DEZE WEEK: nader beschouwd
B.T.W., lonen en agressiviteit
A.R.P. en de radicaliteit
VVD en PvdA geen partners
voor de naaste toekomst
VVD durft
te kiezen
met
De rol
van
dr. Zijlstra
Nooit samen met
Nieuw-links
DRS. J. M. DEN UIJL
MR. E H TOXOPEUS:
3.
,.De agressiviteit zoals die na de oorlog tot uitdrukking is gekomen in betogingen,
protestoptochten, straat relletjes en wat dies meer zij. is epidemisch en de besmet
tingsperiode duurt soms niet langer dan enkele uren", zo betoogde vorige week
op deze pagina de kolonel-arts M. B. Bloch. We hebben aan zijn woorden gedacht
toen we de afgelopen week de protesten hoorden en lazen die in vakbondskringen
werden geuit nadat de regering haar loon- en werkgelegenheidsnota had laten ver
schijnen. Het waren bijzonder agressieve protesten waarin niet nagelaten werd op
de chaos in Frankrijk te wijzen het verband daartussen behoefde verder geen
verduidelijking. En vanmiddag, als de vakbonden hun grote demonstratie houden,
zal het zeker ook toegaan van-dik-hout-zaagt-men-planken.
Is er reden voor deze Franse „smijt de boel er maar bij neer"-houding? Is wat de
regering heeft voorgesteld zo ondraaglijk en zo onredelijk, dat dergelijke dreige
menten nodig zijn? Of zijn de gemoederen alleen maar wat extra verhit geraakt
door wat in Frankrijk gebeurt en dat dan gekoppeld aan enkele inderdaad niet zo
heel prettige maatregelen in ons eigen land? En is daardoor het gevaar groter ge
worden dat men de samenhang der dingen en de logica uit het oog is gaan verlie
zen, die kans zit er namelijk in. Ook in de Tweede Kamer is die verwarring ont
staan doordat men haast gelijktijdig een oordeel moet geven over een belasting
stelsel dat zonder enige twijfel de prijzen zal doen stijgen en over een complex
van maatregelen dat tot doel heeft de loonstijging zo laag mogelijk te houden. Twee
verschillende zaken die desondanks met elkaar verbonden zijn omdat de finan
ciering van het een afhankelijk is van de middelen van de ander. Daarom is het
nuttig en nodig de zaken nog eens even uit elkaar te rafelen.
Eerst iets over de B.T.W., de belasting op toegevoegde waarde. Deze B.T.W. is
een belastingtechnische zaak, niets anders, niets meer en niets minder. Het stelsel
dient in Nederland te worden ingevoerd terwille van de harmonisatie binnen de
EEG het is de regering er niet om te doen op deze wijze extra belastinggelden
binnen te halen. Natuurlijk kan men er bezwaar tegen maken dat de Nederlandse
wetgever, dit stelsel accepterend, iets van zijn eigen zelfstandigheid verliest
maar als men kiest voor een EEG, voor een gezamenlijke aanpak, dan kan men
niet tegelijkertijd klagen dat men een deel van het eigen beslissingsrecht moet op
geven. Het een kan nu eenmaal niet zonder het ander.
Maar hoe technisch dit stelsel ook is, er zitten wel een paar haken en ogen aan.
Er zijn namelijk verschillende tarieven mogelijk tot een nul-tarief toe en
daardoor blijft het toch mogelijk dit stelsel enigermate als een economisch instru
ment te hanteren. De textielsector is daarvan een voorbeeld. Als textiel in het
12 procent-tarief geplaatst wordt dan zal dit vermoedelijk een niet onaanzienlijke
prijsstijging tot gevolg hebben en de werkgelegenheid in deze toch al niet florerende
bedrijfstak zal er nog door verlaagd worden.
Anderzijds brengt de invoering van deze B.T.W. de schatkist een extra-voordeeltje
van enkele miljoenen en die kunnen dus weer gebruikt worden om enerzijds de te
verwachten prijsstijgingen op te vangen en anderzijds de werkgelegenheid een extra
impuls te geven. Hoe dat moet gebeuren is eveneens een vraag die boven het tech
nische vlak uitgaat en dus in het politieke vlak is terecht gekomen.
