Toveren met vogeltaai Dieren kregen menselijke eigenschappen in sage en volksverhaal Iedere streek gaf eigen interpretatie aan de voge l taal Woninggebrek drukt personeelsbezetting Uil verdwenen van Uilentoren „JULLIE VERKEREN IN EEN BEVOORRECHTE POSITIE" Zwaluw Lijster Volkskundige studie over vogelzang „Fan de drie agenten hebben er meestal twee een vrije dag" MIST u uw Gebroken been na val met bromfiets MARKTEN Dwang Vernielen Wethouder bij uitreiking van u.l.o.-diploma's D'66 gaat zich voorbereiden op politiek congres Leeuwerik Koekoek Tekst en tekeningen van Adr. P. de Kleuver Bal: 10550 11079 WOENSDAG 15 WEI 19.3 ^11111111111111111111111I i 11111111111111 11111 1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111II1111111111t 111 If II It 11 li 1111 til 11II11111 Itllll I lllftll I III li 111 III 1(11II (till 11 i 111111111 i I 111 11111111111111111111 III 11111111 III III11111111III i II1111IIIII111111 III 1111 If I De bosuil geldt in Athene als vogel van de wijsheid maar bij ons schijnt ze aan de schikgodinnen gewijd te zijn. i Wie veel met de plattelandsbevolking in aanraking komt, heeft allicht ken nis gemaakt met een taaifantasie die men zou kunnen aanduiden als vogeltaai. "Het was de eenvoudige boerenbevolking en het gelukkiguitstervende ras van vogelaars die uitmuntten in dit soort gezegden en „zegjes". Er was bij deze mensen meer kontact met de natuur en meer aanleiding gedrag en zang van de vogels te leren kennen. Het meest frappante voorbeeld van het goede soort vogelaar was wijlen Willem Frederik de Vries, een gepen sioneerd sigarenmaker uit Veenendaal, een zeldzaam mens, die de metamorfo se van vogelaar naar natuurbescher mer doormaakte. Het werd bij hem wat dr. Jac. P. Thijsse eens zei: „Je moet geen liever-hebber zijn maar een liefhebber worden". Toen De Vries dat ging inzien verdwenen de slagnet ten, de vangkooitjes en de lijmstokken uit de schuur en kwamen „de boekjes" op tafel, de prachtige nog nooit geëven aarde natuurboekjes van Heimans en Thijsse. De mensen van de natuurbe scherming maakten maar wat graag ge bruik van de enorme kennis, die deze man van vogels had. Wie wat te mis sen had schonk deze oude baas iets. Op 't laatst was zijn huis een compleet na- tuur-historisch museum. Zo omringde hij zich gedurende zijn levensavond met wat hem het liefst in zijn leven ge weest was. Willem Frederik de Vries was de eerste die mij op het spoor zette met zijn zuivere volkskundige interpreta ties van wat ik nadien de „vogeltaal" ben gaan noemen. Dit volkskundig ge geven, dat naar ik vermoedde véél al gemener verbreid was dan aanvanke lijk gemeend werd, leek de moeite van het bestuderen waard. Een geweldig sukses werd het. Een door schrijvers geplaatste oproep in het „Mededelin genblad" van de Volkskunde Commis sie leverde meer dan honderd van zul ke zangformules op. Het materiaal is zó uitgebreid, dat er wel een boek over te schrijven zou zijn. Wij volstaan dan ook met de aardigste gevallen. zelvigd werden met hun eigen naam, re spectievelijk met de Veense scheldnaam. Zo was de naam „lol" ontleend aan iemand die graag zijn vrije tijd met harmonica spelen doorbracht. Arie - wie was óók al een vogelaar. In die kringen nam men dat allemaal gemoedelijk op. Een kwartet van plaat selijke leden van het vogelaarsgilde, werd gebroederlijk in de vogeltaal ver eeuwigd. Voor de naamkunde is de ombuigings- vorm van Gijsbert naar Gijp en vandaar naar Giep frappant. In het geval, dat een scherpere klank nodig was