VOLKSLIEDEREN in |Wim Mulder: glazenier,
nieuwe verschijning
schilder en mozaïst
Dichterlijke prins met heilig mi
muziekfeuilleton
door
oJYCuzen
A. Roland Holst
- vitaal, uniek
en tijdeloos -
tachtig jaar
Uitzondering
Goed glas
Kernsplitsing
Normen
henri th. timmerman
issen
/"Ontmoetingen met de levende volkslie
deren kunnen tegenwoordig heel ver
rassend zijn. Want dit volkslied, in de
ruime zin genomen als uiting vèn en vóór
het hele volk, komen we op allerlei plaat
sen tegen. Zo is het ons tenminste ver
gaan, de laatste maanden. In menige
transformatie hoorden én zagen we het
volkslied. Op de gezellig-muzikale bijeen
komsten, zoals die ook in Apeldoorn wor
den gehouden, georgeniseerd door de ver
eniging met een heel lange naam welke
al vele jaren ijvert voor het in stand hou
den en verrijken van ons volkslied. Maar
we hoorden dit volkslied soms ook in de
concertzaal, waar het eigenlijk niet hele
maal thuis hoort. Ook hoorden en zagen
we volksliederen in cabaret en theater,
visueel in scène gebracht, als cabaretlied
•n zelfs in folkloristische of balletvorm.
Tussen het „puur" gezongen volkslied
zoals de Apeldoornse dames en heren van
boven al aangeduide vereniging met zo
veel vuur en plezier plegen te doen en
het vaderlandse volkslied in cabaret of
folklore is vanzelfsprekend een groot ver
schil. Maar beide verschijningen van ons
onverwoestbare volkslied liggen toch veel
dichter bij elkaar, dan oppervlakkig beke
ken lijkt. Maar wat ons vooral telkens in
trigeerde was hoe oersterk de wortels van
het echte volkslied zijn, hoe lenig dit lied
is en hoe flexibel, bedoeld in de zin van
geschikt voor veranderingen en transfor
matie, waarbij de grondelementen van
ritme en melodie bewaard blijven.
Het vaderlandse lied en het niet-histo-
rische volkslied zijn al meermalen voor
dood verklaard, maar dit blijkt telkens
weer ten onrechte. Nu moeten we juist in
onze Nederlandse liederen wel degelijk
een onderscheid maken tussen het natio
nale lied waarbij feiten, gebeurtenissen
en figuren uit onze vaderlandse geschie
denis worden bezongen zowel in de su
blieme verzameling Valerius' Gedenck-
klanck als in tal van meest negentiende-
eeuwse liederen en het vaderlandse
volkslied. In deze laatste liederen het
volkslied in de ruimste zin vinden we
nagenoeg alle motieven uit het dagelijkse
leven terug. Het zijn niet alleen de oude
liederen, die in allerlei versies zoals het
waarachtige volksliederen betaamt, tot
ons zijn gekomen, maar daartoe willen
wij ook volksliedjes en levensliedjes uit
onze tijd rekenen. Ook deze leven immers
sterk in ons volk en de beste worden ge
kenmerkt door de typische eigenschappen
waardoor een volkslied soms onverwacht
populair wordt.
/"kver de muzikale waarde en charme
van pittig gezongen vaderlandse lie
deren zoals deze te vinden zijn in de tien
tallen malen herdrukte bundel „Kun je
nog zingen, zing dan mee" en latere bun
dels hoeven we niets te zeggen. Maar het
één sluit het ander (meestal) niet uit en
zo is het ook met het vaderlandse lied.
Zoals de prachtige liederen van sterk na
tionaal karakter uit Valerius' Gedenck-
klanck veelvuldig hebben gediend en nog
dienen voor onze componisten om er sui
tes of fantasieën voor orgel of orkest op
te componeren, zo hebben Nederlandse
zangers èn cabaretiers ook het niet-reli-
gieuze vaderlandse lied herontdekt.
