IJsselmeer-archeoloog dook in de Indische Oceaan Nederlandse kanonnen in tropisch koraal Land der Vaderen - land zonder zonen Vandaag 1 jaar H ij was een van de laatsten die het land verliet. Vele Joodse geleerden wa ren hem al voorgegaan en hadden Jeruza lem en Palestina verlaten omdat naar het scheen „de leer niet langer uit Zion kon uit gaan". Rabbi Ben Chananja ben achi rabbi Jehosjoea, rabbi Chananja de oomzegger van rabbi Jehosjoea, de vroegere patriarch had het echter zo lang mogelijk vol gehou den in het door de Romeinen' overheerste land. Eerst in 135 na de val van Betsar, de laatste Joodse verzetspost, toen Hadrianus de vervolging van de Joodse leraren en hun leerlingen steeds scherper stelde, had hij Jeruzalem de rug toegekeerd om in balling schap te gaan. En bij de grens van het land der vaderen „richtten zij hun ogen op, hun tranen stroomden, zij scheurden hun kleren". De ballingschap was volslagen al bleven de gehele geschiedenis door Joden in Palestina wonen. A Is niet in korte tijd vele Joden naar Israël toekomen, dan zal tegen de eeuwwisseling, zelfs als de politieke en mi litaire situatie in het Midden-Oosten stabiel blijven, de staat Israël ten onder zijn ge gaan in de Arabische bevolking. Er waren in 1948 in Israël nog maar 140.000 Arabie ren overgebleven. Zij zijn door natuurlijke groei en niet door een grote aanwas van bui ten, uitgegroeid tot thans 313.000 zielen. De oorzaak is dat door de geneeskundige en hygiënische maatregelen van Israël de zui gelingensterfte bij de Arabieren is gedaald van 68 per 1000 in 1948 tot 39 per 1000 ge boorten in 1967. De oorzaak is bovenal dat het geboortecijfer bij de Joden in Israël thans 22.4 per 1000 is en bij de Arabieren 49 per 1000 zielen. V olgens recente Israëlische cijfers wonen thans in Israël 2.350.000 Joden. Maar onder hun gezag vallen aan Arabieren in de gecontroleerde gebieden: Westelijk Jorda nië 600.000; Gazastrook 360.000; Sinai 33.000 en in de vroeger tot Syrië behorende Golan 6400 Ook als aangenomen wordt, dat het grootste deel van deze gebieden mitsgaders hun inwoners door Israël weer aan de Ara bische staten wordt overgedragen, betekent dit toch dat Israël op immigratie van Joden voor zijn voortbestaan blijft aangewezen, aan gezien het onder eigen bevolking een groot aantal vruchtbare en zich snel vermenigvul digende Arabieren bezit. De maand april is een feestelijke maand. Op de kalender met de verjaardagen van het Koninklijk Huis staat al jaren Koninginnedag 30 april. Ook al jaren gedenken wij in deze maand de be vrijding van de Veluwe een paar weken eerder dan de vijfde mei, waarop we in Nederland het feest allemaal tegelijk vieren. Twee leden van het Koninklijk Huis vieren hun verjaardag op dezelfde dagkoningin Juliana en mr. Pieter van Vollenhoven, de jonge vader van de jongste Oranje-prins Maurits Willem Pieter Hendrik, die de vorige week, woensdag 17 april, werd geboren. En nu vandaagprinsje Willem Alexander. Precies een jaar geleden werden voor hem op het Malie veld in Den Haag honderd-en-één saluutschoten afgevuurd en barstte in gróte delen van het land een spontane feestvreugde los. v Vandaag 1 jaar. Proficiat zeild geraakt", zegt de heer Van der Heide. „Nor maal maakten ze de reis van Kaap de Goede Hoop naar Indië langs Madagascar en Ceylon tot ze ontdekten dat de tocht sneller verliep wanneer ze eerst ver de Indische Oceaan opvoeren om later scherp af te buigen naar Batavia. Ze konden dan gebruik maken van gunstiger winden". Enkelen maakten een te voorspoedige reis. Ze voeren te ver om de oost en stootten op het grote Zuydland. Zo verging het de Batavia in 1629 als eerste en bijna dertig jaar later volgde de Vergulde Draeek. In het begin van de achttiende eeuw trof het noodlot drie schepen van de Zeeuwse kamer van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie: de Zuytdorp in 1711, de Aagtekerke in 1726 (hoewel de plaats waar dit schip door rampspoed werd overvallen niet definitief vaststaat) en de Zeewyck aen jaar later. Het is overigens een volslagen raadsel waarom al deze schepen op de rotsen liepen en door de zeer zware branding tot wrakhout werden geslagen. „De kust steekt gemiddeld tachtig meter boven de zeespiegel uit en kon dus al op grote afstand wor den verkend," meent de heert Van der Heide. Dit geldt vooral voor de Zuytdorp die op een klif dat ten zuiden van het Dirk