DEZE WEEK: nader beschouwd Het klopte allemaal niet zo goed De boeren hebben overwonnen POLEN kan niet het voorbeeld van Praag volgen Franse inflatie zal ook andere Europese landen overspoelen ANALYSE VAN EEN MACHTSSTRIJD Bezien uit de beurshoek Onze militaire medewerker schrijft De De I) Het debat in de Tweede Kamer over de loon- en werkelegenheidsnota is dan wel als een nachtkaars uitgegaan, maar er is toch iets van blijven hangen, een indruk dat het allemaal niet zo erg goed klopt. Dat er aan het samenspel binnen het kabinet iets hapert, maar ook dat er iets mankeert aan de oppositie, zowel de binnen- als de buitenparlementaire oppositie. Want men kan dan wel premier De Jong een pluim op de hoed steken omdat hij „heeft willen luisteren naar het parlement en het heeft kunnen opbrengen een door de volks vertegenwoordiging als onjuist gekenschetste beslissing terug te nemen" feit blijft dat het niet van wijs beleid getuigt de ene dag een beslissing aan te kondigen cn die nog geen week later weer in te slikken. En vervolgens: dat het zo gelopen is, is niet een verdienste van de oppositie, niet van de P.v.d.A. en niet van de vak bonden, want de gronden waarop zij zich tegen de eerdere beslissing keerden hebben ze niet kunnen waarmaken. Hoe het allemaal precies binnen het kabinet gelopen is, zullen we wel nooit weten. Uit de wijze waarop het gegaan is zou men de voorzichtige conclusie kunnen trekken dat het plan voor een loonpauze is uitgegaan van de ministers van Financiën en Economische Zaken het is nauwelijks aan te nemen dat een ervaren vakbondsman als de heer Rooi vink met een voorstel op de proppen gekomen is. waarvan ieder kon voorspellen dat het moeilijkheden ging geven. Vraag blijft dan waarom de minister van Sociale Zaken dit plan toch voor zijn rekening heeft genomen, zelfs met voorbijgaan van de Sociaal Economische Raad? Goed, de heer Roolvink staat zonder twijfel achter de gedachte dat ook een loonpauze een van de instrumenten behoort te zijn, waarmee de regering moet kunnen ingrijpen in de economische gang van zaken maar dat verklaart niet waarom hij heeft toegegeven aan de haast die zijn collega-ministers hiermee blijkbaar wilden maken. Ten diepste lijkt ons de fout hierin te liggen, dat we een minister-president hebben die van heel deze problematiek te weinig afweet. Op dit punt moet het leiding-geven hem moeilijk vallen en zo kunnen er ongelukken gebeuren. We hebben het al eens eerder betoogd: in de huidige constellatie is het haast noodzakelijk dat een premier niet alleen politiek maar ook economisch het beslissende woord kan spreken. Dit klemt te meer als vakbeweging en oppositie een poging gaan doen het regeringsbeleid met economische argumenten te bestrijden. Zij hebben betoogd dat het door de regering getekende economische beeld veel te somber is en zij hebben daarvoor cijfers ter tafel gebracht over export, produktiviteit en handelsbalans. De werkloosheid hebben ze gemakshalve opzij gezet als zijnde een structureel probleem, spelend in enkele te weinig ontwikkelde provincies en dus geen con juncturele zaak. En over investeringen en alles wat dies meer zij is helemaal niet gesproken zo onder het motto: de werkgevers zorgen wel voor zichzelf! De meerderheid van de Tweede Kamer is door deze optimistische kijk niet overtuigd wat dat betreft heeft men de regering gelijk gegeven en heeft men de mogelijkheid opengelaten om in het najaar nog eens over die loonpauze te praten. Mede door deze instelling van de oppositie heeft het hele debat weinig niveau gekregen, was het dikwijls weinig meer dan een kribbig woordenspel tussen de heren Den Uyl en Roolvink. Binnen- en buitenparlementaire oppositie moeten zich niet identificeren. Als vakbewegingsman mag de heer Kloos maling hebben aan de zorgen van de