Farmaceutische industrie zet
zich schrap tegen kritiek
Octrooi brekers zijn niet
gevaarlijk, wèl ongewenst
DEZE WEEK: nader besch
De tragedie van de 5e juni
Een eerbiedwaardig afscheid
Duidelijkheid is ook een deugd
Ook een probleem voor ons
Commentaar uit medische kring
Hl
Visuele controle
Te duur?
Monopolie
Wanverhouding
De winst
Verspilling
E
Niet obscuui
Vakman keurt
Juridische zaak
Een softenonproces in Aken.
Berichten over kwaliteitsafwij
kingen bij geneesmiddelen. Vra
gen in de Tweede Kamer over
de hoge prijzen van verpak
te geneesmiddelen. Bedenkingen
tegen de monopoliepositie van
de farmaceutische industrie met
haar octrooienstelsel. Het zijn
geen kleinigheden. Ook niet voor de fharmaceutische industrie die
zich, in haar vereniging Nepropharm, de laatste tijd geprepareerd
heeft op een antwoord. Dat antwoord is nu gegeven en ter dis
cussie gesteld tijdens een bijeenkomst in Haarlem. Aan de ene
kant: de fabrikanten) gesecondeerd door deskundigen op aanpa
lende gebieden. Aan de andere kant: vertegenwoordigers van
publiciteitsmedia, die de laatste tijd over het Nederlandse ge
neesmiddel hebben geschreven. De sfeer: kritisch, aan beide kanten.
Dat was ook de bedoeling. Overigens werd het een discussie die
niet hoog oplaaide; woord en weerwoord stonden in het teken van
verduidelijking.
Eenzaam staat nog de vijzel, het oer-apparaat in de farmacie, tussen de geneesmiddelen die mot de modernste machines zijn gemaakt.
i&d
Het extraheren van actieve stoffen.
Het geneesmiddel
in Nederland
Daar was voorzitter ir. J. P. H. Nieukerke
uit Apeldoorn met de klacht „Bij de opening
van het nieuwe Laboratorium van de Neder
landse Apothekers in Den Haag is gezegd,
dat in de afgelopen jaren van het aantal onder
zochte verpakte geneesmiddelen gemiddeld
ongeveer 12 pet niet aan de eisen voldeed.
Waarom zeiden de apothekers er niet bij, dat
het gemiddelde mede werd bepaald door acht
of negen jaar geleden geconstateerde besten
digheidsafwijkingen bij vitaminepreparaten,
terwijl de laatste jaren het aantal geconsta
teerde afwijkingen minimaal is?"
Ir. Nieukerke haalde er jaarverslagen van
het Laboratorium van de Nederlandse Apothe
kers bij. Die geven voor 1965 negen afwijkin
gen van belang aan, voor^.1966 nog. maar twee.
„Is het dan objectief orrr met een "gemiddelde
van 12 pet naar voren te komen, dat niet meer
overeenstemt met de werkelijkheid van nu?
Een gemiddelde ook, dat voornamelijk berust
op afwijkingen die voor de gezondheid onbe
langrijk zijn en geconstateerd werden in de
jaren rond 1960, toen de registratieprocedure
voor verpakte geneesmiddelen nog niet be
stond?" aldus ir. Nieukerke.