maak ten ze van Gijp eenvoudig Giep. Als klank-nabootsing is 't woord ,.fo - to - gra - fiééééé" - dat overigens nergens op slaat - bijzonder opmerkelijk. De ge rekte stoottoon van de lijsterzang komt in dat „fiéééé" subliem tot zijn recht. Dat de Geer een laag veenland was vol sloten valt op te maken uit de uitnodi- De „ontaarde koekoeksmoeder" die haar kinderen door kleine zangvogels laat grootbrengen heeft altijd een slechte naam gehad. ging samen te gaan „snoe - ke - strik - ke". Uit Bovenkerk (N.H.) kwam over de zanglijster het volgende staaltje: „Marietje, Marietje, Marietje, ,flen je die lieve Marietje niet? „Z'is zo lief, zo lief, zo lief..." Ook roept die daar: „papiééér, pa- piééér, papiéeer", en dat is dan verge lijkbaar met 't Veenendaalse fo - to - gra - fiééé". In Eibergen waren de merels op een koopje uit, want daar riepen ze: „Mien breur Dirk en ik, „Dee ging' saamn naar Ellewick, „Wiej kochten twee broden veur één cent. „Is dat neet goedkoop „De boerenzwaluw zou men wel een „huisdier" kunnen noemen. Typisch is dat in het gehele land de zwaluwzang als volgt geïnterpreteerd wordt: „Toen ik heen ging waren alle bergen en schu ren vol en nu ik terug keer is alles ver teerd". Men begrijpt de bedoeling: in de herfst is de oogst binnen en trekken Als eerste voorbeeld de „taal" die de Veenendaalse vogelaars in de zang van de zanglijster meenden te beluisteren. Dat was als volgt: „Lol - en - de - Vries - Lol - en - de - Vries - ga - je - méé - ga - je - méé - naar - Giep-naar - Giep - je - lieg - ut - je - lieg - ut - fo - to - gra - fiééé -" (bis, bis etc.) Als tweede volgt dat wat in het „ge praat" van de spreeuw beluisterd werd: „Gijp - Gijp - ga - je - méé - naar - de - Geer - naar - de - Geer - snoe - ke - strik - ke - op - de - Gee - op - de - Geer - A - rie - wie - koe - ke- bak - ke - A - rie - wie - koe - ke - bak- ke - toen - we - he - nen - gin - gen - al - les - ver - tééérd - ver - téerd - de - schu - re .- vol - nou - is - za - te - (bis. bis, etc.) Treffend was hierbij, dat de zangstro fen van zanglijster en spreeuw, afgaan de op de klankverwantschap, vereen- de zwaluwen naar het zuiden; in het voorjaar is al dat voedsel verbruikt. Friesland en Groningen hebben het zelfde maar soms erg plat. Ulrum b.v.: „Dou ik vot ging was dit vak vol, dat val vol; nou is alles verscheten, ver slingerd en vertierelier d". Direct op de zwaluwen volgt, dat des mensen genegenheid betreft, de duif. De ze genegenheid spruit beslist voort uit de eerbied waarmede in de middeleeu wen deze vogel behandeld werd. Men richtte er op de kastelen, ridderhofste den en havezaten zelfs een speciaal duifhuis voor in. Dat is nu nog te zien in Renswoude en in Amerongen. Het duifrecht was aan de adel voorbehou den. Onze duivenmelkers zouden in die oude tijden geen voet aan de grond ge kregen hebben. Omdat de lagere stan den geen duiven vrij mochten laten rondvliegen, gingen de boeren en arbei ders in hun huizen koerduiven houden, waaruit uiteindelijk een zelfstandig duiveras voortkwam. In ons geval doet het er niets toe of we de wilde houtduif, de tortelduif of de „huisduif" bij de kop nemen. De „roepduifjes" kregen in het zuiden (Zee land, Nrd.