12
Eenzijdig door
ontbreken van
plastieken
J\iih
en en lezen
L
9
oJïCuze nissen
Medisch
Wij hebben't weer achter de rug maar dat mag ons niet
hinderen om er nog even over na te kaarten. Over boeken raakt
men immers nooit uitgepraat: daarvoor is een Boekenweek eigenlijk nog
veel te kort. Als boeken tenminste aan u besteed zijn: maar daar durf ik wat
onder te verwedden.
In heel mijn niet meer zo korte leven heb ik maar één vrouw ontjnoet
die openhartig verklaarde nog nooit een boek te hebben gelezen. Het klonk
verbazingwekkend, maar wel oprecht en ik heb er die totaal onbelezen
dame niet zuur op aangezien.
Tenslotte kon zij het niet helpen dat zij geboren was zonder dat speciaal
ingebouwde magneetje dat vrouwen altijd weer onrustig maakt zodra er een
boek onder haar bereik komt Daar is zij niet af te slaan, ook al zit zij
midden in de schoonmaak en heeft zij zich manmoedig voorgenomen die
boekenkast nu eindelijk eens grondig stofvrij te maken. Als zij niet terdege
oppast heeft die boekenkast in minder dan geen tijd haar te pakken.
En zit zij na een uur nog op het kale tapijt met een slapend been onder zich
te lezen alsof zij het betaald krijgt. Waarschijnlijk iri een of andere
familieroman, al durf ik met stelligheid te beweren dat het wel niet de
Forsyte Saga zal zijn. Die heeft blijkbaar geen schijn van kans meer bij al
die geestdriftige vrouwspersonen die eten en drinken lieten staan om
vooral maar geen aflevering van de gelijknamige t.v.-serie te missen.
TVfa welk ongedacht en stormachtig succes de zakelijke boekenwereld de
gebruikelijke vergissing beging, dat kijken vanzelf aanzet tot lezen.
Zeker, de aardige pocketdeeltjes, met de portretten in kleur die zo plezierig
aan de beeldbuis herinnerden, vlogen aanvankelijk de boekwinkels uit,
tot wilde verbazing van degenen die de oorspronkelijke kloeke delen al
sinds jaar en dag in hun boekenkast hadden staan. Zou John Galsworthy
werkelijk, na zoveel tientallen jaren vergetelheid, een glorieuze terugkeer
in de belangstelling beleven?
Och arme: het pakte heel anders uit. Al die aardige pocketdeeltjes, zo haastig
van de toonbank gegrist, werden even haastig weer teruggebracht.
Het lezen viel zo geweldig tegen.
Natuurlijk: dat had ieder die de Forsyte Saga met belangstelling en geduld
al lezend veroverd heeft, van tevoren wel kunnen vertellen. Want deze
kroniek van een generatie, hoe helder en schijnbaar eenvoudig ook
geschreven, is allesbehalve een ontspanningsroman, die men in een verloren
uurtje weer eens even ter hand neemt
Jk herinner mij nog levendig de geweldige opgang die dit omvangrijke werk
bij zijn verschijning maakte. Hoe iedereen die zichzelf respecteerde op
het gebied van de Europese letteren dit boek moest gelezen hebben.
In elk geval het eerste en misschien wel het boeiendste deel:
de wederwaardigheden van de typische Forsyte: Soames, de bezitter. Wie ik
ook sprak in die dagen had de mond vol over dit nieuwe werk van Galsworthy,
dat ik beslist niet ongelezen mocht laten.
Nu durf ik in alle bescheidenheid verklaren dat ik heel wat aan kan op het
gebied van boeken, en dat ik mij zo nodig door de langdradigste en
wijdlopigste roman kan heenbijten. Maar bij de Forsyte Saga, laat ik het
eerlijk bekennen, heb ik driemaal een aanloop moeten nemen, eer ik
over die horde van de receptie, waarmee deze kroniek opent, heen was.
Een heel knap en verantwoord begin dat op eenmaal tegelijk ten tonele voeren
van de gehele familie in dat typische Forsyte-decor: een royaal herenhuis
vol kostbaar antiek.