Er is echter méér gebeurd. Onlangs werd
het eerste jaarverslag van het Controlelabora
torium van de Nederlandse Apotheekhoudende
Geneeskundigen te Amsterdam gepubliceerd
en daaraan zijn krasse uitspraken ontleend
met als vrij algemene conclusie: veel medi
cijnen deugen niet. „Maar dit laboratorium
volgt heel andere methodieken dan het Labora
torium van de Nederlandse Apothekers, het
gaat hier voor een belangrijk deel om visuele
control^ van de geneesmiddelen, die op de
voorraadplanken van apotheekhoudende artsen
staan", zei ir. Nieukerke. „Die visuele con
trole leidt soms tot het constateren van onvol
komenheden die in de regel niets te maken
hebben met de werking van het geneesmiddel
en die heel vaak het gevolg zijn van het te
lang in voorraad houden. Tabletten vertonen
Inkepingen, vlekjes of verkleuringen en wor
den dan als afwijkend gekarakteriseerd, hoe
wel aan het therapeutische effect niets hoeft
te mankeren. Het spreekt vanzelf dat dergelij
ke onvolkomenheden niet mogen voorkomen en
het is goed dat zij worden geconstateerd, maar
uit het bestaan van die onvolkomenheden mo
gen geen conclusies worden getrokken over de
deugdelijkheid van deze geneesmiddelen. En
het is niet redelijk dat wij de verwijten krij
gen, terwijl de apotheekhoudende artsen te
weinig aan voorraadvernieuwing doen. Voor
een deel gaat het dan ook nog om merkloze
produkten, die niet eens uit onze fabrieken ko
men. Wij zijn ervan overtuigd dat in het bij
zonder op het terrein van zorg voor de kwali
teit de farmaceutische industrie weinig te ver
wijten valt. Ik kan er nog van zeggen dat in
Nepropharm-verband op 't ogenblik een code
voor kwaliteitsbeheer wordt bestudeerd, die
aansluit bij hetgeen momenteel in internatio
naal verband wordt bestudeerd door de We
reldgezondheidsorganisatie."
Meer nog dan over de kwaliteit werd in
Haarlem gesproken over de prijzenkwestie.
Niet zo'n wonder, want voor de burger die zijn
rekeningen betaalt, ligt de prijs in het dage
lijkse gesprek dichterbij dan de kwaliteit. De
factoren die deze kwaliteit bepalen zijn voor
geen leek meer te beoordelen, maar dat de
prijzen hoog zijn, is duidelijk. Te hoog? De
meningen variëren van het onzakelijke ,,'t lij
den van de mensen mag geen winstobject zijn"
tot: „de fabrikanten kunnen vragen wat ze
willen omdat ze toch de monopolies hebben".
Nepropharm liet er nu maar eens een eco
noom over aan 't woord, die in zijn lange loop
baan ook het een en ander heeft gezien van
prijsvorming in andere branches, prof. dr. W.
J. van de Woestijne, hoogleraar economie aan
de Technische Hogeschool in Delft. „In twin
tig jaar tijd ben ik nooit een ondernemer te
gengekomen die zich enkel en alleen liet lei
den door streven naar een zo groot mogelij
ke winst", zei de professor; „hij streeft naar
winst, dat is juist, maar dit streven is niet de
enige factor die zijn gedrag bepaalt, leder be
roep heeft zijn ethiek, zolang we tenminste
niet over morfine- en hennepsmokkelaars spre
ken. Ik zie trouwens ook niet in waarom ho
norarium-inkomen op dit gebied niet, en winst
inkomen wèl laakbaar zou zijn".
dat de research miljoenen guldens heeft ge
kost.
Het produkt moet die kosten dragen. Maar
datzelfde produkt kan slechts in kleine hoe
veelheden worden afgezet. Houden we er dan
ook nog rekening mee dat de economische le
vensduur van een farmaceutisch monopolie
kort is, dan komen we onherroepelijk op een
hoge aanvangsprijs. Daar komt nog dit bij:
als er geen octrooi-bescherming is en de re
searchkosten niet terugverdiend kunnen wor
den, is geen nieuwe research-activiteit moge
lijk. Octrooibescherming is noodzakelijk voor
het vinden van nieuwe geneesmiddelen. En
zijn die monopolies eigenlijk zo onaantast
baar? In feite zijn de laboratoria voortdurend
bezig met het opbouwen van monopolies en
het tegelijkertijd afbrieken van andere, leder
nieuw geneesmiddel dat beter of goedkoper is,
doet het monopolie van een ouder geneesmid
del te niet. De economische levensduur van
een octrooi is minder dan de helft van de tijd,
waarvoor de wettelijke bescherming geldt."
Afgezien van dat alles, kan er natuurlijk
nog een wanverhouding bestaan tussen de
waarde van de werkzame stof en de prijs van
het medicament. Bijvoorbeeld: de prijs van
een pil is veel hoger dan die van de hoeveel
heid werkzame stof, die erin verwerkt is.