-Brabant en Limburg) de naam „zoetelief en dit komt in de spreekwijzen tot uiting. Ook in Fries land (Jelsum) en Groningen (Ulrum) hoort men in de roep van de houtduif: „Doe de deur toe zoetelief, evengoed als dit in Westkapelle en Koudekerke het geval is. Geheel zelfstandig staat Almelo, waar de houtduif u met klem toeroepen: „Gij moogt niet vloeken", e Buitengewoon interessant waren de reacties uit Achterberg (gem. Rhenen) LEERSL'M De heer C. de Lange (SGP) merkte gisteravond tijdens de Leer- sumse raadsvergadering op, dat men onlangs begonnen was met het aanleggen van inritten naar de huizen aan de Nieuwe Steeg. Behalve het feit, dat deze aanleg volgens hem zeer provisorisch was geschied, was het hem opgevallen, dat men na het gereed komen van de inritten het wegdek weer had opengebro ken om de telefoonkabels te leggen. Burgemeester mevrouw mr. C. M. s'Jacob- des Bouvrie was het er mee eens, dat de overheid meestal niet erg efficiënt te werk ging. „Als het anders was zou het een wonder zijn", reageerde de heer M. Lubbe (Leersum's Belang). Hij maakte nog een geestige opmerking in ver band met het verwilderen van een stuk grond in Leersum. De heer C. de Lange (S.G.P.) vestigde in de rondvraag de aandacht van het college op dit stuk braak liggende grond. Volgens hem groeide er onkruid op. De heer Lubbe zei; „Zet er dan een „gemeente-geit" op". Deze lachertjes vormden de enige in- teressante punten tijdens de raadsver gadering van gisteravond. Behalve de rondvraag waren er drie agendapunten. Ten eerste was er de aankoop van grond met opstallen van de heer J. van der Geer waarmee de raad akkoord ging. Ten tweede was er de verkoop van een kavel grond in de Bouwstroom II. Ook dit punt werd zonder op- of aan merking door de raad aangenomen. Aanvankelijk was deze grond, perceel Hoflaan 40, verkocht aan de heer J. Nobel te Schiedam maar hij kon de koop niet gestand doen. Nu is het perceel verkocht aan de aannemer van de Bouwstroomwoningen Jan Visser nv te Huizen. Over agendapunt drie werd gister avond het langst gesproken. Dit punt betrof de extra-voorzieningen aan een blok van vier woningwetwoningen aan de Burgemeester Martenslaan te Leer sum. De verbeteringen aan de woning wetwoningen zouden volgens de burge meester in de huur worden verrekend. De heer A. Takken (PvdA) stelde voor van deze woningen dienstwoningen te maken. „Als de ene ambtenaar eruit gaat, kan de andere erin. Als een amb tenaar 65 jaar is geworden moet hij er uit", aldus de heer Takken. Overigens vond het PvdA-raadslid de zaak niet helemaal kloppen. Hij vroeg zich af, of men van premie-huurwoningen ook wo ningwetwoningen kon maken. De burge meester antwoordde hierop negatief. Zij vertelde verder dat de secretarie de laatste jaren moeilijkheden met de per soneelsbezetting had, omdat men het personeel geen woningen kon aanbie den. „Er reizen nog steeds mensen heen en weer tussen 'STHertogenbosch en Leersum en tussen Leerdam en Leersum", vertelde ze. Zij haalde ook aan, dat Leersum recht had op vijf po litieagenten, terwijl er slechts drie zijn. „Van deze drie hebben er meestal twee een vrije dag zodat er maar een be schikbaar is". Ook dit was te wijten aan het feit dat er geen woningen voor ambtenaren zijn. dagblad DE VALLEI tot 17 J6 uur van 17.30— 19.30 uur Zaterdags 16.3017.30 uur. VEENENDAAL De 49-jarige heer W. H. uit Veenendaal viel op de Flui tersstraat met zijn Solex. Hij brak daar bij het rechterbeen en moest met een ambulance naar het Julianaziekenhuis worden gebracht. VEENENDAAL Eiermarkt: Aan voer ca. 50.000 stuks. Prijzen grote f 13, tot f 14,en kleine f 9,tot f 12,alles per 100 stuks. Handel: redelijk. De heer Takken vroeg, of het college de doorstroming door dwang kon bevorderen. Wethouder J. K. de Vries zei, dat dit niet mogelijk