T weerichtingsverkeer
in
de
priorij
ZIE, DE MENS7
Oecumenisch werk bij de
Norbertijnen in Hierden.
LITERAIRE KRONIEK
door
WOJÜU^
DEZE WEEK
De Essenburg groeit
met de bevolking mee
Nieuwe dichtproeven
TJe dichter Wim Hazeu zond mij in een
grote gele enveloppe van de NCRV
(bij welke omroepzuil hij werkzaam is)
twee keurig aan elkaar geniete stencilbla
den, bevattende zijn Dichterlijk Dank
woord bij het in ontvangst nemen van de
Aanmoedigingsprijs voor Poëzie der Ge
meente Hilversum op vrijdagavond 1
maart 1968, in het Raadhuis aldaar. Het
lang-ademige vers bestaat in hoofdzaak
uit kreten, waarin de dichter „aan u al
len" tracht uit te leggen waarom hij
eigenlijk poëzie schrijft. Dat komt er van
als men iemand in z'n stiel aanmoedigt.
Wim Hazeu schrijft o.a. poëzie, zo wordt
ons duidelijk gemaakt, „omdat Peter
Schat componeert, Otto Dijk toneel
schrijft en Gerard Verdijk schildert". Dat
lijkt mij geen afdoende reden, of wil hij
op die manier alreeds de aandacht van de
gemeente Hilversum op volgende kandi
daten voor een culturele aanmoedigings
prijs vestigen? Een ander motief is, naar
zijn nogal hijgerig zeggen, dat hij hei mot
te „liever dood dan rood niet kent". Ook
dicht hij, „omdat ik niet verkracht om
dat ik niet spuw omdat ik niet aanrand I
omdat ik niet regeer omdat ik ftiet
doodsla". En zo voort. Nu, al die dingen
doet onze melkboer gelukkig ook niet, en
toch schrijft hij geen poëzie.
Maar er is nog een andere reden waar
om de heer W. Hazeu zo nodig moet dich
ten. Ik citeer uit zijn vers:
Ik schrijf poëzie
omdat een groot concern in ons land
met 200 boekhandels
elke maand 14.000 exemplaren van
Play Boy afneemt
en van elke dichtbundel slechts 6
exemplaren.
Deze klacht is, van iemand die door de
Regionale Overheid wordt aangemoedigd
om Poëzie te schrijven, gerechtvaardigd.
Daar zou iets aan gedaan moeten worden.
Niettemin vrees ik dat als de heer W. Ha
zeu op deze wijze met dichten voortgaat
hret aantal van 6 exemplaren spoedig tot
nul gereduceerd zal zijn.
Het is duidelijk dat er te veel wordt
aangemoedigd, zoals trouwens ook blijkt
uit de gedurige stroom dichtbundeltjes die
maar het licht blijven zien, in hopeloze
concurrentie met Play Boy. Natuurlijk
kan men denken dat de aanhouder wint.
Maar veronderstel nu eens dat u met de
mooiste culturele bedoelingen een van die
tweehonderd boekhandels binnenstapt en
u ziet daar het pas verschenen dichtwerk-
Je van Gerrit Bakker liggen, „De Mense
lijke Natuur" genaamd, uitgegeven bij
Querido. U neemt het te hand en op blad
zijde 40 valt uw oog op een kort gedicht
dat aldus eindigt
Met één oog in het donker
en het ander in het licht
is mijn neus een schot in mijn gezicht,
ik peuter in een opening,
met snot smeer ik mijn ogen dicht.
Zoudt u dan toch óók niet liever De
Menselijke Natuur van de mooie en goed-
gewassen blote juffrouws in Play Boy
prefereren? Voor mij was het na deze
pueriele kwijl althans voldoende om de
heer Gerrit Bakker voorshands maar even
terzijde te leggen. Wij hopen hem later
nog eens te lezen wanneer hij als een net-
opgevoede jongen zijn neus gesnoten heeft.
