SÏIZY HEIDA-HEYNIS
dol op kinderen en muziek
SANNE SANNES WILDE MEER DAN FOTOGRAFEREN ALLEEN
rjedenand
een
heiancfriih oraellcind
Grondlegster van
operetietraditie
in Eerbeek
Tekeningen van
Apeldoorner in
Arnhem te zien
oSfttliZe nissen 1
Mandoline
Zangles
Jeugdoperette
Samenwerking
muzieWeuilleton
door
henri ?h. timmerman
"1% Mevrouw Suzy Heida-Heynis is geen
vrouw voor een gewoon, regelma
tig interview. Het gesprek loopt wel eens
uit de hand, belandt dan op zijpaden, on
derwerpen die ogenschijnlijk niets te ma
ken hebben met waar wij over praten.
Maar dan blijkt achteraf dat het er toch
op een of andere manier bij hoort, en
ergens op aansluit. En dat geeft dan een
aparte charme aan ons gesprek in de ge
zellige huiskamer van de Heida's, waar
je je, als je er binnentreedt en met een
gastvrij gebaar naar een gemakkelijke
stoel wordt verwezen, onmiddellijk thuis
voelt, je meteen weet opgenomen in de
intieme sfeer van dit tussen de bomen
verscholen huis aan de Tullekensweg in
Eerbeek.
Bij de tuindeuren staat een twee-kla-
viers elektronisch orgel. In de kamer er
naast ontdekken wij de piano. In zijn ho
ge koperen kooi brengt een beo schelle
geluiden voort. Fantastisch mooi gekleur
de parkieten zijn in een andere hoek
van de kamer in heftige discussie. Er
gens aan de wand kirt een stel tortelduif
jes.
„Wij zijn dol op dieren", antwoordt Su
zy Heida op onze onuitgesproken vraag.
„Dieren vragen je aandacht. Het is heer
lijk om voor ze te zorgen. Wij hebben kal
koenen, ganzen, kippen, een hond, twee
poezen en ee nbok." Ja, en wat voor een.
Die had ons toen wij het erf opkwamen
al vriendelijk begroet en bijna omverge
lopen.
Dol op dieren, op bloemen en...op kin
deren. Kinderen. Het echtpaar Heida be
zit ze niet, maar het heeft er wel hon
derd. En die horen allemaal bij de Dorps-
jeugdoperette van Eerbeek, waarvan Su-
ren hebben haar hart, maar niet alleen
zy Heida de motor en zich is. Die kinde-
men met haar elk jaar weer opnieuw aan
het hare. Ook dat van haar man, die sa-
de maandenlange voorbereiding zijn deel
heeft, de decors on'werpt en op de uitvoe
ringen achter de schermen ervoor zorgt
dat alles op rolletjes loopt.
„Die operette, hoe is u daartoe geko
men?", vuren wij als eerste vraag af, als
wij de weg hebben verkend en op elkaar
ingespeeld raken.
„O, dat is een heel lange geschiedenis.
Als kleuter gaf ik reeds blijken van muzi
kaliteit. Nee, nee, geen wonderkind, in 't
minst nie^, maar muziek trok mij toen al
aan. Op mijn vierde verjaardag kreeg ik
van mijn vader, die beroepsmilitair was
(mijn moeder was van Frans-Zwitserse
afkomst) een mandoline ten geschenke.
Wij woonden destijds in Zaandam, waar
lk ook geboren ben. Zaandam was een
mandolineorkest rijk en al gauw werd ik
daarin opgenomen. Maar toen ik zo onge
veer zeven jaar was kon de mandoline mij
niet meer bekoren. De viool kwam ervoor
in de plaats, en nog eens drie jaar later
werd ik leerling van de onderafdeling mu
ziekschool van het Amsterdamse Toon
kunstconservatorium, waarvan Sem Dres
den directeur was. Op de lagere school be
hoorde ik niet tot de uitblinkers, maar de
hebben. Tenminste, ik werd daar getest
muziekschool moet toch wat in mij gezien
en kwam in aanmerking voor een halve
beurs, door koningin Wilhelmina beschik
baar gesteld. Ik was een ijverig leerlinge
en toen ik eenmaal veertien was gewor
den, gingen na toelatingsexamen de deu
ren van het conservatorium voor mij
open."