Maar voor wie onvoorbereid komt binnenstappen wel wat vermoeiend en
verwarrend, en aanvankelijk weinig interessant. De Forsytes zijn respectabel,
uitgeslapen en zelfbewust maar niet bijster kleurrijke of boeiende
personages. Die hele receptie is zo ongeanimeerd en droog als een gastenboek
vol onbekende namen, dat met vlakke stem wordt voorgelezen. Wie echter
de volharding kan opbrengen in een hoekje van de grote salon te blijven
toezfen tot Soames en Irene hun entree maken, wordt op slag geboeid door
het vreemde, volstrekt anderssoortige element dat hier geïntroduceerd wordt.
En dat het verhaal kleur en bewogenheid zal verlenen tot aan de fraaie
afsluiting van het eerste deel, even verdroomd en stil als de receptie
nuchter en druk was. Nazomer van een Forsyte.
T ezen Is moeilijk, dat is maar weer eens duidelijk gebleken. Wie alleen op de
beeldbuis met de Forsytes heeft kennis gemaakt, kent deze mensen
alleen uiterlijk, hoort hun stemmen, slaat hun gedragjes gade. Wat
misschien sympathie of afkeer wekt zonder dat men in staat is de karakters
te kennen, de gevoelens te doorgronden. Een kijkspel op de beeldbuis zo
goed als op het filmdoek, moet het hebben van uiterlijk gebeuren, van actie
en dialoog. Een boek wordt levend door het innerlijk gebeuren, door gevoelens
en gedachten. Daarom: u moet die Forsyte Saga toch ook nog eens lezen.
xmswm8gtg - ggggggj&g mmsm ww «g?
888M88» w
Wie via de televisie geïnformeerd wil
worden over vorderingen in de weten
schap, hoeft zijn programmablad maar
open te slaan en hij of zij vindt iedere
week wel iets (of meer dan dat) van zijn
of haar gading. Een rubriek als „Denk
beeld" (NTS, dinsdagavonds) geeft dik
wijls heel wat wetenschappelijke informa
tie, in actualiteitenrubrieken komen we
vaak figuren als de polemoloog prof. mr.
Röling tegen, de Teleac heeft voor cursis
ten en niet-cursisten in deze sector ook
wel het een en ander te bieden en dan zijn
er niet te vergeten de strikt-wetenschap-
pelijke series als „De 21ste eeuw" en
„Gamma".
De kijker heeft vaak maar een heel
flauw vermoeden van de denkarbeid, die
aan uitzendingen als deze voorafgaat. Dik
wijls worden dergelijke programma's sa
mengesteld en/of gepresenteerd door bij
voorbeeld journalisten, die wel een grote
interesse voor en een zekere kennis van
het onderwerp bezitten, maar er toch niet
zoveel van afweten, dat zij inzake de de
tails van verschillende onderdelen in het
vak als deskundigen-bij-uitstek kunnen
worden beschouwd. Er moeten dan specia
listen worden ingeschakeld, die precies het
fijne van de zaak kunnen vertellen en
liefst ook kunnen laten zien. Maar ook dan
kunnen de samenstellers of presentatoren
hun arbeid nog niet als geëindigd beschou
wen. Hun rubriek moet binnen een vast
gestelde periode de lucht in gaan. Mag
de uitzending niet langer dan bijvoorbeeld
een half uur duren, dan moet er tevoren
een scherpe selectie worden gemaakt tus
sen dat wat wezenlijk en niet wezenlijk,
hoofdzaak en bijzaak is. En dan moet nog
de vraag worden beantwoord, hoe het in de
huiskamers moet worden gebracht. Men
moet rekening houden met bepaalde ge
voeligheden. En men moet niet te vergeten
rekening houden met het feit, dat wellicht
de meeste kijkers niet zo deskundig zijn
als de samenstellers en/of presentatoren,
laat staan zo deskundig als de specialist
die voor de uiteenzetting wordt gevraagd.
De wetenschappelijke vaktaal moet dus
gepopulariseerd worden.
