DEZE WEEK: nader beschouwd
Het klopte allemaal niet zo goed
De boeren hebben overwonnen
POLEN
kan
niet
het voorbeeld van Praag volgen
Franse inflatie zal ook andere
Europese landen overspoelen
ANALYSE
VAN EEN
MACHTSSTRIJD
Bezien uit
de beurshoek
Onze militaire
medewerker schrijft
De
De
I)
Het debat in de Tweede Kamer over de loon- en werkelegenheidsnota
is dan wel als een nachtkaars uitgegaan, maar er is toch iets van
blijven hangen, een indruk dat het allemaal niet zo erg goed klopt. Dat er aan het
samenspel binnen het kabinet iets hapert, maar ook dat er iets mankeert aan de
oppositie, zowel de binnen- als de buitenparlementaire oppositie. Want men kan
dan wel premier De Jong een pluim op de hoed steken omdat hij „heeft willen
luisteren naar het parlement en het heeft kunnen opbrengen een door de volks
vertegenwoordiging als onjuist gekenschetste beslissing terug te nemen" feit
blijft dat het niet van wijs beleid getuigt de ene dag een beslissing aan te kondigen
cn die nog geen week later weer in te slikken. En vervolgens: dat het zo gelopen is,
is niet een verdienste van de oppositie, niet van de P.v.d.A. en niet van de vak
bonden, want de gronden waarop zij zich tegen de eerdere beslissing keerden
hebben ze niet kunnen waarmaken.
Hoe het allemaal precies binnen het kabinet gelopen is, zullen we wel nooit
weten. Uit de wijze waarop het gegaan is zou men de voorzichtige conclusie kunnen
trekken dat het plan voor een loonpauze is uitgegaan van de ministers van
Financiën en Economische Zaken het is nauwelijks aan te nemen dat een
ervaren vakbondsman als de heer Rooi vink met een voorstel op de proppen
gekomen is. waarvan ieder kon voorspellen dat het moeilijkheden ging geven.
Vraag blijft dan waarom de minister van Sociale Zaken dit plan toch voor zijn
rekening heeft genomen, zelfs met voorbijgaan van de Sociaal Economische Raad?
Goed, de heer Roolvink staat zonder twijfel achter de gedachte dat ook een
loonpauze een van de instrumenten behoort te zijn, waarmee de regering moet
kunnen ingrijpen in de economische gang van zaken maar dat verklaart niet
waarom hij heeft toegegeven aan de haast die zijn collega-ministers hiermee
blijkbaar wilden maken. Ten diepste lijkt ons de fout hierin te liggen, dat we een
minister-president hebben die van heel deze problematiek te weinig afweet. Op
dit punt moet het leiding-geven hem moeilijk vallen en zo kunnen er ongelukken
gebeuren. We hebben het al eens eerder betoogd: in de huidige constellatie is
het haast noodzakelijk dat een premier niet alleen politiek maar ook economisch
het beslissende woord kan spreken.
Dit klemt te meer als vakbeweging en oppositie een poging gaan doen het
regeringsbeleid met economische argumenten te bestrijden. Zij hebben betoogd dat
het door de regering getekende economische beeld veel te somber is en zij hebben
daarvoor cijfers ter tafel gebracht over export, produktiviteit en handelsbalans.
De werkloosheid hebben ze gemakshalve opzij gezet als zijnde een structureel
probleem, spelend in enkele te weinig ontwikkelde provincies en dus geen con
juncturele zaak. En over investeringen en alles wat dies meer zij is helemaal niet
gesproken zo onder het motto: de werkgevers zorgen wel voor zichzelf! De
meerderheid van de Tweede Kamer is door deze optimistische kijk niet overtuigd
wat dat betreft heeft men de regering gelijk gegeven en heeft men de mogelijkheid
opengelaten om in het najaar nog eens over die loonpauze te praten.
Mede door deze instelling van de oppositie heeft het hele debat weinig niveau
gekregen, was het dikwijls weinig meer dan een kribbig woordenspel tussen de
heren Den Uyl en Roolvink. Binnen- en buitenparlementaire oppositie moeten zich
niet identificeren. Als vakbewegingsman mag de heer Kloos maling hebben aan de
zorgen van de werkgevers hij staat voor de zorgen van de werknemers. Maar als
politicus zal de heer Den Uyl anders moeten redeneren. Voor hem mag slechts
het algemeen belang gelden en daarin past die werkgevers-werknemers zwartwit-
redenering niet.