schril. Wij lachen er even om en dan zegt
In de aangrenzende kamer fluit de beo
Suzy Heida: „En toch ben ik geen violiste
geworden. Op het conservatorium is het
Terschy geweest die mijn aanleg voor zang
ontdekte. Mijn viool ging aan de kant, of,
nou nee, niet helemaal, want inmiddels
maakte ik deel uit van een strijkkwartet.
Maar van toen af kreeg ik zangles van
tijds een voorname plaats innam onder de
mevrouw Jacoba Dresden-Dhont, die des-
Nederlandse concertzangeressen. Onge
veer drie jaar hebben die lessen geduurd,
en de bedoeling was dat ik operazangeres
zou worden, maar de oorlog en nog ande
re omstandigheden staken een spaak in
het wiel. Ik brak mijn studie af, hervatte
die echter van 1943 tot 1945.
In Zaandam, waar ik nog altijd woonde
was ik dirigente geworden van een kin
derkoor, en daar heb ik veel genoegen
aan beleefd. In 1947 het loopt altijd an
ders dan je denkt, en ik was inmiddels
gehuwd verhuisden wij naar Bilthoven.
Ja, u weet, het bloed kruipt waar het niet
gaan kan. Want in Bilthoven werd ik lid
van de Bilthovense Koorvereniging, en
daar heb ik eigenlijk m'n grote tijd als
zangeres beleefd. Als soliste wenkte ik mee
aan uitvoeringen van de Johannes en de
Matthaus Passion en heb ik ook opera-aria's
gezongen.
In 1951 verlieten wij Bilthoven, om in
Eerbeek een vakantiebedrijf te beginnen.
Van toen af was ik eigenlijk nog alleen
maar amateurzangeres, maar mijn man
werd door de AVRO aangezocht om ar-
tistiekleider te worden van De Oprechte
Amateur voor de provincie Gelderland, en
dat bracht mij toch weer op het concert
podium. Op de eerste AVRO-landdag in
Berg en Bos te Apeldoorn zong ik twee
aria's uit de opera „La Bohème". Dat was
heerlijk, niet?"
Wij knikken begrijpend. Maar hoe is het
toen verder gegaan, willen wij weten,
want u zit, als wij het wel hebben, toch al
weer zo'n jaar of 5 in het kinderoperette-
werk? Hoe is dat zo gekomen?
„Kijk", zegt Suzy Heida, en ze gaat er
eens extra voor zitten, „dat zal ik u vertel
len. Ik zei al: wij zijn dol op kinderen. Kin
deren zijn zo heerlijk onbevangen, als je ze
eenmaal hebt, geven ze zich spontaan,
kun je van alles met ze beginnen. In 1960
werd ik vervangend dirigent van het kin-
M
derkoor „Jong Leven" een onderafdeling
van het gemengd 3 koor „Herleving". Ik
studeerde met die kinderen wel leuke lied
jes, maar ik wilde wat anders. Dat zit nu
eenmaal in me. Ik zocht naar een ge
schikte kinderoperette. Het operettegenre
ligt me. Wist u", onderbreekt Suzy Hei
da zichzelf, „dat ik in Apeldoorn dat gen
re nog beoefend heb?"
Nee, dat wisten wij niet, maar het ver
baast ons niet. Opera en operette liggen
zo'n beetje in eikaars verlengde, en waar
om zou deze musicienne in hart en nie
ren zich niet in de operette begeven heb
ben?
In do operette „De Sneeuwkoningin"
vond zij wat zij zocht, en dat is eigen
lijk het begin geworden van haar werk
zaamheid als operettedirigente.