De professor: „deze vergelijking is alleen
reëel als de werkzame stof ook kwantitatief
een belangrijk deel van de tablet uitmaakt èn
als men in de produktie hoeveelheden van
honderden of duizenden kilo's werkzame stof
kan hanteren. Dat is in de geneesmiddelenin
dustrie niet 't geval. Als er 5 milligram werk
zame stof in een tablet zit, kunnen van één
kilo 200.000 tabletten worden gemaakt. Bij
zulke verhoudingen valt de waarde van de
werkzame stof per tablet te verwaarlozen in de
produktiekosten. Niet de 5 milligram vormen
hier het belangrijkste kostenbestanddeel, maar
wel de zorg en de methoden om per tablet 5
milligram aanwezig te doen zijn en niet bij
toeval 4 of 6. Als ik een artikel schrijf krijg
ik daar ook meer honorarium voor dan het
papier en de inkt mij hebben gekost."
ervaring. Moet die dokter met zijn voorschrijf-
inzichten in een vast keurslijf worden ge
prikt? Zo ja, dan zouden nieuwe laboratorium
activiteiten ontplooid moeten worden voor het
vaststellen van de scheidslijn tussen noodza
kelijke, gewenste en overbodige geneesmidde
len.
De professor: „de kosten om de verspilling
te voorkomen zouden groter kunnen zijn dan
de economische kosten van die verspilling.
En zou het ook niet beter zijn dat de weinige
goede researchmensen die we hebben zich be
zig houden met het vinden van nieuwe genees-
midden inplaats van met het uitwieden van
overbodige?
Ook is er nog het feit, dat wij aan de sti
mulans in onderling concurrerende laborato
ria de snelle ontwikkeling op het gebied van
geneesmiddelen denken. Aan de snelheid van
die ontwikkeling danken weer velen hun le
ven".
Een illustratie in cijfers: er zijn in ons land
ongeveer 4500 verschillende soorten verpakte
geneesmiddelen, waarvan de huisarts er in de
dagelijkse praktijk 100 voorschrijft. In België
zijn het er 9000. In Engeland ook. West-Duits-
land komt op 24.000, Italië op 21.000 en Frank
rijk op 8500. De gemiddelde kosten per recept
bedragen in ons land f 2,10, in Oostenrijk
f 1,91, in Engeland f 4,40, in Zweden f 8,30
en de Verenigde Staten staan met f 11,60 bo
venaan. Per hoofd gebruiken we ook niet veel,
vergeleken bij andere landen: voor f 32,70 per
jaar. We staan daarmee onderaan een rang
lijst waarop de Verenigde Staten met f 81,40
de leiding heeft en Engeland met f35,- vlak
boven Nederland komt.
Een wat exacter antwoord werd gevraagd
en gegeven op de vraag, of de fabrikanten hun
monopolie uitbuiten door zeer hoge prijzen te
vragen. Het eerste deel van dit antwoord be
vredigde ongetwijfeld het minst: „een patiënt
die baat vint bij een nieuw en onvervangbaar
geneesmiddel zal de prijs niet te hoog vinden
en bovendien heeft gezondheid ook een hoge
economische waarde".
Daar moest wel de vraag op volgen of de
prijs misschien ook te hoog is in verhouding
tot de kosten. „Een nieuw geneesmiddel is
geen toevallige vondst, maar het resultaat van
een kostbare research", zei prof. Van de Woes
tijne. „Zo is bijvoorbeeld de kans dat men een
veelbelovend micro-organisme isoleert, onge
veer 1 op 10.00. De kans dat het door dit
micro-organisme gevormde produkt bruikbaar
blijkt voor toepassing in de geneeskunde, is
1 op 100. Eén op de miljoen gevallen leidt dus
tot succes en dan moet het toch duidelijk zijn,
Het controlelaboratorium is in deze be
drijfstak wel een bijzonder belangrijke scha
kel tussen fabrikant en gebruiker. Deze op
name is, evenals de andere foto's, gemaakt bi)
de Verenigde Pharmaceutische Fabrieken N.V.
te Apeldoorn.