Toen donderdagochtend om half zes de ministers van Landbouw van de E.E.G.
de rokerige vergaderzaal verlieten en zich eindelijk konden koesteren in de milde
ochtendzon in de juist tot leven komende straten en pleinen van Brussel, waren
de meesten van de uit alle windstreken naar de Belgische hoofdstad opgetrokken
boeren nog in ruste. Ze hadden hun spandoeken ook niet meer nodig: ze hadden
immers overwonnen!
Naar aanleiding van de ook in Nederland luid opklinkende protesten hebben
we enkele weken geleden op deze pagina de problematiek uiteengezet waarvoor
de boeren binnen de E.E.G. en dus ook de ministers van Landbouw zich gesteld
zagen. Kort en goed kwam het hier op neer: willen de Europese weideboeren een
redelijk bestaan hebben, dan dient er een redelijke prijs te worden betaald voor
hun produkten. Er is echter sprake van een overproduktie, want de melkplas is
te groot en dus liggen de pakhuizen vol met boter, kaas enz. Omdat overproduktie
niet samengaat met een redelijke prijs, dient er een bodem in de markt te worden
gelegd: dient er een instantie te zijn die het teveel uit de markt neemt en er de
als redelijke richtprijs aangenomen gelden voor betaalt.
Een dergelijk systeem bestond er vroeger in Nederland, op 1 juli wordt een
soortgelijk systeem nu ook binnen de E.E.G. van kracht dat is de winst van
die marathon-vergadering in Brussel. De ministers zijn het eens geworden over de
hoogte van wat als een redelijke prijs mag worden gezien voor de verschillende
produkten en het moet gezegd worden dat ze niet karig zijn geweest: de Neder
landse boer is er beslist niet slecht afgekomen!
Is daarmee de problematiek uit de wereld? Helemaal niet: de moeilijkheden zijn
alleen naar een ander vlak verschoven. In ons vorige artikel hebben we uiteen
gezet dat deze prijzensystematiek enorme bedragen kost, bedragen die uitlopen
boven de twee miljard gulden. Het zal dus nu de kunst worden dat geld te vinden.
Voor de oplossing moet men uiteraard twee richtingen inslaan: enerzijds zal de
consument zijn steentje moeten bijdragen en daarom zullen sommige produkten
duurder worden en anderzijds zal men moeten trachten de hoogte van het bedrag
wat te drukken door de melkplas in te dammen.
Wat dat laatste betreft, men heeft er al veel over gestudeerd en men studeert nog
verder. Duitsland heeft voorgesteld het aantal koeien langzaam maar zeker te
verminderen.Nederland was voorstander van een lagere prijs, waadoor men de
boeren tot grotere efficiency dwingt. Misschien dat men in de nabije toekomst een
tussenweg zal weten te vinden.
Niet minder moeilijk ligt het in het consumentenvlak. Natuurlijk kan men de
boter duurder maken, maar de kans is groot dat men op die manier alleen de
margarine-producenten in de kaart speelt. Daarom overweegt men via heffingen
op grondstoffen de margarine duurder te maken, maar de moeilijkheid is dat
dat niet in Brussel beslist kan worden: dit behoort tot de zeggenschap van de
afzonderlijke regeringen en parlementen. En hier in Nederland stelt men
terecht Als voorwaarde dat een dergelijk Europees heffingssysteem (men kan het
ook belastingstelsel noemen) alleen kan worden ingevoerd als het Europese
parlement daarop toezicht kan houden zoals dat een parlement betaamt. En daar
was men tot dusverre in Frankrijk, waar president De Gaulle's „Europa der Vader
landen" het hoogst bereikbare was, niet aan toe. Maar de dominerende rol van
Frankrijk in Brussel lijkt wel uitgespeeld, dus er kan nog veel ten goede veranderen.
In maart van dit jaar kwa
men twee landen van achter
het ijzeren gordijn in het
nieuws: Tsjecho-Slowakije en
Polen. In beide landen immers
leken verschuivingen gaande
te zijn, leek het alsof de be
volking een poging wilde doen
het harde communistische juk
zoal niet van zich af te schud
den dan toch wat lichter te
maken. En in beide landen
speelde de jeugd daarbij een
grote rol.
