SÏIZY HEIDA-HEYNIS dol op kinderen en muziek SANNE SANNES WILDE MEER DAN FOTOGRAFEREN ALLEEN rjedenand een heiancfriih oraellcind Grondlegster van operetietraditie in Eerbeek Tekeningen van Apeldoorner in Arnhem te zien oSfttliZe nissen 1 Mandoline Zangles Jeugdoperette Samenwerking muzieWeuilleton door henri ?h. timmerman "1% Mevrouw Suzy Heida-Heynis is geen vrouw voor een gewoon, regelma tig interview. Het gesprek loopt wel eens uit de hand, belandt dan op zijpaden, on derwerpen die ogenschijnlijk niets te ma ken hebben met waar wij over praten. Maar dan blijkt achteraf dat het er toch op een of andere manier bij hoort, en ergens op aansluit. En dat geeft dan een aparte charme aan ons gesprek in de ge zellige huiskamer van de Heida's, waar je je, als je er binnentreedt en met een gastvrij gebaar naar een gemakkelijke stoel wordt verwezen, onmiddellijk thuis voelt, je meteen weet opgenomen in de intieme sfeer van dit tussen de bomen verscholen huis aan de Tullekensweg in Eerbeek. Bij de tuindeuren staat een twee-kla- viers elektronisch orgel. In de kamer er naast ontdekken wij de piano. In zijn ho ge koperen kooi brengt een beo schelle geluiden voort. Fantastisch mooi gekleur de parkieten zijn in een andere hoek van de kamer in heftige discussie. Er gens aan de wand kirt een stel tortelduif jes. „Wij zijn dol op dieren", antwoordt Su zy Heida op onze onuitgesproken vraag. „Dieren vragen je aandacht. Het is heer lijk om voor ze te zorgen. Wij hebben kal koenen, ganzen, kippen, een hond, twee poezen en ee nbok." Ja, en wat voor een. Die had ons toen wij het erf opkwamen al vriendelijk begroet en bijna omverge lopen. Dol op dieren, op bloemen en...op kin deren. Kinderen. Het echtpaar Heida be zit ze niet, maar het heeft er wel hon derd. En die horen allemaal bij de Dorps- jeugdoperette van Eerbeek, waarvan Su- ren hebben haar hart, maar niet alleen zy Heida de motor en zich is. Die kinde- men met haar elk jaar weer opnieuw aan het hare. Ook dat van haar man, die sa- de maandenlange voorbereiding zijn deel heeft, de decors on'werpt en op de uitvoe ringen achter de schermen ervoor zorgt dat alles op rolletjes loopt. „Die operette, hoe is u daartoe geko men?", vuren wij als eerste vraag af, als wij de weg hebben verkend en op elkaar ingespeeld raken. „O, dat is een heel lange geschiedenis. Als kleuter gaf ik reeds blijken van muzi kaliteit. Nee, nee, geen wonderkind, in 't minst nie^, maar muziek trok mij toen al aan. Op mijn vierde verjaardag kreeg ik van mijn vader, die beroepsmilitair was (mijn moeder was van Frans-Zwitserse afkomst) een mandoline ten geschenke. Wij woonden destijds in Zaandam, waar lk ook geboren ben. Zaandam was een mandolineorkest rijk en al gauw werd ik daarin opgenomen. Maar toen ik zo onge veer zeven jaar was kon de mandoline mij niet meer bekoren. De viool kwam ervoor in de plaats, en nog eens drie jaar later werd ik leerling van de onderafdeling mu ziekschool van het Amsterdamse Toon kunstconservatorium, waarvan Sem Dres den directeur was. Op de lagere school be hoorde ik niet tot de uitblinkers, maar de hebben. Tenminste, ik werd daar getest muziekschool moet toch wat in mij gezien en kwam in aanmerking voor een halve beurs, door koningin Wilhelmina beschik baar gesteld. Ik was een ijverig leerlinge en toen ik eenmaal veertien was gewor den, gingen na toelatingsexamen de deu ren van het conservatorium voor mij open." schril. Wij lachen er even om en dan zegt In de aangrenzende kamer fluit de beo Suzy Heida: „En toch ben ik geen violiste geworden. Op het conservatorium is het Terschy geweest die mijn aanleg voor zang ontdekte. Mijn viool ging aan de kant, of, nou nee, niet helemaal, want inmiddels maakte ik deel uit van een strijkkwartet. Maar van toen af kreeg ik zangles van tijds een voorname plaats