IJier en daar begint de mening te over-
heersen dat er iets mis is met onze
hedendaagse poëzie. Blijkbaar hebben
sommige dichters datzelf bewust of onbe
wust ook zo gevoeld en bespeuren zij met
hun keurig gesnoten reukorgaan al iets
van de sterfkamer. Of is het alleen maar
toeval dat er juist twee nieuwe poëzie-
deeltjes uitgekomen zijn met een titel, die
daar nogal morbide de aandacht op ves
tigt? Bij de Bezige Bij verscheen van de
hand van C. Buddingh' een dichtbundel
onder de naam: „Wil het bezoek afscheid
nemen?" En Ellen Warmond heeft een
nieuwe poëziebundel gepubliceerd (bij
Querido) die „Geen bloemen, geen be
zoek" heet. Wij zitten midden in de termi
nologie en de sombere kilte van het cre
matorium.
Maar vergis u niet, Buddingh', die olij-
kerd, maakt er alweer een grapje van.
Zijn boekje is volgens de ondertitel „een
bestiarium", en zijn verzen hebben alle
betrekking op dieren, die immers in de
verte familie van ons zijn, vervreemde fa
milie waar wij geen of nauwelijks geeste-
ELLEN WARMOND
O
lijk contact mee onderhouden, een soort
gestorven voorvaderen die in andere ge
daante hier en daar nog om ons heen zwer
ven, behalve de uitgestorvenen zoals de
dodo van Mauritius en een inktvis, die je
ook niet dagelijks tegenkomt. Nu, over de
ze dieren en nog yeel meer heeft de dich
ter Buddingh een aantal versjes gemaakt,
in de trant van de Schoolmeester, maar
veel meer sophisticated en daaruit valt
menig wijs lesje te leren, zoals u bij voor
baat reeds begrepen hebt. Het aardige ge
rijmel van Buddingh, dat ons als Litera
tuur per Literaire Reuzenpocket wordt
aangeboden, is hier en daar werkelijk
geestig en intelligent. Dikwijls hebben wij
ons op de dijen geslagen, onder de uit
roep: hoe komt een mens er op. Maar
79 pagina's lang wordt wel wat veel. Leuk
om voor te dragen op bruiloften, partijen
en schoolavondjes, en dan hebben we de
Poëzie tenminste ook weer eens recht ge
daan.
jVfet het veel kleinere verzenboekje van
Ellen Warmond (38 pagina's) ben ik
niet zo gauw klaar. Hoewel ik haar werk
niet altoos en onvoorwaardelijk kan be
wonderen, heb ik een zwak voor deze dich
teres, omdat hetgeen zij zegt zulk een
echte, authentieke indruk maakt. Zij kan
in een enkel kort gedicht iets heel preg
nant zeggen; iets dat niet alleen haar
maar ons allen aangaat, en dan is het net
alsof zij de vingers op een wond legt. El
len Warmond is ook een typische moder
ne dichteres in zoverre dat zij een kenne
lijke huiver heeft voor het romantische,
het dromerige en mooidoenerij. Zij is
zelfs bang voor het dicht zelf. zo lijkt het
wel. Ze wil wat zij voelt en denkt zo
straight en nuchter mogelijk uitdrukken,
als een gewoon ding in de gewone werke
lijkheid. Tenslotte is dit overigens ook een
vorm van romantiek, namelijk een vlucht
uit de eigen hypergevoeligheid.
Daarom, hoe nuchter etn haast cynisch
zij schrijft, er trilt toch altoos iets van
een ontroerde innerlijke spanning mee,
waaraan zij nooit zal kunnen ontkomen,
omdat Ellen Warmond nu eenmaal een
echte dichteres is.
In het openingsvers tot deze kleine bun
del noemt zij de poëzie „geen middel tot
vervoering maar middel tot vervoer",
en daarmee heeft zij het boven-aangedui-
de karakter van haar werk reeds aan
stonds trefzeker bepaald. Maar er staat
ook een vers in dit boekje dat „Dus toch"
heet en waaruit wèl vervoering naar vo
ren komt, zij het dan met aarzeling en
ongeloof. Maar toch: „als je goed voelt
wat voel je dan? Liefde". En in weer
een ander vers, waarin de dichteres zegt
dat het leven altijd angst is, eindigt zij
aldus: „want een mens is vaak zeer ver
laten en woedend omdat hij niet ou
derwets wil zijn van verdriet".
