ZIEZO
zaterdag 15 juni 1968
Dit is de plattegrond
van de woning van de heer
Van Dien (architect Ver
hoeven) het huis met
de vele deuren en zonder
vensters. 1. woonkamer, 2.
patio, 3. slaapkamer, 4.
entree, 5. keuken, 6. bad
kamer, 7. ouderslaapka
mer, 9. terras, 12. garage,
13. put regenwater, 14.
brievenbus, 16. centr. ver
warming. De twee inte
rieurfoto's werden geno
men in twee verschillen
de hoeken van de kruis
vormige woonkamer. Dui
delijk kan men zien hoe
de deuren ook de functie
van de ramen hebben ge
kregen met de smalle
glasspleten. Foto onder
iaat het exterieur van de
woning zien. In kaderde
directeur van de Nationale
Stichting Nieuwe Woon
vormen, de heer A. van
Dien.
Nieuwe wijze
van wonen
Binnen afzienbare tijd zal
men op de Veluwe en met
name in Apeldoorn horen
over de Nationale Stichting
Nieuwe Woonvormen. Deze
stichting, die op alle moge
lijke manieren behulpzaam
wil zijn bij het tot stand
brengen in Nederland van
woonvormen die meer ruim
te bieden voor menselijke
ontplooiing dan bij het ge
bruikelijke bouwen het ge
val is, en wil fungeren als
een intermediair tussen ont
werpers en onder meer ge
meentebesturen, heeft in sa
menwerking met de gemeen
te Apeldoorn een plan in stu
die genomen voor de bouw
van een klein complex wo
ningen, waaraan de Stich
ting graag haar signatuur
wil geven.
In de Stichting zit onder
meer een werkgroep van ar
chitecten, waar iedere archi
tect wiens visie met de oriëntering van de Stichting overeenstemt,
kan worden toegelaten. Er is ook een contactgroep die open staat
voor iedereen die geïnteresseerd is in bouwen en wonen. Die
contactgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de meest uit
eenlopende groeperingen van de maatschappij en vormt zoais
de Stichting zegt een reservoir voor advies en beoordeling.
Het is de bedoeling om overal in het land contactgroepen te
vormen. Sympathisanten kunnen voor een minimum bedrag van
f 2,50 (giro 241515) op de hoogte blijven van de activiteiten van
de Stichting.
Een Raad van Advies, o.m. bestaande uit de sociografe He-
dy d'Ancona, de architect Apon, de architect en hoogleraar Aldo
van Eyck, de kinderarts Ph. H. Fledeldij Dop, de hoogleraar
in de psychologie N. H. Frijda en de Rijksplanoloog L. Wijers,
zal de bij de Stichting voorgelegde ontwerpen beoordelen, waar
bij ten nauwste zal worden samengewerkt met de werkgroep ar
chitecten en de contactgroepen. Men is van mening, dat bij de
bundeling van krachten uit het hele gebied van wonen en bou
wen alternatieven gevonden kunnen worden voor de, wat ge
noemd wordt „visie-loze wijze waarop ons land wordt volge
bouwd".
Een onzer redacteuren had dezer dagen een onderhoud met de
directeur van de Stichting, de heer A. van Dien, wiens huis (zon
der vensters en met dertien deuren) men kan beschouwen als
een proeve van de Stichting. Een eerste object van de Stichting
is een complex van 35 woningen in Hoevelaken, waarvoor bij
zonder veel belangstelling bestaat uit het hele land en dat ge
leid heeft tot talloze aanvragen om contacten met de Stichting.
Apeldoorn zal waarschijnlijk binnenkort ook met deze Stich
ting te maken krijgen.
We staan midden in de woonkamer en
kijken even wat onwennig rond. Hé, wat
vreemd, in dit huis zit geen venster... of zijn
het allemaal vensters, die talloze deuren en
die spleten, die samen als evenzovele
passe-partoutjes in de wand het uitzicht bieden
op het buitengebeuren?
De woonkamer is een stomp kruis met vier
deuren... nee, veel méér. Vier deuren naar
buiten, vier naar de keuken en de drie slaap
kamers, die alle al wéér een deur naar
buiten hebben.
Wie woont er in dit vreemde huis?