Daarbij bestaan altijd twee geva
ren: dat de popularisering mislukt door
een toch nog te wetenschappelijke taal
(dat hangt zowel van het idioom van de
specialist als van het interpretatievermo
gen van de presentator af) of dat de ma
nier waarop het gebracht wordt te popu
lair is in de zin van kinderachtig of
zoetsappig.
Dit zijn problemen die zich voordoen bij
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
KUNST UIT GELDERIAND'EIGENTIJDS
Oor de tweede maal is onder de
titel Kunst uit Gelderland
een staalkaart te zien van wat onze
provincie vandaag de dag aan beel
dende kunst ter tafel weet te brengen.
De expositie is tot en met 27 april
a.s. ondergebracht in de bovenzaal
van de Gemeentelijke Van Reekum-
galerij te Apeldoorn.
Er is over deze reizende tentoonstelling on
langs een storm opgestoken, met name
een noord westerstorm, uit de hoek van de
Noord-Veluwse Kunstenaarskring. Men heeft
daar nogal geageerd tegen deze expositie,
en wel op verschillende gronden. De reactie
vanuit moreel standpunt kan ik helaas niet
delen. Er is in deze verzameling „Kunst uit
Gelderland" geen enkel onderdeel, dat een
tendens naar perversiteit of iets dergelijks
verraadt. Wel mag men zich volgens mij af
vragen, waarom de figuratieve kunst op deze
manifestatie althans kwantitatief zo slecht
vertegenwoordigd is. Natuurlijk: we leven
in deze tijd en het is alleen maar toe te jui
chen, dat de organisatoren van deze jaarlijk
se tentoonstelling niet alleen zo recent mo
gelijk werk, maar ook qua stijl en karakter
zo eigentijds mogelijk werk willen laten zien.
Gelderland is een mooie provincie met heel
veel natuur- en oud stedeschoon, maar zij is
geen onaangetaste, ouderwetse enclave te
midden van het tijdsbeeld en de tijdgeest van
deze zestiger jaren (luister over enkele we
ken maar weer eens goed naar de auto's en
de transistors van de bermtoeristen, die ons
met hun bezoek komen vereren). Maar die
bossen en die heidevelden en die oude stad
jes hebben we toch nog maar steeds! En
men kan mij niet wijsmaken, dat Henny
Wieseman-Verhagen en Elly Kuipers zo on
geveer de enigen en ook de besten zijn, die in
onze provincie nog figuratief schilderen. De
noordwesterstorm uit de buurt van Nunspeet
(dat diverse figuratieve schilders als Guus
Sundermeier-Rincker, Jos Lussenburg, Jaap
Hiddink en Chris ten Bruggen Kate telt) is
dus wel enigszins te begrijpen, al moet men
daarbij natuurlijk wel bedenken, dat een
dergelijke reactie voor een deel ongetwij
feld ook een oratio pro domo is. Maar goed:
ook in en om bijvoorbeeld Apeldoorn en
Ede wordt nog heel verdienstelijk figuratief
werk geleverd.
Aan de andere kant genieten de talent
volle jongere kunstenaars in onze provincie
nog steeds veel te weinig belangstelling, ver
geleken met hun oudere, in de meeste geval
len figuratief schilderende kunstbroeders. Dit
is vooral jammer, omdat zij in hun werk een
typisch eigentijds levensgevoel vertolken, dat
in hun eigen generatie min of meer vlees en
bloed is, maar ook de ouderen niet geheel
onbekend zal zijn. Het is gewoon een uiting
van de tijdgeest, reden waarom de laatste ja
ren ook diverse begaafde Gelderse kunste
naars buiten hun eigen provincie waardering
hebben gekregen (om maar enkelen te noe-
mmammmmmmmm
het doorgeven van informatie op allerlei
gebied, maar als het om wetenschappelij
ke onderwerpen gaat, is het een hachelij
ker zaak dan wanneer het bijvoorbeeld in
formatie over sport, kunst, politiek of
godsdienst betreft, want daarover komt
men via de feiten uit het nieuws veel va
ker en veel meer aan de weet dan over
de wetenschappelijke onderwerpen. Met
professoren komen we in het leven van
alledag doorgaans minder in contact dan
met voetballers, schilders, gemeenteraads
leden of predikanten. Zij zitten voor ve
len van ons nog in een ivoren toren, waar
in zij figuurlijk en vaak ook letterlijk uit
dokteren wat ons te wachten staat of wat
ons bezielt.