was. De voor zitster wees erop, dat de doorstroming door een wettelijke regeling in de toe komst wel bevorderd zou worden. De heer Takken was er niet gelukkig mee, dat de doorstroming niet verplicht kon worden gesteld. Dr. J. C. Dell (LB) had er bezwaar tegen dat de huur naar het salaris in plaats van naar het woongerief werd vastgesteld. Hij wist bovendien te ver tellen, dat er heel wat mensen waren die wilden doorstromen. Men had aan hem persoonlijk deze wens kenbaar ge maakt. Drs. A. G. W. Schapenk vond het vreemd, dat men deze wens aan een raadslid kenbaar maakte en dat dit raadslid het geval niet doorgaf aan het college. De heer A. Homan (AR) kwam, naar hij zelf zei met een opmerking als mos terd na de maaltijd: „Ik had het vloer- peil liever tien centimer hoger gezien". Dit in verband met de drassige grond rond de betreffende woningen. De heer Dell vertelde, dat hij deze opmerking destijds niet als mosterd na de maaltijd had gemaakt. „Ik vertrouw er dan ook op, dat men toen deze zaak heeft door gegeven en neem aan dat het nu goed is", zei hij. Het voorstel van B. en W. werd tenslotte aangenomen. Behalve de reeds genoemde punten in de rondvraag kwam de heer Dell nog met de mededeling dan een uil van de „Uilentoren" was gesloopt. De uil had enige dagen bij de toren gelegen en was tenslotte verdwenen. De burgemeester drong erop aan, in het vervolg dergelij ke gevallen meteen aan de technische dienst door te geven, om verdwijning te voorkomen. Ook moest men de Leer- sumse ouders erop wijzen, hun kinde ren te verbieden gemeente-eigendom men te vernielen. Ze dacht hierbij voor al aan de plantsoenen. In verband hier mee had de heer Dell voorgesteld, dui zend stencils met dit verzoek aan de ouders te sturen. Een vraag bleef on beantwoord: wie zorgt voor de nieuwe uil op de „Uilentoren"? VEENENDAAL Wat ben ik blq, dat de gemeente over de financiën beschikt om die aandacht aan het onderwas te schenken, die we wensen. In dat opzicht verkeren jullie in een bevoorrechte posieie vergeleken by vroeger". Deze woorden richtte de wethouder van onderwqs, de heer Ant. de Ruiter, gisteravond tot zeven meisjes en drie jongens, allen leerlingen van de ULO III aan de Geerseweg, die met goed gevolg het eindexamen hadden gedaan. De wethouder vergeleek het tegen woordige onderwijs met de tijd toen hij zelf naar school ging. Toen was het de zogenaamde Franse klas, waarin het uitgebreid lager onderwijs werd gege ven. De wethouder noemde het voor de industrieplaats Veenendaal van groot belang, dat er weer een aantal geslaag den konden worden afgeleverd. „Wat mij wel eens bezig houdt is niet de huisves ting voor alle jonge Veenendalers", zo bekende hij, „maar het beschikken over voldoende werkgelegenheid in de toe komst. Daar kan de jeugd zelf aan mee werken, door zich te laten scholen". Na zijn felicitaties namens het ge meentebestuur te hebben overgebracht reikte wethouder De Ruiter aan iedere geslaagde het diploma uit. De direc teur van de school, de heer G. Verheul, vond het een goede prestatie dat alle leerlingen waren geslaagd vooral nu de examenstof is verzwaard. Ook hij stak de loftrompet over het scala van on derwijsvormen dat de tegenwoordige jeugd ook al dank zij de mammoet wet ten dienste staat. „Ieder krijgt nu de kans om dat onderwijs te volgen dat qua aanleg het beste bij de leerling past, ook al is het wel eens moeilijk die aanleg op jeugdige leeftijd al te onderkennen". De heer Verheul over handigde vervolgens de cijferlijsten