Wie kwam op de gedachte om zo'n huis neer
te zetten daar in de landelijke rust van het
dorpje Hoevelaken onder Amersfoort?
Wat zal 't ding wel niet gekost hebben en hoe
hebben ze 't door de „schoonheidscommissie"
kunnen krijgen?
Al honderden Nederlanders en tientallen
buitenlanders hebben in Hoevelaken om dit
zonderlinge huis heengedraaid en zichzelf
en anderen vele vragen gesteld. Is het een
mooi huis? Is 't lelijk? Men weet er eigenlijk
geen weg mee....
De bewoner zelf, de interieurarchitect Ab
van Dien, directeur van de „Nationale Stich
ting Nieuwe Woonvormen" zegt: „Dit huis is
zo Nederlands als een Nederlands huis maar
Nederlands kan zijn als u begrijpt wat ik
bedoel..."
't Kan wel zijn, maar miljoenen Nederlanders
weten er geen raad mee. Dat komt dan
waarschijnlijk omdat miljoenen Nederlanders
in bijna hetzelfde soort huis wonen: de flat
(met 2, 3 of 4 kamers) of de dito eengezins
woning. Ze weten niet beter: bij een huis
hoort een toegang, halletje, gangetje, trap
naar boven (waar de slaapkamers zijn) en
achterin de keuken en over de hele diepte
van het huis de woonkamer.
Ze kunnen niet beter weten, want na de oorlog
moesten er veel huizen gebouwd worden, zo
vlug en zo goedkoop mogelijk. Voor fantasie
tjes was geen ruimte, geen tijd, geen geld.
En zo ontstonden de grijze, grauw-rode
steenmassa's eentonige kille woonfabrieken,
waarin en waaraan voor de bewoners geen
enkele herkenning van het eigene zit en voor
degene die er tegenaan moet kijken, geen
kraak of smaak.
Men heeft Nederland er mee volgebouwd.
De eentonigheid gaat zelfs zóver, dat een
stedebouwer een luchtfoto van een woonwijk in
zijn eigen stad niet kon onderscheiden van
een foto van een maquette
Er zijn stedebouwers, die 't ruiterlijk toe
geven. Wij moeten veel bouwen alleen maar
véél en goedkoop. De plaats van een rij flats
of eengezinswoningen ten opzichte van een
andere rij wordt bepaald door de reikwijdte
van de giek van de kraan, die de voor-ge
fabriceerde elementen op en in elkaar laat
zakken. Rekenaartjes van rijk en provincie en
gemeente cijferen ons voor het „wat" en
„hoeveel" zóveel mensen, zóveel huizen per
hectare. Alles op een rij is niet mooi, maar
enfin, wél doelmatig (als het doel tenminste
uitsluitend produktie is).
Ratiobouw is de slogan. Als een stedebouwer
ons moet toegeven dat een bepaalde wijk in
zijn stad weliswaar niet mooi is, zegt hij er
meteen ter verontschuldiging bij: „Maar 't
zijn er wel een hele hóóp
Wat óók ter verontschuldiging van 't foeilelijke
wordt aangevoerd? „We moeten nog ervaring
krijgen in een wat speelsere bouw maar
dat is een kwestie van tijd..."
Dat huis in Hoevelaken moet dus een echt
Nederlands huis zijn. Niemand ziet het er
aan af, maar dat komt wellicht omdat wij
zoals gezegd - niet beter weten en omdat we
ons niet, of slechts oppervlakkig verdiept
hebben in wat wonen eigenlijk is.
„Wij", zegt de heer Van Dien „wij, van de
„Nationale Stichting Nieuwe Woonvormen",
vinden dat in 't na-oorlogse bouwen niet is in
gevoegd de creatieve dimensie in het normale
bouwpatroon van technische vakkundigheid".
Daar zijn tientallen oorzaken voor aan te
wijzen, waarbij we volgens de heer Van Dien
niet moeten beginnen met de overheid als
eerste boosdoener aan te wijzen. „Laten we
bij ons zelf beginnen: het ligt voor een goed
deel aan u en aan mij, want wat hebben wij
voor ons wonen over? Professor Pen zei het
eens zó: „De Nederlander denkt eerst aan
sherry, dan aan t.v. en tenslotte aan wonen..."