innam onder de mevrouw Jacoba Dresden-Dhont, die des- Nederlandse concertzangeressen. Onge veer drie jaar hebben die lessen geduurd, en de bedoeling was dat ik operazangeres zou worden, maar de oorlog en nog ande re omstandigheden staken een spaak in het wiel. Ik brak mijn studie af, hervatte die echter van 1943 tot 1945. In Zaandam, waar ik nog altijd woonde was ik dirigente geworden van een kin derkoor, en daar heb ik veel genoegen aan beleefd. In 1947 het loopt altijd an ders dan je denkt, en ik was inmiddels gehuwd verhuisden wij naar Bilthoven. Ja, u weet, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Want in Bilthoven werd ik lid van de Bilthovense Koorvereniging, en daar heb ik eigenlijk m'n grote tijd als zangeres beleefd. Als soliste wenkte ik mee aan uitvoeringen van de Johannes en de Matthaus Passion en heb ik ook opera-aria's gezongen. In 1951 verlieten wij Bilthoven, om in Eerbeek een vakantiebedrijf te beginnen. Van toen af was ik eigenlijk nog alleen maar amateurzangeres, maar mijn man werd door de AVRO aangezocht om ar- tistiekleider te worden van De Oprechte Amateur voor de provincie Gelderland, en dat bracht mij toch weer op het concert podium. Op de eerste AVRO-landdag in Berg en Bos te Apeldoorn zong ik twee aria's uit de opera „La Bohème". Dat was heerlijk, niet?" Wij knikken begrijpend. Maar hoe is het toen verder gegaan, willen wij weten, want u zit, als wij het wel hebben, toch al weer zo'n jaar of 5 in het kinderoperette- werk? Hoe is dat zo gekomen? „Kijk", zegt Suzy Heida, en ze gaat er eens extra voor zitten, „dat zal ik u vertel len. Ik zei al: wij zijn dol op kinderen. Kin deren zijn zo heerlijk onbevangen, als je ze eenmaal hebt, geven ze zich spontaan, kun je van alles met ze beginnen. In 1960 werd ik vervangend dirigent van het kin- M derkoor „Jong Leven" een onderafdeling van het gemengd 3 koor „Herleving". Ik studeerde met die kinderen wel leuke lied jes, maar ik wilde wat anders. Dat zit nu eenmaal in me. Ik zocht naar een ge schikte kinderoperette. Het operettegenre ligt me. Wist u", onderbreekt Suzy Hei da zichzelf, „dat ik in Apeldoorn dat gen re nog beoefend heb?" Nee, dat wisten wij niet, maar het ver baast ons niet. Opera en operette liggen zo'n beetje in eikaars verlengde, en waar om zou deze musicienne in hart en nie ren zich niet in de operette begeven heb ben? In do operette „De Sneeuwkoningin" vond zij wat zij zocht, en dat is eigen lijk het begin geworden van haar werk zaamheid als operettedirigente. „Die operette", glundert Suzy Heida, „werd een groot succes, en toert ik in het zelfde jaar de leiding kreeg van „Jong Eendracht" in Hall, kwam ook daar „De Sneeuwkoningin" tot uitvoering. In 1961 hebben wij hier een tienerkoor opgericht. Er werd maar één jongen lid van, verder alleen meisjes. Dat koortje hield zich be zig met het zingen voor ouden van da gen, zieken en chronisch patiënten In ver pleeghuizen, onder het motto: „Geef een ander wat zonneschijn". Maar ik wilde meer. In het najaar van '62 namen mijn man en ik het initiatief tot de oprichting van de Dorpshuisjeugd- operette. Dat is niet zo maar vanzelf ge gaan, o nee, wij hebben nogal wat weer standen moeten ovérwinnen. Maar het is toch gelukt, en toen heb ik verschillende liedjes die ik gecomponeerd had, bijeen ge bracht en verwerkt tot mijn eerste operet te, waarvoor ik ook de tekst schreef, „Prinses Elly". Dat is een doorslaand succes geworden, die eerste opvoering in november '63. Met die ene opvoering konden wij niet volstaan, en zowel de kinderen als de grote mensen waren enthousiast. Het werd het begin van een traditie. Ik was intussen al weer doende met het bedenken van stof voor een operette, die, dat stand wel vast, moest volgen." Ja, hoe doet u dat eigenlijk, gaat u er speciaal voor zitten? „Nee", zegt