Hartog Eiland steil uit zee oprijst, te pletter sloeg. Toch zijn er bepaalde aanwijzingen. „Het schip had zeven maanden nodig gehad voor de reis van Holland naar Kaap de Goede Hoop", vertelt de heer Van der Heide. „Bij aankomst was de helft van de be manning dood of ziek. De reis had verder ook een hoogst ongelukkig verloop. Het is goed denkbaar dat de opvarenden er bij het bereiken van de Australische kust zo slecht aan toe waren, dat er onvoldoende werd uitgekeken." „Tot overmaat van 'ramp kwamen de overle venden aan land op een plek die zelfs nu nog het toonbeeld van verlatenheid is. Het is een onvoor stelbaar uitgestrekte, gloeiend hete, dorre vlakte Water is pas zeventig kilometer naar het zuiden te vinden, in de Murchison River. Natuurlijk trokken de Zuytdorpers naar het noorden want daar er gens lag Djakarta maar in die richting was geen water. Op een plaats enkele kilometers naar het uooraen na, waar in een terreinplooi voor korte Archeologisch werk vereist systematiek, ook op de zeebodem. Een Australische duiker maakt onder water aantekeningen. tijd wel eens water staat als het heeft geregend Daar zijn de hoepels gevonden van een ton." Vijftig kilometer verder naar het noorden ten slotte is een aantal skeletten gevonden. Naar de mogelijke herkomst ervan wordt op het ogenblik op verzoek van de heer Van der Heide een onder zoek ingesteld „Het lijkt mij boeiend te weten of het overblijfselen van Nederlanders zijn. Ik hpb een foto gezien van een schedel, die mij qua bouw Europees aandeed." De archeoloog van Schokland zit vol met ver halen als deze. Hij is na alles wat hij heeft gezien ■nog uiterst voorzichtig met het maken van ge volgtrekkingen. Hij bedient zich in ruime mate van vraagtekens maar hij is tegelijkertijd een man die er dolgraag uitroeptekens voor in de plaats zal zetten. De Australische regering heeft al het nodige ge daan om te voorkomen dat te enthousiaste ama teurduikers met de historische schatten aan de haal gaan, zoals in het recente verleden is gebeurd. Sinds vier .jaar is er een wet van kracht die be paalt dat alle wrakken ouder dan 1900 staats eigendom zijn op het ogenblik dat ze worden ge vonden. Duikers zijn verplicht hun vondsten te melden. Hun onkosten worden vergoed. „De regering wil hiermee ook voorkomen dat duikers de wrakken met dynamiet te lijf gaan. Ook dat is gebeurd. De overblijfselen zijn vaak met koraal overwoekerd. Ze kunnen er moeilijk bij en dan bliezen ze het hele spul soms op. Het pro bleem is dat alleen de opbrengst de meeste men sen interesseert en niet het schip. Ze jagen ten koste van het schip op munten, die wetenschap pelijk een betrekkelijk geringe waarde hebben. Andere voorwerpen, zoals restanten houtsnijwerk en onbekende onderdelen van het schip, die vóór ons van onschatbare betekenis zijn, bliezen ze mee op." Boordevol indrukken is de heer Van der Heide, archeoloog bij de rijksdienst voor de IJsselmeer polders, kortgeleden uit Australië op Schokland terug gekeerd. Drie maanden lang heeft hij ge zworven langs de kust van West-Australië waar drie eeuwen geleden Nederlandse koopvaarders schipbreuk leden op de rotsen en de riffen die dit continent aan de zijde van de Indische Oceaan be grenzen. Met een internationale reputatie als kenner van oude schepen ging hij er heen in opdracht van de Nederlandse regering. Het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk is vooral be nieuwd naar de betekenis van het onderzoek dat de Australiërs de laatste jaren ter hand hebben genomen. De heer Van der Heide is positief in zijn oordeel: „De vondsten zijn voor ons land wetenschappelijk van groot belang. Want buiten de archieven om is er van de Oostindiëvaafders weinig bekend. Veel van wat wij tot nu toe alleen maar vermoedden, kan aan de hand van de gevonden voorwerpen worden bevestigd. Op andere zaken werpen som mige vondsten een heel nieuw licht." Voor de Australiërs zijn de vondsten van on schatbare waarde. De geschiedenis van het heden daagse Australië begint immers bij de Nederlandse koopvaarders, die tegen hun wil op de verlaten kust van een verlaten continent verdaagden. „Zeker, de Nederlanders zijn er per ongeluk ver- Een vijzel uit de schee psa pot heek van de Batavia, die in 1629 bij de Houtman Eilan den verging. G. D. VAN DER HEIDE: ,,Zo'n reis naar Australië levert natuurlijk een reeks merk waardige ervaringen