Er is nog een uitspraak die iets met onze
achterstand in wooncultuur te maken
heeft: „Architectuur is de enige beeldende
kunst, die niet gecommuniceerd heeft. Archi
tecten hebben wel veel gepubliceerd, maar ze
hebben vergeten zich in hun publikaties tot
degenen te richten voor wie ze bouwden en
ze vergaten bij dat bouwen anderen te be
trekken.
„En", zegt de heer Van Dien, „er zijn - de
goede niet te na gesproken niet zo heel
veel architecten en stedebouwers geweest tot
heden, die geweigerd hebben om te bouwen
zoals er gebouwd moest worden. Als
je in dit land als architect groot bent alweer
de goede niet te na gesproken - dan kunnen
er twee dingen gebeuren: 1. als je dood bent,
word je honoris causa en 2. als je blijft
leven, word je gastdocent in het buitenland..."
De heer Van Dien kan scherp formuleren
soms vindt hij het zelf wat te scherp,
maar wat waar is, moet gezegd worden en
het is de ongerustheid - niet alleen bij archi
tecten en stedebouwers, maar in alle kringen
en lagen van de bevolking, die tot instituering
van de „Nationale Stichting Nieuwe Woon
vormen" heeft geleid. De heer Van Dien om
schrijft het doel heel simpel: grotere leef
baarheid van stad en land. „Wij willen een
nieuwe wijze van wonen helpen bouwen en
vanaf het begin praten met alle disciplines die
met de bouw van leefoorden van mensen te
maken hebben. Alle disciplines, dat wil zeg
gen: niet alleen met architecten en stede
bouwers, ook met nou, noemt u ze maar:
huisvrouwen, dokters, sociologen, politici, aan
nemers met iedereen, die bewogen is, die
graag zou willer> meedoen".
Wordt dat geen babylonische spraakverwar
ring? De heer Van Dien gelooft van niet. Het
kan nooit erger worden dan de spraakver
warring waarin we ons nu bevinden en waar
in we, overal in de maatschappij, de kreten:
creativiteit, communicatie en integratie te
genkomen. Die drie woorden bundelen samen
datgene, waarmee wij kennelijk al is het
misschien onbewust - druk bezig zijn.
De heer Van Dien ziet er ongerustheid en
verontrusting in. „Zeer veel creativiteit, iry
zet en specialistische kennis gaan a priori
naar de bliksem, omdat we eikaars taal niet
verstaan. Ons bouwen wordt ontzettend sterk
conventioneel, traditioneel ergo: subjectief
benaderd".
Een voorbeeld Dat is er hier vlakbij,
direct voorhanden, vertelt hij. Toen een
van de architecten van de Stichting, de pro
gressieve Jan Verhoeven, in Hoevelaken een
complex van 35 woningen wilde bouwen, kon
geen belegger of een hypotheekgever voor een
behoorlijke hypotheek gevonden worden. De
heer Van Dien ging met een grote belegger
praten en hoorde toen de ontstellende uit
spraak: „Ik moet u wel even zeggen ik
doe niet aan cultuur..."
Enfin, wat gebeurde? De mensen die het plan
voor Hoevelaken gezien hadden (op papier
nog) en enthousiast waren, gingen zelf op
zoek naar een hypotheekgever en de reactie op
slechts één advertentie was voldoende om de
makelaar, die helemaal niet enthousiast was,
te doen besluiten de geschatte waarde van de
woningen te herzien en de hypotheek te ver
hogen. „Daarmee", zegt de heer Van Dien,
i.was aangetoond, dat in het algemeen gezegd,
iets wat men niet kent, door degenen, die
geld moeten verschaffen, niet wordt geaccep
teerd. Ze komen we dan aan de saaie huizen
rijtjes, de monotone flats en de bejaardentehui
zen die door een groot stedebouwer eens
werden genoemd: de „wachtkamers des
doods".
Het huis, dat de heer Van Dien zelf be
woont en waarin hij ons gastvrij ontving,
is ook een ontwerp van de architect Verhoe
ven. De heer Van Dien had het ons al telefo
nisch uitgeduid: „Hoevelaken in, na het BP-
station links-af en dan ziet u op een gegeven
ogenblik een ding, dat niet op een huis lijkt.
Welaan, dèèr moet u zijn!"