Daarbij wordt soms het accent gelegd
op ritme en melodie van deze vaderland
se liederen, die al of niet georkestreerd
en harmonisch gezet worden gezongen,
maar ook wordt de tekstinhoud in het cen
trum geplaatst. Deze tekst kan ook vi
sueel worden belicht; een volkslied of een
serie liederen krijgt een „aangeklede"
vorm, het wordt in scène gezet, soms ge
speeld en menigmaal gedanst. Eigenlijk
ligt dit laatste helemaal in de lijn van dë
traditie omdat vele volksliederen, die
niet tot de uitgesproken nationale religieu
ze liederen behoren van oorsprong dans
liederen waren. Ons vaderlandse volks
lied is jarenlang te veel vereenzelvigd
met het nationale lied, maar breed geno
men behoren liedjes als het oeroude sta
pelliedje „Catootje", door Wim Sonne-
veld door zijn versie tot enorme popula
riteit gebracht en „In Holland staat een
huis", „Daar komen de schutters" van
Koos Speenhoff, „Mens durf te leven" van
Dirk Witte en bijvoorbeeld „De kleine
man" van Louis Davids ook tot het le
vende volkslied.
In ons hedendaagse cabaret worden
volksliedjes in scène gezet en muzikaal
en visueel gebracht, maar het is weinig
meer bekend, dat dit voorlopers heeft ge
had. De folklorist D. J. van der Ven heeft
jaren geleden in een filmpje vaderlandse
liedjes min of meer gedramatiseerd en
er is zelfs een grammofoonplaat met
volksliedjes in lichte geritmeerde stijl en
kleurrijk georkestreerd opgenomen. Het
verwerken van volksliedjes, vooral die
van folkloristische afkomst, in dansshows,
in het theater, cabaret en op de televisie,
neemt sterk toe. Maar nu zijn het niet al
leen de onvermijdelijke Gelders - Twent
se „Driekusman", „Jan Pierewiet" of
„Hei, 't was in de mei", vanouds folklo
ristische dansliedjes, maar we hoorden
en zagen eens een programma van het
Internationaal Folkloristische Dansthea
ter, waar tussen volksdansen uit Zuid- en
Oost-Europa een hele Nederlandse dans
suite was opgenomen. Daarin was het
verrassende een zeer on-orthodoxe men
geling van enkele echte vaderlandse dans
liedjes met allerlei populair geworden
volksliedjes in de trant van „Zandvoort
aan de zee".
'Jonder de muzikale grondelementen zo
als melodie en ritme van het volks
lied te verloochenen, is het heel goed mo
gelijk andere eigenschappen te accentue
ren. Daardoor ontstaat een andere ver
schijning van het oude volkslied, een aan
trekkelijke transformatie voor het thea
ter of cabaret.
Het Scapino-ballet heeft meermalen
volksliederen gebruikt voor een folkloris
tisch gekleurd ballet. Door het enscene
ren en soms ook dramatiseren van beken
de en minder bekende volksliedjes, meest
al maar niet altijd van afkomst danslie
deren, ontstaat een dansshow. Door het
dominerende danselement, door de toneel
aankleding, kostuums en rekwisieten, is 't
gegeven door het volkslied de aanlei
ding op de achtergrond geraakt. In het
sterk naar de folkloristische fantasie ge
trokken „Moeke er staat een vrijer voor
de deur", heeft men kans gezien een aan
tal folkloristische dansen te bundelen en
„theaterrijp" te maken. Want ongetwij
feld zijn de „Horlepijp", de „Hakke",
„Driekusman", „Skotse trije", „Jan Pie
rewiet", en „Gort met stroop" boeiender
als volksdansen dan door de corresponde
rende wijsjes. Hier raken we een ken
merk van ons Nederlandse volkslied, dat
zonder twijfel rijker is aan uitgesproken
gezongen volksliederen dan aan uitbeel
dende en historisch-dramatische volksdan
sen, zoals de volken van Zuid- en Oost-
Europa in zulk een grote verscheidenheid
bezitten. Maar geheel los van het aan
trekkelijke kleurrijke dansspel, waartoe
'onze betrekkelijk weinige vaderlandse
volksliederen, die ook dansliederen waren,
aanleiding kunnen geven, is er een ver
klaring voor het succes van het geënsce
neerde volkslied. De ruimheid van dit
volkslied, zijn verrassende flexibiliteit,
wordt duidelijk gedemonstreerd door de
de keuze van verwerking, van de artistieke
transformatie, het aanpassen aan de ver
langens van theater of cabaret.