werkgevers hij staat voor de zorgen van de werknemers. Maar als politicus zal de heer Den Uyl anders moeten redeneren. Voor hem mag slechts het algemeen belang gelden en daarin past die werkgevers-werknemers zwartwit- redenering niet. Toen donderdagochtend om half zes de ministers van Landbouw van de E.E.G. de rokerige vergaderzaal verlieten en zich eindelijk konden koesteren in de milde ochtendzon in de juist tot leven komende straten en pleinen van Brussel, waren de meesten van de uit alle windstreken naar de Belgische hoofdstad opgetrokken boeren nog in ruste. Ze hadden hun spandoeken ook niet meer nodig: ze hadden immers overwonnen! Naar aanleiding van de ook in Nederland luid opklinkende protesten hebben we enkele weken geleden op deze pagina de problematiek uiteengezet waarvoor de boeren binnen de E.E.G. en dus ook de ministers van Landbouw zich gesteld zagen. Kort en goed kwam het hier op neer: willen de Europese weideboeren een redelijk bestaan hebben, dan dient er een redelijke prijs te worden betaald voor hun produkten. Er is echter sprake van een overproduktie, want de melkplas is te groot en dus liggen de pakhuizen vol met boter, kaas enz. Omdat overproduktie niet samengaat met een redelijke prijs, dient er een bodem in de markt te worden gelegd: dient er een instantie te zijn die het teveel uit de markt neemt en er de als redelijke richtprijs aangenomen gelden voor betaalt. Een dergelijk systeem bestond er vroeger in Nederland, op 1 juli wordt een soortgelijk systeem nu ook binnen de E.E.G. van kracht dat is de winst van die marathon-vergadering in Brussel. De ministers zijn het eens geworden over de hoogte van wat als een redelijke prijs mag worden gezien voor de verschillende produkten en het moet gezegd worden dat ze niet karig zijn geweest: de Neder landse boer is er beslist niet slecht afgekomen! Is daarmee de problematiek uit de wereld? Helemaal niet: de moeilijkheden zijn alleen naar een ander vlak verschoven. In ons vorige artikel hebben we uiteen gezet dat deze prijzensystematiek enorme bedragen kost, bedragen die uitlopen boven de twee miljard gulden. Het zal dus nu de kunst worden dat geld te vinden. Voor de oplossing moet men uiteraard twee richtingen inslaan: enerzijds zal de consument zijn steentje moeten bijdragen en daarom zullen sommige produkten duurder worden en anderzijds zal men moeten trachten de hoogte van het bedrag wat te drukken door de melkplas in te dammen. Wat dat laatste betreft, men heeft er al veel over gestudeerd en men studeert nog verder. Duitsland heeft voorgesteld het aantal koeien langzaam maar zeker te verminderen.Nederland was voorstander van een lagere prijs, waadoor men de boeren tot grotere efficiency dwingt. Misschien dat men in de nabije toekomst een tussenweg zal weten te vinden. Niet minder moeilijk ligt het in het consumentenvlak. Natuurlijk kan men de boter duurder maken, maar de kans is groot dat men op die manier alleen de margarine-producenten in de kaart speelt. Daarom overweegt men via heffingen op grondstoffen de margarine duurder te maken, maar de moeilijkheid is dat dat niet in Brussel beslist kan worden: dit behoort tot de zeggenschap van de afzonderlijke regeringen en parlementen. En hier in Nederland stelt men terecht Als voorwaarde dat een dergelijk Europees heffingssysteem (men kan het ook belastingstelsel noemen) alleen kan worden ingevoerd als het Europese parlement daarop toezicht kan houden zoals dat een parlement betaamt. En daar was men tot dusverre in Frankrijk, waar president De Gaulle's „Europa der Vader landen" het hoogst bereikbare was, niet aan toe. Maar de dominerende rol van Frankrijk in Brussel lijkt wel uitgespeeld, dus er kan nog veel ten goede veranderen. In maart van dit jaar kwa men twee landen van achter het ijzeren