op. Het begint er mee dat je aan de andere kant van de aardbol allerlei Nederlandse namen op de kaart tegen komt. Een vreemde gewaarwording was het ook dat ik door de glazen bodem van onze werkboot kanonnen en andere zaken afkomstig van Nederlandse schepen op de bodem van de zee kon zien liggen." Dit bronzen kruitkannetje werd gevonden bij het wrak van de Batavia. Er is thans weer een Joodse staat, die zijn twintigste verjaardag 2 mei a.s. viert. En luider dan ooit klinken over de Joodse wereld de oproepen van de leiders, zowel de burgerlijke als de geestelijke tot de nako melingen van rabbi Chananja en diens vol gelingen om naar huis terug te keren. „Richt op uw ogen, droog uw tranen en zet u weer neer in het land Israël". Israels premier Levi Esjkol heeft het de zer dagen nog eens duidelijk te verstaan ge geven. Het was op een conferentie in Jeru zalem, waarop Joodse leiders uit de weste lijke wereld confereerden over met wat zij Israël konden bijstaan. Dit waren de woor den van Esjkol: „Ik wens niet te praten met u over wat er kan gebeuren als Israël niet tot vrede met de Arabische landen komt. Ik wens niet te spreken over wat er volgens u moet gebeuren met de bezette gebieden. Ik wens niet met u van gedachten te wisselen, waarmee u ons uit uw landen van balling schap wel kunt helpen. Ik ben ervan over tuigd, dat u ons zult bijstaan. Maar wat wij nodig hebben, dat zijn immigranten, immi granten en nog eens immigranten". Ze zijn gekomen de immigranten in steeds toenemende mate, lang voor het politieke zionisme bij de Joden ingang vond. Want in 1882 was de Joodse be volking van het land der vaderen toch nog altijd 24.000 zielen en zij groeide tot 85.000 in 1914. Daarna is het aantal Joden steeds versneld toegenomen. Ruim een half mil joen woonden er reeds toen twintig jaar ge leden de staat Israël werd uitgeroepen. In de Onafhankelijkheidsrede werden de nako melingen van rabbi Chananja opgeroepen te rug te keren: „De staat Israël zal open staan voor Joodse immigratie en voor de in zameling onzer ballingen". En zij kwamen van toen tot nu in een totaal aantal van bijna anderhalf miljoen. Uit alle landen. Gehele Joodse gemeenschappen zijn naar Israël overgebracht. Vooral die uit Afrikaan se en Aziatische landen. Maar ook uit som mige Europese. De Joodse gemeenschappen van Joegoslavië, Bulgarije, Polen, Roeme nië, Hongarije, werden, nog afgezien van de overlevenden die in de concentratiekampen verbleven, naar Israël overgebracht. Maar vooral door de immigranten uit de Arabi sche landen, die voorzover zij niet goed schiks gingen daaruit werden verdreven, daalde het percentage Joden uit Europa af komstig van 55 in 1948 tot 30 in 1967. In Is raël had men gaarne gezien, dat door de immigratie het aandeel van de in Israël ge boren kinderen op het totaal van de bevol king ook lèiag zou zijn gebleven. Dat is ech ter geenszins het geval. In 1948 was 35 pet. van de bevolking in het land zelf geboren. In 1967 was dat ondanks de immigratie ge stegen tot 42 pet. Want het lijkt, dat aan de immigratie een halt is toegeroepen. En meer dan ooit heeft Israël een toevloed van Jo den nodig. Zijn enig reservoir waar nog nakomelin gen van rabbi Chananja en diens volgelingen wonen, is het westen. Het zijn Joden, die zoals de maatschappij in het westen nu een maal is ingesteld, ten opzichte van de Le vant op tal van gebieden beter zijn ontwik keld. Zij zijn een levensstandaard gewend, zoals die in Israël niet bestaat. Zij zijn niet van zins die op te geven voor een bestaan in Israël. Want hoewel Israël roept om Joden, kan het in feite alleen minder ontwikkelde Joden een bestaan bieden. Daardoor lijkt het dat het Joodse volk, eens het volk zonder land thans een land zonder volk heeft. Dat het land der vaderen het land wordt zonder zonen. Maar deze Joden wensen, hoe verbonden zij zich ook met de staat Israël voelen, zich niet in het Joodse land te vestigen omdat hun levensstandaard daar achteruit zou gaan en zij over het algemeen hun kennis niet kunnen benutten. Niet de politieke, militaire of economische vraagstukken zijn de moei lijkste voor de staat Israël om voort te be staan Zij zijn alle oplosbaar als de nakome lingen van rabbi Chananja en diens volge lingen zich weer vestigen in het land der Vaderen, opdat het ook weer het land der zonen wordt.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 9