Maar nogmaals, dit alles staat los van de loon- en werkgelegenheidsnota, hoeveel
raakvlakken er ook zijn. En dat lijkt in de hitte van het gevecht wel eens vergeten
te worden. Een schoolvoorbeeld hiervan was het televisiepraatje dat drs. Van de
Berg over deze B.T.W. ten beste gaf. Hij deed zijn best om aJles door elkaar te
husselen en zette zo de kijkers een gerecht voor dat onverteerbaar was, zelfs in een
zieltjeswinnend programma als de uitzendingen van de politieke partijen meestal
zijn.
Met die loon- en werkgelegenheidsnota is het een andere zaak. De uitgestelde loon
stop want daar komt de verlenging van de c.a.o.'s in 1969 toch wel op neer
is inderdaad een wat paniekerige maatregel, die dan bovendien nog is aangekon
digd op het psychologisch wel meest ongunstige moment: met Frankrijk op de ach
tergrond en tijdens al dat voor de meesten te ingewikkelde gepraat over de B.T.W.
Als de Kamer de regering in overweging zou geven met deze maatregel nog maar
eens terug te komen in het najaar, zouden wij er alle begrip voor hebben!
Maar als men van vakbondszijde gaat dreigen met een Franse revolutie dan maakt
men het de regering wel heel moeilijk tot een gezond-constructief gesprek te ko
men. Een regering die voor dergelijke argumenten opzij gaat, graaft immers haar
eigen graf.
De anti-revolutionairen zijn vandaag in Utrecht bij elkaar om uit te maken hoe
het verder moet met de Groep van Achttien. Dit christen-democratisch overleg
tussen K.V.P., A.R.P. en C.H.U. kwam, nadat enkele voorlopige resultaten waren
geboekt, in het voorjaar stil te liggen toen de radicalen zich van de K.V.P. af
splitsten, een eigen fractie in de Tweede Kamer vormden en vervolgens een partij
stichtten in Dronten: de Politieke Partij Radikalen (P.P.R.).
Er waren echter ook K.V.P.-radicalen die in de partij bleven, volgens de oor
spronkelijke bedoelingen van de christen-radicalen (Américan groep), om het
beleid van de drie confessionele partijen om te buigen, maar dan van binnenuit,
bij wijze van spreken met inwendige politieke zending. In de A.R.P. vonden de
christen-radicalen ogenschijnlijk nogal wat weerklank. Partijvoorzitter dr. W. P.
Berghuis introduceerde het begrip „de evangelische radicaliteit" en fractievoor
zitter mr. B. W. Biesheuvel zei dat de A.R.P. door de bocht was.
Het is nooit goed duidelijk geworden wat dit alles te betekenen had. De anti-revo
lutionairen bleven hun steun verlenen aan het kabinet-De Jong, maar in Dronten
koos drs. Aarden de anti-revolutionairen uit om hun sympathie te betuigen we
gens „politieke gelijkgezindheid". De anti's konden wat hem betreft drs. J. M.
den Uyl denkt er ook zo over meteen meedoen in een progressieve concentratie.
Hoe moet dat nu met de Achttien? K.V.P. en C.H.U. hebben al laten weten dat zij
het christen-democratisch overleg willen voortzetten, ook al moet de partijraad
van de K.V.P. er op 8 juni nog zijn wensen over kenbaar maken, maar in het anti
revolutionaire partijconvent van morgen gaat het écht om de vraag: verder gaan
op de christen-democratische weg of niet.
Het Centraal Comité van de A.R.P., dat is het hoofdbestuur, heeft een tekst voor
deze beslissing gereed gemaakt, die er van uitgaat dat er samenwerking dient te
zijn tussen de christelijke partijen en trouwens tussen allen die zich in de politiek
laten leiden door de „evangelische inspiratie".
Christelijke politiek vereist „een kritische instelling ten aanzien van de gevestigde
maatschappelijke orde", zij moet aan de kant van „allen die onrecht en gebrek
lijden" gaan staan, „hetgeen het innemen van een kleurloze centrumpositie uit
sluit". Op grond daarvan kan het werk van de groep van Achttien „voorshands
positief worden gewaardeerd". Daarom dient dit overleg door te gaan, zo vindt
het hoofdbestuur van de A.R.P.