gordijn in het nieuws: Tsjecho-Slowakije en Polen. In beide landen immers leken verschuivingen gaande te zijn, leek het alsof de be volking een poging wilde doen het harde communistische juk zoal niet van zich af te schud den dan toch wat lichter te maken. En in beide landen speelde de jeugd daarbij een grote rol. Wat was en Is er precies gaande? In ons blad van 11 april wijdde onze militaire medewerker een artikel aan de gebeurtenissen in Tsjecho- Slowakije. Het was een ana lyse waaruit duidelijk werd dat dit land bezig is het voor beeld van Joegoslavië te vol gen: communisme maar een nationalistisch communisme met een wat westerse inslag en niet meer met handen en voeten gebonden aan Moskou. Hoe liggen nu de zaken in Polen? Heel anders dan In Tsjecho-Slowakije, dat is wel duidelijk. Partijleider Gomul- ka heeft de studentenrellen on derdrukt en de Joden de schuld gegeven maar dat is in dit vanouds antisemiti sche land niet ongebruikelijk! Waarom heeft Gomulka an ders gereageerd dan de machthebbers in Praag? Waarom kon men in Polen met zijn pro-westerse bevol king niet bereiken wat in Tsjecho-Slowakije wel moge lijk lijkt? Daarover gaat het in onderstaand artikel: een analyse van Polen, die niet anders kan zijn dan een ana lyse van een machtsstrijd. TTet kan niet anders: een analytisch ver- haal over Polen gaat gepaard met veel historie en met heel veel cijfers. Cijfers die een eigen taal spreken en het is de taal van het drama. Deze cijfers bij voorbeeld. Op 1 januari 1939 telde Polen bijna 35 miljoen inwoners tegen nu 32 miljoen. Die terug gang is een gevolg van de enorme verliezen aan mensenlevens tijdens de tweede wereld oorlog en aan grondgebied, want de Sovjet- Unie heeft een deel van Polen geannexeerd. Meer dan 6 miljoen mensen één op iedere vijf! vonden de dood in militaire opera ties (2,4 procent), in concentratiekampen en door executies (13,3 procent), in gevangenis sen, door epidemieën en door uitputting (4,7 procent), terwijl bijna 12 miljoen Polen na de oorlog uit door Rusland geannexeerd ge bied werden gedeporteerd naar gebieden van het na-oorlogse Polen. Die gebieden waren voor het merendeel weer voormalig Duits gebied en werden be woond door omstreeks 11 miljoen Duitsers. De meerderheid van die 11 miljoen heeft de wijk genomen naar gebieden westelijk van de Oder-Neisse, de nieuwe grens tussen Po len en Duitsland. Al met al heeft er dus een ware volksverhuizing plaatsgehad en door al deze factoren is de bevolkingsdoorsnee van Polen een totaal andere dan voor de oorlog. Toen was het een typische nationaliteiten- staat: 31 pet van de bevolking was niet- Pools. Er woonden 5 miljoen Oekraïners, 31/» miljoen Joden, l1/* miljoen Witrussen en 3/4 miljoen Duitsers. Het Joodse volksdeel is vrijwel uitgemoord: nog geen 200 000 zijn er overgebleven van de 31/* miljoen. Veertigdui zend wonen er nog in het huidige Polen, de anderen zijn naar Israël getrokken. Maar ook de andere niet Poolse bevolkingsgroepen zijn bijna verdwenen: de minderheden tellen sa men niet meer dan I1/* pet van de bevolking. In volgorde van belangrijkheid zijn het Oe kraïners, Witrussen, Duitsers, Slowaken, Rus sen, zigeuners, Litouwers, Grieken en Macedo- niëërs en Tsjechen. A nders dan in Tsjecho-Slowakije was het oude Polen geen industriestaat in '31 was slechts 12 pet van de bevolking in de in dustrie werkzaam tegen 60 pet in de land bouw (nu 25 pet in de industrie en nog geen 39 pet in de landbouw). Misschien dat daar door het communisme in Tsjecho-Slowakije al vanouds sterk is geweest en zijn doelstel lingen door de meerderheid van de bevolking werden aanvaard en dat dit van Polen beslist niét gezegd kan worden. Omgekeerd West-Europa heeft nauwelijks «en overigens vrij milde re cessie achter de rug of looneisen steken de kop