Wat was en Is er precies
gaande? In ons blad van 11
april wijdde onze militaire
medewerker een artikel aan
de gebeurtenissen in Tsjecho-
Slowakije. Het was een ana
lyse waaruit duidelijk werd
dat dit land bezig is het voor
beeld van Joegoslavië te vol
gen: communisme maar een
nationalistisch communisme
met een wat westerse inslag
en niet meer met handen en
voeten gebonden aan Moskou.
Hoe liggen nu de zaken in
Polen? Heel anders dan In
Tsjecho-Slowakije, dat is wel
duidelijk. Partijleider Gomul-
ka heeft de studentenrellen on
derdrukt en de Joden de
schuld gegeven maar dat
is in dit vanouds antisemiti
sche land niet ongebruikelijk!
Waarom heeft Gomulka an
ders gereageerd dan de
machthebbers in Praag?
Waarom kon men in Polen
met zijn pro-westerse bevol
king niet bereiken wat in
Tsjecho-Slowakije wel moge
lijk lijkt? Daarover gaat het
in onderstaand artikel: een
analyse van Polen, die niet
anders kan zijn dan een ana
lyse van een machtsstrijd.
TTet kan niet anders: een analytisch ver-
haal over Polen gaat gepaard met veel
historie en met heel veel cijfers. Cijfers die
een eigen taal spreken en het is de taal van
het drama. Deze cijfers bij voorbeeld. Op
1 januari 1939 telde Polen bijna 35 miljoen
inwoners tegen nu 32 miljoen. Die terug
gang is een gevolg van de enorme verliezen
aan mensenlevens tijdens de tweede wereld
oorlog en aan grondgebied, want de Sovjet-
Unie heeft een deel van Polen geannexeerd.
Meer dan 6 miljoen mensen één op iedere
vijf! vonden de dood in militaire opera
ties (2,4 procent), in concentratiekampen en
door executies (13,3 procent), in gevangenis
sen, door epidemieën en door uitputting (4,7
procent), terwijl bijna 12 miljoen Polen na
de oorlog uit door Rusland geannexeerd ge
bied werden gedeporteerd naar gebieden van
het na-oorlogse Polen.
Die gebieden waren voor het merendeel
weer voormalig Duits gebied en werden be
woond door omstreeks 11 miljoen Duitsers.
De meerderheid van die 11 miljoen heeft de
wijk genomen naar gebieden westelijk van
de Oder-Neisse, de nieuwe grens tussen Po
len en Duitsland. Al met al heeft er dus een
ware volksverhuizing plaatsgehad en door al
deze factoren is de bevolkingsdoorsnee van
Polen een totaal andere dan voor de oorlog.
Toen was het een typische nationaliteiten-
staat: 31 pet van de bevolking was niet-
Pools. Er woonden 5 miljoen Oekraïners, 31/»
miljoen Joden, l1/* miljoen Witrussen en 3/4
miljoen Duitsers. Het Joodse volksdeel is
vrijwel uitgemoord: nog geen 200 000 zijn er
overgebleven van de 31/* miljoen. Veertigdui
zend wonen er nog in het huidige Polen, de
anderen zijn naar Israël getrokken. Maar ook
de andere niet Poolse bevolkingsgroepen zijn
bijna verdwenen: de minderheden tellen sa
men niet meer dan I1/* pet van de bevolking.
In volgorde van belangrijkheid zijn het Oe
kraïners, Witrussen, Duitsers, Slowaken, Rus
sen, zigeuners, Litouwers, Grieken en Macedo-
niëërs en Tsjechen.
A nders dan in Tsjecho-Slowakije was het
oude Polen geen industriestaat in '31
was slechts 12 pet van de bevolking in de in
dustrie werkzaam tegen 60 pet in de land
bouw (nu 25 pet in de industrie en nog geen
39 pet in de landbouw). Misschien dat daar
door het communisme in Tsjecho-Slowakije
al vanouds sterk is geweest en zijn doelstel
lingen door de meerderheid van de bevolking
werden aanvaard en dat dit van Polen
beslist niét gezegd kan worden. Omgekeerd
West-Europa heeft nauwelijks
«en overigens vrij milde re
cessie achter de rug of looneisen
steken de kop op. Het heftigst
zijn de geluiden uit Frankrijk,
waar weliswaar de problemen
dieper liggen dan alleen op het
loonfront, maar de belangrijkste
uitingsvorm die de sociale span
ningen daar hebben aangenomen,
ligt toch wel op het terrein van
de loonvorming.