Er staan in deze bundel zeer goede ver
zen voor wie zich enigszins bij de nieuwe
stijl in de poëzie heeft aangepast, wel
haast de beste volgens dit procédé die ik
tot dusver ergens gelezen heb. Hier heeft
de gedistantieerde werkelijksheidsmanie
van poëten als K. Schippers. Vaandrager
e.d. tenminste nog iets menselijks, zin en
inhoud, waardoor er mogelijkheid tot com
municatie bestaat.
Wel jammer dat Ellen Warmond Juist
in een gedicht waarin zij dat vreemde
wezen „mens" tracht te definiëren zo wei
nig origineel Gertrud Stein (a rose is a
rose is a rose) varieert door een regel
als: „Maar een mens is een mens is
een mens". Daarmee doet zij haar eigen
gave van oorspronkelijkheid tekort. Voor
het overige toch wel een bundeltje mo
derne poëzie dat onze aandacht verdient.
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
n
Hoeveel goeds
men ook van ons
zegt, men leert ons
niets nieuws.
Het Landgoed „De Essenburg" kan
bogen op een lange en rijke historie.
Het zag onder zijn dak de statige def
tigheid van burgemeestersfamilies en
nu is het dan een klooster. Maar
een klooster met open poorten, ook in
figuurlijke zin.
„Zie de mens, Joh. 19 5b
Een bekend woord van iemand, die zelfs in zijn ontroering,
politicus bleef. Pilatus, de landvoogd van het Romeinse rijk.
Noodgedwongen moet hij zich met Jezus inlaten. Zijn ergernis
hierover blijkt ook uit de manier waarop hij met Hem om laat
sollen. De verdierlijkte soldaten hebben hun spel met Hem ge
speeld. En als de landvoogd hem dan weer onder handen moet
nemen is het toch ook hem, Pilatus te erg. Hier moet toch bij
iedereen het medelijden opwellen? Dit gefolterde gezicht kan
toch niet langer woede en moordzucht oproepen?
Zo neemt Pilatus Jezus mee naar voren en roept hij de Jo
den toe: „Zie, de mens!"
Even later is de landvoogd een illusie armer en een ervaring
rijker geworden. Hij, de over-beschaafde Romein, zal sedert
het proces „Jezus van Nazareth" meer weten van diepe kolken
waarin haat en waan de ziel van een mens kunnen doen onder
gaan. „Kruisigen, kruisigen!" Deze haatuitbarsting moet de koe
le Romein bijna hebben verstard. Op deze dag heeft Pilatus
het volk dat hij moest regeren in het hart gezien. Want hoe
zouden de Joden medelijden kunnen hebben met een spotko
ning? Juist omdat de duizenden zoveel van deze Jezus hebben
verwacht, zweept de man met de purperen mantel en de rie
ten scepter hun haat op. Dit Koningschap is voor hen een
spookbeeld. Zij willen de sterke Herder, niet het bloedend Lam.
Hun ideaal is de Albeheerser die hen tot glorie voert, niet de
De witte paters zijn ingeburgerd op de
Noord-Veluwe. Graag komen er school
klassen of groepjes uit de burgerij naar
het vormingscentrum om over allerlei
van gedachten te wisselen. Eri op het
land praten de boeren wat met broeder
Leo hij is immers boer met de boeren
op de Hierdense landerijen.
Pater J. de Kort is een kunstzinnig man.
Uit een gevonden stuk hout maakte hij
dit beeld van de ontluisterde mens.
Hogepriester die zijn levensoffer voor hun zonden brengt. Die
Jezus, die voor hen staat, ze voelen het onmiddellijk, is juist zó
de uiterste consequentie van zijn prediking, van zijn gehele le
ven: de overgave, de zich-gevende-liefde, de dood! Als dat God
moet zijn! Als dat de koning van het Messiaanse Koninkrijk
moet zijn! Het laatste redmiddel van Pilatus is dan ook het ze
kerste middel geweest Jezus aan het kruis te brengen.
