Ontmoeting met „De stillen in den lande"
Communicatie
geloof, hoop
en liefde, maar
vooral geduld
ZIEZO
DE VELUWENAARberustend
in wat God beschikt
Zaterdag 22 juni 1968
andaag of morgen zullen ze zeker weer opduiken in de vaderlandse pers: berichten over de
„zware" orthodoxen, die weer iets hebben gedaan dat lachlust of ergernis opwektOver een ouder
ling die afgezet is, omdat hij naar de tv keekOver een bruidje dat niet met een witte sluier de
kerk in mag en eerst een zwart hoedje moet gaan lenenOf een gemeenteraad zal zich in meerder
heid tegen de schoolradio keren, omdat de apostel Paulus immers spreekt over het gevaar dat ons
bedreigt door de „geestelijke boosheden in de lucht".
Maar hoeveel mensen zullen zich bij het lezen van zo'n bericht ook maar een ogenblik verdiepen in
de achtergronden van dit alles? En - hoe zouden ze dat ook kunnen, wanneer de voorlichting be
perkt blijft tot het geven van die berichten alleen? De meeste berichtgevers komen niet verder dan
tot het snel heen en weer reizen naar zo'n „zware" gemeente en het haastig bijeenrapen van ge
gevens, „die het wel zullen doen". Men kan zich afvragen wat aanstotelijker is, de houding van de
„zwaren" of het ongenuanceerd schrijven over hen, zonder ook de achtergronden erbij te betrek
ken.
„Daar zit iets onbillijks in," zegt A. van der Meiden 139) in 't voorwoord van zijn boek De Zwarte-
Kousen Kerken, dat dezer dagen is verschenen bij Ambo-boeken in Utrecht; „per slot van rekening
Is het niet een handjevol dwarsliggers waarover we spreken. We hebben het over driehonderddui
zend a vierhonderdduizend landgenoten. Ze zijn niet opgesloten in reservatenmaar ze leven
onder ons. Ze vormen een harde kern van de bevolking, spreken mee in de volksvertegenwoordi
ging, in tientallen dorpen regeren ze met absolute macht, hun denken en doen weven een duidelijk
waarneembare draad in ons cultuurpatroon".
Van der Meiden wil in zijn boek uitkomen boven het anekdotische van het krantebericht om een
antwoord te vinden op de vraag, wat in deze bevolkingsgroep leeft. Hij verstaat de taal van de
zwaren, zoals hij hen het liefst maar noemt. Hij verstaat ook de kunst om hun levenssfeer te interpre
teren (zelf is hij afkomstig uit'de Christelijke Gereformeerde Kerken). Hij heeft kritiek, bijvoor
beeld wanneer hij stelt, dat geloof toch ook iets te maken moet hebben met sociale verhoudingen,
met politiek, met oorlog en vrede. Maar vooral treedt op de voorgrond dat het boek met liefde
is geschreven. Ook de titel De Zwarte-Kousen Kerken is niet kwetsend bedoeld; Van der Meiden
refereert ermee aan een normale Nederlandse uitdrukking en brengt ook daardoor de lezer dich
ter bij de mensenmet wie hij hen in kennis wil brengen.
OPENHARTIG BOEK
over onbegrepen
gelovigen
ROOMS-KATHOUEKE
KERK
DOPERSE* OF
WEDERDOPERS 1525
1580
MENNO SIMONS
(DOOPSGEZINDEN)
GEREF. KERK IN DE VER-NED.
CONVENT VAN WEZEL (1569)
SYNODE YAN EMDEN (1571)
1816
HERVORMDE
KERK IN HET
KONINKRIJK
DER NED.
BAPTISTEN 1845
v
1530 LUTHERANEN
1619 SYNODE VAN DORDRECHT (REMONSTRANTEN)
DOOPSGEZINDE SINDS 1680 NED. HERV. KERK GEREFORMEERDE GEREF. KERKEN CHR. GEREF. CHR. GEREF.