„Die operette", glundert Suzy Heida,
„werd een groot succes, en toert ik in het
zelfde jaar de leiding kreeg van „Jong
Eendracht" in Hall, kwam ook daar „De
Sneeuwkoningin" tot uitvoering. In 1961
hebben wij hier een tienerkoor opgericht.
Er werd maar één jongen lid van, verder
alleen meisjes. Dat koortje hield zich be
zig met het zingen voor ouden van da
gen, zieken en chronisch patiënten In ver
pleeghuizen, onder het motto: „Geef een
ander wat zonneschijn".
Maar ik wilde meer. In het najaar van
'62 namen mijn man en ik het initiatief
tot de oprichting van de Dorpshuisjeugd-
operette. Dat is niet zo maar vanzelf ge
gaan, o nee, wij hebben nogal wat weer
standen moeten ovérwinnen. Maar het is
toch gelukt, en toen heb ik verschillende
liedjes die ik gecomponeerd had, bijeen ge
bracht en verwerkt tot mijn eerste operet
te, waarvoor ik ook de tekst schreef,
„Prinses Elly".
Dat is een doorslaand succes geworden,
die eerste opvoering in november '63.
Met die ene opvoering konden wij niet
volstaan, en zowel de kinderen als de
grote mensen waren enthousiast. Het werd
het begin van een traditie.
Ik was intussen al weer doende met
het bedenken van stof voor een operette,
die, dat stand wel vast, moest volgen."
Ja, hoe doet u dat eigenlijk, gaat u er
speciaal voor zitten?
„Nee", zegt Suzy Heida, „nee, dat gaat
heel anders. Als ik bezig ben met mijn
mer of wat dan ook, komen vanzelf intrige,
huishoudelijke werk in de keuken, de ka-
tekst en muziek bij mij op. En zo ontstaat
bedrijf na bedrijf. En ja, weet u, ik wijk
in mijn operettes af van het gebruikelijke
patroon. Natuurlijk, het sprookje hand
haaf ik. Dat is voor de kinder-operette
een onmisbaar element. Maar ik maak
niet alleen een sprookje, ik maak er meer
een musical van, waarin sprookje en wer
kelijkheid samen komen, waardoor je ont
komt aan het min of meer verstarde beeld
van de koningszoon die zijn uitverkorene
zijn vader gaat zoeken en in triomf thuis-
al niet met de hoge toestemming van
brengt. Maar als je dit gegeven, dat voor
kinderen toch altijd aantrekkelijk blijft,
mits gevarieerd, vermengt met gebeurte
nissen die in eigen tijd voorkomen (waar
bij ik er niet voor terugschrik, zoals bij
voorbeeld in mijn tweede operette, „Mar
leentjes reis naar de maan", de raketten
erbij te pas te brengen; wij leven toch
in de tijd van de techniek?) dan krijg je
een veel levendigei geheel, dat de kinde
ren veel meer aanspreekt, en kom je ook
tot een veel dynamischer handeling, die de
kinderen boeit en animeert.
En verder, mevrouw Heida, hoe ging het
verder?
„Nou in 't voorjaar van '65 „ging"
„Marleentje" en in '66 „Het geheim van
de oude zigeunerin". Wij hebben toen de
AVRO-tv op visite gehad en die maakte la
ter twee opnamen, één hier in het Dorps
huis en één in Baarn. Dat gaf extra in
spanning, maar ook extra voldoening. Je
ondervindt dan dat je werk goed is, dat
het aanslaat.
Begin april '67 ging „Karei houdt niet
van spoken" in première, en de in totaal
zes opvoeringen vonden allemaal een uit
verkocht huis. En met „Ik zou zo graag
een jongen willen zijn" hebben wij het
eerste lustrum van de Dorpsjeugdoperet-
te gevierd, en nu heb ik al weer drie van
de vijf bedrijven van de volgende musi
cal in concept gereed. Maar de titel ver
klap ik nog niet, die is nog een geheim."
weten hoe zij die kinderen tot zingen en
acteren brengt. Waarin haar man een
niet gering aandeel heeft, want hij voert
de regie. Op de uitvoering is er geen speld
tussen te krijgen. Hij zorgt voor de ar
tistieke decors in eigen atelier, voor de
altijd fantastische belichting, de geluids
regie, en alles wat nog meer nodig is om
de opvoering te doen slagen.