aan de geslaagde waarbij hij hun de richting wees voor een eventuele ver volgstudie. De bijeenkomst die onder leiding stond van de voorzitter van het school bestuur ds. A. Wisgerhof werd bijge woond door talrijke ouders. De geslaag den zijn: Ina van Asselt, Sjoekje van de Bovenkamp, Nellie Diepeveen, Tiny Hasselaar, Sari Schoonderbeek, Wim Vink, Gerard Verseput, Beppie van de Weerd, Hennie Willemsen en Chris Kroes. VEENENDAAL Vrijdagavond 17 mei houdt de afdeling D'66 Zeist en omstreken (waartoe ook de gemeenten Rhenen, Veenendaal en Amerongen be horen) een bespreking over het D'66- discussiestuk over party vernieuwing. Door middel van dit stuk en de daar door losgemaakte discussie wil het hoofdbestuur de mening peilen van de leden ten aanzien van drie belangrijke vragen: Wat zijn, 1 Va jaar na de oprichting de essentiële kenmerken van D'66; Wat is de politieke gedragslijn bij de a.s. landelijke en regionale verkiezin gen; en in hoeverre zijn de staatkundige denkbeelden van D'66 van zódanige betekenis, dat politieke samenwerking met anderen slechts mogelijk is, als zij ook met deze ideëen instemmen? Op het landelijke politieke congres in november moet over deze punten de partij een definitieve uitspraak doen. De bijeenkomst vindt plaats in „Figi" te Zeist. en Tjerkgaast (Fr.), waar een karak teristieke fabel bekend is over: „De ekster en de houtduif". Er is maar een kleine variatie, maar het is tekenend, dat dit bepaald zéér oude volksverhaal in twee zulke totaal verschillende stre ken voorkomt. In Achterberg hield de houtduif een koe. De diefachtige ekster had die koe gestolen en wilde die niet teruggeven. Nu zit de houtduif daar maar voortdurend als een ouwe zeur kous te lamenteren: „Mijn woe, mijn koe, mijn koe etc.) De eksters roe pen in Achterberg spottend: „scheert de gek". Het geval Tjerkgaast blijkt als volksverhaal in ons land 't meest ver spreid te zijn. De houtduif munt niet uit in nestbouw en de ekster is daarin een hele bolleboos. Op een keer zou dan de ekster, om van het eindeloze gezeur van die duif af te komen, haar leren hoe ze een nest moest bouwen. Vooraf moest ze de ekster een koe geven. De houtduif zat voortdurend eigenwijze op merkingen te maken, waarop de ekster zó ontzettend kwaad werd, dat ze er de brui aan gaf. Het nest was nog niet veel verder dan een takkenvloertje en daar moeten de duiven het nu maar mee doen. Omdat de ekster de koe behield roepen de duiven nog steeds klaaglijk: „Mijn koe, mijn koe, mijn koe (etc.). In de sagen en volksverhalen kregen de dieren menselijke eigenschappen, handelden als mensen, ruilden als men- seh en bedrogen elkaar als mensen. Deze natuurverklaring is uiteraard simpel en gericht op de vraag „waar om". Waarom is de kraai zwart en waarom gaat alles wat leeft dood, waar om roept de koekoek zijn eigen naam en waarom heeft de duif zo'n misera bel nest. Dan volgden vanzelf de ver halen. Dat zijn nu niet altijd gouden ap pelen op zilveren schalen, m.a.w. het volk is er veelal glad naast. De koekoek verandert 's winters niet in een krem (roofvogel). Dan is ze met alle zomer vogels op vakantie aan zoel'e stranden en vruchtbare rivierdalen in zuidelijker streken. Onze hoogvlieger-zanger, de leeuwe rik, is een vogel die zijn gedane belof ten niet nakomt. Wanneer zij ten hemel stijgt hoor je haar smeken: „Lieve, lie ve Heertje, mag ik nog eens wat hoger komen; ik zal nooit meer vloeken ik zal nooit meer vloeken", waarna ze met een „potverdikkie - potverdikkie" omlaag