op. Het heftigst zijn de geluiden uit Frankrijk, waar weliswaar de problemen dieper liggen dan alleen op het loonfront, maar de belangrijkste uitingsvorm die de sociale span ningen daar hebben aangenomen, ligt toch wel op het terrein van de loonvorming. Hoe de ontwikkeling in Frank rijk ook zal aflopen, duidelijk is wel dat er flinke loonsverhogin gen uit de bus zullen komen. Daar reeds nu tekenen zijn te bespeuren dat een omvangrijke verhoging van de loonsom waar mogelijk onmiddellijk in de prij zen zal worden doorberekend, vraagt men zich af wat het Franse volk op economisch ge bied als voordeel zal hebben ge boekt. Te meer daar de stakin gen zonder twijfel ook al tot dus danige inkomstenderving hebben geleid, dat het maanden zal du ren voor de loontrekkers hun tij delijke achteruitgang via hogere lonen zullen hebben ingehaald. Voor het land zelf moet de aderlating op loongebied uiterst bedenkelijk worden genoemd. Reeds geruime tijd had Frank rijk zijn positie van producent van overschotten op de betalings balans in die van tekorten moe ten verwisselen. De fors aange taste concurrentiekracht op bin nen- en buitenlandse markten zal deze positie ongetwijfeld aan zienlijk verslechteren zodat zelfs voor de franc moet worden ge vreesd indien niet spoedig orde op zaken wordt gesteld. Ook de enorme kapitaalvlucht uit het land die, na de explosie op straat, op gang is gekomen zal er niet toe bijdragen de financië- le kracht van Frankrijk te ver sterken. Overigens geeft, hoe cynisch het misschien ook klinkt, de ver zwakking van Marianne een rug gesteun voor de omringende lan den, die ook met inflatoire pro- Het gehele staatsapparaat, dus het leger, de politie, het ambtenarenapparaat, de pers, de radio en televisie en het onderwijs wordt echter door de Communistische Partij be heerst en gecontroleerd. IXet is na dit overigens zeer onvolledige cij- feroverzicht begrijpelijk dat de Poolse politieke houding wordt bepaald door een reeks van tegenstrijdige factoren. Eeuwen lang was er de traditionele tegenstelling tus sen Rusland en Polen. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw tot 1917 overheerste Rus land. Na in 1917 de zelfstandigheid te hebben verworven raakte men die in 1939 weer kwijt toen NAZI-Duitsland èn de Sovjet-Unie Polen waren binnengevallen. Na „de bevrij ding" in 1944 hield het Russische leger Po len bezet. De ontdekking van 10 000 door de Russen vermoorde Poolse officieren in het bos van Katyn, de passieve houding van het Russische leger voor Warschau toen de Poolse ondergrondse daar streed tegen de Duitsers, waren onder andere oorzaak dat men na de oorlog sprak over „de nieuwe be zetting". Vooral het optreden van de Sovjet veiligheidstroepen was beestachtig en de Po len hebben dit nooit vergeten. De Communistische Partij kan volgens of ficiële Poolse bronnen nog altijd op niet meer dan een kwart van de bevolking rekenen en dat zijn de arbeiders in de grote steden. Volkomen ingewijde Westerse waarnemers schatten het percentage op maximaal 15 pet. De haat tegen en de vrees voor Duitsland speelt de Poolse zowel als de Russische com munisten volledig in de kaart. Ook de Duit sers probeerden namelijk eeuwenlang Po len te overheersen. Zoals U reeds zag wer den 6 miljoen Polen, onder wie 3 miljoen Jo den, tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers omgebracht, terwijl miljoenen an deren de Duitsers leerden kennen in concen tratiekampen of als dwangarbeider. Men laat van communistische zijde niets na om de haat tegen de Duitsers kunstmatig in het le ven te houden. Toch is de haat tegen de Sov jets even groot, zo niet groter. is het godsdienstig beleven in Tsjecho-Slowa kije veel minder intens dan in Polen. De Poolse bevolking is overheersend rooms-ka- tholiek en de rooms-katholieke