Er is echter een voorbehoud: na het tot stand komen van een gemeenschappelijk
en duidelijk program moet er ook overeenstemming komen over de wijze waarop
dat programma het best tot uitvoering kan worden gebracht. Er staat niet bij
met welke partijen dan een regeringscombinatie behoort te worden gevormd, want
de A.R.P. is beslist niet te vinden voor een stembusafspraak. Het gaat dus alleen
om het hoe.
Het ontstaan van de P.P.R. wordt betreurd, maar daarop volgt dan de eis dat de
Groep van Achttien wel de verhouding tot de A.R.P. zal moeten bespreken. Een
dergelijke uitspraak zal in de K.V.P. en in de C.H.U. stellig met gejuich zijn ont
vangen!
De hoop wordt uitgesproken dat „zij die zich met ons geestverwant voelen" naar
het woord van Aarden in Dronten zich niet zullen isoleren. In de K.V.P. zal
men hiervan waarschijnlijk wel zeggen dat de groep-Aarden zichzelf heeft afge
splitst en het isolement heeft gezocht. Maar ach, waarom zou de K.V.P. niet wil
len praten. In de door de Aarden met zoveel woorden als conservatief gedoodverfde
C.H.U. zal men er echter wel even iets anders over denken.
Het slot van de ontwerpresolutie houdt in dat het doel van de Achttien niet de
„vorming van een gesloten blok" mag zijn. Terwille van de regeerbaarheid van
ons land „dienen alle partijen open te staan voor samenwerking met alle positieve
krachten", uiteraard voor zover dat strookt met de alsdan uitgewerkte program
punten van de christen-democratische samenwerking.
„Het partijconvent spreekt hierbij tevens de hoop uit dat ook de andere partijen
zich niet bij voorbaat afzijdig opstellen". Met dit slot laat de A.R.P. ook de deur
open voor de V.V.D.!
Of met deze resolutie, als zij vandaag door de leden van het partijconvent zal zijn
aanvaard, alles veel duidelijker is geworden valt nog te betwijfelen. Hoe knap dit
politieke stuk ook is, er blijken nu al misverstanden te bestaan. Althans, nadat
de ontwerpresolutie wereldkundig was gemaakt, stuurde het partijsecretariaat
alsnog aan de kranten de letterlijke tekst toe met de mededeling dat men op die
manier misverstanden uit de weg wilde ruimen. Misschien dat dit slaat op de uit
leg die door de christen-radicalen aan dit stuk is gegeven nl. dat de anti-revolu
tionairen voortzetting van het overleg binnen de Achttien zouden laten stranden
als K.V.P. en C.H.U. er niet voor mochten voelen om over de P.P.R. te praten.
Hoe dit nu precies zit zullen we mischien vanavond weten.
Want laat dit duidelijk zijn: ook dit anti-revolutionaire partijconvent is slechts een
klein mijlpaaltje langs de lange weg die naar partij vernieuwing en naar verandering
en verduidelijking van ons politieke bestel moet leiden. Vele van zulke mijlpalen
zullen nog moeten volgen en dan nog, als het einde van de weg bereikt lijkt, zal
niet iedereen tevreden zijn. Laten ook de ongeduldigen blij zij dat het in Neder
land nu eenmaal erg geleidelijk gaat het is altijd beter dan de weg door de
chaos die de Fransen soms verkiezen om tot vernieuwingen te komen.
Het is al lang geleden dat prof. dr. J. Zijlstra. toen minister
van economische zaken en eigenlijk nog maar een aanko
mend politicus, de verhouding tussen socialisten en liberalen
zo ongeveer vergeleek als die tussen een dubbeltje en een
kwartje: geen wezenlijk verschil en helemaal geen onover
brugbaar verschil. Sindsdien lijkt er het een en ander veiv
anderd te zijn. Bij de jongste verkiezingen in 1967 was er
bjj veel onduidelijkheid één ding wèl duidelijk: in het nieuwe
kabinet zouden in geen geval èn socialisten èn liberalen
zitting hebben. Woordvoerders zowel van de V.V.D. als de
P.v.d.A. hadden zich hierop tè duidelijk vastgelegd.