tuimelt. Zó beluisteren de boe ren in de Gelderse vallei wel die zang en óók in Bovenkerk (N.H.). Ook in Baarlo (L.) daalt die vermaledijde leeu werik al vloekend naar beneden, om even later met een berouwvol: „Leeven- hêêrke, leevenhêêrke, ick doon et neet méér (bis, bis) de hemeltrap te bestij gen. In het Brabantse Middelrode (gem. Berlicum), daar roepen twee leeuwerikken elkaar toe: „Trouw de rijke wuw" (weeuw of weduwe). En dan plaagt de ander: „As ge ze mar krijge kunt". Over de winterkoning werden twee geheel verschillende taaltjes bekend. Op de Zuidwest-Veluwe (Ede Lunte- ren) is het zegje van „klein Jantje" aangepast aan de bosrijke omgeving en beluistert men: „Vure - vure - vure - kom in mien laènd, stoke ze betere vu re, stompe as mien bééne en doar nog dun hout bie". Die van Mheer (L.) hou den het meer in het leutige: „jeuk - jeuk - jeuk; jeuk an de vot; kretse - kretse - kretse; goed zo! goed zo!". Kretse is krabbelen! Kent u die aardige fabel van de win terkoning? Eens kwamen de vogels bij een om hun koning te kiezen. Wie het hoogst kon vliegen won het. De Oievaar verhief zich statig op zijn vlerkén en liet alles beneden zich. Maar de slimme winterkoning was stiekum onder zijn veren gekropen en toen de ooievaar uit geput raakte vloog 't kleine ding pas op en steeg n/g hoger, al maar roe pend: „Koning, koning ben ik - kik - kik - kik - kik". Zó vertelt men het op de Veluwe en in de Gelderse vallei. Onze vinkachtige vogels werden in het verleden door de vogelaars het meest belaagd. In het zuiden had men verschillende nabootsingen voor de vin kenslag bedacht. Prachtig hebben die van Middenrode (N.B.) het uitgeknob- beld met: „Lieve - lieve - lieve - ik wil liever op 'n molsheuvelke zitte sterven es bedde boere op de misse (mest) zitte pikke - pikke - pikke". En dat die hele vogelarij toch maar een armzalig zaakje was, dat bewees Vlaardingen, waar de vogelkooplui op de markt rie pen: „sie de bink, sie de bink, voor een stuiver een vink". De geelgorzen in Westkapelle zingen vlijtig: „Ik geld, ik geld, ik geld en jie mie". Alleraardigst is wat men in Mheer (L.) het sijsje in de snavel legt: „D'r wien is oet; v'r tappe beer („de wijn is op; we tappen bier".). De putters roepen de vrijende paartjes na: „Ziet die twee; ziet die twee" en in Vee nendaal: „Zie j'm neit; zie j'm neit". In het „gezaag" van de koolmezen hoort men het meest: „Schiet in 't vuur". Hoewel ver uit elkaar liggende roepen op de Veluwe zowel als in Bo venkerk (N.H.) de koolmezen: „Spin - dikke, spin - dikke". En de pimpelme zen in Alkmaar roepen: „Ziet wiet je, ziet die twee, ziet die twee". Eenvou dige zang haalt men dus wel dooreen. Nu dan de ontaarde moeder onder de vogels, de koekoek en zó ernstig vatten wij dit geval weer niet op, want even als bij de andere vogels is mevrouw koekoek een stille en roepen de man netjes voortdurend hun eigen naam. Een „ondergeschoven" kind wordt koe koekskind genoemd en zo werd deze blijmoedige lentevogel tot satelliet van De roerdomp is een geheimzinnige vogel wiens donkere bromstem wellicht iets met de naam te maken heeft. de duivel gemaakt. „Loop naar de koe koek" wil zeggen, „loop naar de dui vel" en „dat mag de koekoek weten" staat gelijk met, „dat mag Joost (dui vel) weten". Toch komt dit voort uit de Germaan se sagenwereld, waarin de koekoek op trad als waarzegvogel van Wodan. De geloofsverkondigers stelden de afgoden als duivels voor en zó werd de koekoek een verdachte vogel. Ze schelden hem uit voor