Hoe belangrijk wetenschappelijke infor
matie via de tv wel is, kon men woens
dagavond weer eens zien in de Medische
Kroniek van dokter Van Swol, waarin
ditmaal een hersenoperatie aan de
orde was. Degenen die deze uitzending
hebben durven volgen, zullen niet alleen
een indruk hebben gekregen van de wijze
waarop zo'n operatie wordt voorbereid,
uitgevoerd en de spanningen die daarmee
zowel in de patiënt als in de chirurg en zijn
assistenten gepaard gaan, maar ook en voor
al van de „communicatie" tussen de me
dicus en de patiënt. Men is zo gauw ge
neigd, de ontmoeting tussen de medicus
en zijn patiënt eenzijdig te bekijken. Voor
de medicus is de patiënt dan gauw niet
meer dan een interessant object, voor de
patiënt is de medicus dan gauw niet meer
dan een wat magische figuur uit een vreem
de wereld, die iets geheimzinnigs met je uit
gaat halen. Wanneer je als niet-medicus
en niet-patiënt zo'n ontmoeting via de tv
bijwoont (en dat is een zeldzame gebeur
tenis, want buitenstaanders worden in
spreekkamers en operatiezalen meestal niet
toegelaten), ontdek je dat het hier in eer
ste instantie gaat om een contact tussen
levende mensen. De geruststellende toe
lichting van de medicus bij het geven van
een injectie is niet alleen maar een rou
tine-opmerking, de opluchting van de pa
tiënt na afloop van de ingreep is niet al
leen maar een beetje voer voor psycholo
gen. Medicus en patiënt ontmoeten elkaar
mm
Vandaag is het. de dag van „Morgen".
Dat wil zeggen: vanavond duimen we
hij de televisie natuurlijk allemaal voor
Ronnie Tober, die ons land met het liedje
„Morgen" vertegenwoordigt in de finale
van het Eurovisie Songfestival in Londen.
Gaat Ronnie de Londense mist in en wordt
het dus een kwestie van yrA foggy day in
Ron-down town"? Of komt hij zo goed
over de brug dat de beroemde Towerbrid-
ge meteen wordt omgedoopt in „ToBer-
bridge" f
Shakespeare zou waarschijnlijk gezegd
hebben: „To-ber or not To-ber, that's the
question". Maar dat vinden wij wel een
beetje overdreven. De concurrentie is im
mers in ieder geval in kwantitatief opzicht
al veel te groot voor zo't) ultimatum. Of er
ook een grote kwalitatieve rivaliteit zal be
staan valt hier nog moeilijk te voorspellen.
Ik heb tot dusver alleen het wel prettige
liedje van Cliff Richard met de wat over
moedige titel Congratulationsgehoord.
Misschien eindigen Ronnie en Cliff (iets
anders dan Bonnie and Clyde!) wel met
een gelijk aantal punten op de eerste
plaats. Dan zal er door beide jongens
waarschijnlijk een barrage-duet kunnen ge
zongen worden, bijvoorbeeld „The white
Cliffs of Tober".
vanuit verschillende werelden met maar
één doel voor ogen: de verwijdering van
een brokje leed uit een mensenleven en
daardoor tevens de bevordering van het
menselijk geluk.
Kortom: de uitdrukking „televisie is een
machtig communicatiemiddel" bleek
woensdagavond opnieuw niet zo'n groot
cliché te zijn als men de laatste tijd is
gaan denken.
KASTPAR
f
men: Peter Struycken, Gerrit Veenhuizen,
Piet Siegers, Ko Oosterkerk en de helaas
veel te vroeg gestorven Gustave Asselbergs).
Men kan de organisatoren van „Kunst uit
Gelderland" niet dankbaar genoeg zijn, dat
werk van meer jongere kunstenaars dan de
zojuist genoemde via deze jaarlijkse ten
toonstelling wordt gepousseerd en Gelder
land dus met een eigentijds en toch eigen
artistiek gezicht wordt „opgestoten in de
vaart der provinciën".
Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat alles
wat we op „Kunst in Gelderland" te
zien krijgen, even goed is. De exposanten
(of liever: de uitgekozen werken waarmee zij
vertegenwoordigd zijn) vallen volgens mij in
te delen in drie groepen, waartussen de ver
schillen overigens niet zo groot zijn als de
ze rubricering doet vermoeden: een eredivisie
(waarvan de prestaties figuurlijk gesproken
ook buiten onze provincie gezien mogen wor
den), een eerste divisie (bestaande uit veel
belovend en vaak al heel verdienstelijk werk)
en een tweede divisie (met enkele teleurstel
lingen of voorlopig nog matige resultaten).
Door de grote variatie in stijl is het volgens
mij moeilijk uit te maken, wie in de eredivi
sie van deze expositie als Ajax fungeert. Ik
houd het maar op Geurt van Dijk uit Brum-
men, met zijn zeer vleeslijke mensge
daanten, figuren die naakt in het heelal staan
en hun al dan niet normale ledematen uit
strekken om communicatie te krijgen; een ge
barentaal, die nooit lijkt te zullen worden be
antwoord en daarom in zichzelf al de doem
van ingekeerdheid en eenzaamheid in zich
draagt.
Men is spoedig geneigd, de ook qua kolo
riet en compositie indrukwekkende oliever
ven van Van Dijk te vergelijken met die van
Rein Bril uit Nijmegen. Beide heren zijn on
getwijfeld geest- en stijlverwanten, maar de
figuren van Bril zijn nog altijd wat minder
expressief, zij zitten nog te overdenken, wel
ke kreet zij straks zullen slaken. Als ik nog
even een vergelijking met de voetbal-eredivi
sie mag trekken: Van Dijk heeft het „open"
spel van Ajax, met de lange pass door de
ruimte, terwijl Bril zich via het interne tiktak
spel van Feijenoord op een doelpunt aan het
voorbereiden is.
Laat ik verder ophouden met deze verge
lijkingen, want de andere exposanten uit de
Gelderse kunst-eredivisie volgen Van Dijk en
Bril veel dichter op de voet dan Sparta en
ADO het Ajax en Feijenoord doen. Dick
Bastiaan van der Meijden uit Arnhem is bij
voorbeeld een zeer overtuigend vertegenwoor
diger van de Nieuwe Abstractie. Er zijn de
laatste tijd ook in onze contreien heel wat
kunstenaars, die deze stijl aanhangen (wie
sprak er ook weer over Struycken-gewas?)
maar Van der Meijden is temidden van hen
toch wel een opmerkelijke persoonlijkheid,
ook al spreekt de Pop Art bij hem een niet
helemaal te veronachtzamen woordje mee.
Vooral in no. 40 van de catalogus is zijn dy
namische spel van vormen en kleuren op lin
nen zeer effectief.
Ook Sikke (Jacob Sikke Laverman uit Arn
hem) is geobsedeerd door kleuren en vormen,
maar bij hem speelt het gevoel nog een gro
te rol. Zijn vormenrijkdom is ook groter en
in zijn wat primitieve, kinderlijke werk
schuilt ook nog iets vegetatiefs.
Van deze omschrijving naar het kosmoge-
netische van Frère Benoit uit Doetinchem is
het slechts een kleine stap. Het werk van de
ze kunstenaar dreigt een beetje eentonig te
worden, waarschijnlijk door het tot dusver
nog bestaande ruimtelijke isolement van deze
monnik. De twee bijdragen aan „Kunst uit
Gelderland" zijn binnen dit kader echter bij
zonder sterk, vooral het fraai gekleurde
„Zevende zegel".
Kosmisch, als ware organisch uit de na
tuur opbloeiende is ook het oeuvre van Syts-
ke Feitsma uit Apeldoorn. Het valt door
zijn stille vrouwelijkheid niet zo op, maar
verdient toch een hoge plaats in die eredivi
sie. „Spelende merries" is een prachtig,
feestelijk gebeuren en „Amulet voor oudste
zoon" heeft iets charmants en tegelijk be-
zwerends. Iedere gravure van Sytske is weer
een lust voor het oog en het hart.