De folkloristische of zuivere ballet-cho-
reograaf benut het gegeven van het
volkslied en laat zijn fantasie verder vrij
spel zonder dat de kern van volkslied
en dans wordt aangetast en de caba
retier neemt de grondmotieven in melo
die en ritme van een volkslied om er een
eigen versie van te geven, hetzij als pa
rodie of als persiflage. Maar het is op
merkelijk telkens te kunnen constateren,
dat het vaderlandse lied in de ruimste zin
weer veld heeft gewonnen, maar dan
meestal getransformeerd tot een verschij
ning in theaterstijl.
J^eeld houwer en kunstcriticus Marius van
Beek kon het dezer dagen bij de ont
hulling van een beeldengroep van hem in
Arnhem met genoegen vaststellen: sinds de
opleving van de beeldhouwkunst zijn in Ne
derland in tien jaar tijds méér beelden ont
huld dan in de twee eeuwen die daaraan
vooraf gingen. Wie zegt dat de belangstelling
voor beeldende kunst, kunst in het algemeen,
toeneemt slaat de spijker op de kop. Naar
de redenen van die stijgende belangstelling
behoeft men niet diep te graven. Het heeft
alles te maken met een samenleving, waarin
de techniek het leven beheerst, waarin een
specialisatie in het arbeidsproces een alge
mene kijk op de dingen bedreigt, waarin
steeds meer over steeds minder wordt ge
weten, waardoor het „gewoon" praten met
anderen een moeilijke zaak wordt. De kunst
kan als communicatiemiddel het informatie-
vacuüm opvullen.
Een toenemende belangstelling voor de
kunst dus. maar valt die interesse ook de
toegepaste kunst ten deel? Mozaïeken en
glasschilderingen, om ons tot deze kunst
uitingen te bepalen, worden nog altijd
met een ander oog bekeken dan schilderij
en of beelden. Veeleer beschouwt het pu
bliek ze als respectabele decoraties, fraaie
versieringen die uitsluitend in kerken en
kathedralen thuishoren. Daar komt bij dat
het metier van glasschilder of mozaïst
een veel groter technisch kunnen vereist
dan dat van schilder en misschien ook dan
dat van beeldhouwer. En verdedigers van
de stelling dat de techniek de kunst doodt
zijn er nog genoeg. Mag dan wellicht het
aantal mozaïeken absoluut en relatief toe
nemen wat in mindere mate ook de glas
schilderingen geldt, toch zal deze vorm
van „openbare" kunst stiefmoederlijk be
deeld blijvep. De Otterlose schilder, mo
zaïst en glazenier Wim Mulder (60):
„Door de één procent-regeling waarbij ter
waarde van één procent van de stichtings-
kosten van een openbaar gebouw een
kunstwerk mag worden aangekocht, zijn
er wat meer opdrachten voor het maken
van mozaïeken gekomen, maar anders...."
^/'im Mulder, onlangs in het nieuws om
dat hij het gemeentebestuur van Ede
verweet bij het geven van een opdracht
tot het maken van een beeldhouwwerk te
veel sympathie voor „westerse" kunste
naars te hebben getoond, legt momenteel
in zijn atelier 't Rieselo, vlak bij de Hoge
Veluwe de laatste hand aan een mozaïk
voor een school in Dieren. Binnen een hou
ten raam liggen honderden glassteentjes,
gerangschikt volgens een schetsontwerp.