In het jaar, dat daarop gevolgd is, zijn de tegenstellingen
weliswaar niet overbrugd maar er is wel een nieuwe bezinning
gekomen over de vraag hoe men naar meer duidelijkheid kan
komen in ons politieke bestel. Daarover filosoferend kwam
mr. Toxopeus tot zjjn geruchtmakende uitspraak, dat samen
werking tussen beide partijen niet a 11 ij d als onmogelijk
moest worden beschouwd. Eigenlijk helemaal geen schaokken-
de mededeling, maar ze viel politiek niet zo goed en de heer
Toxopeus haastte zich om voor de televisie zijn woorden
nader toe te lichten. Van zijn „niet nooit" nam hij niets
terug waarom ook? Maar hij liet er het „nu niet" op
volgen.
Nu niet wanneer dan wel? Daarover gaat het In onder
staande beschouwingen. Aan mr. Toxopeus, de liberaal, zowel
als aan drs. Den Uyl, de socialist, hebben wjj zes (vrijwel ge
lijke) vragen voorgelegd met de bedoeling op dit punt duide
lijkheid te verkrijgen.
Hun antwoorden kan men hieronder lezen de voorzich
tige conclusie lijkt wel gewettigd dat het „nu niet" op dit
ogenblik nog heel sterk prevaleert boven het „niet nooit".
Of anders gezegd: er is niet veel kans op dat het dubbeltje
en het kwartje van prof. Zijlstra in de naaste toekomst dich
ter bU elkaar komen.
Tn de V.V.D. zie ik niet zoveel gebeuren. De
dooiigheid die de algemene vergadering
van de V.V.D. een maand geleden in Maas
tricht (wie weet het nog?) tot zo'n slaapver
wekkend verschijnsel in de Nederlandse po
litiek maakte duurt voort. Toch vallen er
wel een paar rimpels in de vijver te ontdek
ken. Men is in de V.V.D. kennelijk ongeluk
kig met het feit, dat de partij geen enkele
rol speelt in de pogingen om tot vernieuwing
van partijstelsel en politiek systeem in ons
land te komen. Zo alleen kan ik die merk
waardige uitschieter van de heer Toxopeus,
dat „de V.V.D. onder omstandigheden ook
wel met de Partij van de Arbeid zou kunnen
samenwerken" verklaren. De uitspraak is na
dien door Toxopeus uitgelegd, toegelicht, in
geslikt en half herhaald. Over blijft dat
Toxopeus toch iets aan een wat linksere ima
ge van zijn partij heeft willen doen en toen
De Telegraaf afkeurend knorde, weer haas
tig de andere kant is uitgeschoten.
XJet is ook moeilijk. Er zijn een paar aar
dig progressieve jongeren in de WD, die
van hun partij ook wel eens wat nieuws willen
horen, maar de aanhang van de WD is daar
niet op gesteld.
De heer Van Riel, de chef-ideoloog van de
WD, heeft daar onlangs iets op gevonden.
De WD moest zich sociaal „links" opstellen,
maar in kwesties van gezag, demonstraties,
nieuwsuiting op radio en tv duidelijk rechts.
Dat laatste is kennelijk aangeslagen, want
sindsdien hebben wij de tv-uitzending van me
vrouw Van Someren gehad, begeleid met een
advertentiecampagne en brieven van het
hoofdbestuur, waarin ijverig wordt gespecu
leerd op het verlangen naar orde en rust, naar
stabiliteit en zekerheid, dat de conservatieven
van alle landen verenigt.
Dat „sociale links" lukt veel minder. De
heer Toxopeus heeft zich bij het twintigjarig
bestaan van de WD beklaagd, dat zijn par
tij zo moeilijk los komt van het beeld van een
partij van werkgevers, grote en kleine bezit
ters. Hij is daar niet gelukkig mee en ik twij
fel er niet aan of dat meerit hij. Maar aan
wie de schuld? Eén voorbeeld: Op 8 mei ver
dedigt de heer Toxopeus voor de tv het beleid
van het kabinet-De Jong. „Een beleid, waarin
het past dat de lonen niet te veel uit de hand
mogen lopen". En triomfantelijk roept hij
uit: nu is ons standpunt bevestigd door
niemand minder dan de president van de Ne-
derlandsche Bank". Wat goed is voor de beta
lingsbalans is ook goed voor de werkgelegen
heid. „Knoopt u dat in uw oor".