En om de Heida's heen een kring van as
sistenten, dames die de kostuums ver
vaardigen, en er zijn er heel wat nodig.
Heren die behulpzaam zijn bij het maken
van decors en andere attributen, en de
jongens van de ritmegroep van de beat-
band „Be Nice", die dit jaar de compo
niste (die zelf aan orgel en piano de uit
voering leidt) assisteerden.
Als u, denken wij hardop, als u die ope
rettes eens zoudt kunnen opvoeren wij
hebben er twee gezien en genoten in
een zaal waarin u een groot toneel ter
beschikking stond, hoe zouden ze dan tot
hun recht komen, in „Orpheus" bijvoor
beeld?
Wij kijken elkaar eens aan en wij
lachen een beetje. Maar wie weet
v. R.
Eén van de tekeningen van de foto
graaf Sanne Sannes, momenteel in het
Gemeentemuseum te Arnhem geëxpo
seerd.
De Amerikaanse zangeres-pianiste Ni-
na Simone, die enkele maanden gele
den op tv-kijkend Nederland een grote in
druk maakte door haar uiterst geëmotio
neerde optredentreedt dit weekend weer
in ons land op. Er zijn twee concerten,
hedennacht in het Concertgebouw te Am
sterdam en zondagavond in De Doelen te
Rotterdam.
Nina Simone zal begeleid worden door
de vaste groep met: Gene Taylor (bas),
Samuel Waymon (orgel), William Clark
(drums) en Henry Young (gitaar).
Ter ere van de Amsterdamse schil
der Melle Oldeboerrigter, is een ten
toonstelling georganiseerd die van 15 juni
tot en met 28 juli 1968 in het Rijksmu
seum Twenthe in Enschede zal worden ge
houden. Dit is de eerste grote overzichte
tentoonstelling van het werk van deze
kunstenaar, dat wegens het fantastische
karakter in ons land een unieke plaats
inneemt in de hedendaagse schilderkunst,
aldus een toelichting van het Rijksmu
seum.
„Met ongeveer veertig schilderijen en
een even groot gezamenlijk aantal tekenin
gen, aquarellen, pastels en borduursels
wordt een zo representatief mogelijk
beeld gegeven van een oeuvre, dat door
een kleine kring van kenners en verzame
laars van internationale betekenis wordt
geacht.
Voor het grote publiek bleef dit werk tot
op heden onbekend om redenen, die be
grijpelijk zijn, maar inmiddels als over
leefd kunnen worden beschouwd. Ook Mel
le zelf heeft gedurende véle jaren élke pu
bliciteit gemeden. De te Enschede te hou
den expositie is onlangs voorafgegaan
door een kleinere te Amsterdam.
Met het presenteren van de kunstenaar
Melle, wiens werk door de hernieuwde in
teresse in het surrealisme en de daarmee
verbonden nieuwe figuratieve stromingen
onder de jongeren juist nu een bijzondere
betekenis krijgt, uAl het Rijksmuseum
Twenthe zijn bijdrage leveren aan het
toegankelijk maken van de eigentijdse
kunst".
Het zal zes jaar geleden geweest zijn.
dat fotograferend Nederland de oren
spitste toen aan het licht kwam dat de
schilder George Breitner ook gefotogra
feerd had. Zo'n veertig jaar na de dood
van de impressionist doken een tweedui
zend stuks in dozen en vuile enveloppen
bewaarde foto's op. Breitners vrouw had
de opnamen aan een kunsthandelaar ge-
geven, die deze zorgvuldig weggestopt
had, omdat hij voor de reputatie van de
schilder vreesde. Het publiek mocht eens
gaan menen dat Breitner de foto's na
schilderde, wat naar de veelal heersende
mening niet meer dan een koud kunstje
is, dat weinig met het begrip „echte"
kunst te maken heeft. Dit inzicht heeft
gelukkig veld geruimd voor hét minder
beschuldigende standpunt, dat de foto's
voor Breitner niets meer waren dan een
snel schetsmiddel, waarmee het leven be
trapt werd.