„En dan te bedenken dat er mozaïeken
zijn die zijn opgebouwd uit zo'n 40.000
stukjes met een vijftigtal kleurnuances",
zegt Mulder, die niet alleen als kunstenaar
de geschiedenis van het mozaïek en de
glasschildering op z'n duimpje kent,
maar ook als verteller want ettelijke ke
ren houdt hij over deze onderwerpen le
zingen.
Wim Mulder werd in 1908 te Emmerik
geboren. Hij ontving zijn opleiding aan de
Middelbare Kunstnijverheidschool „Kunst
oefening" te Arnhem, waar hij een vier
tal jaren werkte onder de glazenier Jaap
Schilling, iemand uit de school van Joep
Nicolas. „Ik wilde gewoon schilder worden
maar de toenmalige directeur Gerard van
Leiwen zag wel in dat vijf jaar stillevens,
portretten en nog meer van die dingen ma
ken nou niet bepaald afwisselend is. Daar
om mochten we uit drie andere vakken
kiezen: glas-in-lood, edelsmeden of boetse
ren. Ik koos glas-in-lood, maar nooit met
de bedoeling om opdrachten uit te voeren,
die kwamen later vanzelf'. In 1947 maak
te hij z'n eerste gebrandschilderd glas, in
1955 het eerste mozaïek. Werk van hem is
aan te treffen voor wat glasschilderingen
betreft o.a. in het Militair tehuis te Hars
kamp. Oranje Nassau-oord te Renkum en
het clubhuis van Vitesse in Arnhem, en
wat mozaïekwerk betreft in scholen te
Ede, Lunteren. Harskamp, Dieren, Ren
kum, Wageningen, de psychiatrische in
richting te Zuidlaren en het Instituut voor
Planteziektenkundig onderzoek in Wage
ningen.
"Tfce kunst van het mozaïek-leggen is er
een waarbij de techniek een grote rol
speelt. Maar kunst heeft nog steeds al
tijd iets te maken met kunde, de beheer
sing van de techniek. Wim Mulderz; „je
moet natuurlijk niet aan de techniek ten
ondergaan. Je hebt de beschikking over
ontelbare kleuren maar je moet de natuur
kunnen loslaten", Het mozaïek, een uit
beelding gemaakt van gekleurde stukjes
materiaal, meestal glas, werd al in het
oude Oosten, in Griekenland en het Ro
meinse imperium toegepast, evenwel bij
na uitsluitend als vloermozaïek, iets wat
in luxueuze woningen vaak voorkwam.
Sinds het hellenisme brak een glorietijd
van het mozaïek als wandversiering aan.
Rond de zesde eeuw vindt de mozaïek
kunst haar hoogtepunt en het is vooral in
het Noorditaliaanse stadje Ravenna waar
de basilieken vol zijn van de „gewijde
beeldromans" wat de mozaïeken toen in
feite waren. De figuren werden eerst op
de wanden getekend, waarna men met een
hamertje uit een dikke glasplaat, die te
voren gekleurd was, blokjes afsloeg. De
onregelmatig gevormde blokjes werden in
de weke cementlaag gedrukt onder steeds
andere hoeken, waardoor een spel van
schittering ontstond. Niet zelden heeft men
gedeelten van vloermozaïeken gebruikt
om er de muren mee te versieren.
Ytf/im Mulder's eerste in opdracht uitge-
voerde mozaïek ontstond zoals ge
zegd in 1955. „Ik wist toen nog van toeten
noch blazen. Otterlo bestond 1100 jaar en 't
feestcomité wilde eens een monument met
mozaïek ter gelegenheid daarvan oprichten.
Ik heb toen maar het mozaïek voor m'n
rekening genomen".
