontale botsing door uitwijk manoeuvre MIST u uw Bel: 10550 11079 Geslaagd DINSDAG 12 MAART 1968 L Er is de laatste jaren hard gewerkt aan Veenendaals historisch onderzoek. Nog eeuwen moeten echter diepgaand onderzoclu worden en dan zitten wij met de moeilijkheid dat Veenendaal in 't verleden in feite een dubbeldooier was. Zelfs de bloedloze revolutie van 1795 wist daar geen einde aan te maken. De grens bleef midden door het dorp lopen, want het was tevens de grens tussen twee provincies. Er waren wel meer dorpen die het karakter van een Siamese tweeling hadden doordat er zo maar ledematen aangroeiden van een andere gemeente. Dan bleek al ras dat beide delen in feite niet meer buiten elkaar konden bestaan. K j Dit was ook het geval bij Gelders en Stichts-Veenendaal. Het is wél merk waardig dat in de oude rechtsgebieden Gelre en Sticht volkomen eigen taalge bruiken heersten. Weliswaar deelde de bisschop Davidsgrift het gebied in twee- en en behoorden beide zijden tot één Veenraadschap; er bleef in de topony mie het Gelders-Saksisch taalgebruik en het Stichts-Hollands bestaan. De Betu we sluit met een Brabantse beïnvloe ding (sterk in het dialect van Rhenen aanwezig!) weer aan op Stichts taalge bruik. Dit is de laatste jaren grondig onderzocht. Er is daarbij gebleken dat het dialect van Veenendaal een hoogst merkwaardige mengeling vertoont van Oost-Nederlands (Saksisch dus) en Stichts-Hollands. Vóór evenwel het typisch „Veens" ge vormd was bestonden de veldnamen in grote trekken reeds. De méést karak teristieke voor de Gelderse zijde is zak voor waterrijke plekken; ja voor een heel complex van percelen die eindi gen met het woord zak. Wij willen ze evenwel op een rijtje zetten en vinden daar in het notariële archief onder meer (Stek zijn zak, den Rouwen zak (eigen dom Herv. kerk te Veenendaal), de Breeden zak, Jaaigjes zak, Meesters zak, de zak van Weppelman, de zak achter Budding, Tussies zak, Bruis zijn zak, Van der Does zijn zak en nog een paar. Dit zak had dezelfde betekenis als hel, hol en ketel in het Stichtse! Toch vonden wij de naam start óók op Gelders, n.l. de drafstart en de bagger- start, wel een bewijs dat het woord ke tel (denk eens aan het zeegat Ketel- diep!) het oudste zal zijn. Evengoed als op Stichts had Gelders zéér karakteristieke veldnamen, waar onder Fluiters heuvel, een. soort donkje in het veenland; de Pollen dat óók wel op een verhoging in het landschap zal duiden, de riolen dat niet thuis te bren gen is, de Teers die ook al raadselach tig bleef, Het Woesterveld (ook wel eens „oesterveld") dat bepaald wel „woest en ledig" geweest moet zijn; de bagger- beugel die op frappante wijze herinnert aan een werktuig bij de turfmakerij; het „neusje van Beijer" dat bepaald een „uitstekend" perceel hooiland was en de trapjes, dat in de Dragonder ligt. Een merkwaardige naam is ook Dil- lewijnens. De „s" is in de thans be staande straatnaam weggelaten. Langs het Boveneind dat nu de naam Prins Bernhardlaan draagt en voorheen Geldersche Wijck heette, in die contreien zijn de veldnamen schaar ser, maar één ervan zal in de toekomst een wijknaam vormen, de Geldersche Blom, en zonder daar bij stil te staan bewijst daarmee Veenendaal eer aan een geslacht dat nauw verwant was aan de graven van Gelre. Ieder kent wel de enorme schuur van de voormalige hofstede Roodhuizen bij de Klomp. Dat Roodhuizen kwam even wel van een familienaam en de weide die er bij hoorde heette Roodhuizerwei- de. Het „hazenpad" gaat er van de Nieuweweg af overheen. Op het reeds lang afgebroken „voor huis", waarvan de aftekening in de blinde „voorgevel" nog zichtbaar is, hielden twee dochters van die mijnheer Roodhuizen een meisjeskostschool. Er is evenwel een oude prent van het voor malige huis en aan de gevel prijkt een