Blijft het feit, dat er sprake kan zijn van
een enorme verspilling in de farmaceutische
industrie. Veel artsen hebben genoeg aan een
honderdtal geneesmiddelen, terwijl er tiendui
zenden soorten geproduceerd worden. Kan dat
niet anders?
De farmaceutische industri voert aan, dat
niet iedere arts dezelfde geneesmiddelen ge
bruikt en dat hij daar een reden voor heeft:
het gebruik van eigen methoden, inzichten en
Wat nu iedereen wel eens wilde weten was,
wat de farmaceutische fabriken, de groothan
del en de apotheker aan de geneesmiddelen
verdienen. Er kwamen cijfers tevoorschijn.
Om bij de fabrikant te beginnen, volgens de
gegevens van de Nepropharm bedraagt zijn
netto winst 15,7 pet.; dat is dan de. winst, die
overblijft nadat 10 pet. voor researchkosten
en 10 pet. voor reclame zijn afgetrokken. De
andere prijscomponenten zijn grond- en hulp
stoffen (33 pet.), loonkosten incl. sociale las
ten (23,8 pet.), verpakking en energie (7,5
pet.)
Dit beeld verschilt niet veel van dat in
de voedings- en genotmiddelenindustrie. De
groothandel krijgt 10,3 pet., de apotheker
maakt 24,8 pet. winst. Bij dit laatste werd
aangetekend, dat de apotheker geen eigen
verkoopbeleid kan voeren, omdat hij hoofdza
kelijk verkoopt wat de dokter voorschrijft. Hij
kan geen voorraad vormen op basis van eigen
zakelijk inzicht, maar moet wel onmiddelijk
leveren wat wordt gevraagd. Van deze facto
ren zijn sommige ook van toepassing op de
groothandel.
Er werd dus op deze dag eens wat geschud
aan het opgewekte motto van de conferentie:
„geneesmiddelen zijn hun prijs dubbel en
dwars waard". De in Nepropharm verenigde
fabrikanten, van hun kant, uitten een soms
wat bittere kritiek op de publikaties, die er de
laatste tijd zijn geweest. Zij hebben er nu hun
antwoord op kunnen geven. Een antwoord
waarop misschien weer nieuwe vragen moge
lijk zijn, maar toch ook een antwoord dat ge
tuigt van de bereidheid tot praten met de ge
meenschap, vanwaaruit de vragen rijzen.
werden op de Nepropharmdag nogal pitti
ge dingen gezegd over het gebruik van
goedkopere grondstoffen en geneesmiddelen
door apotheken en apotheekhoudende artsen.
Letterlijk: „het is met het oog op de volks
gezondheid onverantwoord om met minder
dan het beste genoegen te nemen. Wij vinden
het dan ook onbegrijpelijk dat nog zoveel
apothekers en artsen in ons land werken met
geneesmiddelen uit dikwijls geheel onbeken
de bron, afkomstig van lieden waarvan maar
één ding zeker is: dat zij het niet zo nauw
nemen met de bestaande wetten. De apothe
kers en artsen die de stoffen uit deze obscu
re bron gebruiken hebben de publiciteitsme
dia als regel mee. Het lijkt immers dat ze
goedkoper zijn."
Wat zeggen de apothekers en de apotheekhou
dende artsen van deze nogal scherpe aanval?
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter
bevordering der Pharmacie: „laten we eerst
eens goed uit elkaar houden dat er verpakte
geneesmiddelen en grondstoffen voor ge
neesmiddelen zijn. Over de verpakte genees
middelen kan de Nepropharm in dit verband
niet hebben gesproken, want het vergun
ningsstelsel daarvoor is waterdicht. Wat de
grondstoffen betreft, wij zien er geen apothe
ker op aan dat hij die uit obscure bron zou
betrekken. Wel maken apothekers die daar
voor ingericht zijn, zelf soms grondstoffen en
daaruit geneesmiddelen, maar zij weten heus
wel wat zij doen. Dat de industrie dit niet
leuk vindt is een andere zaak. De controle
op hetgeen de apotheker doet geeft trouwens
jok voldoende waarborgen voor kwaliteit."