Weer heeft nu ons fotograferend land
je iets, waarover het praten kan. Aanlei
ding: de expositie van tekeningen van de
vorig jaar overleden fotograaf Sanne San-
nes in het Arnhems Gemeentemuseum.
Zijn foto's, gepubliceerd in vele binnen-
en buitenlandse kranten en tijdschriften,
waren genoegzaam bekend en het ontbrak
niet aan loftuitingen. En wie vorig jaar
na het verongelukken van de toen dertig
jarige Apeldoorner de naam Sanne San-
nes nog weinig zei, kon kort na zijn over
lijden in het Gemeentemuseum van Arn -
hem na een bezoek aan een kleine, maar
representatieve herdenkingsexpositie be
vestigen, wat insiders al lang wisten: San
ne Sannes was een top-fotograaf met een
heel persoonlijke visie.
T~)eze Sanne Sannes had evenwel aan
fotograferen niet genoeg om zich uit
te drukken. De catalogus-inleiding bij zijn
werk op de expositie „Vijf Gelderse foto
grafen" eind 1964- begin 1965 in het mu
seum van de Gelderse hoofdstad èehou-
fotografie en dat is mijn bezwaar
den, liet hierover al geen twijfel be
staan. Sannes schreef daarin o.a.: „In de
ben je teveel gebonden aan technische
mérites. Met fotografie alleen kom je er
beslist niet. Je moet er meer aan toevoe
gen. Een prent alleen vind ik volkomen
onbelangrijk, hoe keurig en knap je 't ook
doet". En: „Ik hou me bezig met iets dat
te maken heeft met wat je naar mijn ge
voel het best zou kunnen kenschetsen met
een soort auteurschap. Ik maak boeken,
ik maak stories, ik maak dingen, ik
schrijf al, toevallig ben ik op dit moment
werkzaam met fotografie". En: „Ik zoek
combinaties van foto en film, fotofilm, fo
tofragmenten, filmfragmenten, waar zo
nu en dan kleuren in voorkomen. Ik wil
desnoods een stuk schrijven, een soort
theater. Ik wil 't naar elkaar toebrengen.
Ik ben nog maar aan het zoeken, 't Is nog
maar een begin".
Deze Sanne Sannes, die zei „ik geloof
niet in de fotografie", heeft in de jaren
1957 tot 1962 een paar honderd tekenin
gen gemaakt. Na zijn dood zijn ze in de
ouderlijke woning ontdekt, waarna mu
seum-directeur Johan Mekkink zich er
over ontfermde. Uit de vele bladen heeft
hij er 45 uitgezocht, die dan momenteel
in het Gemeentemuseum hangen.
Was voor de schilder Breitner de foto
grafie een hulpmiddel bij het schilderen,
voor fotograaf Sanne Sannes was het te
kenen een proberen om langs een ande
re weg dan de fotografische zijn verhaal
van zijn levensvisie te vertellen. Bij hem,
zijn foto's getuigen ervan, ging het erom,
door middel van zijn conceptie iets per
soonlijks te zeggen. Maar wat Sannes
vreesde was de herhaling, een herhaling
die door de technische gebondenheid van
de fotografie in de hand werd gewerkt.
Daarom was hij aan het zoeken om zijn
communicatiemogelijkheden uit te brei
den.
Het zijn probeersels, de tekeningen die
hij thuis voor zichzelf maakte. Niemand
heeft er ooit van geweten. De bladen zijn
meestal ongesigneerd en ongedateerd en
missen een titel. Hij heeft ze dan ook niet
gemaakt om ze te exposeren, ze hadden de
basis kunnen vormen van een nieuwe uit
drukkingsmogelijkheid, waarin tekening
en foto samen een rol spelen, iets wat hij
in enkele collages reeds wist te bereiken,
zij het op een nog weinig overtuigende
manier.
