12 Eenzijdig door ontbreken van plastieken J\iih en en lezen L 9 oJïCuze nissen Medisch Wij hebben't weer achter de rug maar dat mag ons niet hinderen om er nog even over na te kaarten. Over boeken raakt men immers nooit uitgepraat: daarvoor is een Boekenweek eigenlijk nog veel te kort. Als boeken tenminste aan u besteed zijn: maar daar durf ik wat onder te verwedden. In heel mijn niet meer zo korte leven heb ik maar één vrouw ontjnoet die openhartig verklaarde nog nooit een boek te hebben gelezen. Het klonk verbazingwekkend, maar wel oprecht en ik heb er die totaal onbelezen dame niet zuur op aangezien. Tenslotte kon zij het niet helpen dat zij geboren was zonder dat speciaal ingebouwde magneetje dat vrouwen altijd weer onrustig maakt zodra er een boek onder haar bereik komt Daar is zij niet af te slaan, ook al zit zij midden in de schoonmaak en heeft zij zich manmoedig voorgenomen die boekenkast nu eindelijk eens grondig stofvrij te maken. Als zij niet terdege oppast heeft die boekenkast in minder dan geen tijd haar te pakken. En zit zij na een uur nog op het kale tapijt met een slapend been onder zich te lezen alsof zij het betaald krijgt. Waarschijnlijk iri een of andere familieroman, al durf ik met stelligheid te beweren dat het wel niet de Forsyte Saga zal zijn. Die heeft blijkbaar geen schijn van kans meer bij al die geestdriftige vrouwspersonen die eten en drinken lieten staan om vooral maar geen aflevering van de gelijknamige t.v.-serie te missen. TVfa welk ongedacht en stormachtig succes de zakelijke boekenwereld de gebruikelijke vergissing beging, dat kijken vanzelf aanzet tot lezen. Zeker, de aardige pocketdeeltjes, met de portretten in kleur die zo plezierig aan de beeldbuis herinnerden, vlogen aanvankelijk de boekwinkels uit, tot wilde verbazing van degenen die de oorspronkelijke kloeke delen al sinds jaar en dag in hun boekenkast hadden staan. Zou John Galsworthy werkelijk, na zoveel tientallen jaren vergetelheid, een glorieuze terugkeer in de belangstelling beleven? Och arme: het pakte heel anders uit. Al die aardige pocketdeeltjes, zo haastig van de toonbank gegrist, werden even haastig weer teruggebracht. Het lezen viel zo geweldig tegen. Natuurlijk: dat had ieder die de Forsyte Saga met belangstelling en geduld al lezend veroverd heeft, van tevoren wel kunnen vertellen. Want deze kroniek van een generatie, hoe helder en schijnbaar eenvoudig ook geschreven, is allesbehalve een ontspanningsroman, die men in een verloren uurtje weer eens even ter hand neemt Jk herinner mij nog levendig de geweldige opgang die dit omvangrijke werk bij zijn verschijning maakte. Hoe iedereen die zichzelf respecteerde op het gebied van de Europese letteren dit boek moest gelezen hebben. In elk geval het eerste en misschien wel het boeiendste deel: de wederwaardigheden van de typische Forsyte: Soames, de bezitter. Wie ik ook sprak in die dagen had de mond vol over dit nieuwe werk van Galsworthy, dat ik beslist niet ongelezen mocht laten. Nu durf ik in alle bescheidenheid verklaren dat ik heel wat aan kan op het gebied van boeken, en dat ik mij zo nodig door de langdradigste en wijdlopigste roman kan heenbijten. Maar bij de Forsyte Saga, laat ik het eerlijk bekennen, heb ik driemaal een aanloop moeten nemen, eer ik over die horde van de receptie, waarmee deze kroniek opent, heen was. Een heel knap en verantwoord begin dat op eenmaal tegelijk ten tonele voeren van de gehele familie in dat typische Forsyte-decor: een royaal herenhuis vol kostbaar