Het is Toxopeus kennelijk ontgaan, dat het
bepaald niet alleen de vakbeweging is, die
vindt dat de heer Zijlstra zich te buiten is
gegaan aan een eenzijdigheid, die zijn eerste
jaarverslag op de rand van het politiek pam
flet heeft gebracht. Dat de redeneringen van
Zijlstra erop neerkomen, dat de lonen worden
bevroren en de overige inkomens flink stijgen
en dat er geen geld komt voor de werkgele
genheid. En dan maar klagen over „het ver
keerde beeld", dat de kiezers van de WD
krijgen!
I~ke sociaal-rechtse opstelling van de WD
maakt het de PvdA onmogelijk met haar
samen te werken. Als zij voortgaat op de lijn
Van Riel/Van Someren-Downer, waar het
geldt de vrijheid van meningsuiting, dan zie
ik ook de laatste elementen verdwijnen, die
samenwerking met de WD ooit wenselijk zo
den kunnen maken.
Socialisten en liberalen hebben historisch
hun voorkeur voor de vrijheid gemeen. Dat
heeft in het verleden socialisten en liberalen
in vraagstukken waar het ging om de bele
ving van de persoonlijke vrijheid (crematie,
echtscheiding) tot gemeenschappelijke stand
punten gebracht. Ik vrees dat de WD bezig
is ook op dit punt ontrouw te worden aan een
grote liberale traditie.
Ik dacht dat er over mogelijkheid en onmo
gelijkheid van samenwerking tussen de WD
en de PvdA nauwelijks verschil van mening
bestaat. De WD kan een nuttige functie ver
vullen als kern van een rechtse concentratie.
Ze zou de groei van een gevaarlijk verschijn
sel als de Boerenpartij op die manier kunnen
indammen. De WD durft echter niet te kie
zen en vergroot daarmee de fameuze ondui
delijkheid.
l^enzelfde soort verschijnsel als bij de drie
grote confessionele partijen, die kramp
achtig naar een middenpositie zoeken.
Daarvan verwacht ik een voortzetting van de
onduidelijkheid, 't-twee-kanten-uit-kunnen
waarvan de recente gang van zaken rondom
de loonpolitiek (wel loonstop, geen loonstop,
een beetje loonstop, niemand weet het meer)
een illustratie vormt.
Het zal de kiezers machteloos laten, het zal
niet leiden tot een stelsel waarin de kiezers
in feite het kabinet en het kabinetsprogram
kiezen. Dat tot stand te brengen zie ik als een,
ik geef het graag toe: moeilijke, maar nood
zakelijke taak van een progressieve concentra
tie, waarvoor de VVD geen partij is.
J a Wot ziet u op het
ogenblik in de
VVD gebeuren?
2, Welke elementen
zijn in de VVD aan
te wijzen, op grond
waarvan een mogelijke
toekomstige samen
werking in een kabinet
zou kunnen worden
verwezenlijkt?
Wat ziet u op het
ogenblik in de
PvdA gebeuren?
2. Welke elementen
zijn in de Partij
van de Arbeid aan te
wijzen, op grond waar
van een mogelijke toe
komstige samenwer
king in een kabinet
zou kunnen worden
verwezenlijkt?
Waarom is onder de thans aanwezige omstandigheden en partij
verhoudingen een dergelijk samengaan uitgesloten?
4( Kunt u aangeven welke stromingen in uw partij zich verzetten tegen een
dergelijke samenwerking?
5a Beschouwt u het totstandkomen van een nauwere samenwerking tussen
de drie grote confessionele partijen als een voordeel of als een nadeel
voor de duidelijkheid in de politiek en welke zijn die voor- dan wel nadelen?
Kan zo'n nauwere christen-democratische samenwerking het totstand
komen van een niet-confessioneel blok te bevorderen?
In de inleiding tot de hierbven afgedruk
te beschouwingen hebben we prof. Zijlstra
aangehaald, toen nog de jonge Zijlstra, een
beginnend politicus en door menigeen als
„een tikkeltje rood" aangemerkt. Want de
jonge Zijlstra was een modern econoom en
zijn gedachten over de staatkundige en maat
schappelijke samenleving weken wel wat af
van de oude gevestigde orde. De jonge eco-
noom-minister van toen is een man van groot
gezag geworden: in zijn eigen vak, de econo
mie, een deskundige van wereldfaam, als
politicus werd hij minister-president. Ónder
zijn politieke loopbaan heeft hij vastberaden
een streep gezet en nog altijd wordt dat
door velen betreurd want deze Zijlstra geniet
het vertrouwen van brede lagen van ons
volk.