al wat mooi en lelijk is. In het Groningse Ulrum roept men hem na met „Koekoek, breibroek, diksnoet" en ook heeft men daar een grappig vers je dat over de koekoek gaat: „Koekoek zat op zevensteem, „Wol mooi wichter Meisjest braaien leern; flier 'n steek en doar 'n praim „Hest wel ooit zo'n koekoek zain". In onze streek is het „liedje van de karekiet" overbekend: „Karre - karre - karre - kiet - kiet - kiet; je hoort me wel, maar je ziet me niet". Met de koekoek en de karekiet zijn wij geko men bij een lange reeks naamroepeh- de vogels. In Tjerkgaast (Fr.) roept de „skries" (grutto) zijn vrouwtje aan als: „Grie - ët, Grie - ët". Wij behoe ven maar de naam kievit te noemen en u zegt: Ja! Evenzo van de Kluut, die mooie wit met zwart getekende strandvogel. Dan zijn er de volksna men voor vogels als de tjiftjaf, snor, keep, pauw en b.v. in de volkstaal „poe- lepetater" voor het parelhoen. Alle maal klanknabootsingen. Om 't lachen de geluid kreeg een stern de naam lach-stern. Voor de kwartelkoning ont leende men zelfs de deftige latijnse naam aan het geluid: Crex crex. En zit in de naam roerdomp niet iets van de donkere, mysterieuze orgelbas van de ze zeldzame en schuwe nachtvogel. Wat te denken van het geluid dat de kraai en de kauw (torenkraai) voort brengen! Uilen vereenzelvigde men met de duisternis, waarin zoveel geheimzin nigs was, dat het daglicht niet verdra gen kon. Het werden kerkhofvogels, die in de avond, als ze met onhoorbare vleugelslag langs de huizen vlogen en hun roep als volgt klonk: „Kóóóm mee, kóóóm mee naar 't kerkhof, hof, hof', de mensen lieten schrikken. Dan zou er spoedig in de buurt een dode boven aar de staan. De fabel over het winterkoninkje en de ooievaar heeft nog een verlengstuk, waarin de uilen een minder aangename rol kregen toebedeeld. Klein Jantje werd. nadat zijn bedrog bij de hoog- vliegwedstrijd bekend geworden was, door alle vogels achterna gezeten. Snel dook 't winterkoninkje toen een mols hoop in en om het 's nachts te bewa ken werd de uil bij de schuilplaats ge zet. Dat ging de hele nacht goed maar toen de zon boven de einder kwam kreeg de uil slaap en zo dutte ze zo nu en dan in. Het slimme winterkoninkje vloog snel het struikgewas in waar geen vogel haar te pakken kan krijgen en roept uit haar schuilhoekjes nog steeds: „Koning ben ik - kik - kik - kik - kik!** Iedere avond vloog de uil langs de bos jes en riep alsmaar: „Er - oêt, er oêt!" Wat in Athene als vogel van de wijsheid gold, dat was bij ons zonder meer aan de schikgodinnen gewijd Dan belanden wij tot slot in de kip penren, waar de hennetjes luid kake lend vertellen dat hun ,tok - tok - tok - alwéér een ei" ontglipt is en het hane- beest snibbig kraait: „Doet de dèür toe". In Berg en Terblijt (L.) gebiedt de haan al kraaiende: „Lék de reek neer" (reek of riek is een hooivork) en in een vriendelijke bui vleit zijn ha rem al tokkend: „Kóm 'ns ónder de pórt (poort). Dit is nog maar een greep uit het ve ie verzamelde materiaal. Ongetwijfeld zijn er in diverse delen van ons land nog meer verhalen in omloop over de vogeltaal. Ze zijn doorgaahs sterk aan de streek gebonden. Misschien bevin den er zich onder de lezers van dit ar tikel wel mensen die dergelijke verha len kennen. Wanneer dit het geval is, kan men dat ter kenhis brengen van de schrijver van dit artikel, die dan met de nieuw verworven informatie zijn reeds bestaande voorraad gegevens over volksgebruiken kan aanvullen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 5