antiek. Maar voor wie onvoorbereid komt binnenstappen wel wat vermoeiend en verwarrend, en aanvankelijk weinig interessant. De Forsytes zijn respectabel, uitgeslapen en zelfbewust maar niet bijster kleurrijke of boeiende personages. Die hele receptie is zo ongeanimeerd en droog als een gastenboek vol onbekende namen, dat met vlakke stem wordt voorgelezen. Wie echter de volharding kan opbrengen in een hoekje van de grote salon te blijven toezfen tot Soames en Irene hun entree maken, wordt op slag geboeid door het vreemde, volstrekt anderssoortige element dat hier geïntroduceerd wordt. En dat het verhaal kleur en bewogenheid zal verlenen tot aan de fraaie afsluiting van het eerste deel, even verdroomd en stil als de receptie nuchter en druk was. Nazomer van een Forsyte. T ezen Is moeilijk, dat is maar weer eens duidelijk gebleken. Wie alleen op de beeldbuis met de Forsytes heeft kennis gemaakt, kent deze mensen alleen uiterlijk, hoort hun stemmen, slaat hun gedragjes gade. Wat misschien sympathie of afkeer wekt zonder dat men in staat is de karakters te kennen, de gevoelens te doorgronden. Een kijkspel op de beeldbuis zo goed als op het filmdoek, moet het hebben van uiterlijk gebeuren, van actie en dialoog. Een boek wordt levend door het innerlijk gebeuren, door gevoelens en gedachten. Daarom: u moet die Forsyte Saga toch ook nog eens lezen. xmswm8gtg - ggggggj&g mmsm ww «g? 888M88» w Wie via de televisie geïnformeerd wil worden over vorderingen in de weten schap, hoeft zijn programmablad maar open te slaan en hij of zij vindt iedere week wel iets (of meer dan dat) van zijn of haar gading. Een rubriek als „Denk beeld" (NTS, dinsdagavonds) geeft dik wijls heel wat wetenschappelijke informa tie, in actualiteitenrubrieken komen we vaak figuren als de polemoloog prof. mr. Röling tegen, de Teleac heeft voor cursis ten en niet-cursisten in deze sector ook wel het een en ander te bieden en dan zijn er niet te vergeten de strikt-wetenschap- pelijke series als „De 21ste eeuw" en „Gamma". De kijker heeft vaak maar een heel flauw vermoeden van de denkarbeid, die aan uitzendingen als deze voorafgaat. Dik wijls worden dergelijke programma's sa mengesteld en/of gepresenteerd door bij voorbeeld journalisten, die wel een grote interesse voor en een zekere kennis van het onderwerp bezitten, maar er toch niet zoveel van afweten, dat zij inzake de de tails van verschillende onderdelen in het vak als deskundigen-bij-uitstek kunnen worden beschouwd. Er moeten dan specia listen worden ingeschakeld, die precies het fijne van de zaak kunnen vertellen en liefst ook kunnen laten zien. Maar ook dan kunnen de samenstellers of presentatoren hun arbeid nog niet als geëindigd beschou wen. Hun rubriek moet binnen een vast gestelde periode de lucht in gaan. Mag de uitzending niet langer dan bijvoorbeeld een half uur duren, dan moet er tevoren een scherpe selectie worden gemaakt tus sen dat wat wezenlijk en niet wezenlijk, hoofdzaak en bijzaak is. En dan moet nog de vraag worden beantwoord, hoe het in de huiskamers moet worden gebracht. Men moet rekening houden met bepaalde ge voeligheden. En men moet niet te vergeten rekening houden met het feit, dat wellicht de meeste kijkers niet zo deskundig zijn als de samenstellers en/of presentatoren, laat staan zo deskundig als de specialist die voor de uiteenzetting wordt gevraagd. De wetenschappelijke vaktaal moet dus gepopulariseerd worden. Daarbij bestaan altijd twee geva ren: dat de popularisering mislukt door een toch