Hoe de ontwikkeling in Frank
rijk ook zal aflopen, duidelijk is
wel dat er flinke loonsverhogin
gen uit de bus zullen komen.
Daar reeds nu tekenen zijn te
bespeuren dat een omvangrijke
verhoging van de loonsom waar
mogelijk onmiddellijk in de prij
zen zal worden doorberekend,
vraagt men zich af wat het
Franse volk op economisch ge
bied als voordeel zal hebben ge
boekt. Te meer daar de stakin
gen zonder twijfel ook al tot dus
danige inkomstenderving hebben
geleid, dat het maanden zal du
ren voor de loontrekkers hun tij
delijke achteruitgang via hogere
lonen zullen hebben ingehaald.
Voor het land zelf moet de
aderlating op loongebied uiterst
bedenkelijk worden genoemd.
Reeds geruime tijd had Frank
rijk zijn positie van producent
van overschotten op de betalings
balans in die van tekorten moe
ten verwisselen. De fors aange
taste concurrentiekracht op bin
nen- en buitenlandse markten
zal deze positie ongetwijfeld aan
zienlijk verslechteren zodat zelfs
voor de franc moet worden ge
vreesd indien niet spoedig orde
op zaken wordt gesteld. Ook de
enorme kapitaalvlucht uit het
land die, na de explosie op
straat, op gang is gekomen zal
er niet toe bijdragen de financië-
le kracht van Frankrijk te ver
sterken.
Overigens geeft, hoe cynisch
het misschien ook klinkt, de ver
zwakking van Marianne een rug
gesteun voor de omringende lan
den, die ook met inflatoire pro-
Het gehele staatsapparaat, dus het leger,
de politie, het ambtenarenapparaat, de pers,
de radio en televisie en het onderwijs wordt
echter door de Communistische Partij be
heerst en gecontroleerd.
IXet is na dit overigens zeer onvolledige cij-
feroverzicht begrijpelijk dat de Poolse
politieke houding wordt bepaald door een
reeks van tegenstrijdige factoren. Eeuwen
lang was er de traditionele tegenstelling tus
sen Rusland en Polen. Vanaf de tweede helft
van de 18e eeuw tot 1917 overheerste Rus
land. Na in 1917 de zelfstandigheid te hebben
verworven raakte men die in 1939 weer
kwijt toen NAZI-Duitsland èn de Sovjet-Unie
Polen waren binnengevallen. Na „de bevrij
ding" in 1944 hield het Russische leger Po
len bezet. De ontdekking van 10 000 door de
Russen vermoorde Poolse officieren in het
bos van Katyn, de passieve houding van het
Russische leger voor Warschau toen de
Poolse ondergrondse daar streed tegen de
Duitsers, waren onder andere oorzaak dat
men na de oorlog sprak over „de nieuwe be
zetting". Vooral het optreden van de Sovjet
veiligheidstroepen was beestachtig en de Po
len hebben dit nooit vergeten.
De Communistische Partij kan volgens of
ficiële Poolse bronnen nog altijd op niet meer
dan een kwart van de bevolking rekenen en
dat zijn de arbeiders in de grote steden.
Volkomen ingewijde Westerse waarnemers
schatten het percentage op maximaal 15 pet.
De haat tegen en de vrees voor Duitsland
speelt de Poolse zowel als de Russische com
munisten volledig in de kaart. Ook de Duit
sers probeerden namelijk eeuwenlang Po
len te overheersen. Zoals U reeds zag wer
den 6 miljoen Polen, onder wie 3 miljoen Jo
den, tijdens de Tweede Wereldoorlog door de
Duitsers omgebracht, terwijl miljoenen an
deren de Duitsers leerden kennen in concen
tratiekampen of als dwangarbeider. Men laat
van communistische zijde niets na om de
haat tegen de Duitsers kunstmatig in het le
ven te houden. Toch is de haat tegen de Sov
jets even groot, zo niet groter.