En nu lijkt het dan plotseling alsof deze
man, inmiddels president geworden van de
Nederlandse Bank, de kwade geest is in een
sinister komplot dat tot doel heeft de arbei
ders uit te buiten en de bezitters nog rijker
te maken. Geheel onverwacht wordt hij ons
afgeschilderd als iemand die dan wel een
streep gezet lijkt te hebben achter zijn poli
tieke loopbaan, maar die zo stiekem weg
een heel kabinet naar zijn hand zet zijn
functie misbruikt om een bijna-politiek pam
flet te schrijven, kortom: een man die een
economische dictator wil zijn.
Wie dr. Zijlstra ook maar uit de verte kent,
weet dat dit onzin is. In de eerste plaats is
hij er de man niet naar om achterbakse
streken uit te halen en vervolgens: Zijlstra
is uit de politiek gegaan omdat hij zich meer
wetenschapsman dan politicus voelt. De wet
matigheid waarmee de staatkundige wetten
tot stand komen. Hij is de man die gegevens
verzamelt, ze analyseert en daaraan zijn we
tenschappelijke conclusies verbindt los van
de vraag of die conclusies prettig of niet
prettig zijn en of ze al dan niet politiek ver
koopbaar zijn.
En dat is nu precies de taak die een pre
sident van de Nederlandse Bank in ons staats
bestel behoort te vervullen. Natuurlijk heeft
zo'n functionaris contact met de politieke fi
guren en vooral met de ministers van Finan
ciën en van Economische Zaken. Dat is
trouwens vastgelegd in het reglement van
orde van de ministerraad daarin wordt
gesproken over de R.E.A., de Raad van Eco
nomische Aangelegenheden waarvan de pre
mier en acht ministers lid'zijn mèt hun
staatssecretarissen plus een aantal deskundi
gen als de chef van de directie economische
betrekkingen van het ministerie van Buiten
landse Zaken, de thesaurier-generaal, de se
cretaris-generaal van het ministerie van Eco
nomische Zaken, de directeur van het Cen
traal Planbureau en de president van de Ne
derlandse Bank. Daar zit niets stiekems in,
het gebeurt niet in het geniep, de positie van
dr. Zijlstra is in geen enkel opzicht anders
dan die van zijn voorganger dr. Holtrop.
In zijn functie van president van de Ne
derlandse Bank is dr. Zijlstra dan nu tot de
conclusie gekomen dat de loonontwikkeling
in Nederland gevaar kan opleveren voor het
economisch welzijn van ons volk. Daarvan
heeft hij de regering en via het jaarver
slag van de Nederlandse Bank ook het Ne
derlandse volk op de hoogte gebracht.
Moet men hem dat kwalijk nemen? Men zou
het hem kwalijk moeten nemen als hij het
niet had gedaan. De regering is blijkbaar on
der de indruk gekomen van Zijlstra's betoog
wie hem kent weet dat het meestal heel
moeilijk is iets tegen een Zijlstra-betoog in
te brengen! En de regering heeft daarom
maatregelen aangekondigd.
Maatregelen die we geven het toe en el
ders op deze pagina kan men er meer van
lezen hard aankomen. Maar het is absurd
nu aan dr. Zijlstra de schuld te gaan geven
en hem geniepigheid te verwijten. Juist hij
heeft het moeilijk gehad te kiezen tussen po
litiek en wetenschap nu hij het laatste ge
kozen heeft moeten anderen niet trachten
hem weer op een niet-juiste wijze in de poli
tiek te betrekken.
Jn de Partij van de Arbeid speelt zich op
het ogenblik een strijd af tussen de so
ciaal-democraten en de groep die zich
Nieuw Links noemt. Al is die groep zo te
zien gering in omvang, toch valt niet te voor
spellen wie de bovenhand zal krijgen. De zo
genaamd revolutionair denkenden roeren
zich veel heftiger dan de gematigde sociaal
democraten; zij zijn aanzienlijk fanatieker en
lijken naar de macht in de partij te streven.