kerk ziet zich zelf nog steeds als een bolwerk vóór het Westen en tegen het atheïstische communis me van de Sovjet-Unie. Naar schatting neemt 75 tot 80 pet van de bevolking (van de jeugd omstreeks 60 pet) actief deel aan het kerke lijk leven. Katholicisme en communisme staan als twee onverzoenlijke ideologieën te genover elkaar. Het katholicisme heerste in Polen evenals in Italië en Spanje streng en theocratisch en beheerste het maatschappe lijke leven. Kardinaal Wyszinski is de cen trale figuur van het Poolse katholicisme, de grote tegenspeler van Gomulka en als rede naar en diplomaat verre de meerdere van de partijleider. Ingewijden beweren dat de strijd tussen de partij en de kerk de laatste niet noemenswaardig heeft verzwakt. Het cofisqueren van de kerkelijke bezittingen met alle financiële gevolgen, heeft zo zegt men de kerk in de ogen van de massa al leen maar meer aanvaardbaar gemaakt. Toch is er sprake van afnemende invloed van de religie in verband met de industrialisatie en de daarmee verbonden trek naar de gro te steden en de toenemende welvaart, de in vloed van het onderwijs, de verarming van de kerk, de sterke atheïstische propaganda en de daarmee in verband staande maatre gelen tegen de kerk. Ie Oder-Neise-linie die in 1945 de voor lopige grens met Duitsland is gewor den, wordt slechts erkend en gegarandeerd door communistische landen en met name de Sovjet-Unie. Deze gebieden vormen onge veer een derde deel van het totale Poolse gebied en er wonen rond 9 miljoen mensen of wel 30 pet. van de Poolse bevolking. Geen wonder dat men zich bedreigd blijft voelen door West-Duitsland. De afhankelijkheid van de Sovjet-Unie wordt daarmede voldoende geïllustreerd, doch is eveneens sterk beïn vloed door de ongelukkige geografische lig ging van Polen. Er is geen gemeenschappelijke grens met het Westen en het is ingeklemd tussen het communistische Oost-Duits land, waar 20 Rus sische divisies constant op oorlogssterkte zijn gelegerd en West-Rusland zelf waar ook een groot aantal divisies in vredestijd liggen. Tot overmaat van ramp zijn, gebaseerd op een bilateraal verdrag van 17 december 1956, nog eens twee Russische divisies in Polen zelf gestationeerd. Economisch is het land zeer sterk afhan kelijk van de Sovjet-Unie; voor ijzererts bij voorbeeld is Polen voor 90 pet. afhankelijk van de Sovjet-Unie. Kapitaal voor investerin gen krijgt het land vrijwel alleen uit de Sov jet-Unie en de handel is voor twee-derde ge richt op het communistische blok. Draait de Sovjet-Unie de grondstoffenkraan dicht, dan is Polen verloren. Gomulka en de zijnen realise ren zich dit bijzonder goed. Veel speelruim te geeft dit alles niet. blemen worstelen. De door de loonontwikkeling opgedreven ex portprijzen van de andere indu strielanden kunnen zich nu beter aanpassen op de wereldmarkt. Vooral de situatie in ons land zal enig soelaas kunnen ontvangen van de verzwakte concurrentie positie van Frankrijk. De keerzijde is natuurlijk dat de betere exportpositie de poor ten opent voor de import van de inflatie elders. Men mag dan ook niet aannemen dat de golf van inflatie die Frankrijk deze zo mer zal overspoelen, buiten onze grenzen halt zal houden. Dit is de les die het bedrijfsleven uit de Franse situatie kon trekken. Ook de beurzen in de andere Europese landen zullen er reke ning mee moeten houden. Ie Poolse strijdkrachten zelf geven wel een zeer verwarrend beeld te zien. De betrouwbaarheid voor de Russen is moeilijk exact vast te stellen en zal wel sterk afhan kelijk zijn van wie er aanvalt en wat er ver dedigd moet worden. Staan de gebieden Oost van Oder-Neisse op het spel dan zal die be trouwbaarheid zeer groot zijn moet men vechten voor het „socialisme" of voor de belangen van de Sovjet-Unie dan zal die waarschijnlijk zeer laag