wapensteen. Nu moet men heraldicus zijn om te gaan speuren naar dat wa pen. Dat had dubbel resultaat. Het was van een vroegere bezitter van „Rood huizen", een Van Hattum en die stam de uit bastaardij van een graaf van Gelre. Maar nu die naam Gelderse bloem! Op dat Van Hattum-wapen staan drie bloemen, mispelbloemen, en dat nu is het oude wapen van de graven van Gelre. De „Mispelblom" of „Gelder sche blom" bleef het wapen van die Van Hattum's en aan één van hun bezit tingen in de „buurtschap van Gel- dersch-Veenendaal" bleef de oude naam Geldersche bloem verbonden. Dit deel van Veenendaal zal dus wel dege lijk een puur historische, ja zelfs heral dieke naam dragen. Dan belanden wij aan de Klomp. Een klomp is een voorwerp waar ieder mee vertrouwd is. Ze gooien er de bui-. tenlandse toeristen mee dood en vroe ger kon geen burger in dat „goeie" oude Veen een oog meer dicht doen als iede re morgen tegen zessen de fabrieksen naar de Schup of de groote fabriek gin gen. Dit klomp komt echter van klamp en een klamp was een laag haventje aan een vaart waar platgeboomde schuiten konden meren. De Klomp had beslist zo'n haventje. Al enige malen viel het toponymica Geldersche Wijck. Aan het einde daar van, nog voorbij die tunnel onder de spoorlijn lag een aanlegsteigertje; een klamp dus, gesticht als vrijhaventje door het Veenraadschap. Daar kon men vrij laden en lossen! Wat dan wel? Turf uit de Edervenen (Ederveen!); run. de in bosjes gebonden afgeklopte bast van eikenhakhout voor de- leer looierijen; het „talkhout" dat overbleef, koeien en schapen en varkens, tafels, stoelen en kasten... en de lijkkist als iemand naar het kerkhof gebracht moest worden. Alles per aak. Over de talloze bruggetjes die over de veensloten lagen die op de Geldersche Wijck uitkwamen was dat onmogelijk. Als katers met ge kromde ruggen lagen zij er; de brug getjes naar de Klomp en poëtisch sprak men van het Venetië van de vallei. De toegangsweg tot Veenendaal was een voetgangersdoorgang waar men elkaar amper met twee kruiwagens kon pas seren. We gaan „een Klompie om", zeiden vroeger op zondagmiddag veel mensen. Wandelen hebben de Veenendalers al tijd graag gedaan. De gereformeerde vaderen hadden het nog niet zo ver doorgedreven als de Amsterdamse rab bijnen die sabbathspalen hadden laten plaatsen om te voorkomen dat de Jo den te ver zouden lopen. Je kon in 't Veen gaan zo ver je wilde en ze liepen wat af. Maar goed, de Melm naderde en daar had je bij „de Afrit" het „gat langs de straatweg", een uitgeveend gebied en de „lange wijk", een sloot waardoor de turf per aak op de grift kon worden. Ook de Veenendaalse vaart die van de Gelderse wijk kwam en doorging tot aan Renswoude toe. Toen de kerk en het kasteel van Renswoude ge bouwd werden bracht men vanaf de Grebbe via de Gelderse wijk en de Veenendaalse vaart alle bouwmate rialen naar dit dorp. De overlevering wil dat dit vaartje daar speciaal voor gegraven was. De Melm dan! Een niet te verklaren naam op het eerste gezicht, maar melm is het middennederlandse woord voor droge grond en voor stof. Het is het zelfde als molm. Die grond van het oude Grote Veenlo was droog. Er was alléén maar bos. De „kweekerij" was een perceel waar in later tijd laanbo men geteeld werden en waarvan het restant een bosje ging vormen. Ook al weer lang, lang geleden. Je komt door de „hoge bomen" en de Holleweg. Een „holle weg" gaat tussen twee hoogten door. Vreemd? Beslist niet! Ze lag tus sen de Grote en de Kleine Veenlo. Dan de Gortstraat. Dat is de deftige naam voor Gortsteeg. Vroeger stond daar een pelmolen waar gerst tot gort gewreven werd, een rosmolen die door een paard aan een.boom die ronddraai de aangedreven werd. In de Zandstraat achter „de ark" had Bram Lus (van de Lustgraaf) ook zo iets. Allemaal