De verschillen tussen deze twee richtingen
behoef ik, dunkt mij, niet uiteen te zetten.
Naast genoemde stromingen kent de Partij
van de Arbeid nog een richting die tot een
„brede progressieve volkspartij" wil komen.
Wat men onder een dergelijke partij, waar
van vooruitstrevendheid de politieke karak
tertrek zou moeten zijn, nu eigenlijk precies
verstaat, heb ik nooit helemaal begrepen.
Vooruitstrevendheid is in mijn ogen name
lijk geen politiek kenmerk, aangezien het to
taal niets zegt omtrent de richting, waarin
men wenst te streven. Ik signaleer hier een
gebrek aan doelgerichtheid, dat ook bij de
Groep-Aarden valt waar te nemen. Hier heet
de vooruitstrevendheid „radicaliteit", maar
ook hier wordt niet aangeduid, waarin men
nu zo radicaal wil zijn.
Wanneer men de ontwikkelingen in de Par
tij van de Arbeid bestudeert, dan valt niet te
zeggen welke van de drie stromingen op den
duur het pleit in haar voordeel zal beslech
ten. Met andere woorden: het is op dit mo
ment volstrekt onduidelijk in welke richting
deze partij zich in de toekomst zal gaan be
wegen.
Zander die omstandigheden acht ik een re-
geringssamen werking tussen WD en
PvdA uitgesloten. Een dergelijke samenwer
king behoort in de huidige fase mede tot de
onmogelijkheden, omdat in onze tijd de visie
op de toekomst en op de meest gewenste
maatschappijstructuur de belangrijkste on
derwerpen van het politieke gesprek zijn.
En juist op deze punten is er een duidelijk
verschil in inzicht tussen liberalen en socia
listen.
De onmogelijkheid van samenwerking tus
sen liberalen en socialisten op het ogenblik,
houdt natuurlijk niet in, dat een dergelijk sa
mengaan in de toekomst niet ooit tot stand
zou kunnen komen. Dit zou wel het geval zijn
indien de opvattingen van Nieuw Links in de
PvdA de overhand zouden krijgen, maar ik
kan mij omstandigheden indenken, waaronder
een samenwerking van liberalen met princi
piële democratische socialisten en ook wel
met degenen die een vage progressiviteit
voorstaan, nuttig en wenselijk zou kunnen
zijn.
Het is in ieder geval niet zo, dat er in de
WD stromingen zouden bestaan, die het
standpunt verdedigen dat onder geen enkele
omstandigheid samenwerking met een (de
mocratische) Partij van de Arbeid aanvaard
baar zou zijn. Persoonlijk beschouw ik libera
lisme en democratisch socialisme als de bei
de politieke polen, waaromheen de nieuwe
partij formatie in ons land zich zal moeten
voltrekken. In deze visie dient de mogelijk
heid van een constructieve samenwerking tus
sen beide stromingen onder bepaalde, moge
lijk uitzonderlijke, omstandigheden steeds
open te worden gehouden.
T^egen deze achtergrond zie ik de pogingen
van de drie confessionele partijen om zich
zozeer aaneen te sluiten, dat zij voor de prak
tische politiek in feite één blok zouden vor
men, niet als een bijdrage aan het verduide
lijken van de politieke situatie in ons land.
De poltieke houding van een dergelijk blok
zou, met name voor de kiezers, nog minder
voorspelbaar zijn dan die van de afzonderlij
ke confessionele partijen op dit moment.
Indien echter een nauwe christen-democra
tische samenwerking tot stand zou komen,
dan geloof ik niet, dat als reactie daarop een
niet-confessioneel blok zich zou gaan forme
ren. Evenmin als ik de confessie als een goe
de grondslag voor de politieke keuze zie, be
schouw ik het niet-confessionele uitgangspunt
als een voldoende basis voor partijvorming.
Zoals gezegd, de werkelijke politieke keuze
gaat mijns inziens tussen liberalisme en de
mocratisch socialisme, stromingen die beide
niet zijn gegrondvest op een gezamenlijk be
leden geloof, maar die een duidelijke politie
ke stellingneming mogelijk maken.