zijn. Aangenomen mag worden dat 70 pet. van officieren partijlid is, terwijl 60 pet. van de soldaten lid is van bij de partij aangesloten jeugdorganisaties. Men kan stellen dat de politieke betrouwbaarheid van de Poolse mi litairen toeneemt naarmate de rang hoger is. (Poolse gegevens spreken over 100 pet. van de generaals en stafofficieren, 72 pet. van de overige officieren, 38,8 pet. der beroeps- onderofficieren en 28,6 pet van de adspirant- officieren). Ook als deze cijfers juist zijn zal men er toch niet teveel waarde aan mogen hechten. Ook al vindt men in de lagere rangen vele niet-communisten, historisch is gebleken dat de ondergeschikten doorgaans de bevelen van hun meerderen gehoorzamen en dat de sertie of weigeren bevelen uit te voeren in een goed georganiseerd leger in oorlogstijd al leen onder extreme omstandigheden (bijvoor beeld bij een dreigende nederlaag) voorko men. Omgekeerd impliceert het lid-zijn van de communistische partij voor de Poolse mi litair geenszins een aanvaarding van de doel stellingen van het communisme of een be reidheid zich voor het communistische kamp in te zetten. Wél voor de verdediging van de eigen Poolse soevereiniteit, tegen de Duit sers vooral maar ook tegen de Russen. Want in het Poolse leger ziet men in Rusland niet anders dan een (weinig populaire) bondge noot tegen Duitsland. fieldt dit alles voor de strijdkrachten in het algemeen, nog duidelijker komt de ze diversiteit aan het licht als men het Poolse officierskorps op politieke gezindheid doorlicht. Want al is dan 70 pet. van dit korps partijlid, de stromingen zijn vele en velerlei. Op grond van het op 30 juli 1941 gesloten Sikorski-Maisky-verdrag tussen de Sov jet-Unie en de Poolse regering in balling schap in Londen kreeg de uit Russische krijgsgevangenschap vrijgelaten Poolse ge neraal Anders toestemming van de Russische regering om op Russisch grondgebied een Pools leger te vormen. Het werd voorname lijk samengesteld uit krijgsgevangenen en telde al spoedig 75.000 man. De lotgevallen van dit leger zijn bekend: het werd in 1942 door de Britten via Perzië overgebracht naar Noord-Afrika waar het aan de strijd deel nam. In 1944 had het leger van Anders ook een actief aandeel in de bevrijding van ons land. Toen de Russische moord op de 10.000 Poolse officieren werd ontdekt, besloot de Poolse regering in Londen in 1943, dus midden in de tweede wereldoorlog, de diplo matieke betrekkingen met Rusland te verbre ken. De Raad van Volkscommissarissen te Moskou besloot toen over te gaan tot de vor ming van een nieuw Pools leger in Rusland. Kern hiervan werd de zogenaamde Kostiush- kodivisie onder bevel van de ovefste, later generaal Berling, een Poolse beroepsofficier die zich van generaal Anders had afgeschei den. Hieruit ontstond later het door de com munisten gecontroleerde Poolse volksleger, dat aanvankelijk meer nationaal dan commu nistisch was. In 1944 rukte dit 32.400 man sterke legertje met de Russen Polen binnen. Het werd de kern van de na-oorlogse Poolse strijdmacht: erbij voegen zich namelijk duizenden officieren van het vooroorlogse Poolse leger, een deel van het leger van ge neraal Anders werd er in opgenomen en bo vendien werd het versterkt met rond 40.000 man van de „Gwardia Ludowa", een com munistische partizanen-verzetsbeweging. Heel deze krijgsmacht van 400.000 man stond on der sterke Russische controle. Een groot deel van het officierenkorps bestond uit Sov jet-militairen die de Poolse nationaliteit aan namen (in oktober 1944 was dit aantal zelfs opgelopen tot 17.000 man, ongeveer de helft van het officieren-totaal!). Steeds meer ging het leger lijken op een aanhangsel van de Russische strijdmacht: de uniformen waren van Russisch model en in het begin van de vijftiger jaren werd het uitgerust met nieuw