Dit gold enige jaren geleden ook voor de
druksels van Harrie A. Gerritz uit Wijchen,
waarin toen nog een fris kleurenspel werd
gespeeld, dat in de verte herinnerde aan
Werkman. Gerritz heeft zich blijkens zijn
aandeel op deze tentoonstelling echter min of
meer bekeerd tot de nieuwe figuratie. De
spanningen binnen de intermenselijke ver
houdingen, met name op het erotische vlak,
vormen nu zijn voornaamste thema, uitge
werkt in vormen die groter van omvang en
kleiner in aantal zijn dan die uit zijn vroege
re werk. Ook in symbolisch opzicht overtui
gend werk, dat vooralsnog een zekere artis
tieke armoede eventueel te ontstaan door
een verdere versobering zal weten te voor
komen.
Verder is Jan van Krieken uit Arnhem,
over wiens grafische werk wij enige tijd gele-
Een van de inzendingen van Dick Bastiaan
van der Meijden.
Maandag wordt in de Koninklijke Aca
demie voor Kunst en Vormgeving in
Den Bosch de internationale fototentoon
stelling „F" geopend. De foto's zijn werk
stukken van individuele leden van Euro-
phot, de Europese overkoepelende organi
satie van vakfotografen. Initiatiefneemster
van de tentoonstelling is de Nederlandse
Vereniging van Vakfotografen, waarvan
de leden collectief bij Europhot zijn aange
sloten. Tentoonstelling „F" is van 9 tot
en met 18 april gratis voor het publiek
toegankelijk.
De 88-jarige André Previn is met in
gang van 1 september a.s. benoemd
tot dirigent van het Londens Symfonie-or
kest.
Previn, een Amerikaan die in Berlijn
het levenslicht heeft aanschouwd, ia op het
ogenblik dirigent van het symfonie-orkest
van Houston, Texas. Previn zal in Enge
land en in het buitenland dirigeren. Boven
dien zal hij met het Londens Symfonie-
orkest grammofoonopnamen maken.
Previn studeerde in Parijs en Berlijn
en ging in 1989 naar de Verenigde Staten.
Toen hij 16 jaar oud was, begon hij film
muziek te componeren. Hij is een bijzon-
der populair jazzpianist. Hij is de opvolger
van Istvan Kertesz, die als eerste dirigent
met pensioen gaat, maar wel zo nu en dan
nog als gast-dirigent zal optreden.
In het Museum van Moderne Kunst in
Rio de Janeiro wordt van 21 mei tot
7 juli een Nederlandse tentoonstelling
„Schilders van Johan Maurits", of „Os
pint or es de Mauricio de Nassau" gehou
den.
Voor de samenstelling van deze tentoon
stelling, die onder patronage van koningin
Juliana en prins Bernhard en de president
van Brazilië en mevrouw Da Cost a e Silva
wordt gehouden, zijn de directeur van het
Mauritshuis in Den Haag, dr. A. B. de
Vries en Joaquim de Sousa Leao, die van
1956 tot 1962 Braziliaans ambassadeur in
Nederland is geweest, verantwoordelijk.
De tentoonstelling, die behalve bijna vijf
tig werken van Frans Post en Albert Eek-
hard, archivaria en tapisserieën omvat, it
tot stand gekomen dank zij de medewer-
king van het Louvre in Parijs en het Na
tionaal Museum in Kopenhagen.
„Tante Anna, tante Leida, tante Marie
olieverf van Ellie Slegten.
Een
den al eens de loftrompet hebben gestoken,
als olieverfschilder losgebarsten in een goed
gecomponeerde rijkdom van kleuren en mo
tieven, waarvan verder alleen maar te zeg
gen valt dat het bijzonder interessant is en
naar meer smaakt.