Het glas voor het mozaïek komt uit Ra
venna, gekloofd en al. Per kilo kosten de
steentjes zo'n 12 13 gulden, de goudkleu
rige zelfs 28 gulden. Een glasfabriek in
Duitsland, om precies te zijn in Mittingen
bij Darmstadt, maakt het glas ook, maar
dat van Ravenna spant in glans en kleur
de kroon. Maar toch, het materiaal kan
nog zo fraai zijn en de kunstenaar de tech
niek nog zo goed beheersen, de weg van
het ruwe materiaal naar de uiteindelijke
vorm van het mozaïek is gebouwd op het
idee, de visie van de mozaïst. En daarom
is het leggen van een mozaïek evengoed
een kunst als schilderen of beeldhouwen.
En ook de glasschilderkunst is een „ech
te" kunst, waarvan de materialen glas,
lood en brandverf samen met het licht de
visie van de glazenier moeten realiseren.
W;"at Ravenna voor het mozaïek betekent
is Chartres voor de glasschilderingen.
De indrukwekkende kathedraal uit de 14e
eeuw herbergt het hoogtepunt van wat
glazeniers kunnen bereiken. Gekleurde
kerkramen werden overigens al sinds de
4e eeuw na Chr. gemaakt, maar hierbij
stond de voorstelling op het tweede plan,
terwijl die juist later primair werd.
Wim Mulder over Chartres: „Het mooie
is dat ze daar los van de natuurlijke voor
stelling zijn gekomen. De kamelen op de
ramen zijn bijvoorbeeld groen, dat was
toen iets ongehoords".
De totstandkoming van een gebrand
schilderd raam is geen gemakkelijke zaak.
Veel tijd en moeite moeten er aan besteed
worden. Eerst wordt een tekening ge
maakt ter grootte van het te ontwerpen
venster, waarbij rekening wordt gehou
den met de loden banden, die bestemd zijn
om als omtrek, soms als accentuering,
van de stukken glas te dienen en deze bij
elkaar te houden. De verdeling van de
stukken glas geschiedt overeenkomstig
het patroon van de loden banden. Zijn de
stukken glas klaar dan worden ze in de
loden banden gevat. Het glas dat in stuk
ken verdeeld wordt is van te voren ge-
brandverfd, waarbij gemalen glas, gema
len ijzer, kleurstof en Arabisch gom als
ingrediënten fungeren, 't Is allemaal ge
makkelijker gezegd dan gedaan. Voordat
er een raam klaar is zijn er heel wat
zweetdruppeltjes gevallen. Veel opdrach
ten voor het maken van gebrandschilderde
ramen komen er niet los. Het zijn zo nu
en dan wat kerken, scholen en andere
openbare gebouwen die wel eens een gla
zenier aan het werk zetten. Voor Wim
Mulder is dat geen probleem. „Met een
mozaïek ben je ook een paar maandjes
bezig en anders is er ook nog het schilder
werk. Ik ben altijd aan het prutsen en
doen". Thom Stroink.
RIO DE JANEAIRO - In 't museum
van moderne kunst te Rio de Janeiro
is een Nederlandse tentoonstelling geopend
„Schilders van Johan Maurits" geheten, of
„Os Pintores de Mauricio de Nassau".
De tentoonstelling voert de Brazilianen
terug naar de zeventiende eeuw waarin
een deel van hun land, Pernambuco, in
handen van de Nederlanders was die er
Mauritsstad het huidige Recife
stichtten.
AMSTERDAM Van 7 september tot
20 oktober zal in het Stedelijk Museum
in Amsterdam een tentoonstelling worden
gehouden van werk van Johan Thorn Prik
ker ter herdenking van diens 100e geboor
tedag. Het zal de eerste grote overzichts
tentoonstelling van Thorn Prikker (1868-
1932) zijn. In negen zalein en kabinetten
zal een overzicht worden gegeven van het
werk van deze kunstenaar.
's-HERTOGENBOSCH In de Stads
schouwburg te 's-Hertogenbosch is het
Benelux-Filmfestival 1968 begonnen. Tot
dit festival zijn na voorselectie 31 ama
teurfilms en 61 professionele films toege
laten van cineasten uit Nederland, België
en Luxemburg. Zij worden beoordeeld
door twee afzonderlijke jury's. Die voor
de professionele film staat onder voorzit
terschap van J. Blokker (Amsterdam).