Suzy Heida, „nee, dat gaat heel anders. Als ik bezig ben met mijn mer of wat dan ook, komen vanzelf intrige, huishoudelijke werk in de keuken, de ka- tekst en muziek bij mij op. En zo ontstaat bedrijf na bedrijf. En ja, weet u, ik wijk in mijn operettes af van het gebruikelijke patroon. Natuurlijk, het sprookje hand haaf ik. Dat is voor de kinder-operette een onmisbaar element. Maar ik maak niet alleen een sprookje, ik maak er meer een musical van, waarin sprookje en wer kelijkheid samen komen, waardoor je ont komt aan het min of meer verstarde beeld van de koningszoon die zijn uitverkorene zijn vader gaat zoeken en in triomf thuis- al niet met de hoge toestemming van brengt. Maar als je dit gegeven, dat voor kinderen toch altijd aantrekkelijk blijft, mits gevarieerd, vermengt met gebeurte nissen die in eigen tijd voorkomen (waar bij ik er niet voor terugschrik, zoals bij voorbeeld in mijn tweede operette, „Mar leentjes reis naar de maan", de raketten erbij te pas te brengen; wij leven toch in de tijd van de techniek?) dan krijg je een veel levendigei geheel, dat de kinde ren veel meer aanspreekt, en kom je ook tot een veel dynamischer handeling, die de kinderen boeit en animeert. En verder, mevrouw Heida, hoe ging het verder? „Nou in 't voorjaar van '65 „ging" „Marleentje" en in '66 „Het geheim van de oude zigeunerin". Wij hebben toen de AVRO-tv op visite gehad en die maakte la ter twee opnamen, één hier in het Dorps huis en één in Baarn. Dat gaf extra in spanning, maar ook extra voldoening. Je ondervindt dan dat je werk goed is, dat het aanslaat. Begin april '67 ging „Karei houdt niet van spoken" in première, en de in totaal zes opvoeringen vonden allemaal een uit verkocht huis. En met „Ik zou zo graag een jongen willen zijn" hebben wij het eerste lustrum van de Dorpsjeugdoperet- te gevierd, en nu heb ik al weer drie van de vijf bedrijven van de volgende musi cal in concept gereed. Maar de titel ver klap ik nog niet, die is nog een geheim." weten hoe zij die kinderen tot zingen en acteren brengt. Waarin haar man een niet gering aandeel heeft, want hij voert de regie. Op de uitvoering is er geen speld tussen te krijgen. Hij zorgt voor de ar tistieke decors in eigen atelier, voor de altijd fantastische belichting, de geluids regie, en alles wat nog meer nodig is om de opvoering te doen slagen. En om de Heida's heen een kring van as sistenten, dames die de kostuums ver vaardigen, en er zijn er heel wat nodig. Heren die behulpzaam zijn bij het maken van decors en andere attributen, en de jongens van de ritmegroep van de beat- band „Be Nice", die dit jaar de compo niste (die zelf aan orgel en piano de uit voering leidt) assisteerden. Als u, denken wij hardop, als u die ope rettes eens zoudt kunnen opvoeren wij hebben er twee gezien en genoten in een zaal waarin u een groot toneel ter beschikking stond, hoe zouden ze dan tot hun recht komen, in „Orpheus" bijvoor beeld? Wij kijken elkaar eens aan en wij lachen een beetje. Maar wie weet v. R. Eén van de tekeningen van de foto graaf Sanne Sannes, momenteel in het Gemeentemuseum te Arnhem geëxpo seerd. De Amerikaanse zangeres-pianiste Ni- na Simone, die enkele maanden gele den op tv-kijkend Nederland een grote in druk maakte door haar uiterst geëmotio neerde optredentreedt dit weekend weer in ons land op. Er zijn twee concerten, hedennacht in het Concertgebouw te Am sterdam en zondagavond in De Doelen te Rotterdam. Nina Simone zal begeleid worden door de vaste groep met: Gene Taylor (bas), Samuel Waymon (orgel), William Clark (drums) en Henry Young (gitaar). Ter ere van de Amsterdamse schil der Melle Oldeboerrigter, is een ten toonstelling georganiseerd die van 15 juni tot en met 28 juli 1968 in het Rijksmu seum Twenthe in Enschede zal worden ge houden. Dit is de eerste grote