"nkele Apeidoornse apothekers, ook naar hun
oordeel gevraagd, verwijzen vanzelfsprekend
in eerste instantie naar de Koninklijke Maat
schappij. Eén van hen voegt daaraan toe:
„we krijgen een enkele keer wel eens lieden
aan de deur, die goedkope grondstoffen aan
bieden. Maar geen vakbekwame apotheker
zal die kopen. Als vakman weet hij immers,
welke outillage nodig is om bepaalde prepa
raten of grondstoffen te maken. Je kunt te
gen zo'n verkoper gewoon zeggen: man, wat
je daar hebt kén niet goed zijn, want jullie
hebben niet eens de middelen om het te ma
ken. En zo wordt het dan ook heus wel ge
zegd".
Een woordvoerder van de Landelijke Huisart
senvereniging: „dit is een zuiver juridische
zaak, die met de volksgezondheid niets te
maken heeft. Er zijn namelijk octrooibrekers
aan het werk, die geïmporteerde grondstof
fen verkopen. Maar die grondstoffen vallen
onder dezelfde strenge controle als de wei-
geoctrooieerde en ik kan u verzekeren, dat 't
aantal afkeuringen bij de niet-geoctrooieerde
grondstoffen beslist niet hoger is dan bij de
andere. Dat betekent: vrijwel geen afkeurin
gen. En zeker is niet gebleken, dat er grote
missers tussen zaten. Er is geen enkel bewijs
voor de stelling, dat de volksgezondheid
wordt geschaad.
3ts anders is, of je de activiteit van die oc
trooibrekers moet bevorderen door van hen
te kopen. Ik geloof niet dat er veel apotheek
houdende artsen zijn, die dat doen. Het zou
ook niet verstandig zijn als ze het wèl deden.
Nogmaals, niet omdat hier de gezondheid in
het geding is, maar omdat het juridisch on
verdedigbaar blijft. Onze farmaceutische fa
brieken hebben die octrooien niet voor niets.
Zij leveren een goed produkt, dat naar mijn
mening beslist niet te duur is, gezien de
kosten van research en produktie. Wanneer
wij als artsen die industrie dwars gaan zit
ten, benadelen we onszelf, want die industrie
werkt wel degelijk voor de gezondheidszorg.
Ik vind het jammer, dat ze die uitval in on
ze richting gedaan heeft. Er komt, wat ons
betreft, heus geen ruzie van, maar die uit
val was niet nodig geweest"
Wie en wat er achter de aanslag op Robert Kennedy ook mag steken, er is hier
sprake van een Amerikaanse tragedie, zelfs van wat de Westduitse minister Brandt
een antieke tragedie noemde.
De Kennedy's, uitmuntend door energie en intellect, hebben mensen voortgebracht
die in hun land iets betekenden en nog betekenen. Zij zijn mensen die anderen of
aantrekken öf scherp afstoten. Zij behoren als groep tot een soort dat in onze tijd
uniek moet worden geacht. Een dynastie als het ware van politici of zich voor poli
tiek interesserende mensen, die geschraagd door rijkdom, uit zijn op pilitieke
machtsposities. Dergelijke mensen, vooral als zij boven de middelmaat uitsteken,
wekken weerstanden op. Nog te meer als zij streven naar de hoogste positie in hun
land, het Amerikaanse presidentschap dat tevens wordt beschouwd als de mach
tigste functie die een mens in deze wereld kan bekleden.
Dit alles is Amerikaans, al lang niet meer Europees. Het doet niet slechts Ameri
kanen maar ook heel wat Europeanen iets. De aantrekkingskracht van dergelijke
bijzondere figuren op gewone mensen die in een geordende maatschappij leven en
zich rustig laten voortwiegen op golven vol welzijn en welvaart, is waarlijk enorm
groot. Als dan juist op dergelijke moderne helden als de Kennedy's aanslagen wor
den gepleegd, knapt er iets. Ontstaat er terecht of ten onrechte weerzin tegen
het land waarin zoiets kan gebeuren. Nog te meer als dat land de leider der
westelijke alliantie en de feitelijke behoeder voor groot gevaar van de meeste Euro
pese landen is.