ver leden tijd, maar als toponymica onder de straatnamen een aardige herinne ring. De naam Kostverloren is niet zo moeilijk te verklaren als men denkt aan verloren kosten. Er is evenwel een le gende aan verbonden. De Veenendalers wilden n.l. een vaart graven naar de Opslag te Eist om zo een haven aan de Rijn te krijgen. Toen ze al een eind op weg waren zagen ze er tegen op de Molenpol te doorgraven. Hoe zouden ze hebben staan kijken als ze door de bult van de Utrechtse Heuvelrug moesten! Een onzinnig verhaal waar geen steek van waar is. Dat vaartje, niet meer dan een sloot, diende om de grift langs het Zand te verbinden met de textiel fabriek van burgemeester Van de Poll. Na aankoop door de VSW rond 1860 werd de cude katoenweverij gesloopt en die sloot gedempt: Kosten verloren! Vroeger heette een bekend steegje daar „het rottepad". In het Veenen daalse dialect is een rat een rot. Maar dat steegje had niets met ratten van doen, maar met rotten in de zin van vlasfabricatie. Er stond de rotterij van Hollenkamp en wat verderop „achter de kerk" de Vlas, die vroeger en dan spreken wij van een 150 jaar te rug een touwslagerij was. Burge meester Van de Poll kreeg zijn Van de Pollstraat toen er blokken arbeiderswo ningen op de plek van zijn fabriek wer den gebouwd. Het Panhuis dan. Eeuwen geleden was daar een zekere jonker Van Pan huis, grondeigenaar. Een vreemde naam in het verlengde ervan liggende is het Fort, vroeger bezit van de familie Van de Lustgraaf. Er lag daar nooit een fort maar vermoedelijk komt dat van foreest en dat is bos. Het ge bied van de Rooden Haan tot aan de Holleweg was geheel bebost en be hoorde tot het foreest van Emmikhui- zen. Zeker weten wij dit niet. Rooden Haan heette de daar gevestigde her berg! We zijn de Kooiweg genaderd die nog herinneringen oproept aan de bij de Melm behoord hebbende eenden kooi. En over de Munnikenweg, die in de notariële stukken Monnikenweg heet (1890 - 1894) liepen geen monniken maar de weg gaf de scheiding aan tus sen het Utrechtse kloosterbezit van de Karthuizers en de Vrijheid van Rhenen. Ze is ouder dan de er langs gegraven Schonebeekse grift. Over de na 1652 opgeworpen Slaper dijk komen wij in het buurtschap Has pel. Dat betekent haaks evenals elle boog in Hondsenelleboog. Men moet de ze twee buurtschappen in verbinding brengen en dan vormen ze samen het rechthoekige gedeelte tussen de Grift en de oude Cuneraweg die langs het huis Prattenburg gaat, dus over de gehele lengte van de er langs gelegen Slaper dijk. Daarin lagen dan twee haken en de „benedenste" omsloot de Haspel met de venen en de „bovenste"het uiter ste hont (d.i. een oppervlaktemaat) bouwland of eng. De Zandheuvelweg (waarom heet die nou niet de Hondsen elleboog?!) is dan de begrenzing. In 't Veen, waar ze veel zo plat mo gelijk „uitdrukten" maakten ze er „de hondskont" van. Dat léék er zelfs niet op. In de Haspel lag het Ruischenveen. Oude Veensen gebruikten wel de naam 't Russische Veen of 't russenveen. Het was veenland dat eerst aan een famulie Ruysch in Over-Langbroek toebehoorde en later voor een deel aan de familie Van Asch van Wijck. In het plakboek van notaris Sandbrink vond ik jonkheer Van Asch van Wijck. onze toenmalige burgemeester, nog als „turfboer" ver meld bij een turfverkoping aan het Panhuis „achter Dijkhuizen". Op de Geer werd trouwens rond 1890 nog vol op turf gemaakt. Bij de spoorweg langs de Geerseweg, in de Geerse koeweide, bij het spoorwachtershuis en in de Has pel! Over de Geer iets uitvoeriger nog. Daar lag het Kesselveen, eertijds eigen dom van de familie Van Kessel, die al le grond die bij de Oude Molen op de Molrtipol behoorde gekocht had. Uit de notariële stukken kwam ook eindelijk de lang gezochte oplossing van de vraag waar dan wel de Doopsgezinde