En toch, het klinkt een beetje wonderlijk, toch zijn we Pilatus
dankbaar voor dit woord dat hij over Jezus heeft gesproken:
„Zie, de mens!" Pilatus heeft nooit kunnen vermoeden, dat dit
woord, uit medelijden door hem gesproken, van eeuw tot eeuw
de wereld als evangeliewoord zou worden overgeleverd. De
kunst heeft in muzikale en schilderscomposities op dit Pila-
tuswoord beslag gelegd. En al zal ons dat woord niet meer ont
roeren om Jezus te doen beklagen, het ontroert ons om onze
zonden en wil onszelf aanklagen voor God.
En zo heeft het Pilatuswoord, door de wonderlijke leiding van
de Heilige Geest, gemaakt dat meer dan welke leerstellige for
mule ook dit woord van de onrechtvaardige, laffe rechter ons
doet zien wat wij door onze zonden Hem hebben aangedaan,
wiens Hoofd van vóór de schepping der wereld gekroond was
met Goddelijke gloed. En wie dit in het geloof ziet. gaat ver
der. Dan ook van zelfkennis tot lofprijzing: „Want er is één
Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die
Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen". (1 Tim. 2 6).
Veenendaal Ds. J. Ytsma
Broeder Antonius op het voetbalveld
aangevuurd als „Toon" levert
opmerkelijke prestaties in het tweede elf
tal van Hierden. Te eniger tijd zal hij
zeker naar het eerste elftal promoveren.
Pater J. de Kort exposeert in de streek
en ook verderop zijn moderne schilde
rijen. En bij de koffie in de recreatiezaal
kwam vandaag broeder Leo wat later
binnen. Hij was tijdens het meststrooien
even opgehouden door een bevriende
boer uit de omgeving, met wie hij van
gedachten wisselde over enkele landouw-
problemen. Maar hij kwam nog op tijd
om het zijne te zeggen over de blauwe
parkeerzone, die nu ook in Harderwijk is
ingesteld. Zo zijn de Norbertijner paters
en broeders in de priorij „De Essenburg"
een meelevend deel van de streekbevol-
king geworden. Het witte habijt steekt
niet meer zo schril af tegen de stemmige
kledij van de streek als 17 jaar geleden,
toen de Norbertijnen vanuit Brabant naar
't oude kasteel Essenburg kwamen en er
een klooster van maakten. In die tijd zag
menig Hierdenaar de vestiging van dat
klooster op de Veluwe als een straf voor
de zonden van het volk. En de Norbertij
nen hielden in die eerste jaren zorgvuldig
voor zich, met welk doel zij waren geko
men. De tijd was ook in vele rooms-
katholieke kringen nog lang niet rijp
om te gaan vertellen, dat zij vooral oecu
menisch werkzaam wilden zijn in een
diasporagebied. Dat hierbij de gedachte
voorstond, in oecumenische zin te helpen
bij de sociale ontwikkeling van ons land
en de opbouw van de IJsselmeerpolders.
„Omdat het de wil van Christus is, dat
wij allen één zijn en niet na de doop, die
ons verbindt, uiteen gaan", zegt prior A.
Bruininckx, die thans de leiding heett
in De Essenburg. De prior is ervan over
tuigd, dat het vertrouwen van de streek
naderhand is gewonnen. Maar er is heel
wat aan voorafgegaan.
IJ aar eerste bekendheid kreeg de prio-
rij via een onderneming waaraan de
paters met weinig genoegen terugdenken:
het mineraalwater, dat onder de naam
Essenburg werd gewonnen en verkocht.
Bij hun komst in Hierden werden (je Nor
bertijnen ervan verwittigd, dat de" af en
toe mets hoog opspuitende bron in de vij
ver mineraalwater leverde, te vergelijken
met dat van Spa. Om de kosten van in
richting en uitbreiding van De Essenburg
enigszins te dekken besloten' de nieuwe be
woners, die bron te exploiteren. Zij de-
dein dat niet zelf, maar interesseerden er
een industriële maatschappij van elders
voor, die de zaak grondig aanpakte. Zo
grondig, dat De Essenburg in korte tijd
een complete fabriek werd, waarin de ma
chines het misgezang overstemden. Des
nachts kwamen dan ong over het kloos
terterrein de zware vrachtwagens aan
dreunen die de flesjes Essenburgwater op
haalden en distribueerden onder de gra
ge gebruikers in den lande. De hele sfeer
dreigde op 't laatst die van een indus
trieel bedrijf te worden. Toen de bron na
enige jaren vermoedelijk ook door de
voortgaande inpoldering van het IJssel-
meer veel minder water begon te le
veren, was geen Norbertijn daar erg rou
wig om. De fabriek verdween. Wat nu nog
uit de bron komt, vloeit zachtjes door de
Hierdensebeek het Veluwerandmeer in.