BROEDERSCHAP UNIE VAN BAPT. ±3.240.500 KERKEN IN NED. VRIJGEMAAKT KERKEN GEMEENTEN
±63.000 LEDEN GEM. LEDEN 795.000 LEDEN 95.000 LEDEN 74.000 LEDEN 2.750 LEDEN
117J00 LEDEN
OUD GEREF. GEREF. GEM. GEREFORM. GEM.
GEMEENTEN IN NEDERLAND IN NEDERLAND
20.000 LEDEN EN NRD. AMERIKA
95.000 LEDEN
VRIJE EVANG. REMONSTRANTSE EVANGELISCH
GEMEENTEN BROEDERSCHAP LUTHERSE KERK
20.000 LEDEN 38.000 LEDEN 67.000 LEDEN
HPot de zwarte-kousenkerken rekent v. d. Mei-
den onder'meer de Gereformeerde Gemeen
ten in Nederland en Noord-Amerika (synodaal),
de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, de
Oud-Gereformeerde Gemeenten (in verschillen
de verbanden), enkele gemeenten die behoren
tot de Christelijke Gereformeerde Kerken (het
merendeel van die kerken mag men er niet toe
rekenen), de Christelijke Gereformeerde Ge
meenten, een aantal van de gemeenten die be
horen tot de Gereformeerde Bond in de Ned.
Hervormde Kerk en een aantal kleinere groepe
ringen.
Niét de Gereformeerde Kerken, die na de
Ned. Hervormde Kerk het grootste kerkgenoot
schap in ons land zijn; met hen hebben de zwaren
alleen maar medelijden; dat zijn arme mislei
de schapen, die zich „valse oksels onder hun
zielen laten naaien" (Ez. 13 18). De zwaren
zijn ook gereformeerd, maar dan van Dordt
(1681/1691). Zij zijn gesneden uit 't eikehout der
vrome /aderen en belijden een waarheid, die
door het vuur van de brandstapels is beproefd.
Overigens zijn er bij de zwaren wel degelijk
verschillen van dogmatische en praktische aard.
Zij laten niet allemaal hun vrouwen thuis bij de
verkiezingen. Niet alle zwaren mijden de fiets
op zondag, lang niet allemaal weigeren zij hun
kinderen te laten inenten. Ook klopt niet altijd
wat vaak wordt gezegd: .Hoe zwaarder in de
leer, des te zwaarder in het dagelijkse leven".
Een zware leer kan samengaan met een opge
wekt dagelijks leven.
Wél zijn gemeenschappelijke trekken in het
denken aan te wijzen, die Van der Meiden dui
delijkheidshalve op een rijtje zet:
1. de uitverkiezing, als onwrikbaar besluit
Gods, waarbij te voren vaststaat wie zalig
zal worden en wie niet;
I. de nadruk op de noodzaak van bekering als
bewijs van het uitverkoren zijn;
3. de kloof tussen bekeerden en onbekeerden;
4. de bevinding, dat is de strikt persoonlijke
beleving van de omgang met God, vrucht
van de bekering;
J. de oude schrijvers, waarmee 17e, 18e en
19e eeuwse auteurs van stichtelijke lectuur
worden bedoeld;
6. de lijdelijkheid als belijdenis van de abso
lute onmacht van de mens om maar ook
iets aan zijn zaligheid te kunnen toedoen;
7. de berusting onder alles wat de mens over
komt en wat hem niet door mensen, maar
door God als opperste voorzienigheid wordt
aangedaan;
I. de houding tegenover de bijbel als zuiver
geïnspireerd woord van God, neergelegd
in de Statenbijbel;
f. de werking van de Heilige Geest, die het
woord van God (en van de dominee) toe
past aan het hart van het Individu.
Van der Meiden neemt de moeite om al die
punten uit te werken op een begrijpelijke, vaak
sterk aansprekende manier. Het laat zich alle
maal lezen als een roman, maar nergens ver
liest hij de eerbied voor het denken van de èn-
der uit het oog.