De jury voor de amateurfilms staat onder
voorzitter Ing M. Tans (Tilburg).
BRUSSEL - De Nederlands- en Franse
talige Belgische radio- en televisie
omroep, BRT en RTB, hebben met het
nationaal Orkest van België en de Phil-
harmonische Vereniging een „Muziekge-
meenschap" gesticht, die het muzikaal le
ven te Brussel en in andere Belgische ste
den wil stimuleren.
AMSTERDAM In Amsterdam is in
het Stedelijk Museum een tentoonstel
ling geopend van het werk van Jean-Pier
re Raynaud. Deze jonge Franse kunste
naar, in 1939 in een voorstad van Parijs
geboren, verwierf door zijn afvaardiging
in de Franse inzending naar de negende
Biennale van Sao Paulo vorig jaar alge
mene bekendheid.
aan moeten geloven.
Samenvallend met het tienjarig bestaan van het Roland Holst Fonds wordt de
dichter gehuldigd in het Bergense etablissement De Rustende Jager, waarby
prinses Beatrix en prins Claus tot de eregasten behoren. In bijgaand artikel geeft
de schrijver Anthony van Kampen een karakterschets van de „prins onzer dich
ters", die altyd wars van publiciteit is geweest.
Woensdag jJ. werd de dichter A. Ro
land Holst tachtig jaar. Op die dag
kreeg niemand gehoor in het huis aan
de Nesdyk in het Noordhollandse Ber
gen. Roland Holst had er de voorkeur
aan gegeven zyn verjaardag elders te
vieren. Maar op 31 mei zal hy er toch
rPoen ik hem dezer dagen behoedzaam
-1- polste over een interview, keek hij
me aan, of ik hem iets onbehoorlijks, on
fatsoenlijks had voorgesteld. Nee géén
interview, tot geen prijs. Niet voor dit
blad, noch voor welk ander ook.
Hij vond trouwens dat we elkaar al
lang genoeg kenden, en ik dus redelijk ge
ïnformeerd geacht mocht worden omtrent
zijn visie en opinies over een veelheid
van zaken en verschijnselen betreking
hebbend op het thema „A. Roland Holst
en de Moderne Tijd", waarom het name
lijk begonnen was.
Er viel niet over te praten, en zulks des
te minder omdat hij gelijk had. Een ge
sprek in interview-vorm tussen hem en
mij zou terecht een ietwat dwaze gefor
ceerde aangelegenheid worden, waaraan
hij, noch ik veel plezier konden beleven,
laat staan de lezers. Echtgenoten, eigen
kinderen en vrienden interviewt men nu
eenmaal niet. Men weet al zoveel van ze;
en doorgaans té veel.
Dat laatste gaat overigens bepaald niet
op voor Holst. Ik heb vaak het wat grie
zelige gevoel, dat ik minder van hem af
weet en begrijp naarmate ik hem langer
ken. In elk geval ken ik niemand, die zo
nonconformistisch, zo tegenstrijdig aan
zichzelf is als Bergens meest besproken
vereerde en geciteerde kunstenaar. Hier,
in dit door hem zelf genoemde „Bezielde
Dorp", geldt hij als een levend curiosum,
om niet te zeggen een uniek verschijnsel.
Vele mensen spijt het bij het klimmen
der jaren, dat ze niet tijdig zijn begonnen
met het bijhouden vas een dagboek met
belangrijke ervaringen en gesprekken met
uitzonderlijke, onalledaagse figuren. Die
spijt gevoel ik niet, zij het met één uit
zondering: dat ik geen notities heb ge
maakt van de periodieke conversaties die
hij, Holst, en ik sinds 1946 mochten voe
ren. Het gevolg daarvan is dat een aantal
saillante opmerkingen, bon mots en wise
cracks voor de eeuwigheid verloren zullen
gaan. Het zal hem een zorg zijn. Maar
het nageslacht beslist wèl.