is het godsdienstig beleven in Tsjecho-Slowa
kije veel minder intens dan in Polen. De
Poolse bevolking is overheersend rooms-ka-
tholiek en de rooms-katholieke kerk ziet zich
zelf nog steeds als een bolwerk vóór het
Westen en tegen het atheïstische communis
me van de Sovjet-Unie. Naar schatting neemt
75 tot 80 pet van de bevolking (van de jeugd
omstreeks 60 pet) actief deel aan het kerke
lijk leven. Katholicisme en communisme
staan als twee onverzoenlijke ideologieën te
genover elkaar. Het katholicisme heerste in
Polen evenals in Italië en Spanje streng en
theocratisch en beheerste het maatschappe
lijke leven. Kardinaal Wyszinski is de cen
trale figuur van het Poolse katholicisme, de
grote tegenspeler van Gomulka en als rede
naar en diplomaat verre de meerdere van
de partijleider. Ingewijden beweren dat de
strijd tussen de partij en de kerk de laatste
niet noemenswaardig heeft verzwakt. Het
cofisqueren van de kerkelijke bezittingen met
alle financiële gevolgen, heeft zo zegt
men de kerk in de ogen van de massa al
leen maar meer aanvaardbaar gemaakt. Toch
is er sprake van afnemende invloed van
de religie in verband met de industrialisatie
en de daarmee verbonden trek naar de gro
te steden en de toenemende welvaart, de in
vloed van het onderwijs, de verarming van
de kerk, de sterke atheïstische propaganda
en de daarmee in verband staande maatre
gelen tegen de kerk.
Ie Oder-Neise-linie die in 1945 de voor
lopige grens met Duitsland is gewor
den, wordt slechts erkend en gegarandeerd
door communistische landen en met name
de Sovjet-Unie. Deze gebieden vormen onge
veer een derde deel van het totale Poolse
gebied en er wonen rond 9 miljoen mensen
of wel 30 pet. van de Poolse bevolking. Geen
wonder dat men zich bedreigd blijft voelen
door West-Duitsland. De afhankelijkheid van
de Sovjet-Unie wordt daarmede voldoende
geïllustreerd, doch is eveneens sterk beïn
vloed door de ongelukkige geografische lig
ging van Polen.
Er is geen gemeenschappelijke grens met
het Westen en het is ingeklemd tussen het
communistische Oost-Duits land, waar 20 Rus
sische divisies constant op oorlogssterkte zijn
gelegerd en West-Rusland zelf waar ook een
groot aantal divisies in vredestijd liggen.
Tot overmaat van ramp zijn, gebaseerd op
een bilateraal verdrag van 17 december 1956,
nog eens twee Russische divisies in Polen
zelf gestationeerd.
Economisch is het land zeer sterk afhan
kelijk van de Sovjet-Unie; voor ijzererts bij
voorbeeld is Polen voor 90 pet. afhankelijk
van de Sovjet-Unie. Kapitaal voor investerin
gen krijgt het land vrijwel alleen uit de Sov
jet-Unie en de handel is voor twee-derde ge
richt op het communistische blok. Draait de
Sovjet-Unie de grondstoffenkraan dicht, dan is
Polen verloren. Gomulka en de zijnen realise
ren zich dit bijzonder goed. Veel speelruim
te geeft dit alles niet.
blemen worstelen. De door de
loonontwikkeling opgedreven ex
portprijzen van de andere indu
strielanden kunnen zich nu beter
aanpassen op de wereldmarkt.
Vooral de situatie in ons land zal
enig soelaas kunnen ontvangen
van de verzwakte concurrentie
positie van Frankrijk.
De keerzijde is natuurlijk dat
de betere exportpositie de poor
ten opent voor de import van de
inflatie elders. Men mag dan ook
niet aannemen dat de golf van
inflatie die Frankrijk deze zo
mer zal overspoelen, buiten onze
grenzen halt zal houden. Dit is
de les die het bedrijfsleven uit
de Franse situatie kon trekken.
Ook de beurzen in de andere
Europese landen zullen er reke
ning mee moeten houden.
Ie Poolse strijdkrachten zelf geven wel
een zeer verwarrend beeld te zien. De
betrouwbaarheid voor de Russen is moeilijk
exact vast te stellen en zal wel sterk afhan
kelijk zijn van wie er aanvalt en wat er ver
dedigd moet worden. Staan de gebieden Oost
van Oder-Neisse op het spel dan zal die be
trouwbaarheid zeer groot zijn moet men
vechten voor het „socialisme" of voor de
belangen van de Sovjet-Unie dan zal die
waarschijnlijk zeer laag zijn.