nog te wetenschappelijke taal (dat hangt zowel van het idioom van de specialist als van het interpretatievermo gen van de presentator af) of dat de ma nier waarop het gebracht wordt te popu lair is in de zin van kinderachtig of zoetsappig. Dit zijn problemen die zich voordoen bij O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O KUNST UIT GELDERIAND'EIGENTIJDS Oor de tweede maal is onder de titel Kunst uit Gelderland een staalkaart te zien van wat onze provincie vandaag de dag aan beel dende kunst ter tafel weet te brengen. De expositie is tot en met 27 april a.s. ondergebracht in de bovenzaal van de Gemeentelijke Van Reekum- galerij te Apeldoorn. Er is over deze reizende tentoonstelling on langs een storm opgestoken, met name een noord westerstorm, uit de hoek van de Noord-Veluwse Kunstenaarskring. Men heeft daar nogal geageerd tegen deze expositie, en wel op verschillende gronden. De reactie vanuit moreel standpunt kan ik helaas niet delen. Er is in deze verzameling „Kunst uit Gelderland" geen enkel onderdeel, dat een tendens naar perversiteit of iets dergelijks verraadt. Wel mag men zich volgens mij af vragen, waarom de figuratieve kunst op deze manifestatie althans kwantitatief zo slecht vertegenwoordigd is. Natuurlijk: we leven in deze tijd en het is alleen maar toe te jui chen, dat de organisatoren van deze jaarlijk se tentoonstelling niet alleen zo recent mo gelijk werk, maar ook qua stijl en karakter zo eigentijds mogelijk werk willen laten zien. Gelderland is een mooie provincie met heel veel natuur- en oud stedeschoon, maar zij is geen onaangetaste, ouderwetse enclave te midden van het tijdsbeeld en de tijdgeest van deze zestiger jaren (luister over enkele we ken maar weer eens goed naar de auto's en de transistors van de bermtoeristen, die ons met hun bezoek komen vereren). Maar die bossen en die heidevelden en die oude stad jes hebben we toch nog maar steeds! En men kan mij niet wijsmaken, dat Henny Wieseman-Verhagen en Elly Kuipers zo on geveer de enigen en ook de besten zijn, die in onze provincie nog figuratief schilderen. De noordwesterstorm uit de buurt van Nunspeet (dat diverse figuratieve schilders als Guus Sundermeier-Rincker, Jos Lussenburg, Jaap Hiddink en Chris ten Bruggen Kate telt) is dus wel enigszins te begrijpen, al moet men daarbij natuurlijk wel bedenken, dat een dergelijke reactie voor een deel ongetwij feld ook een oratio pro domo is. Maar goed: ook in en om bijvoorbeeld Apeldoorn en Ede wordt nog heel verdienstelijk figuratief werk geleverd. Aan de andere kant genieten de talent volle jongere kunstenaars in onze provincie nog steeds veel te weinig belangstelling, ver geleken met hun oudere, in de meeste geval len figuratief schilderende kunstbroeders. Dit is vooral jammer, omdat zij in hun werk een typisch eigentijds levensgevoel vertolken, dat in hun eigen generatie min of meer vlees en bloed is, maar ook de ouderen niet geheel onbekend zal zijn. Het is gewoon een uiting van de tijdgeest, reden waarom de laatste ja ren ook diverse begaafde Gelderse kunste naars buiten hun eigen provincie waardering hebben gekregen (om maar enkelen te noe- mmammmmmmmm het doorgeven van informatie op allerlei gebied, maar als het om wetenschappelij ke onderwerpen gaat, is het een hachelij ker zaak dan wanneer het bijvoorbeeld in formatie over sport, kunst, politiek of godsdienst betreft, want daarover komt men via de feiten uit het nieuws veel va ker en veel meer aan de weet dan over de wetenschappelijke onderwerpen. Met