TTij heeft die ander ook nauwlettend gadege-
slagen in het dagelijkse leven. Voor de bui
tenstaander lijkt het erop dat de zwaren overal
tegen zijn als starre, gevoelloze en ascetische
mensen. Dat het leven hier en nu en hen wei
nig kan schelen, zelfs als inruilartikel wordt be
schouwd voor het leven ginds en dan. Zo is het
niet, zegt Van der Meiden. Het aardse leven
heeft wel degelijk betekenis voor de zwaren en
bepaald ascetisch zijn ze ook niet Eerder is er
sprake van een soort tweeslachtigheid. Een zwa
re boer kan primitief godsdienstig zijn, zijn boe
kenplank volstapelen met oude schrijvers en be
keringsverhalen, maar tegelijkertijd de modern
ste landbouwmachines toepassen, de vakpers
bijhouden en in de boerenorganisaties flink
meedoen Sprekend over dat dagelijkse leven
komt Van der Meiden ook vaak het beeld voor
ogen dat Smijtegelt van de zwaren gaf: „De
stillen in den lande, die gaarne in stilte God
dienen, die niemand kwaad doen, vergeten bur
gers, maar niet vergeten bij God. Stil in huis,
stil in hun beroep, stil in het beleid van de re
gering, door God besteld Stil onder het kruis
dat God hen zendt, stil in de omgang met men
sen ten aanzien van het openbare leven." Zo
leven er nog tienduizenden, in niets veranderd
vergelekeL bij hun voorouders uit de achttiende
eeuw. Deze stilheid heeft berusting gebracht.
Maar soms ook een levensgevaarlijke distantie
van wat werkelijk in Christus naam op aarde
moet worden gedaan voor de mensen, aldus
Van der Meiden.
T~)e familiebanden zijn vaak nog sterk. Broers
en zusters komen veel bij elkaar over de
vloer en de eerbied voor de ouders is als regel
groot. Zo ook de liefde van de ouders voor de
kinderen, bij het opmerken waarvan het de
schrijver even van het hart moet hoe schrijnend
onjuist de kranteberichten zijn geweest, waarin
werd gezegd: „De handen van de Elspeetse
ouders hebben niet getrild toen zij het briefje
iülliWM!
jWiWSKMWKM
schreven dat hun kinderen niet mochten worden
ingeënt."
Over het ouderwetse gezinsleven in het alge
meen zegt hij, dat daarmee een stukje vorming
voor de samenleving verdwijnt, waaruit niet de
slapste mensen zijn voortgekomen. De streng
heid hoewel daaraan ook afval uit het milieu
kan worden toegeschreven en het vroeg wen
nen aan plichten en verantwoordelijkheden heb
ben karaktervormend gewerkt Het resultaat is
dat uit zware kringen mensen voortkomen die
men op verantwoordelijke posten in de maat
schappij kan zetten. In deze zin spreekt Van
der Meiden ook over de sterfbedden in zware
kringen. Hoe benauwend die ook mogen zijn
wanneer de zieke „geen zekerheid heeft", en in
de overlijdensadvertenties staat „In de hope des
eeuwigen levens", van het bewuste sterfbed in
zware kring kan een sprake uitgaan. De geval
len, waarin familieleden en vrienden rondom de
stervende staan worden nu schaarser. „Wie in
deze kringen is opgevoed kan het gevoel niet on
derdrukken dat daarmee iets wezenlijks uit het
leven is weggenomen, namelijk het omgaan met
de dood", zegt Van der Meiden.
T~ke dominee een hoofdstuk apart in dit boek
Van hem die hier dominee wil zijn wordt
verwacht dat hij precies kan vertellen met wel
ke bijzondere roeping God hem tegemoet is ge
komen. Met andere woorden: de beweegredenen
tot de wens naar het ambt worden zorgvuldig
onderzocht. De mooiste manier om dominee te
worden is die, waarbij men evenals de profeet
Amos van achter de koeien wordt weggeroepen
om het Woord te verkondigen. En het beste ken
merk van een echte roeping is dat de betrokke
ne eigenlijk helemaal het ambt niet in wil. De
Here moet hem te sterk worden. Vaak gebeurt
het dat een geroepene vlucht, zoals eenmaal de
profeet Jona.