Aangenomen mag worden dat 70 pet. van
officieren partijlid is, terwijl 60 pet. van de
soldaten lid is van bij de partij aangesloten
jeugdorganisaties. Men kan stellen dat de
politieke betrouwbaarheid van de Poolse mi
litairen toeneemt naarmate de rang hoger is.
(Poolse gegevens spreken over 100 pet. van
de generaals en stafofficieren, 72 pet. van
de overige officieren, 38,8 pet. der beroeps-
onderofficieren en 28,6 pet van de adspirant-
officieren).
Ook als deze cijfers juist zijn zal men er
toch niet teveel waarde aan mogen hechten.
Ook al vindt men in de lagere rangen vele
niet-communisten, historisch is gebleken dat
de ondergeschikten doorgaans de bevelen
van hun meerderen gehoorzamen en dat de
sertie of weigeren bevelen uit te voeren in een
goed georganiseerd leger in oorlogstijd al
leen onder extreme omstandigheden (bijvoor
beeld bij een dreigende nederlaag) voorko
men. Omgekeerd impliceert het lid-zijn van
de communistische partij voor de Poolse mi
litair geenszins een aanvaarding van de doel
stellingen van het communisme of een be
reidheid zich voor het communistische kamp
in te zetten. Wél voor de verdediging van de
eigen Poolse soevereiniteit, tegen de Duit
sers vooral maar ook tegen de Russen. Want
in het Poolse leger ziet men in Rusland niet
anders dan een (weinig populaire) bondge
noot tegen Duitsland.
fieldt dit alles voor de strijdkrachten in
het algemeen, nog duidelijker komt de
ze diversiteit aan het licht als men het
Poolse officierskorps op politieke gezindheid
doorlicht. Want al is dan 70 pet. van dit korps
partijlid, de stromingen zijn vele en velerlei.
Op grond van het op 30 juli 1941 gesloten
Sikorski-Maisky-verdrag tussen de Sov
jet-Unie en de Poolse regering in balling
schap in Londen kreeg de uit Russische
krijgsgevangenschap vrijgelaten Poolse ge
neraal Anders toestemming van de Russische
regering om op Russisch grondgebied een
Pools leger te vormen. Het werd voorname
lijk samengesteld uit krijgsgevangenen en
telde al spoedig 75.000 man. De lotgevallen
van dit leger zijn bekend: het werd in 1942
door de Britten via Perzië overgebracht naar
Noord-Afrika waar het aan de strijd deel
nam. In 1944 had het leger van Anders ook
een actief aandeel in de bevrijding van ons
land.
Toen de Russische moord op de 10.000
Poolse officieren werd ontdekt, besloot
de Poolse regering in Londen in 1943, dus
midden in de tweede wereldoorlog, de diplo
matieke betrekkingen met Rusland te verbre
ken. De Raad van Volkscommissarissen te
Moskou besloot toen over te gaan tot de vor
ming van een nieuw Pools leger in Rusland.
Kern hiervan werd de zogenaamde Kostiush-
kodivisie onder bevel van de ovefste, later
generaal Berling, een Poolse beroepsofficier
die zich van generaal Anders had afgeschei
den. Hieruit ontstond later het door de com
munisten gecontroleerde Poolse volksleger,
dat aanvankelijk meer nationaal dan commu
nistisch was. In 1944 rukte dit 32.400 man
sterke legertje met de Russen Polen binnen.
Het werd de kern van de na-oorlogse Poolse
strijdmacht: erbij voegen zich namelijk
duizenden officieren van het vooroorlogse
Poolse leger, een deel van het leger van ge
neraal Anders werd er in opgenomen en bo
vendien werd het versterkt met rond 40.000
man van de „Gwardia Ludowa", een com
munistische partizanen-verzetsbeweging. Heel
deze krijgsmacht van 400.000 man stond on
der sterke Russische controle. Een groot
deel van het officierenkorps bestond uit Sov
jet-militairen die de Poolse nationaliteit aan
namen (in oktober 1944 was dit aantal zelfs
opgelopen tot 17.000 man, ongeveer de helft
van het officieren-totaal!). Steeds meer ging
het leger lijken op een aanhangsel van de
Russische strijdmacht: de uniformen waren
van Russisch model en in het begin van de
vijftiger jaren werd het uitgerust met nieuw
Russisch materieel.