Russisch materieel. Een nieuwe fase brak aan in oktober 1956 toen de Hongaren in opstand kwa men en in Polen de historische woorden wer den gesproken dat het „lente werd in okto ber". Polen trachtte de knellende band van satelliet van de Sovjet-Unie losser te maken en een grotere mate van politieke autono mie werd beloofd en verwacht. Gomulka heeft dit nooit waar kunnen maken maar het neemt niet weg dat deze Poolse oktober mi litair van grote betekenis is geweest. De (Russische) maarschalk Rokossovsky werd „met dank van het Poolse volk" naar de Sovjet-Unie teruggestuurd en met hem gin gen generaal Poplanski en 31 andere hoge Sovjet-officieren. De „polonisering" van het leger werd snel doorgevoerd, Poolse unifor men en rangonderscheidingen keerden terug en de status van de Russische troepen in Po len (toen drie, nu nog twee divisies), werd geregeld. Volgende fase: aangemoedigd door het verloop van het XXIIe congres van de Communistische Partij in Moskou eisten of ficieren van het Poolse volksleger een onder zoek naar de Russische moord op de 10.000 Poolse officieren in het bos van Katyn in 1940. Gevolg: 5000 Poolse officieren werden ontslagen onder wie het hoofd van de poli tieke afdeling van het leger terugkeer van een deel van de Russische generaals in het Poolse leger. Sedert 1963/'64 is de partizanengroep (de groep Moczar, zo genoemd naar de minister van binnenlandse zaken, generaal Moczar) naar voren gekomen. Zij beheerst vrijwel de gehele inlichtingendienst van het leger, de militaire politie en de para-mili taire formaties. Wat zij precies nastreeft is moeilijk te bepalen. Bekend is: a. dat zij steeds opheldering eist over Katyn (wat Gomulka steeds heeft weten te verhinde ren); b. dat zij poogt in nauwer contact te komen met de Poolse oud-strijders in Enge land en Frankrijk; c. dat zij verantwoorde lijk is voor de verwijdering van 450 Joodse officieren uit het leger. In 1965 werden wij zigingen in het leger doorgevoerd die tot doel hadden haar invloed terug te dringen. Over haar politieke invloed straks meer. Zoals men ziet: het Poolse officierskorps mag dan op papier voor 70 pet. uit commu nisten bestaan, het is toch wel een zeer he terogeen gezelschap. Duidelijk is wel dat de indirecte invloed van de Russen op het le ger nog altijd aanzienlijk is vooral omdat men voor de uitrusting vrijwel geheel is aangewezen op de Sovjet-Unie. Polen heeft namelijk alleen mogelijkheden om lichte wa pens zelf te produceren, plus een geringe tankproduktie in Labedy. Fn nu dan de gebeurtenissen van de afge- lopen maanden. Tussen 8 en 14 maart ontstonden in Polen ernstige relletjes die werden veroorzaakt door het verbieden van het toneelstuk „De voorvaderen" van Adam Mickiewicz. Het anti-Russische karakter van dit stuk, (dat overigens gericht is tegen het oude tsaristische Rusland) was de oorzaak dat 200 Poolse studenten demonstreerden voor het theater en opmarcheerden naar het standbeeld van Mickiewicz dat in één van de hoofdstraten van Warschau is opgericht. Verdere relletjes leiden tot een treffen tus sen de studenten en de politie. Op 19 maart richtte Gomulka zich in een toespraak in het cultuurpaleis van Warschau tegen de Joden en de studentendemonstra ties. Zijn rede werd door ironische uitroe pen onderbroken en tot vier maal toe moest hij de 3.000 aanwezigen om kalmte verzoe ken. Dit alles werd nota bene „life" door Radio Warschau uitgezonden. Op 21 maart begonnen 4.000 tot 5.000 stu denten met een „sit-in" in de polytechni sche school van Warschau terwijl overeen komstige „happenings" werden gehouden bij de universiteiten van Warschau, Lodz en Wroclaw. Er was geen politieke interventie en het publiek toonde veel sympathie en riep: „Warschau is met U". Op 23 maart gaven de studenten hun „sit- in" op omdat de terreinen