Cannes, die op de afdeling schilderen
en publiciteit van de Academie „Mi
nerva" in Groningen zijn tekenopleiding
heeft gehad, hanteerde allerlei technie
ken door elkaar. Vooral krijt, pen en houts
kool zijn veel gebruikte materialen. Wat
Sannes ermee bereikte doet evenwel nogal
eens zeggen: waar heb ik dat eerder ge
zien. Een beetje Lucebert, soms een her
innering aan Buffet, thematisch weinig
origineel, maar och, wat geeft het.
Ik geloof niet, dat het om de ontdek
king van de graficus Sannes gaat, maar
om het zoeken van een fotograaf naar een
nieuwe uitdrukkingsmogelijkheid, om over
alles wat bestaat zo volledig mogelijk te
getuigen. En wat dat betreft stond hij nog
maar aan het begin van een misschien
moeilijke weg.
Het Gemeentemuseum te Arnhem heeft
er goed aan gedaan om de fotograaf San
nes op deze curieuze expositie te laten ver
tegenwoordigen door een continue dia-ver
toning van een aantal van zijn sfeervolle
vrouwenportretten. (Tot 21 juli).
THOM STRO INK.
Kijk, dat is Suzy Heida. Altijd weer aan
het werk voor „haar" kinderen. En wie
haar operettes hebben gezien en gehoord,
„TVederland, orgelland..." is de titel van
-*• een boek, dat gewijd is aan het orgel
in ons land, bedoeld in de ruimde zin. Ne
derland, orgelland? Het er nu aan toege
voegde vraagteken spreekt voor zichzelf.
Is Nederland werkelijk een orgelland en
bezit ons land een echte orgelcultuur,
die zowel een eigen bloeiende orgelbouw
omvat als een brede belangstelling voor
orgels en orgelmuziek?
Het is als met vele zaken: het ant
woord zaT anders luiden, - al naar gelang
men deze vraag in bepaalde kringen stelt.
Temidden van alle verschuivingen, die
zich in de laatste tien jaar hebben voorge
daan op het uitgestrekte terrein van het
muziekleven, waarvan het concertleven
overigens maar een onderdeel is, blijkt de
orgelsector een merkwaardige enclave te
zijn. Dat wil zeggen: de orgelliefhebbers
vormen een stabiele groepering, zeer ve
len zijn hun uitverkoren koninklijk instru
ment trouw gebleven. Maar landelijk be
keken is ongetwijfeld de orgelcultuur ge
groeid, waarbij we het begrip, „orgelcul
tuur" willen omschrijven als het geheel
van uitingen die met het orgel te maken
hebben. Deze orgelcultuur omvat de or
gelbouw en restauratie, de langzaam
weer toenemende interesse van onze com
ponisten om muziek voor orgel te schrij
ven, de orgeldagen en -weken met cursus
sen en prijsvragen en tenslotte ook de be
langstelling voor orgelbespelingen. De er
varing leert, dat dit laatste belangstel
ling voor orgelbespelingen vooral een
plaatselijke aangelegenheid is, gekoppeld
dikwijls aan een actieve organiserende
orgelkring. Maar vooral wanneer een stad
of dorp de beschikking heeft over een
fraai, behoorlijk onderhouden groot orgel
hetzij een oud barokorgel of een mooi
negentiende-eeuws Frans-georiënteerd in
strument blijkt zich om dit orgel een
weliswaar niet spectaculaire maar hecht
gefundeerde orgelcultuur te ontwikkelen.
De voorbeelden liggen voor het grijpen en
zij liggen niet slechts in reeds internatio
naal befaamde „orgelsteden" als Haar
lem bijvoorbeeld, in plaatsen waar zgn.
orgeldagen worden gehouden zoals in Haar
lem, Bolsward en Arnhem, maar ook in
steden met een oud orgel Zwolle, Kam
pen, Elburg en Deventer, waar gedurende
de zomermaanden vrij regelmatig bespe
lingen worden gehouden.