kerk gestaan had. Het is het voorhuis van de boerderij de Geer inderdaad ge weest. Dat heette in 1890 nog „de kerk" Het komt als zodanig enige maien zelfs voor. En er is nog een oorkonde waar uit blijkt dat zo rohd 1595 op de Geer klandestien de mis bediend werd. De toenmalige eigenaresse moet het ge- houw beslist aan de Mennisten van Veenendaal verkocht hehben. Uit een brief, die berust in het archief van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit te Amsterdam, was al een duidelijke aan wijzing in die richting. Het kerkgebouw moest „laag" gelegen zijn geweest, want bij de verschrikkelijke waterno- den van 1711 stond de kerk tot aan de dakrand in het water! Vanaf de Kerkewijk, genoemd naai' een watergang die vanaf de grift tot ver voorbij de Markt gegraven was en waarlangs ter weerzijde een pad ge- Veenendaal gold in het verleden als het Venetië van het midden, van ons land. De turfnering had afgedaan op het einde van de vorige eeuw. Waar goede weide gebieden aanwezig waren bleven gaten achter, op het Gelderse gedeelte „zak ken" genoemd en op het Stichtse gebied hel, hol en ketel. Hier dan het oude Benedeneinde waar de grift zelfs schei dingslijn was tussen twee taalgebieden! maakt was, die respectievelijk Kerk straat en Weversstraaf heetten, vanaf deze in 1841 gedempte wijk (d.i. vaart dóór het veenland) waren sloten, in de Hoofdstraat de „dwarssloot" waarlangs het Vinkenbuurtje lag en o.m. de Ach- terkerkse grift die al voorkomt op de prachtige tekening van Jan de Beijer uit 1750. Verder de Kerkewijk op lag dan de tol, al héél oud, en daterende uit de tijd dat Rhenen hier nog de baas was. Er lag toen een zandpad met aftakkin gen naar de Hondsenelleboog (Berg weg) en een landweggetje dat naar de Middelbuurt ging. Parallel met deze zandweg nu dus de prachtige, brede Kerkewijk ging over de gehele lengte langs de andere zijde van de Engelen burg nog een zandweg die men de ..doodweg" noemde. In vroeger dagen reden daarover de boerenwagens die de begrafenisstoe t uitmaakten en de hoogwielige boerenkar waarop de lijk kist stond en waaromheen de klaag vrouwen (de geburen) zaten. Zo kwam men van het Veeneind en het Groot- veld aan op het kerkhof rond de kerk op de markt en later op de oude be graafplaats aan de Achterkerkstraat. Het was daar al heideveld wat de klok sloeg. De Salamanderheide was daar een sprekend voorbeeld van. Voor het nieuwe lyceum is er een mooie historische naam. De grond waar op het staat heette vroeger „het Oude Schapenhok". De gebroeders Van Leeu wen kochten die grond en bouwden op de plek waar voorheen de Schaapskooi gestaan had een villa. De Van Leeu- wens bezaten nog meer percelen met karakteristieke namen. Op de Geer b.v. de Gezonken hoek, en „de Ooievaar". In een vorig artikel werd reeds een en ander verteld over het ontstaan van de Middelbuurt. In zo'n oud gebied had men ook sprekende volksnamen aan de landerijen gegeven. Zo vond ik nog het verlengstuk van die verguisde Pauw (niet Paul!) en Leentje en wel als „ach ter Pauwtjes (goed)" en voorts '„het Van Cregelds (goed)", het Gasthuis- goed dat bezit geweest is van het Gast huis te Rhenen en toenmaals bezit van Arnoldus van Dolder, het Groene veld met „de grote wei', en „de kleine wei", „Maas zijn hoog" en ik durf te wedden dat er dan ook een „Maas zijn laag" geweest, dat moet slaan op bouwland in dit geval. Verder nog „Van der Zon (zijn goed)" dat ongetwijfeld behoord moet hebben aan de grondbezitter Cor nells van der Son, gehuwd met Lydia Middelhoven en zoon van Wouter vdn der Son en van Theodora Sweelinck, welke laatste regelrecht afstammelinge was van de vermaarde Amsterdamse organist en componist Jan Pieterzoon Sweelinrk. Zo ziet men maar dat hier historie en toponymie volkomen in el- kaars verlengde kunnen