Een nieuwe fase brak aan in oktober
1956 toen de Hongaren in opstand kwa
men en in Polen de historische woorden wer
den gesproken dat het „lente werd in okto
ber". Polen trachtte de knellende band van
satelliet van de Sovjet-Unie losser te maken
en een grotere mate van politieke autono
mie werd beloofd en verwacht. Gomulka heeft
dit nooit waar kunnen maken maar het
neemt niet weg dat deze Poolse oktober mi
litair van grote betekenis is geweest. De
(Russische) maarschalk Rokossovsky werd
„met dank van het Poolse volk" naar de
Sovjet-Unie teruggestuurd en met hem gin
gen generaal Poplanski en 31 andere hoge
Sovjet-officieren. De „polonisering" van het
leger werd snel doorgevoerd, Poolse unifor
men en rangonderscheidingen keerden terug
en de status van de Russische troepen in Po
len (toen drie, nu nog twee divisies), werd
geregeld.
Volgende fase: aangemoedigd door het
verloop van het XXIIe congres van de
Communistische Partij in Moskou eisten of
ficieren van het Poolse volksleger een onder
zoek naar de Russische moord op de 10.000
Poolse officieren in het bos van Katyn in
1940. Gevolg: 5000 Poolse officieren werden
ontslagen onder wie het hoofd van de poli
tieke afdeling van het leger terugkeer van
een deel van de Russische generaals in het
Poolse leger.
Sedert 1963/'64 is de partizanengroep
(de groep Moczar, zo genoemd naar de
minister van binnenlandse zaken, generaal
Moczar) naar voren gekomen. Zij beheerst
vrijwel de gehele inlichtingendienst van het
leger, de militaire politie en de para-mili
taire formaties. Wat zij precies nastreeft
is moeilijk te bepalen. Bekend is: a. dat zij
steeds opheldering eist over Katyn (wat
Gomulka steeds heeft weten te verhinde
ren); b. dat zij poogt in nauwer contact te
komen met de Poolse oud-strijders in Enge
land en Frankrijk; c. dat zij verantwoorde
lijk is voor de verwijdering van 450 Joodse
officieren uit het leger. In 1965 werden wij
zigingen in het leger doorgevoerd die tot
doel hadden haar invloed terug te dringen.
Over haar politieke invloed straks meer.
Zoals men ziet: het Poolse officierskorps
mag dan op papier voor 70 pet. uit commu
nisten bestaan, het is toch wel een zeer he
terogeen gezelschap. Duidelijk is wel dat de
indirecte invloed van de Russen op het le
ger nog altijd aanzienlijk is vooral omdat
men voor de uitrusting vrijwel geheel is
aangewezen op de Sovjet-Unie. Polen heeft
namelijk alleen mogelijkheden om lichte wa
pens zelf te produceren, plus een geringe
tankproduktie in Labedy.
Fn nu dan de gebeurtenissen van de afge-
lopen maanden. Tussen 8 en 14 maart
ontstonden in Polen ernstige relletjes die
werden veroorzaakt door het verbieden van
het toneelstuk „De voorvaderen" van Adam
Mickiewicz. Het anti-Russische karakter van
dit stuk, (dat overigens gericht is tegen het
oude tsaristische Rusland) was de oorzaak
dat 200 Poolse studenten demonstreerden
voor het theater en opmarcheerden naar het
standbeeld van Mickiewicz dat in één van de
hoofdstraten van Warschau is opgericht.
Verdere relletjes leiden tot een treffen tus
sen de studenten en de politie.
Op 19 maart richtte Gomulka zich in een
toespraak in het cultuurpaleis van Warschau
tegen de Joden en de studentendemonstra
ties. Zijn rede werd door ironische uitroe
pen onderbroken en tot vier maal toe moest
hij de 3.000 aanwezigen om kalmte verzoe
ken. Dit alles werd nota bene „life" door
Radio Warschau uitgezonden.
Op 21 maart begonnen 4.000 tot 5.000 stu
denten met een „sit-in" in de polytechni
sche school van Warschau terwijl overeen
komstige „happenings" werden gehouden
bij de universiteiten van Warschau, Lodz en
Wroclaw. Er was geen politieke interventie
en het publiek toonde veel sympathie en
riep: „Warschau is met U".