Voorheen, nog niet zo lang geleden, in
het onvergetelijke huis van de dichter aan
de Nesdijk, omringd door een kleine woes
te hoogte, waar God zelf en niemand
anders als tuinman te werk gesteld
scheen te zijn, was op de voordeur van
het huis een kaartje geprikt met het grim
mig vermaan: „Niet storen tot vier uur".
Wee hem, die het verbod overtrad. Ik kan
me niet voorstellen dat zulks ooit door
een Bergenaar is gedaan. Omdat ieder
een in Nederlands meest rbelse, ar
tistieke en snobistische dorp weet hoe hei
lig hem zijn siësta is.
Ik herinner me uit de dagen dat mr.
Cals nog minister van O., K. en W. was,
een vraag van deze excellentie gesteld
aan de dichter tijdens een der vele huldi
gingen waaraan deze periodiek ten prooi
valt. De vraag hield in, hoe het toch ver
klaarbaar was, dat hij, Holst, op zijn leef
tijd kans zag een ook in fysiek opzicht zo
verbijsterend goed-geconserveerde indruk
te maken. Had dit in een bepaald opzicht
wellicht iets met de onsterfelijkheid te
maken?
De grijze dichter, zittend in het midden
van een bij uitstek notabel gezelschap in
de Bergense raadzaal, verhief zich op dat
moment plechtig en deelde het ademloos
luisterende auditorium mee, dat het hier
geenszins een uitzonderlijk medisch sys
teem of een zeer bepaalde levenswijze be
trof. Het was zei hij, alleen maar een
kwestie van een ongeregeld leven en een
geregelde middagtuk. Hiermee was dan
het mysterie naar Zijne Excellenties en
aller tevredenheid opgelost.
Daar, aan de Nesdijk, lieflijke zelfkant
van dit even heerlijke als controversione-
le dorp, spraken wij menigmaal. Maar
ook ver van dit wild en ruig struweel, in
de min of meer gewijde, c.q. ontwijde
verversingslokalen als De Pilaren en De
Rus. Doorgaans met een goed glas voor
ons, hoewel dat voor een plezierig dis
cours met hem per se geen onvermijdelij
ke voorwaarde is.
Teneinde echter in dit opzicht ook maar
de geringste schijn van misverstand te
voorkomen, Holst is hét klassieke voor
beeld van de anti-geheelonthouder. Trou
wens, de aangename dingen des levens
waarvan hij zich onthoudt zijn het noe
men niet waard. Ze zijn al even zeld
zaam als witte raven en zwarte parels.
Daarbij, ik weet zeker dat er weinig
figuren zijn die hem een zo oprecht heilige
afkeer inboezemen, die hij zo welbewust
uit de weg gaat, en waarvan hij zo weinig
begrijpt als zij die tot het genus behoren
dat te vuur en te zwaard bezig is het
Glas te verderven. Maar dit terzijde.
We hebben het in al die jaren, in tuin
en kroeg, over een verscheidenheid van
onderwerpen gehad. Over ernstige en tri
viale. Ik noem er enkele, die me, dit
schrijvende, te binnen schieten en betrek
king hebben op de-dichter-en-zijn-tijd.
Over de allerlaatste, alleractueelste, al
ler modernste poezie:
„Van de poëzie, ontstaan na die van
Lucebert, die ik een groot dichter acht,
begrijp ik niets. Hoe zou ik ook! Ik neem
aan dat ik er nog veel te jong voor ben.
Overigens staan de allerlaatste uitlopers
van alle kunsten op het ogenblik mijns in
ziens in het teken van de kernsplitsing."
Over zelfbedieningsbedrijven en super
markten: „Volkomen abstracte zaken; ze
worgen de dierbare dorpswinkel."
Over het Hiernamaals: „Ik kan me,
met alle goede wil, geen Hiernamaals
voorstellen zonder een Hiervóórmaals."