liggen. Zéér bekend in de Middelbuurt wa ren ook de Dijkerssparren, het almen- debos van de Dijkersgemeente in Ach terberg. Nog een bezitting van deze almende (vrije buurschap) was de Kamp, waarvan de hofstede op een terpje even voorbij de Hel staat en waar naar de Kampjesweg genoemd werd. Bij Koolboersland denkt menige oude Veenendaler aan het Boerseland in het dorp. Het was echter het land van de koolboer, gewoon van de man die kool voor de inmaak teelde en in Veenendaal aan de man bracht. Met het noemen van de naam Boer seland zijn wij dan weer in de dorps kern gekomen. Wat moet dat anders betekenen dan „het land van de boer" Maar van welke boer. Er woonden er twee bovenaan bij de Markt. De één hield ook herberg en heette „Onder de boompjes", men weet wel waar die zinloze verhalen over een klooster met onderaardse gang naar de „kaark op de markt" over gaan. De andere was Knorrenburg waarvan nog muurresten overeind staan bij de timmerwerk plaats van De Geit. Daar is wat afge- knord! En heus niet alleen door de „keujes" maar 't meest wel door de allerarmsten van Veenendaal zo'n hon derd jaar geleden toen de Hervormde Diaconie dat kocht en in de deel „ka mertjes" liet timmeren. Van Knorren burg naar Engelenburgh!, wel een ver schil!, Beide ..dorpshofsteden" hadden grondbezit tot aan de grift en de Flui- terssloot, nu Fluitersstraat. Ook in de Zandstraat woonden een paar boeren. In 1892 nog Lammert van Dolder, die grofsmid was en toen zijn boerenbe- doeninkje aan de kant deed. Er werd erfhuis gehouden, een kalfdragende koe en dito vaars, hooi, een karn met kanr- wip. roomemmers, tobben en tonnen, melk- en landbouwgereedschap, kort om alles wat er zo bijhoorde. In 1931 oefende de familie Van Doom in de Zandstraat nog het boerenbedrijf uit. 't Wordt nu bewoond door de familie Van Burkén. Er naast lag het Groene- woud waar een steenrijke dame woon de, waarvoor de nabestaanden hele stambomen moesten aanleggen om aan de centen te kunnen komen. Dat is nu allemaal Scheepjeswol wat de klok slaat. Ook in de Hoofdstraat had men nog dorpsboeren. In het begin van de ze eeuw nog een zekere Bomas en een paar Broers die Boonsaayer heetten. Veel peren hebben die nooit van hun bogertje aan de dwarssloot gehaald- Het plakboek van notaris Sandbrink bracht mij een vermakelijke historie in gedachten. Buurman Bram Crefeld hield een tapperij, een héél bekende. Nu is daar de zaak van Wout van Schuppen. Hij hield een geit voor de melk. Zo'n beest moest gevoerd worden en wat deed nu onze Bram? Hij had ook een dikke ka ter en die moest 's avonds ook binnen komen. Dan riep onze herbergier al door „puus-puus-puus...", net zo lang tot hij miaauw hoorde. Onderwijl trok hij uit buurmans hooiberg plukken hooi die in de schort van moeder Crefeld gestopt werden. Die had Bram voor gedaan op de strooptochten. Zo kwam de geit aan de kost en Bram aan zijn bijnaam Brampuus. Het moment, waarop burgemeester mr. dr. J. Hazenberg bekendmaakte dat het H.M. de Koningin had be haagd ds. I). van Enk de hoge on derscheiding „Officier in de Orde van Oranje Nassau" te verlenen, was wel een van de hoogtepunten tijdens het afscheid van deze Veenendaalse predikant. Door een communicatie fout tussen de redactie en het tech nisch apparaat in ons bedrijf bleef deze vermelding, die in een apart bericht was vervat in ons blad van gisteren achterwege. Gaarne maken we dit verzuim goed met onze excu ses voor deze omissie. Redactie VEENENDAAL Ds. J. Keuning zal zondagmiddag 24 maart 1968 af scheid nemen van de Christelijke Gere formeerde Kerk (Pniël-kerk) van Vee nendaal. Zoals de plannen thans zijn zal hij twee dagen later, n.l. dinsdag 26 maart nu per vliegtuig haar Canada vertrekken, waar hij in de vacature van Rev. W. F. Laman. die op 27 maart 1964 is