overzichte tentoonstelling van het werk van deze kunstenaar, dat wegens het fantastische karakter in ons land een unieke plaats inneemt in de hedendaagse schilderkunst, aldus een toelichting van het Rijksmu seum. „Met ongeveer veertig schilderijen en een even groot gezamenlijk aantal tekenin gen, aquarellen, pastels en borduursels wordt een zo representatief mogelijk beeld gegeven van een oeuvre, dat door een kleine kring van kenners en verzame laars van internationale betekenis wordt geacht. Voor het grote publiek bleef dit werk tot op heden onbekend om redenen, die be grijpelijk zijn, maar inmiddels als over leefd kunnen worden beschouwd. Ook Mel le zelf heeft gedurende véle jaren élke pu bliciteit gemeden. De te Enschede te hou den expositie is onlangs voorafgegaan door een kleinere te Amsterdam. Met het presenteren van de kunstenaar Melle, wiens werk door de hernieuwde in teresse in het surrealisme en de daarmee verbonden nieuwe figuratieve stromingen onder de jongeren juist nu een bijzondere betekenis krijgt, uAl het Rijksmuseum Twenthe zijn bijdrage leveren aan het toegankelijk maken van de eigentijdse kunst". Het zal zes jaar geleden geweest zijn. dat fotograferend Nederland de oren spitste toen aan het licht kwam dat de schilder George Breitner ook gefotogra feerd had. Zo'n veertig jaar na de dood van de impressionist doken een tweedui zend stuks in dozen en vuile enveloppen bewaarde foto's op. Breitners vrouw had de opnamen aan een kunsthandelaar ge- geven, die deze zorgvuldig weggestopt had, omdat hij voor de reputatie van de schilder vreesde. Het publiek mocht eens gaan menen dat Breitner de foto's na schilderde, wat naar de veelal heersende mening niet meer dan een koud kunstje is, dat weinig met het begrip „echte" kunst te maken heeft. Dit inzicht heeft gelukkig veld geruimd voor hét minder beschuldigende standpunt, dat de foto's voor Breitner niets meer waren dan een snel schetsmiddel, waarmee het leven be trapt werd. Weer heeft nu ons fotograferend land je iets, waarover het praten kan. Aanlei ding: de expositie van tekeningen van de vorig jaar overleden fotograaf Sanne San- nes in het Arnhems Gemeentemuseum. Zijn foto's, gepubliceerd in vele binnen- en buitenlandse kranten en tijdschriften, waren genoegzaam bekend en het ontbrak niet aan loftuitingen. En wie vorig jaar na het verongelukken van de toen dertig jarige Apeldoorner de naam Sanne San- nes nog weinig zei, kon kort na zijn over lijden in het Gemeentemuseum van Arn - hem na een bezoek aan een kleine, maar representatieve herdenkingsexpositie be vestigen, wat insiders al lang wisten: San ne Sannes was een top-fotograaf met een heel persoonlijke visie. T~)eze Sanne Sannes had evenwel aan fotograferen niet genoeg om zich uit te drukken. De catalogus-inleiding bij zijn werk op de expositie „Vijf Gelderse foto grafen" eind 1964- begin 1965 in het mu seum van de Gelderse hoofdstad èehou- fotografie en dat is mijn bezwaar den, liet hierover al geen twijfel be staan. Sannes schreef daarin o.a.: „In de ben je teveel gebonden aan technische mérites. Met fotografie alleen kom je er beslist niet. Je moet er meer aan toevoe gen. Een prent alleen vind ik volkomen onbelangrijk, hoe keurig en knap je 't ook doet". En: „Ik hou me bezig met iets dat te maken heeft met wat je naar mijn ge voel het best zou kunnen kenschetsen met een soort auteurschap. Ik maak boeken, ik maak stories, ik maak dingen, ik schrijf al, toevallig ben ik op dit moment werkzaam met fotografie". En: „Ik zoek combinaties van foto en film, fotofilm, fo tofragmenten, filmfragmenten, waar zo nu en dan kleuren in voorkomen. Ik wil desnoods een stuk schrijven, een soort theater. Ik wil 't naar elkaar toebrengen. Ik ben nog maar aan het zoeken, 't Is nog maar een begin". Deze Sanne Sannes, die zei „ik