Op 23 maart gaven de studenten hun „sit-
in" op omdat de terreinen door politie wa
ren omsingeld en omdat de professoren hen
adviseerden weer aan het werk te gaan. Op
24 maart veroordeelden Kardinaal Wyszynski
en de Poolse bisschoppen fel het gebruik van
geweld tegen de studenten.
Het meest sprekend bij dit alles is het feit
dat deze studentendemonstraties voor de vrij
heid in Polen, waarvoor onder deze omstan
digheden en in die landen een grote persoonlij
ke moed is vereist, in de eerste plaats werden
geleid door de zoons en dochters van partij
leiders en nieuwe klasseleiders die probe
ren de status quo koste wat kost te bewaren.
Het regime probeerde heel slim de werken
de klasse uit te spelen tegen de studenten
en intellectuelen en tegendemonstraties
werden „spontaan" georganiseerd. De stu-
PARTIJLEIDER GOMULKA
afhankelijk van Moskou
KARDINAAL WYSZINKI
bolwerk van het Westen
denten werden uitgemaakt voor misdadigers
en oproerkraaiers. Zo ziet men: ook in dit
Warschau-Pact-land verschijnselen van des
integratie!
le conclusie van dit alles kan niet an
ders zijn dan deze: er is in het Polen
van nu een keiharde machtsstrijd gaande.
De anti-joodse hetze is daarbij een rookgor
dijn op dezelfde manier als het Stalinistische
doktorenkomplot in 1952. Overigens: de
Poolse kranten staan nu vol van „ontroeren
de" hulpacties voor de Joden tijdens de we
reldoorlog in werkelijkheid is die hulp mi
nimaal geweest, want de Polen zijn vanouds
anti-semitisch. Maar waarschijnlijk ervaart
men de internationale kritiek als bijzonder
pijnlijk en is men daarom aan het zuiveren
gegaan. Zes bekende hoogleraren van de
Warschause universiteit, een plaatsvervan
gend minister, twee topfunctionarissen van
buitenlandse zaken en vele anderen hebben
het veld moeten ruimen. En daarbij
zijn twee mannen de voornaamste zuive
raars: Moczar, de al eerder genoemde (par
tizanen-minister van binnenlandse zaken en
partijsecretaris Gierek, de grote man in Si-
lezië en de spil van de Poolse economie.
Niet onwaarschijnlijk is het dat op het
herfstcongres een van deze twee mannen
(of mogelijk toch nog een buitenstaander) zal
trachten de leiding van Gomulka over te ne
men.
Of Moczar daarbij op de steun van het le
ger zal kunnen rekenen is nog een vraag. In
enkele militaire districten zijn belangrijke
sleutelposities bezet door niet-partizanen en
van grote betekenis is ook de overplaatsing
van generaal Rozlubirski, commandant van
de enige Poolse luchtlandingsdivisie deze
populaire rode-baretten-divisie is namelijk
in een kritieke situatie onmisbaar. Kort na
dat hij in een andere functie was overge
plaatst verscheen in het orgaan van het mi
nisterie van defensie een artikel dat opriep
tot groter waakzaamheid in verband met
vijandige ideologische acties in het leger.
T aat men zich in het Westen echter niet
verkijken op deze machtsstrijd. Want
ondanks het feit dat het Poolse volk sterk
anti-Russisch en zeer beslist westers inge
steld is, kan men in feite geen enkele huidi
ge leider of machthebber^ sterke westelijke
sympathieën toeschrijven. Zodra ze immers
ook maar die indruk zouden wekken zou hun
rol zijn uitgespeeld. Daarom ook is hun ver
bitterde kritiek op het gebeuren in Tsjecho-
Slowakije zo goed te begrijpen. Zij zijn bang
dat deze frisse wind ook weer velen in Po
len nieuwe moed zal schenken en tot actie
prikkelen, want het is velen in dit land dui
delijk geworden dat het verworvene na 1956
weer is weggeëbd. De klok is weer terugge
draaid tot voor 1956.
Anderzijds echter is ook dit wel zeker: hoe
wel vrijwel alle leiders communisten zijn en
hun positie aan de Russen te danken hebben,
voelen toch de meesten van hen voor een
meer nationalistisch communisme zoals on
der Tito in Joegoslavië. Maar ze beseffen
ook allen dat dit economisch niet te verwer
kelijken is.~!