Als Zwolle in deze rij de laatste jaren
voorop gaat, dan is dit omdat het beroem
de orgel van Arp Schnitger na zijn res
tauratie langzamerhand in de internatio
nale belangstelling is komen te staan, zo
wel door de orge^ o. e ten door vermaar
de org 'den en door de Stichting Schnit-
gerprijs Zwolle met inzendingen uit de
hele wereld als doordat de schoonheid van
het orgel velen uit een zeer wijde om
trek naar Zwolle voert.
Opmerkelijk is zeker, dat terwijl het
aantal concertmogelijkheden zeker verdub
beld is en materiële omstandigheden even
min meer een barrière kunnen vormen als
bijvoorbeeld maatschappelijke of godsdien
stige factoren om deel te nemen aan het
openbaar muziekleven waarin ook opera
en ballet zijn geïntegreerd, het orgel zich
gehandhaafd heeft. Duidelijk is er in toege
nomen mate een behoefte om het orgel
te horen bespelen, ook buiten de kerkdien
sten om, dus meer als concertinstrument.
Ondanks het nuchtere feit, dat de muzika
le mogelijkheden zo sterk zijn toegenomen
en het koninklijk instrument geen alleen
heerser is.
TVederland, orgelland. Dit heeft heel ze-
ker langer dan een eeuw niet meer
gegolden. In het geheel van de orgelbouw
hebben de zuidelijke Nederlanden, het ge
west Brabant vooral ook, in de vijftiende
en zestiende eeuw een grote bloei gekend
en een zeer sterke invloed geoefend op
de latere orgelbouw in Duitsland, Frank
rijk en zelfs Denemarken en Spanje. Na
de barokperiode, waarin de Duitse orgel
bouwers ongeëvenaarde orgels bouwden,
ook in ons land, kwam met de romantiek
het verval van de zuivere orgelcultuur.
Het ideaal was toen een romantisch orgel,
maar met het op de achtergrond raken van
de beroemde principes van het stralende
barokorgel, werden veel romantische or
gels met hun overdaad aan strijkregisters
en tekort aan vulstemmen ook vaak toe
gerust met registers, die bestemd waren
voor allerlei effecten.
Toch heeft de negentiende eeuw, die
meestal als 'n dieptepunt van de Nederland
se orgelbouw wordt beschreven, ook po
sitieve resultaten gehad. Er zijn namelijk
puur-romantische orgels gebouwd, die in
stijl ongeveer aanknoopten bij de fameuze
symfonische orgels van de Franse bou
wer Cavaillé-Coll en zijn medestanders,
typisch Frans en symfonisch-romantisch.
Ook als men de voorkeur geeft aan het
barokorgel met zijn verticale klankopbouw,
hoeft het Franse romantische orgel met
zijn symfonische karakter, voorname
tongwerken en briljante tuttiklank niet
verworpen te worden. Al is 't zeker curieus,
dat deze Cavaillé-Coll-orgels het mooiste
klinken in de weidse Franse kathedralen
en ook het beste tot hun recht tornen in
de orgel kunst van César Franck en zijn
landse orgelbouwers symfonisch-roman-
tische instrumenten gebouwd,
school, de zeer symfonisch gedachte en
rijk gekleurde werken van Charles Widor
en Léon Boëllmann. Onder invloed van
Cavaillé-Coll hebben ook enkele Neder-
Maar de reactie op de Frans-geöriën-
teerde instrumenten is in ons land vrij
vroeg gekomen, wat zeker verband houdt
met onze aard. Meer en meer ook keer
den de orgelbouwers in ons land terug
naar de oude principes, voor zover zij or
gels gingen bouwen, die we „neo-barok"
zouden kunnen noemen. Want er zijn ook
bouwers, die de verworvenheden van het
symfonische orgel willen combineren met
het klankideaal van de barok. In elk ge
val kunnen we vaststellen, dat ook Neder
land weer mee is gaan tellen in de orgel
bouw en enkele bouwers, zowel een en
kele belangrijke als sommige kleine maar
degelijk-geschoolde firma's, opdrachten
kunnen uitvoeren waarvoor men nog niet
lang geleden naar buitenlandse orgel
bouwers ging.