geloof niet in de fotografie", heeft in de jaren 1957 tot 1962 een paar honderd tekenin gen gemaakt. Na zijn dood zijn ze in de ouderlijke woning ontdekt, waarna mu seum-directeur Johan Mekkink zich er over ontfermde. Uit de vele bladen heeft hij er 45 uitgezocht, die dan momenteel in het Gemeentemuseum hangen. Was voor de schilder Breitner de foto grafie een hulpmiddel bij het schilderen, voor fotograaf Sanne Sannes was het te kenen een proberen om langs een ande re weg dan de fotografische zijn verhaal van zijn levensvisie te vertellen. Bij hem, zijn foto's getuigen ervan, ging het erom, door middel van zijn conceptie iets per soonlijks te zeggen. Maar wat Sannes vreesde was de herhaling, een herhaling die door de technische gebondenheid van de fotografie in de hand werd gewerkt. Daarom was hij aan het zoeken om zijn communicatiemogelijkheden uit te brei den. Het zijn probeersels, de tekeningen die hij thuis voor zichzelf maakte. Niemand heeft er ooit van geweten. De bladen zijn meestal ongesigneerd en ongedateerd en missen een titel. Hij heeft ze dan ook niet gemaakt om ze te exposeren, ze hadden de basis kunnen vormen van een nieuwe uit drukkingsmogelijkheid, waarin tekening en foto samen een rol spelen, iets wat hij in enkele collages reeds wist te bereiken, zij het op een nog weinig overtuigende manier. Cannes, die op de afdeling schilderen en publiciteit van de Academie „Mi nerva" in Groningen zijn tekenopleiding heeft gehad, hanteerde allerlei technie ken door elkaar. Vooral krijt, pen en houts kool zijn veel gebruikte materialen. Wat Sannes ermee bereikte doet evenwel nogal eens zeggen: waar heb ik dat eerder ge zien. Een beetje Lucebert, soms een her innering aan Buffet, thematisch weinig origineel, maar och, wat geeft het. Ik geloof niet, dat het om de ontdek king van de graficus Sannes gaat, maar om het zoeken van een fotograaf naar een nieuwe uitdrukkingsmogelijkheid, om over alles wat bestaat zo volledig mogelijk te getuigen. En wat dat betreft stond hij nog maar aan het begin van een misschien moeilijke weg. Het Gemeentemuseum te Arnhem heeft er goed aan gedaan om de fotograaf San nes op deze curieuze expositie te laten ver tegenwoordigen door een continue dia-ver toning van een aantal van zijn sfeervolle vrouwenportretten. (Tot 21 juli). THOM STRO INK. Kijk, dat is Suzy Heida. Altijd weer aan het werk voor „haar" kinderen. En wie haar operettes hebben gezien en gehoord, „TVederland, orgelland..." is de titel van -*• een boek, dat gewijd is aan het orgel in ons land, bedoeld in de ruimde zin. Ne derland, orgelland? Het er nu aan toege voegde vraagteken spreekt voor zichzelf. Is Nederland werkelijk een orgelland en bezit ons land een echte orgelcultuur, die zowel een eigen bloeiende orgelbouw omvat als een brede belangstelling voor orgels en orgelmuziek? Het is als met vele zaken: het ant woord zaT anders luiden, - al naar gelang men deze vraag in bepaalde kringen stelt. Temidden van alle verschuivingen, die zich in de laatste tien jaar hebben voorge daan op het uitgestrekte terrein van het muziekleven, waarvan het concertleven overigens maar een onderdeel is, blijkt de orgelsector een merkwaardige enclave te zijn. Dat wil zeggen: de orgelliefhebbers vormen een stabiele groepering, zeer ve len zijn hun uitverkoren koninklijk instru ment trouw gebleven. Maar landelijk be keken is ongetwijfeld de orgelcultuur ge groeid, waarbij we het begrip, „orgelcul tuur" willen omschrijven als het geheel van uitingen die met het orgel te maken hebben. Deze orgelcultuur omvat de or gelbouw en restauratie, de langzaam weer toenemende interesse van onze com ponisten om muziek voor orgel te schrij ven, de orgeldagen en -weken met cursus sen en prijsvragen en tenslotte ook de be langstelling voor orgelbespelingen. De er varing