Ook om dit alles zal men in Amerika in de komende dagen veel moeten doen om
^ijn prestige wat op te vijzelen. Er is geen lieve moederen aan: een land van het
aanzien en de macht als de Verenigde Staten kan het zich niet permitteren door
te gaan voor een barbaars of ordinair twintigste eeuws Venetië, waarin politieke
leiders die bepaalde lieden niet bevallen, worden vermoord. Zo'n naam terecht
of ten onrechte knaagt aan het vele grote en goede dat Amerika voor vele
Europeanen, die niet willen oordelen op grond van incidenten, nog immer heeft.
De politica die sinds jaar en dag fulmineerden tegen het in de vaart houden van de
Karei Doorman hebben nu hun zin gekregen. Het is op een nogal oneervolle ma
nier gegaan. Het schip kan niet meer tonen wat het waard is. Edele delen zijn
verwoest en een langdurige, kostbare operatie zou nod'ig zijn om een transplantatie
te verrichten die op betrekkelijk korte termijn toch uitstel van executie zou beteke
nen. De gerepareerde longen zouden onder Nederlandse vlag slechts tot begin
1970 in functie blijven.
Het schip is al geruime tijd geleden in een politieke touwtrekkerij terecht gekomen.
De bezwaren richtten zich daarbij vooral tegen de te hoog geachte kosten ten op
zichte van het rendement die het vliegkampschip telkenjare zou meebrengen. Het
schip werd bijna op de kop af twintig jaar geleden in dienst gesteld, nadat het voor
f 27 miljoen van de Britse marine was overgenomen. Daarna zijn er voor bijna
tachtig miljoen gulden kosten gemaakt, nagenoeg half om half voor onderhoud en
herstellingen en voor verbouwing, modernisering en verbetering van de accommo
datie.
In alle redelijkheid mag worden gezegd dat deze bedragen niet buitensporig hoog
zijn. Bij deze uitgaven moet zeker in acht worden genomen dat ook de geldont
waarding heeft meegewerkt aan het oplopen van de bedragen. Miljoenen die en
kele jaren geleden aan de Karei Doorman werden besteed, hebben een andere
betekenis dan tien tot twaalf jaar geleden.
Niemand kan ontkennen dat ons vliegkampschap op zijn vele reizen naar vele uit
hoeken der wereld belangrijk heeft bijgedragen tot vertoon van de Koninklijke
Marine. Dit is geen louter sentimentele overweging. Deze werkelijkheid kan indruk
wekkend zijn.
De Nederlandse marinevloot ondergaat nu een reconstructie. Tot dit moment le
verde de Karei Doorman met haar vliegtuigsquadron een wezenlijke bijdrage aan
het potentieel voor de bestrijding van onderzeeboten dat in oorlogstijd ter be
schikking komt van de Navo. Ook dit punt werkt eraan mee dat eerstdaags het
afscheid eerbiedwaardig zal zijn. Tenslotte kreeg dit schip bij zijn geboorte de
naam „Venerable" mee.
Minister Luns is hard om de oren geslagen voor zijn lofprijzing aan het adres van
de Portugese dictator Salazar. Zijn volzin in Lissabon over de man „die dit land
de afgelopen veertig jaar met zoveel wijsheid heeft geregeerd" heeft velen geïrri
teerd. Deze week hield hij in de Tweede Kamer vol dat een dergelijke uitlating in
diplomatiek verkeer heel gewoon is en niets zegt over het oordeel dat men heeft
over het regime in het betrokken land. Bij zijn bezoek aan Zuid-Slavië heeft hij
Tito een lange regeerperiode toegewenst, zei hij, en wie zou hem houden voor een
verklaard aanhanger van het Titoïsme?
Zo'n grapje is leuk, maar het snijdt weinig hout. Overtuigender was zijn medede
ling dat hij de Portugese machtshebbers duidelijk de Nederlandse opvatting heeft
uiteengezet, dat de koloniën Angola, Mozambique en Guinee-Bissac het recht op
zelfbeschikking hebben. In de conferentiekamers van Lissabon heeft hij dus kenne
lijk andere, helderder taal gebruikt dan voor de microfoons van de verslaggevers
op het vliegveld van de Portugese hoofdstad. Tegenover de pers bezigde hij de di
plomatieke taal die men juist in het contact met staatslieden zou verwachten.