Over de dood: „Het is natuurlijk een
fout, een ernstige misvatting van de me
dische wetenschap, dat die de dood als
de vijand van het leven beschouwt. Hij,
de dood, is een dienaar van het leven."
Over de vraag of God dood is: „God
zou nu dood zijn als hij ooit bestaan
had."
Over ruimtevaart: „Technisch een
grandioze prestatie, maar met het ge
vaar dat in de mens de hoogmoed des
geestes gaat overheersen."
Over de reis naar de maan: „Als we
ooit naar de maan gaan, en dat zal wel,
dan kan ik me persoonlijk een heel wat
aangenamer manier voorstellen."
Over coca cola: „Die heb is, als be
proefd wijndrinker, éénmaal gedronken.
Daarna nooit meer."
Over de Pil: „Een zeer toelaatbare
zaak."
Over televisie: „Ik heb daar eens een
kwatrijn over geschreven, waarin deze
regels voorkomen:
machtige slet, haar treft geen erger
blaam
dan kinderen het spelen af te leren".
Over harttransplantatie: Ik voel er
niets voor; het lijkt me bijna zo erg als
van ziel te moeten veranderen."
Over beatmuziek: „Liever Bach dan
beat."
Over mini-mode: „Wat de rokjes be
treft, ik zie er een toeneming van de gast
vrijheid in die me zeer wel aanstaat."
Over Jan Cremer: „Ik kan niet door
z'n boeken heenkomen, maar die zeggen
dat hij niet kan schrijven die kunnen niet
lezen."
Over het huwelijk: „De taal waarschuwt
ons al. Het rijmt alleen op gruwelijk en
afschuwelijk."
Ik zou hieraan drie versregels van Ver-
wey willen toevoegen, omdat ze me zo
toepasselijk lijken voor Roland Holst, die
wél het huwelijk maar voorzeker niet het
minnen schuwde:
Want al wie in der liefde wisseling
Niet zeventig maal zeven maal zal
dwalen
Ontvangt niet zeventig maal zeven
maal.
Aldus Hoists visie op enkele aspecten
van het Moderne Leven, dat hem overi
gens nauwelijks beroert en hem stellig
niet belemmert in het bewaren van z'n
geestelijk evenwicht. Hij gaat, en zulks
zeer doelbewust, zijn eigen weg, zijn ei
gen zelfgekozen baan, en levert nog dage
lijks het bewijs dat iedere leeftijd zijn
pleziertjes heeft.
Hoewel we eikaars drempel niet verslij
ten, stel ik zijn vriendschap zeer op prijs.
Niet omdat hij zo zuinig bij het gierige
af met z'n vriendschappen is, maar
omdat ik hem in al die jaren behalve als
een uitzonderlijke persoonlijkheid ook
als een volledig mens heb leren kennen.
In een tijd, waarin de helden vermoeid
zijn en de Goden wel te slapen schijnen,
houdt hij zeer bewust vast aan bepaalde
normen die aan geen tijd gebonden zijn:
zoals eerlijkheid en trouw waar het zijn
vriendschappen betreft.
Wie hem trots, ontoegankelijkheid en
ongenaakbaarheid verwijten, kennen hem
niet en zal hij ook zelf niet wensen te
kennen. Wie zich aan hem pogen op
te dringen moeten ernstig rekening hou
den met zijn vermogen tot „killing by
kindness".
Een man met een ruim hart en met
ruimte om zich heen. Op een heel bepaal
de, zeer eigen manier: tijdeloos.
Natuurlijk is hij dat niet. Maar als de
dag komt dat we hem hier, in Bergen,
voorgoed zullen moeten missen dat die
dag in een ver, zerr ver verschiet ligge!
moge de aarde licht wegen op zijn
graf.
Zo licht als de allerschoonste regels uit
zijn rijk poëtisch oeuvre, die, naar ik ge
loof, voor alle tijden inclusief de Mo
derne zijn.