De laatste maar niet de laagst geplaatste,
in m'n eredivisie is Elly Kuipers uit Nijme
gen, die in een aantal razend knappe lino
sneden in figuratieve trant een serie door-en
door-burgerlijke ,,familie(?) bijeenkomsten(?)"
heeft weergegeven. Een onbarmhartig artis
tiek oordeel over de monotonie, saaiheid en
onpersoonlijkheid van het leven in veel door-
snee-gezinnen.
/^ver naar de eerste divisie, waarin nog
niet veel te vertellen valt naar aan
leiding van die ene monotype van Casper
Carolus Bosveld uit Arnhem (nog iets te
schools, maar niet zonder beloften). In deze
afdeling zijn verder de stemmige, haast ver
menselijkte en tegelijk verabstraheerde rots
gestalten van Thijs Buit uit Hattem de ver
melding waard. Ook Jan Rozeboom uit Zut-
phen zit in deze dromerige hoek. Wat er van
hem hangt, mag er zeker zijn, al heeft deze
poëtische kolorist naar mijn mening wel ster
ker werk in zijn portefeuille. Ben Jolink uit
Hummelo valt op met wat hij noemt „ge
schilderde objecten", waarop diverse motieven
te zien zijn. Aardig en kleurig werk met een
knipoogje naar de Pop Art. Guus Korrubel
uit Hoenderloo hoort weer bij de dromerige
exposanten. Zijn ets is voornamelijk een ge
tuigenis van strak vormenspel, dat enigszins
de monumentale kant lijkt op te gaan. Inte
ressant is de olieverf „Vreugde" van Victor
Linford uit Spankeren, een soort „neo Jugend
stil". Een aardig spel van kleuren, van licht
en donker is te zien in „Grote kalkoen" van
Rinny Reulink uit Dieren. Het afgebeelde
dier heeft een knappe mimicry meegekregen.
„De sfeer gaat voor het meisje", denk je bij
ae olieverven van Ellie Slegten uit Velp,
waarop in neo-realistische trant kleurige en
toch kleurloze familietafereeltjes zijn gemaakt
die doen denken aan het gezegde van Simon
Carmiggelt: „Familie is nu eenmaal een ge
zelschap van niet zelf uitgezochte kennissen".
Geslaagd van factuur en structuur is het wat
Cobra-achtige doek „Afzonderlijke dieren en
mensen intiem" van Frans Storm uit Doe
tinchem.
T^enslotte de tweede divisie Desjardine uit
Arnhem heeft voor leuk in elkaar gezet
te bijdragen gezorgd, maar ze zijn me aan
de ene kant teveel zwakke Op Art en aan de
andere kant te decoratief. De inzendingen van
Fie de Ferramte uit Apeldoorn zijn wel ka
rakteristiek voor haar ontwikkeling van de
laatste jaren, maar ook van haar heb ik in
dit opzicht wel eens overtuigender, vooral
ook magischer, werk gezien. Nogal sexy (maar
geenszins pervers) zijn de bijdragen van Ben
Janssen uit Arnhem. Niet onaardige, sobere
olieverven, maar het is me een raadsel waar
om er nu per se vier van deze doeken moes
ten worden neergehangen. Dan had ik inder
daad liever nog een paar figuratieve doeken
gezien, zoals dat van Henny Wieseman-Ver-
hagen uit Velp, al is deze inzending volgens
mij beslist niet het meest representatief voor
wat er in de oude trant in Gelderland wordt
gepresteerd. Als laatste Roel Maaskant uit
Arnhem met zijn ets „Ontmoeting", goed van
intentie en plastische zeggingskracht, maar
als geheel nog wat mat.
"JVu nog even mijn fundamentele bezwaar te-
1 gen deze expositie: wanneer deze jaarlijk
se manifestatie „up to date" wil blijven, mag
zeker de in het „voorwoord" van dr. W. Ver-
kade geconstateerde algemene animo voor
deelname geen reden zijn, om alleen schil
derkunst, grafiek en tekeningen tentoon t«
stellen en de verschillende vormen van plas
tiek voor een volgende maal te reserveren.
Het ontbreken van de beeldhouwkunst heeft
deze expositie helaas een veel eenzijdiger
karakter gegeven dan de betrekkelijk geringe
vertegenwoordiging van de „oud-figuratieven"
J. van der KlrQ.