professoren komen we in het leven van alledag doorgaans minder in contact dan met voetballers, schilders, gemeenteraads leden of predikanten. Zij zitten voor ve len van ons nog in een ivoren toren, waar in zij figuurlijk en vaak ook letterlijk uit dokteren wat ons te wachten staat of wat ons bezielt. Hoe belangrijk wetenschappelijke infor matie via de tv wel is, kon men woens dagavond weer eens zien in de Medische Kroniek van dokter Van Swol, waarin ditmaal een hersenoperatie aan de orde was. Degenen die deze uitzending hebben durven volgen, zullen niet alleen een indruk hebben gekregen van de wijze waarop zo'n operatie wordt voorbereid, uitgevoerd en de spanningen die daarmee zowel in de patiënt als in de chirurg en zijn assistenten gepaard gaan, maar ook en voor al van de „communicatie" tussen de me dicus en de patiënt. Men is zo gauw ge neigd, de ontmoeting tussen de medicus en zijn patiënt eenzijdig te bekijken. Voor de medicus is de patiënt dan gauw niet meer dan een interessant object, voor de patiënt is de medicus dan gauw niet meer dan een wat magische figuur uit een vreem de wereld, die iets geheimzinnigs met je uit gaat halen. Wanneer je als niet-medicus en niet-patiënt zo'n ontmoeting via de tv bijwoont (en dat is een zeldzame gebeur tenis, want buitenstaanders worden in spreekkamers en operatiezalen meestal niet toegelaten), ontdek je dat het hier in eer ste instantie gaat om een contact tussen levende mensen. De geruststellende toe lichting van de medicus bij het geven van een injectie is niet alleen maar een rou tine-opmerking, de opluchting van de pa tiënt na afloop van de ingreep is niet al leen maar een beetje voer voor psycholo gen. Medicus en patiënt ontmoeten elkaar mm Vandaag is het. de dag van „Morgen". Dat wil zeggen: vanavond duimen we hij de televisie natuurlijk allemaal voor Ronnie Tober, die ons land met het liedje „Morgen" vertegenwoordigt in de finale van het Eurovisie Songfestival in Londen. Gaat Ronnie de Londense mist in en wordt het dus een kwestie van yrA foggy day in Ron-down town"? Of komt hij zo goed over de brug dat de beroemde Towerbrid- ge meteen wordt omgedoopt in „ToBer- bridge" f Shakespeare zou waarschijnlijk gezegd hebben: „To-ber or not To-ber, that's the question". Maar dat vinden wij wel een beetje overdreven. De concurrentie is im mers in ieder geval in kwantitatief opzicht al veel te groot voor zo't) ultimatum. Of er ook een grote kwalitatieve rivaliteit zal be staan valt hier nog moeilijk te voorspellen. Ik heb tot dusver alleen het wel prettige liedje van Cliff Richard met de wat over moedige titel Congratulationsgehoord. Misschien eindigen Ronnie en Cliff (iets anders dan Bonnie and Clyde!) wel met een gelijk aantal punten op de eerste plaats. Dan zal er door beide jongens waarschijnlijk een barrage-duet kunnen ge zongen worden, bijvoorbeeld „The white Cliffs of Tober". vanuit verschillende werelden met maar één doel voor ogen: de verwijdering van een brokje leed uit een mensenleven en daardoor tevens de bevordering van het menselijk geluk. Kortom: de uitdrukking „televisie is een machtig communicatiemiddel" bleek woensdagavond opnieuw niet zo'n groot cliché te zijn als men de laatste tijd is gaan denken. KASTPAR f men: Peter Struycken, Gerrit Veenhuizen, Piet Siegers, Ko Oosterkerk en de helaas veel te vroeg gestorven Gustave Asselbergs). Men kan de organisatoren van „Kunst uit Gelderland" niet dankbaar genoeg zijn, dat werk van meer jongere kunstenaars dan de zojuist genoemde via deze jaarlijkse ten toonstelling wordt gepousseerd en Gelder land dus met een eigentijds en toch eigen artistiek gezicht wordt „opgestoten in de vaart der provinciën". Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat alles wat we op „Kunst in Gelderland" te zien krijgen, even goed is. De exposanten (of liever: de uitgekozen werken waarmee zij vertegenwoordigd zijn) vallen volgens mij in te delen in drie groepen, waartussen de ver schillen overigens niet zo groot zijn als de ze rubricering doet vermoeden: een eredivisie (waarvan de prestaties figuurlijk gesproken ook buiten onze provincie gezien mogen wor den), een eerste divisie (bestaande uit veel belovend en vaak al heel verdienstelijk werk) en een tweede divisie (met enkele teleurstel lingen of voorlopig nog matige resultaten). Door de grote variatie in stijl is het volgens mij moeilijk uit te maken, wie in de eredivi sie van deze expositie als Ajax fungeert. Ik houd het maar op Geurt van Dijk uit Brum- men, met zijn zeer vleeslijke mensge daanten, figuren die naakt in het heelal staan en hun al dan niet normale ledematen uit strekken om communicatie te krijgen; een ge barentaal, die nooit lijkt te zullen worden be antwoord en daarom in zichzelf al de doem van ingekeerdheid en eenzaamheid in zich draagt. Men is spoedig geneigd, de ook qua kolo riet en compositie indrukwekkende oliever ven van Van Dijk te vergelijken met die van Rein Bril uit Nijmegen. Beide heren zijn on getwijfeld geest- en stijlverwanten, maar de figuren van Bril zijn nog altijd wat minder expressief, zij zitten nog te overdenken, wel ke kreet zij straks zullen slaken. Als ik nog even een vergelijking met de voetbal-eredivi sie mag trekken: Van Dijk heeft het „open" spel van Ajax, met de lange pass door de ruimte, terwijl Bril zich via het interne tiktak spel van Feijenoord op een doelpunt aan het voorbereiden is. Laat ik verder ophouden met deze verge lijkingen, want de andere exposanten uit de Gelderse kunst-eredivisie volgen Van Dijk en Bril veel dichter op de voet dan Sparta en ADO het Ajax en Feijenoord doen. Dick Bastiaan van der Meijden uit Arnhem is bij voorbeeld een zeer overtuigend vertegenwoor diger van de Nieuwe Abstractie. Er zijn de laatste tijd ook in onze contreien heel wat kunstenaars, die deze stijl aanhangen (wie sprak er ook weer over Struycken-gewas?) maar Van der Meijden is temidden van hen toch wel een opmerkelijke persoonlijkheid, ook al spreekt de Pop Art bij hem een niet helemaal te veronachtzamen woordje mee. Vooral in no. 40 van de catalogus is zijn dy namische spel van vormen en kleuren op lin nen zeer effectief. Ook Sikke (Jacob Sikke Laverman uit Arn hem) is geobsedeerd door kleuren en vormen, maar bij hem speelt het gevoel nog een gro te rol. Zijn vormenrijkdom is ook groter en in zijn wat primitieve, kinderlijke werk schuilt ook nog iets vegetatiefs. Van deze omschrijving naar het kosmoge- netische van Frère Benoit uit Doetinchem is het slechts een kleine stap. Het werk van de ze kunstenaar dreigt een beetje eentonig te worden, waarschijnlijk door het tot dusver nog bestaande ruimtelijke isolement van deze monnik. De twee bijdragen aan „Kunst uit Gelderland" zijn binnen dit kader echter bij zonder sterk, vooral het fraai gekleurde „Zevende zegel". Kosmisch, als ware organisch uit de na tuur opbloeiende is ook het oeuvre van Syts- ke Feitsma uit Apeldoorn. Het valt door zijn stille vrouwelijkheid niet zo op, maar verdient toch een hoge plaats in die eredivi sie. „Spelende