A an de Zaanse orgelbouwer D. A. Flen-
trop is het ere-doctoraat van het
Oberlin College verleend, ter gelegenheid
van het 27e lustrum van deze universi
teit in Ohio. Zoals bij de meeste Ameri
kaanse universiteiten het geval is, heeft
het Oberlin College een conservatorium
afdeling. Deze is vooral bekend door de
belangrijke activiteiten van de kerk- en
orgelmuziek. Voor orgelkunst bestaat in
Amerika veel meer belangstelling dan
men in Europa meent. In Amerika staat
de orgelbouw in groot aanzien.
Juist om de grote verdiensten van de
orgelbouwer Flentrop voor de ontwikke
ling van de orgelbouw in Amerika te
eren, wordt aan onze landgenoot dit be
langrijke ere-doctoraat verleend.
Flentrop. zoals men weet de man die
het aandurfde de ingrijpende restauratie
van het kostbare Arp Schnitger-orgel in
Zwolle met wereldsucces uit te voeren en
de bouwer van het monumentale concert
orgel in de Rotterdamse Doelen, heeft in
Amerika veel orgels gebouwd.
In de beroemde St. Mark's Cathedral
in Seatle aan de Amerikaanse westkust,
een bloeiend centrum van de Music and
Art Foundation van deze typisch Ameri
kaanse stad met bijna driehonderd ker
ken, bouwde Flentrop een enorm orgel
met meer dan vierduizend pijpen en de
zogenaamde Spaanse trompetten die hori
zontaal op het front zijn geplaatst. De
keuze van de Amerikaanse opdrachtgevers
viel op het Nederlandse bedrijf, nadat
men in heel West-Europa talrijke orgels
had beluisterd. Flentrops knappe vakman
schap heeft ook andere Nederlandse or
gelbouwers in Amerika een introductie ge
geven, zoals de Alkmaarse orgelbouwer
Pels, die ook veel in Amerika bouwt.
¥")e betekenis van deze Nederlandse or-
gelbouw in Amerika is niet alleen
een zakelijke en zeker ook een artistiek-
muzikaal propagandistische, maar reikt
verder en dieper. Een groot deel van de or
gels in Amerika waren gebouwd volgens
de Frans-geöriënteerde principes, dus over
wegend romantisch, een dispositie met
weinig vulstemmen. De Ned. orgelbouwers
echter bouwen nu in Amerika orgels met
veel meer vulstemmen, zodat de orgel
muziek van de barok, welke een belang
rijk deel van de gehele orgelliteratuur uit
maakt ook stijlvoller kan worden uitge
voerd. Hoezeer de Amerikanen, en vooral
de jongeren, gesteld zijn op orgelmuziek,
blijkt ook uit de enorme aantallen gram
mofoonopnamen die gemaakt worden.
Vertolkingen door befaamde Westeurope-
se organisten, opgenomen op de beroem
de historische orgels, worden in Amerika
op de markt gebracht en grif verkocht.
Daarbij is men in Amerika minder pu
ristisch, dat wil zeggen: het klinkende
resultaat van de gespeelde werken
geeft in de waardering de doorslag, niet
de stijl. In ons land zijn de twee grote
stromingen, al staan deze iets minder
scherp tegenover elkaar dan tien jaar ge
leden, nog minder bij elkaar gekomen. De
orgelstijl met een op virtuositeit en ro
mantische klankwerking gerichte
voordracht en registratie telt (nog) de
meeste aanhangers. Andere kringen van
orgelliefhebbers hebben hun hart verpand
soms wat eenzijdig aan de orgel
kunst uit de barokperiode, welke uiter
aard meer gebonden is aan een strakkere
stijl en klank.