leert, dat dit laatste belangstel ling voor orgelbespelingen vooral een plaatselijke aangelegenheid is, gekoppeld dikwijls aan een actieve organiserende orgelkring. Maar vooral wanneer een stad of dorp de beschikking heeft over een fraai, behoorlijk onderhouden groot orgel hetzij een oud barokorgel of een mooi negentiende-eeuws Frans-georiënteerd in strument blijkt zich om dit orgel een weliswaar niet spectaculaire maar hecht gefundeerde orgelcultuur te ontwikkelen. De voorbeelden liggen voor het grijpen en zij liggen niet slechts in reeds internatio naal befaamde „orgelsteden" als Haar lem bijvoorbeeld, in plaatsen waar zgn. orgeldagen worden gehouden zoals in Haar lem, Bolsward en Arnhem, maar ook in steden met een oud orgel Zwolle, Kam pen, Elburg en Deventer, waar gedurende de zomermaanden vrij regelmatig bespe lingen worden gehouden. Als Zwolle in deze rij de laatste jaren voorop gaat, dan is dit omdat het beroem de orgel van Arp Schnitger na zijn res tauratie langzamerhand in de internatio nale belangstelling is komen te staan, zo wel door de orge^ o. e ten door vermaar de org 'den en door de Stichting Schnit- gerprijs Zwolle met inzendingen uit de hele wereld als doordat de schoonheid van het orgel velen uit een zeer wijde om trek naar Zwolle voert. Opmerkelijk is zeker, dat terwijl het aantal concertmogelijkheden zeker verdub beld is en materiële omstandigheden even min meer een barrière kunnen vormen als bijvoorbeeld maatschappelijke of godsdien stige factoren om deel te nemen aan het openbaar muziekleven waarin ook opera en ballet zijn geïntegreerd, het orgel zich gehandhaafd heeft. Duidelijk is er in toege nomen mate een behoefte om het orgel te horen bespelen, ook buiten de kerkdien sten om, dus meer als concertinstrument. Ondanks het nuchtere feit, dat de muzika le mogelijkheden zo sterk zijn toegenomen en het koninklijk instrument geen alleen heerser is. TVederland, orgelland. Dit heeft heel ze- ker langer dan een eeuw niet meer gegolden. In het geheel van de orgelbouw hebben de zuidelijke Nederlanden, het ge west Brabant vooral ook, in de vijftiende en zestiende eeuw een grote bloei gekend en een zeer sterke invloed geoefend op de latere orgelbouw in Duitsland, Frank rijk en zelfs Denemarken en Spanje. Na de barokperiode, waarin de Duitse orgel bouwers ongeëvenaarde orgels bouwden, ook in ons land, kwam met de romantiek het verval van de zuivere orgelcultuur. Het ideaal was toen een romantisch orgel, maar met het op de achtergrond raken van de beroemde principes van het stralende barokorgel, werden veel romantische or gels met hun overdaad aan strijkregisters en tekort aan vulstemmen ook vaak toe gerust met registers, die bestemd waren voor allerlei effecten. Toch heeft de negentiende eeuw, die meestal als 'n dieptepunt van de Nederland se orgelbouw wordt beschreven, ook po sitieve resultaten gehad. Er zijn namelijk puur-romantische orgels gebouwd, die in stijl ongeveer aanknoopten bij de fameuze symfonische orgels van de Franse bou wer Cavaillé-Coll en zijn medestanders, typisch Frans en symfonisch-romantisch. Ook als men de voorkeur geeft aan het barokorgel met zijn verticale klankopbouw, hoeft het Franse romantische orgel met zijn symfonische karakter, voorname tongwerken en briljante tuttiklank niet verworpen te worden. Al is 't zeker curieus, dat deze Cavaillé-Coll-orgels het mooiste klinken in de weidse Franse kathedralen en ook het beste tot hun recht tornen in de orgel kunst van César Franck en zijn landse orgelbouwers symfonisch-roman- tische instrumenten gebouwd, school, de zeer symfonisch gedachte en rijk gekleurde werken van Charles Widor en Léon Boëllmann. Onder invloed van Cavaillé-Coll hebben ook enkele Neder- Maar de reactie op de Frans-geöriën- teerde instrumenten is in ons land vrij vroeg