Volledig bekeerd hoeft de kandidaat niet te
zijn; men stelt het zelfs op prijs wanneer hij
ootmoedig verklaart zelf ook nog maar aan het
begin van de weg te staan. Is hij aangenomen
(de meesten worden afgewezen, soms definitief,
soms tot drie- of tienmaal toe) dan gaat hij op
studie. Daarna het beroep vele beroepen,
want tientallen gemeenten zijn al jaren vacant,
dertig tot veertig jaar soms. Maar hij zal dee
moedig moeten blijven wil hij iets voor de ge
meente kunnen betekenen; zijn gezag wordt
groter naarmate zijn deemoed toeneemt, dat is
in deze kring een bekend verschijnsel. Was het
ook niet een eenvoudige vrouw door wie Abra
ham Kuyper tot het licht kwam?
„Zij zijn vaak geboren herders, self-made psy
chiaters in de goede zin van het woord, troosters
die in eenvoud en oprechtheid hulp bieden", zegt
Van der Meiden. „Ik weet het, er zijn ook ande
ren, maar men mag vooral inzake het pastoraat
in de zware kerken niet generaliseren. Deze
„lieve knechten" hebben vaak een bont leven
achter de rug, waarin ze veel levenservaring en
mensenkennis hebben opgedaan. Wie naar hun
preken luistert merkt dat. Hoe hard hun bood
schap ook moge klinken, een diep menselijke
ondertoon, begrip voor de tekortkomingen van
de gemeenteleden, inzicht in hun gewone dage
lijkse en geestelijke moeilijkheden zwakken de
hardheid van de leer af en doen soms weldadig
aan."
\~an der Meiden heeft ook zeker zijn bezwaren
tegen bijvoorbeeld de onpraktische aard
van de theologie in de „zwarte-kousenkerken"
en hij gaat daar in zijn boek niet omheen.
Maar, zo vraagt hij rich af, moet dat dan maar
het laatste woord zijn en kunnen we niet verder
komen dan wat waardering en wat kritiek? Het
is niet evangelisch de zwaren af te schrijven of
te negeren. Te veel bindt ons aan hen. Wij le-
A ls we het woord „zware" gebruiken moe-
ten we genuanceerd blijven denken want
er zijn schakeringen zowel naar kerk als
naar streek. In zijn bock De Zwarte-Kousen
Kerken heeft A. van der Meiden ook aan dat
aspect veel aandacht besteed. De Veluwe-
naar bijvoorbeeld legt sterk de nadruk op de
berusting wat God beschikt is onafwend
baar. Droefheid en blijdschap worden door
die voorbeschikking getemperd.
Ongetwijfeld zijn hiervoor ook historische
achtergronden te vinden: er zullen levens
omstandigheden van de eerste bewoners zijn
geweest die de grond voor fatalisme en be
rusting bouwrijp hebben gemaakt. Voortdu
rende armoede, ziekte en dood, absolute on
dergeschiktheid aan feodale heersers worden
in het boek genoemd als enkele factoren.
Het aardse leven woog soms zwaarder dan
de eerbied voor de hemelse Heer, vandaar
ook dat op de Veluwe het allerstrengste cal
vinisme (puritanisme) moeilijker ingang vond
dan in de koopmanskringen van piëtistischen
huize. Bedoeld wordt dit: niet voor niets luk
te het de calvinisten pas in 1660 de markten
op de Veluwe van de zondag naar een door
deweekse dag te verplaatsen. Veel later is
het puritanisme echter wel degelijk in het
levenspatroon gekomen. Toch zal de echte
Veluwenaar zich nooit aangetrokken voelen
tot het streng-dogmatische en rechtlijnige,
aldus Van der Meiden; „voor gemoedelijk
heid en „menselijke" marges blijft plaats. En
is ook dat niet een vrucht van berusting
„Waarom moet men alles precies vastleggen
en controleren als het gaat zoals het moet
gaan?"
Het wordt overigens onjuist geacht zonder
meer van „de zware Veluwe" te spreken.