merries" is een prachtig, feestelijk gebeuren en „Amulet voor oudste zoon" heeft iets charmants en tegelijk be- zwerends. Iedere gravure van Sytske is weer een lust voor het oog en het hart. Dit gold enige jaren geleden ook voor de druksels van Harrie A. Gerritz uit Wijchen, waarin toen nog een fris kleurenspel werd gespeeld, dat in de verte herinnerde aan Werkman. Gerritz heeft zich blijkens zijn aandeel op deze tentoonstelling echter min of meer bekeerd tot de nieuwe figuratie. De spanningen binnen de intermenselijke ver houdingen, met name op het erotische vlak, vormen nu zijn voornaamste thema, uitge werkt in vormen die groter van omvang en kleiner in aantal zijn dan die uit zijn vroege re werk. Ook in symbolisch opzicht overtui gend werk, dat vooralsnog een zekere artis tieke armoede eventueel te ontstaan door een verdere versobering zal weten te voor komen. Verder is Jan van Krieken uit Arnhem, over wiens grafische werk wij enige tijd gele- Een van de inzendingen van Dick Bastiaan van der Meijden. Maandag wordt in de Koninklijke Aca demie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch de internationale fototentoon stelling „F" geopend. De foto's zijn werk stukken van individuele leden van Euro- phot, de Europese overkoepelende organi satie van vakfotografen. Initiatiefneemster van de tentoonstelling is de Nederlandse Vereniging van Vakfotografen, waarvan de leden collectief bij Europhot zijn aange sloten. Tentoonstelling „F" is van 9 tot en met 18 april gratis voor het publiek toegankelijk. De 88-jarige André Previn is met in gang van 1 september a.s. benoemd tot dirigent van het Londens Symfonie-or kest. Previn, een Amerikaan die in Berlijn het levenslicht heeft aanschouwd, ia op het ogenblik dirigent van het symfonie-orkest van Houston, Texas. Previn zal in Enge land en in het buitenland dirigeren. Boven dien zal hij met het Londens Symfonie- orkest grammofoonopnamen maken. Previn studeerde in Parijs en Berlijn en ging in 1989 naar de Verenigde Staten. Toen hij 16 jaar oud was, begon hij film muziek te componeren. Hij is een bijzon- der populair jazzpianist. Hij is de opvolger van Istvan Kertesz, die als eerste dirigent met pensioen gaat, maar wel zo nu en dan nog als gast-dirigent zal optreden. In het Museum van Moderne Kunst in Rio de Janeiro wordt van 21 mei tot 7 juli een Nederlandse tentoonstelling „Schilders van Johan Maurits", of „Os pint or es de Mauricio de Nassau" gehou den. Voor de samenstelling van deze tentoon stelling, die onder patronage van koningin Juliana en prins Bernhard en de president van Brazilië en mevrouw Da Cost a e Silva wordt gehouden, zijn de directeur van het Mauritshuis in Den Haag, dr. A. B. de Vries en Joaquim de Sousa Leao, die van 1956 tot 1962 Braziliaans ambassadeur in Nederland is geweest, verantwoordelijk. De tentoonstelling, die behalve bijna vijf tig werken van Frans Post en Albert Eek- hard, archivaria en tapisserieën omvat, it tot stand gekomen dank zij de medewer- king van het Louvre in Parijs en het Na tionaal Museum in Kopenhagen. „Tante Anna, tante Leida, tante Marie olieverf van Ellie Slegten. Een den al eens de loftrompet hebben gestoken, als olieverfschilder losgebarsten in een goed gecomponeerde rijkdom van kleuren en mo tieven, waarvan verder alleen maar te zeg gen valt dat het bijzonder interessant is en naar meer smaakt. De laatste maar niet de laagst geplaatste, in m'n eredivisie is Elly Kuipers uit Nijme gen, die in een aantal razend knappe lino sneden in