gekomen, wat zeker verband houdt met onze aard. Meer en meer ook keer den de orgelbouwers in ons land terug naar de oude principes, voor zover zij or gels gingen bouwen, die we „neo-barok" zouden kunnen noemen. Want er zijn ook bouwers, die de verworvenheden van het symfonische orgel willen combineren met het klankideaal van de barok. In elk ge val kunnen we vaststellen, dat ook Neder land weer mee is gaan tellen in de orgel bouw en enkele bouwers, zowel een en kele belangrijke als sommige kleine maar degelijk-geschoolde firma's, opdrachten kunnen uitvoeren waarvoor men nog niet lang geleden naar buitenlandse orgel bouwers ging. A an de Zaanse orgelbouwer D. A. Flen- trop is het ere-doctoraat van het Oberlin College verleend, ter gelegenheid van het 27e lustrum van deze universi teit in Ohio. Zoals bij de meeste Ameri kaanse universiteiten het geval is, heeft het Oberlin College een conservatorium afdeling. Deze is vooral bekend door de belangrijke activiteiten van de kerk- en orgelmuziek. Voor orgelkunst bestaat in Amerika veel meer belangstelling dan men in Europa meent. In Amerika staat de orgelbouw in groot aanzien. Juist om de grote verdiensten van de orgelbouwer Flentrop voor de ontwikke ling van de orgelbouw in Amerika te eren, wordt aan onze landgenoot dit be langrijke ere-doctoraat verleend. Flentrop. zoals men weet de man die het aandurfde de ingrijpende restauratie van het kostbare Arp Schnitger-orgel in Zwolle met wereldsucces uit te voeren en de bouwer van het monumentale concert orgel in de Rotterdamse Doelen, heeft in Amerika veel orgels gebouwd. In de beroemde St. Mark's Cathedral in Seatle aan de Amerikaanse westkust, een bloeiend centrum van de Music and Art Foundation van deze typisch Ameri kaanse stad met bijna driehonderd ker ken, bouwde Flentrop een enorm orgel met meer dan vierduizend pijpen en de zogenaamde Spaanse trompetten die hori zontaal op het front zijn geplaatst. De keuze van de Amerikaanse opdrachtgevers viel op het Nederlandse bedrijf, nadat men in heel West-Europa talrijke orgels had beluisterd. Flentrops knappe vakman schap heeft ook andere Nederlandse or gelbouwers in Amerika een introductie ge geven, zoals de Alkmaarse orgelbouwer Pels, die ook veel in Amerika bouwt. ¥")e betekenis van deze Nederlandse or- gelbouw in Amerika is niet alleen een zakelijke en zeker ook een artistiek- muzikaal propagandistische, maar reikt verder en dieper. Een groot deel van de or gels in Amerika waren gebouwd volgens de Frans-geöriënteerde principes, dus over wegend romantisch, een dispositie met weinig vulstemmen. De Ned. orgelbouwers echter bouwen nu in Amerika orgels met veel meer vulstemmen, zodat de orgel muziek van de barok, welke een belang rijk deel van de gehele orgelliteratuur uit maakt ook stijlvoller kan worden uitge voerd. Hoezeer de Amerikanen, en vooral de jongeren, gesteld zijn op orgelmuziek, blijkt ook uit de enorme aantallen gram mofoonopnamen die gemaakt worden. Vertolkingen door befaamde Westeurope- se organisten, opgenomen op de beroem de historische orgels, worden in Amerika op de markt gebracht en grif verkocht. Daarbij is men in Amerika minder pu ristisch, dat wil zeggen: het klinkende resultaat van de gespeelde werken geeft in de waardering de doorslag, niet de stijl. In ons land zijn de twee grote stromingen, al staan deze iets minder scherp tegenover elkaar dan tien jaar ge leden, nog minder bij elkaar gekomen. De orgelstijl met een op virtuositeit en ro mantische klankwerking gerichte voordracht en registratie telt (nog) de meeste aanhangers. Andere kringen van orgelliefhebbers hebben hun hart verpand soms wat eenzijdig aan de orgel kunst uit de barokperiode, welke uiter aard meer gebonden is aan een strakkere stijl en klank.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 13