overleden, beroepen is tot Reve rend van de Free Christian Reformed Church of Hamilton in de provincie Ontario. Ds. Keuning werd op 21 maart 1915 te Bergum in de provincie Friesland geboren en was tot 1937 eerst enige ja ren in zijn geboorteplaats werkzaam in het drukkersbedrijf. Daarna had hij ve le jaren een eigen drukkerij te Veen- wouden en naderhand studeerde hij aan de theologische hogeschool van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland te Apeldoorn, waar hij in 1952 zijn kandidaatsexamen aflegde. Nadat de heer Keuning toen ook door het college van curatoren van de theo logische hogeschool te Apeldoorn was beroepbaar verklaard in de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland werd hij op J1 juni van datzelfde jaar (1952) door nu wijlen prof. L. B. van der Meiden, bevestigd als predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Barendrecht. Op 5 maart 1959 verwis selde Ds. Keuning deze kerk met die van Veenendaal (Pniël-kerk), waar hij werd bevestigd door ds. H. C. van der Ent uit Katwijk aan Zee, toen nog pre dikant van de Christelijke Gerefor meerde Kerk van Rotterdam-West. Ds. Keuning werd van 1953 tot en met 1966 bij herhaling afgevaardigd eerst naar de particuliere synode van het zui den en naderhand naar de particuliere synode van het oosten. Sinds 1953 werd hij op een enkele uitzondering na ook afgevaardigd naar alle generale syno des van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland. Verder heeft hij in de loop der jaren vele bestuursfunc- dagblad DE VALLEI? tot 17.30 uur van 17.30— 19.30 uur Zaterdags 6.30—17.30 jur. EDERVEEN Voor het diploma costumière slaagde dezer dagen in Haarlem mej. R. van Veldhuizen uit Ederveen. ties en deputaatschappen vervuld en zitting gehad in verschillende colleges en commissies, zo was hij o.a. tijdens zijn ambtsbediening als predikant van de Christelijk Gereformeerde Kerk van Barendrecht voor de particuliere syno de van het zuiden deputaat ad art. 49 van de Dordtse kerkorde en deputaat voor hulpbehoevende Kerken en in d® classis Rotterdam examinator poime- niek en correspondent voor de emeriti- kas en ook correspondent voor de zen ding. Te Veenendaal was hij voor de par ticuliere synode van het oosten depu taat ad art. 13 (emeriti-kas) en 49 en te Veenendaal zelf was hij lid van het ambtsdragers-convent, waarin zitting hebben ambtsdragers van de Neder landse Hervormde Kerk, van de Gere formeerde (synodale) Kerk en van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Tijdens zij.i verblijf te Barendrecht gaf ds. Keuning daar mede de stoot tot de oprichting van een vereniging voor christelijk mulo-onderwijs en tij dens zijn verblijf te Veenendaal wer den daar binnen de eigen gemeente (Pniël-kerk) verschillende verenigingen opgericht. Kolendampvergiftiging VEENENDAAL Zaterdagavond zijn twee Spanjaarden, de heer Gonsa- lez en de heer Rodriguez naar het Ju- lianaziekenhuis gebracht wegehs kolen dampvergiftiging. De politie werd eerst zondagavond laat van deze overbrenging in kennis gesteld. In de woning van de beide gastarbeiders aan de Achterkerkstraat wordt door de recherche een onderzoek ingesteld naar het ontstaan van de kool- monoxyde. WEKEROM Op de Edeseweg vond gisteren een aanrijding plaats tussen een personenauto, bestuurd door G. E. van M. nit Harskamp en een personen auto, bestuurd door N. E. van L. uit Wekerom. Van N. rijdende in de rich ting Ede week bij het naderen van de bushalte voor café Baker naar links uit, omdat enkele wachtende personen zich op de rijbaan bevonden. Ter plaat se is geen voetpad. Uit tegengestelde richting naderde op dat moment van L. Een aanrijding kon niet meer wor den vermeden. Beide wagens werden zwaar beschadigd.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 5