Neem er
y wat van
mee
Paardjeslammetjesde bok, het rund en de
m
c:
Maar onze noordse mei - helaas - is arm aan zonneschijnzo
dichtte lang geleden onze vaderlandse dichter Petrus Augustus de
Genestet in zijn „Haantje van de toren De man had problemen,
want de goede oude tijd, waarin hij leefde, had nog geen middelen
gevonden om de slepende ziekte, waaraan hij leed, een halt toe te
roepen. Ook toen heersten er - nog wel dichter bij de deur dan
thans - armoede en ellende. Er werden evengoed oorlogen uitge
vochten als in onze dagen, maar in zijn jaren geloofde men in de
leuze „Kennis is macht". Zijn landgenoten hadden er geen flauwe
notie van, dat de menselijke kennis op de duur zou leiden tot een
macht, in staat om vele malen de wereld te vernietigen.
De Genestet had ook nog nooit gehoord van overbevolking, lucht
vervuiling en waterverontreiniging, problemen waar wij zoveel mee
bezig zijn, dat wij haast vergeten de vaak schaarse zonnige uren van
onze noordse mei te tellen en uit te buiten.
En als wij toch naar buiten gaan, verbazen wij er ons over, dat
ondanks alle narigheid in die oude wereld van De Genestet de mei
onverstoorbaar zijn feestkleed aantrekt, ieder jaar hetzelfde, maar
altijd verrassend nieuw.
Dan dringen wij uit ons bewustzijn weg die akelig klinische ver
worvenheid van onze nuchtere eeuw, dat al die kleurenpracht niet
voor ons mensen gemaakt zou zijn, maar slechts een doeltreffend
middel tot de voortplanting, dat enkel de hormonale werking de
vogels tot zingen zou aanzetten, dat het de koele wetmatigheid van
de osmose is, die de sapstroom in bomen en kruiden doet opstijgen.
Plotseling dwingt ons het verlangen naar romantiek, waarvan wij
zo dikwijls dachten, dat het reeds lang in ons gestorven was, om
onszelf te vergeten en op te gaan in de universaliteit van al het
geschapene. Wij voelen opeens heimwee naar het verloren paradijs
van het kind, dat dichter dan wij bij de oerbron van het bestaan,
zichzelf in de handen knijpt, al luisterend naar vogelzang en het
gebrom van bijen, terwij1 bet de geuren snuift en de kleuren als
"t ware indrinkt.
Dat jaarlijkse hoogtepunt met
zijn verhevigd leven is snel weer
voorbij. Daarom is het goed
eens naar de melkbussen in de
met paardebloemen goud be
spikkelde wei te kijken zonder
te denken aan de langademige
onderhandelingen die de EEG-
ministers voeren over de veront
rustende zuiveloverschotten.
Varkens staan niet in hoog
aanzien, hoewel zij de mens al
tijd tot veel nut zijn geweest,
maar hun zorgeloosheid tijdens
hun middagslaapje in de bloei
ende kersenbongerd werkt aan
stekelijk.
Schapen mogen dan als onno
zele dieren beschouwd worden,
ze zijn onmisbaar als stoffering
van 't Gelders-Overijsselse dijk
landschap.
En waar vindt het menselijk
bedrijf een fraaiere entourage
dan hier bij de molen in de
vluchtige bloeitijd
Het bloeit nog volop in onze
streek. Misschien kunnen we er
op de vrije dag nog iets van mee
nemen l