De spraakverwarring daardoor hoeft niet te verbazen. De diplomatie kent zeden en
gewoonten die de gewone burger naar gelang van zijn temperament irritant of ko
misch aandoen. Protocollaire gebruiken stammen uit een precieuzer tijdperk dan
het onze. Ook de diplomatieke taal is niet up to date. Uiterst elegante beleefd
heidsbetuigingen reizen heden ten dage over de telexen van nieuwsagentschappen
naar talrijke kranten, die de zoetgevooisde woorden afdrukken tussen berichten
over harde politiek, misdaad en ongelukken. De sfeer van de pruikentijd, waarmee
de excellente spreker de woorden omhuld dacht, is dan wel verdwenen. „Hoe zui
delijker men komt, hoe bloemrijker de loftuitingen worden", zei de heer Luns nog.
Allemaal erg aardig, maar duidelijkheid is ook een deugd.
Er komt vanuit het westen des lands een klacht. De directeur van de Provinciale
Planologische Dienst van Zuid-Holland, ir. N. de Boer, heeft gezegd, dat het mis
gaat met al die bouwerij van huisjes en bungalowtjes buiten de grote steden door
mensen uit de grote steden. Dat gaat steeds maar door en volgens de planologen
wordt het steeds erger. Op die manier krijgt niemand meer wat hij graag wil heb
ben, zegt ir. De Boer. Hij drukt het, misschien wat vreemd, maar toch wel boeiend
zó uit: Het is niet overdreven om te zeggen, dat de mensen worden geterroriseerd
door het bereikte ideaal.
Dat klinkt inderdaad wat vreemd, maar het moet toch duidelijk zijn: als we alle
maal het ideaal koesteren om naar buiten te gaan, komt de drukte die we uit de
weg gingen, weer even hard op ons af. Als het zó doorgaat, vindt de planoloog, is
Zuid-Holland binnen de kortst mogeüjke tijd overwoekerd door bungalowparkjes,
waarin de mensen hudje-mudje opnieuw bij elkaar zitten, zij het dan omriingd door
wat meer groen.
Ir. De Boer heeft er een remedie voor. Hij zegt het weer wat wetenschappelijk,
maar toch ook weer heel duidelijk: Er moet een positief planologisch beleid zijn,
dat zich richt op stedelijke uitbreidingen en saneringen. Daar moet een zodanige
keuze uit woonvormen uit voorkomen en een zó verzorgde woonomgeving, dat de
vlucht uit de stad wordt afgeremd. In zo'n stadswijk moeten allerlei activiteiten
zijn. Er is een grote variatie van woningtypen in elke prijsklasse nodig. Ook de
keuze uit woonvormen uit voortkomen en een zó verzorgde woonomgeving, dat de
vigheid.
De planoloog snijdt daar een zeer actueel probleem aan. Hij bedoelt gewoon: niet
de stedeling doet het niet goed, maar degenen die voor de stedeling de stad bouwen,
hebben het niet gedaan zoals het moet. Die stad heeft namelijk niet van alles. De
stad heeft niets.
Is het probleem van ir. De Boer een typisch randstedelijk probleem? We geloven
van niet. Afgezien van het feit dat de Veluwe in de komende jaren aan de randen
te maken zal krijgen met stedelijke ontwikkelingen (zie Tweede Nota Ruimtelijke
Ordening) en dus ook te maken zal krijgen met de randstedelijke problematiek
wat ir. De Boer bedoelt met een planologisch beleid, gericht op stedelijke uitbrei
dingen en saneringen, gaat de planologen van de grote Veluwse gemeenten met
sterk groeiende kernen niet minder aan. Hebben ónze steden en grote dorpen al
les? Gaat de groei van verschillende wijken niet hoe langer hoe meer in de richting
van stedebouw zoals we die kennen uit de randstad saai, eenvormig, eentonig,
fantasieloos? We mogen de woorden van de randstedeling-planoloog niet zomaar
aan ons voorbij laten gaan en ons er met een: „probleem van het westen" van af
maken.