Daar - buiten het huis, maar vooral er bin
nenin begrijpt de bezoeker wat de bewoner
wil zeggen met traditie. We zijn het doodge
woon niet gewend - een huis zonder grote
vensters, zonder hele oppervlakten glas.
Die grote ramen het summum van de mo
derne woning van na de oorlog - verklaart
de heer Van Dien'zo: „Kijk, vlak na de oor
oorlog, die donker was en grauw - letterlijk
en figuurlijk streefden vele architecten
vormgevers van ons aller leventje naar
licht. Wat hebben we gedaan? Zoveel mogelijk
licht hebben ze naar binnen gebracht door
grote vensters, enorme glaspartijen die soms
van vloer tot plafond gingen. Maar we hielden
er geen rekening mee, dat een mens geen ka
narie is en toen kwamen dan ook al gauw
de jaloezieën, luxaflex en zo. Hup, alles dicht
of tenminste op een kier..."
Wat is nu de kracht van het huis waarin de
heer Van Dien woont Zijn woning werd
door het beroemde Amerikaanse maandblad
World Architectural Design als een voor
treffelijk voorbeeld naar voren gebracht van
progressieve architectuur, samen met het
paviljoen van de befaamde architect Aldo van
Eyck in Sonsbeek en het Studentenhuis van
ir. H. Hertsberger van Amsterdam.
Dat is een bijzonder compliment, maar de
bewoner wil liever het huis verklaren - uit
leggen, waarin dit huis zich onderscheidt van
andere woningen.
„Dit huis is uniek", zegt hij, „alleen al omdat
het er staat. Het is (in het Nederlandse denk
patroon) een on-Nederlands huis. Toch is
het dat niet. Het houdt rekening met het
klimaat waarin we wonen. Het biedt volledige
beschutting, ook aan de buitenkant. In Ne
derland bouwen we het liefst op het Noord-
Zuid-stramien, maar in en om dit huis is
elke dag een plekje in de luwte, waartoe vier
deuren toegang bieden. Niet het grote venster,
de kolossale spiegelruit biedt de relatie
met het buitenleven, maar de vier deuren
omlijst door smalle glasspleten, die als leven
de passe-partouts in de kamer staan".
Wat ervaart de „traditioneel gebonden
leek" (om degenen die niet beter weten
eens zo te noemen) als hij zich in zo'n wo
ning bevindt? Onze indruk: dat 't iets aparts
is, iets vreemds, ja dat is 't. Maar al gauw
voelt men in dit „vreemde" huis iets van het
geen werkelijk wonen is: vrijheid in besloten
heid, een behaaglijk terugtrekken in de
privacy, omdat dit huis zonder ramen de be
woner niet op de tocht zet, noch te kijk. Men
voelt het inderdaad misschien is het in
tuïtief dat dit huis „woonkwaliteit" bezit,
dat hier de kwantiteit, die we in de lange
rijen woonfabrieken dagelijks voor ons zien,
ondergeschikt is gemaakt aan de wezenlijke
functie van de woonvorm.
Even dringt dan de vergelijking op met een
automobiel, die tien jaar geleden gemaakt
werd en bij de introductie waarvan een ieder
zei: dié auto is zijn tijd ver vooruit. Maar het
merkwaardige is, dat men dat nu tien jaar
later van diezelfde auto nog steeds zegt
De „Nationale Stichting Nieuwe Woonvor
men" heeft overal uit het land geweldig
veel sympathiebetuigingen gekregen. Dat
doet het bestuur en de medewerkers uiteraard
heel goed, maar men vindt het 't belangrijkst,
dat er duidelijk tekenen van oppositie zijn en
dat die oppositie van onderaf komt. De
Stichting vreest en het blijkt nu dat velen
buiten de stichting dat óók doen dat de
woningnood bezig is te veranderen in woon
nood. De heer Van Dien vindt, dat ons land
zo langzamerhand onbewoonbaar wordt door
woningen en het feit dat dit niet alleen door
planologen, stedebouwers .sociologen, artsen
en anderen, maar vooral door vele „traditio
neel gebonden leken" wordt geconstateerd,
geeft de Stichting moed en goede hoop.
Architect Jan Verhoeven, lid van de werk-
Zie verder volgende pagina