figuratieve trant een serie door-en door-burgerlijke ,,familie(?) bijeenkomsten(?)" heeft weergegeven. Een onbarmhartig artis tiek oordeel over de monotonie, saaiheid en onpersoonlijkheid van het leven in veel door- snee-gezinnen. /^ver naar de eerste divisie, waarin nog niet veel te vertellen valt naar aan leiding van die ene monotype van Casper Carolus Bosveld uit Arnhem (nog iets te schools, maar niet zonder beloften). In deze afdeling zijn verder de stemmige, haast ver menselijkte en tegelijk verabstraheerde rots gestalten van Thijs Buit uit Hattem de ver melding waard. Ook Jan Rozeboom uit Zut- phen zit in deze dromerige hoek. Wat er van hem hangt, mag er zeker zijn, al heeft deze poëtische kolorist naar mijn mening wel ster ker werk in zijn portefeuille. Ben Jolink uit Hummelo valt op met wat hij noemt „ge schilderde objecten", waarop diverse motieven te zien zijn. Aardig en kleurig werk met een knipoogje naar de Pop Art. Guus Korrubel uit Hoenderloo hoort weer bij de dromerige exposanten. Zijn ets is voornamelijk een ge tuigenis van strak vormenspel, dat enigszins de monumentale kant lijkt op te gaan. Inte ressant is de olieverf „Vreugde" van Victor Linford uit Spankeren, een soort „neo Jugend stil". Een aardig spel van kleuren, van licht en donker is te zien in „Grote kalkoen" van Rinny Reulink uit Dieren. Het afgebeelde dier heeft een knappe mimicry meegekregen. „De sfeer gaat voor het meisje", denk je bij ae olieverven van Ellie Slegten uit Velp, waarop in neo-realistische trant kleurige en toch kleurloze familietafereeltjes zijn gemaakt die doen denken aan het gezegde van Simon Carmiggelt: „Familie is nu eenmaal een ge zelschap van niet zelf uitgezochte kennissen". Geslaagd van factuur en structuur is het wat Cobra-achtige doek „Afzonderlijke dieren en mensen intiem" van Frans Storm uit Doe tinchem. T^enslotte de tweede divisie Desjardine uit Arnhem heeft voor leuk in elkaar gezet te bijdragen gezorgd, maar ze zijn me aan de ene kant teveel zwakke Op Art en aan de andere kant te decoratief. De inzendingen van Fie de Ferramte uit Apeldoorn zijn wel ka rakteristiek voor haar ontwikkeling van de laatste jaren, maar ook van haar heb ik in dit opzicht wel eens overtuigender, vooral ook magischer, werk gezien. Nogal sexy (maar geenszins pervers) zijn de bijdragen van Ben Janssen uit Arnhem. Niet onaardige, sobere olieverven, maar het is me een raadsel waar om er nu per se vier van deze doeken moes ten worden neergehangen. Dan had ik inder daad liever nog een paar figuratieve doeken gezien, zoals dat van Henny Wieseman-Ver- hagen uit Velp, al is deze inzending volgens mij beslist niet het meest representatief voor wat er in de oude trant in Gelderland wordt gepresteerd. Als laatste Roel Maaskant uit Arnhem met zijn ets „Ontmoeting", goed van intentie en plastische zeggingskracht, maar als geheel nog wat mat. "JVu nog even mijn fundamentele bezwaar te- 1 gen deze expositie: wanneer deze jaarlijk se manifestatie „up to date" wil blijven, mag zeker de in het „voorwoord" van dr. W. Ver- kade geconstateerde algemene animo voor deelname geen reden zijn, om alleen schil derkunst, grafiek en tekeningen tentoon t« stellen en de verschillende vormen van plas tiek voor een volgende maal te reserveren. Het ontbreken van de beeldhouwkunst heeft deze expositie helaas een veel eenzijdiger karakter gegeven dan de betrekkelijk geringe vertegenwoordiging van de „oud-figuratieven" J. van der KlrQ.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 12