^foals gezegd, streefden de Hierdense
Norbertijnen trouwens naar een heel
andere bekendheid, namelijk bekendheid
met hun streven naar het opbouwen van
contacten met anderen. Een moeizame
zaak, zoals het 17 jaar geleden lag in de-
Brabant. Er waren alleen wat contacten
met de parochie in het naburige Harder
wijk. De eerste contacten met de om
ringende Veluwenaren zijn eigenlijk tot
stand gekomen door een Hierdens knaap
je, dat op een barre winterdag met zijn
schaatsen onder de arm de kloostertuin
PRIOR A. BRUININCKX
het kloosterleven anders
inkwam en rustig op de vijver ging schaat
sen. Thuis gekomen, zal hij verteld heb
ben dat hij geen pater had gezien nie
mand had inderdaad op wat voor manier
ook contact met hem gezocht en de
volgende dag was de ijsbaan vol. Nu raak
te men wèl aan het praten. De Norber
tijnen, in Brabant gewend aan kleine
stukjes ijs waarop je geen lange streken
kunt maken, bleken kunstrijders te zijn,
de Hierdenaren hardrijders. Dat verschil
Jiet zich gemakkelijker overbruggen dan
de religieuze klove. De een bewonderde
de kunst van de ander en het ijs leek op
het ijs gebroken te zijn. Contacten op an
dere terreinen volgden, via verenigingen,
via de eigen boerderij en op straat. In het
begin zeiden de Norbertijnen: „Als we er
in slagen onze medemensen hier te laten
zien dat wij mensen zijn van gelijke be
wegingen als zij, zullen ze ons accepte
ren". Dat is aardig gelukt.
IJ et is ook in een veel grotere kring ge-
lukt of eigenlijk van „geluk"
spreekt men niet zo licht, er zijn in ieder
geval belangrijke vorderingen in die gro
tere kring. Een concreet voorbeeld ligt in
het intensieve contact tussen zielzorgers
van allerlei kerkgenootschappen, dat via
De Essenburg loopt. Herhaaldelijk komt
men hier met .elkaar spreken over gees
telijke en maatschappelijke zaken, waar
bij de partners de oecumenische gedach
te niet koesteren, maar heffen als een
vaandel. In toenemende mate zijn daar
bij ook vertegenwoordigers van maat
schappelijke instellingen, ook van de Ve
luwe aanwezig. Het vormingscentrum
van De Essenburg speelt daarin ook weer
een belangrijke rol. Militairen, scholen, al
lerlei groepen komen hier binnen met hun
eigen gedachten, openstaand ook voor an
dere gedachten. Zij worden ook in kennis
gebracht met de streek. Een van de hoog
tepunten daarbij is toak het bezoek in
kleine groepjes, aan Hierdense gezinnen,
die de gasten het een en ander vertellen
over hun dagelijkse levep in een Noord ve-
luws dorp. Zo'n gesprek kan allerlei wen
dingen nemen, want het is allerminst een
toeristische aangelegenheid. Het kan een
gesprek van mens tot mens zijn, omdat er
vertrouwen is gekomen.
Is bij dat alles nog veel overgebleven
van de kloostergedachte, zoals die
eeuwenlang ook bij de kloosterlingen zelf
heeft geleefd? „Een ding wel, één ding
niet", zegt prior Bruininckx. „Gebleven
is de gedachte, dat je als kloosterling in
een gemeenschap altijd samen bezig bent
met het werk, dat volledige concentratie
mogelijk is en dat je elkaar in die ge
meenschap steunt. Verlaten is de gedach
te, dat de kloosterlingen in hun werk wel
buiten de kloostermuren moeten gaan,
maar dat anderen niet binnen mogen ko
men met hun ideeën. Het is nu tweerich
tingsverkeer geworden. We hebben ge
zien en we geloven, dat we ons op deze
manier beter dienstbaar kunnen maken".