door politie wa ren omsingeld en omdat de professoren hen adviseerden weer aan het werk te gaan. Op 24 maart veroordeelden Kardinaal Wyszynski en de Poolse bisschoppen fel het gebruik van geweld tegen de studenten. Het meest sprekend bij dit alles is het feit dat deze studentendemonstraties voor de vrij heid in Polen, waarvoor onder deze omstan digheden en in die landen een grote persoonlij ke moed is vereist, in de eerste plaats werden geleid door de zoons en dochters van partij leiders en nieuwe klasseleiders die probe ren de status quo koste wat kost te bewaren. Het regime probeerde heel slim de werken de klasse uit te spelen tegen de studenten en intellectuelen en tegendemonstraties werden „spontaan" georganiseerd. De stu- PARTIJLEIDER GOMULKA afhankelijk van Moskou KARDINAAL WYSZINKI bolwerk van het Westen denten werden uitgemaakt voor misdadigers en oproerkraaiers. Zo ziet men: ook in dit Warschau-Pact-land verschijnselen van des integratie! le conclusie van dit alles kan niet an ders zijn dan deze: er is in het Polen van nu een keiharde machtsstrijd gaande. De anti-joodse hetze is daarbij een rookgor dijn op dezelfde manier als het Stalinistische doktorenkomplot in 1952. Overigens: de Poolse kranten staan nu vol van „ontroeren de" hulpacties voor de Joden tijdens de we reldoorlog in werkelijkheid is die hulp mi nimaal geweest, want de Polen zijn vanouds anti-semitisch. Maar waarschijnlijk ervaart men de internationale kritiek als bijzonder pijnlijk en is men daarom aan het zuiveren gegaan. Zes bekende hoogleraren van de Warschause universiteit, een plaatsvervan gend minister, twee topfunctionarissen van buitenlandse zaken en vele anderen hebben het veld moeten ruimen. En daarbij zijn twee mannen de voornaamste zuive raars: Moczar, de al eerder genoemde (par tizanen-minister van binnenlandse zaken en partijsecretaris Gierek, de grote man in Si- lezië en de spil van de Poolse economie. Niet onwaarschijnlijk is het dat op het herfstcongres een van deze twee mannen (of mogelijk toch nog een buitenstaander) zal trachten de leiding van Gomulka over te ne men. Of Moczar daarbij op de steun van het le ger zal kunnen rekenen is nog een vraag. In enkele militaire districten zijn belangrijke sleutelposities bezet door niet-partizanen en van grote betekenis is ook de overplaatsing van generaal Rozlubirski, commandant van de enige Poolse luchtlandingsdivisie deze populaire rode-baretten-divisie is namelijk in een kritieke situatie onmisbaar. Kort na dat hij in een andere functie was overge plaatst verscheen in het orgaan van het mi nisterie van defensie een artikel dat opriep tot groter waakzaamheid in verband met vijandige ideologische acties in het leger. T aat men zich in het Westen echter niet verkijken op deze machtsstrijd. Want ondanks het feit dat het Poolse volk sterk anti-Russisch en zeer beslist westers inge steld is, kan men in feite geen enkele huidi ge leider of machthebber^ sterke westelijke sympathieën toeschrijven. Zodra ze immers ook maar die indruk zouden wekken zou hun rol zijn uitgespeeld. Daarom ook is hun ver bitterde kritiek op het gebeuren in Tsjecho- Slowakije zo goed te begrijpen. Zij zijn bang dat deze frisse wind ook weer velen in Po len nieuwe moed zal schenken en tot actie prikkelen, want het is velen in dit land dui delijk geworden dat het verworvene na 1956 weer is weggeëbd. De klok is weer terugge draaid tot voor 1956. Anderzijds echter is ook dit wel zeker: hoe wel vrijwel alle leiders communisten zijn en hun positie aan de Russen te danken hebben, voelen toch de meesten van hen voor een meer nationalistisch communisme zoals on der Tito in Joegoslavië. Maar ze beseffen ook allen dat dit economisch niet te verwer kelijken is.~!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 10