Van der Meiden wijst erop dat sommige ge
meenten nauwelijks zijn aangeraakt door de
18e of 19e eeuw. Sommige hebben ook pas de
laatste honderd jaar hun tegenwoordige ge
stalte gekregen. Elk dorp heeft zijn eigen re
formatiegeschiedenis. Elk dorp draagt stem
pels van bekwame of ongeschikte voorgan
gers. De knoop van complexe factoren, die
geleid hebben tot de Veluwse samenleving,
is nu nauwelijks meer te ontwarren.
zen dezelfde bijbel, belijden dezelfde grondwaar
heden, vertonen in allerlei opzicht nog verras
send veel familietrekken. Maar communiceren
is niet gemakkelijk. Het veronderstelt de wil tot
echte ontmoeting. Goede communicatie begint
met luisteren naar de ander, hem gelegenheid
geven zich uit te spreken en die gelegenheid ge
ven wij de zwaren te weinig. Al willen ze dan
radio en tv niet gebruiken als media, de kerke
lijke pers zou haar kolommen meer open moe
ten stellen voor scribenten uit deze kringen. Tot
nu toe worden ze verzwegen omdat ze de nieu
we ontwikkelingen toch maar in de weg staan
en toch geen nieuwe bijdrage kunnen leveren
aan het theologisch en maatschappelijk denken.
Een vrucht van zo'n communicatie zou zijn dat
wij met de zwaren ons opnieuw gingen buigen
over bronnen en toepassing van het innerlijke
leven."
"I/oor de zwaren mag men vervolgens hopen
dat de communicatie een hogere waardering
oplevert voor de aarde waarop wij leven. Dat
zij gezicht krijgen op de dimensies in de predi
king van het evangelie, die de nadruk leggen op
maatschappelijke verwerkelijking van het ge
loof. De weeklacht „och, mocht het nog eens
komen te gebeuren" zou dan kunnen terugkaat
sen in een „het gebeurt al, kijk om u heen".
En als men zuchtend opziet naar de hemel en
vraagt om een tekentje, moet men struikelen
over de tekenen die God bezig is op te richten
langs de weg naar Zijn Rijk. De zwaren zullen
onder de beklemming moeten komen van de
evangelische feiten dat het geloof iets te maken
heeft met sociale verhoudingen, met politiek,
oorlog en vrede, met menselijke voorzieningen.
Wie steeds omhoog kijkt vergeet de aarde, wit
steeds in zichzelf kijkt, de naaste.
Het is een moeilijke opgave de communicatie
met de zwaren tot stand te brengen en te onder
houden. Eén ding staat vast: met hen kunnen
wij meer dan zonder hen. Wanneer wij hen ver
lossen uit hun isolement verrijken wij onszelf
en worden wij bevrijd van vooroordelen. Hier
ligt opdracht tot een stukje naastenliefde, vlak
bij de deur. Alle pogingen tot communicatie
staan in het teken van geloof, hoop en liefde.
Maar de meeste van deze is: geduld."
A ldus Van der Meiden, die met dit boek onge-
twijfeld drie grote verdiensten op zijn naam
heeft gebracht. In de eerste plaats is hij ontko
men uit de ivoren toren, van waaruit de mees
ten in ons land neerkijken op de zwaren. Dit,
terwijl hij onder meer als publiciteitshoofd van
het Instituut Kerk en Wereld te Driebergen
minstens evenveel in „de grote wereld" heeft
rondgekeken als velen, die de zwaren niet voor
vol aanzien. In de tweede plaats heeft hij ook
geen martelaren gemaakt van de zwaren; hij
begrijpt hen en wil dat anderen hen ook begrij
pen, zodat men samen verder kan bouwen. En
tenslotte: het is een formidabele prestatie, zo'n
moeilijke materie zó dicht bij de mensen te
brengen, voor wie het altijd een onbegrijpelijke
zaak is geweest.
Dit boek vraagt om lezers, die er tenminste
een beetje nieuwsgierig naar zijn.
Zij kunnen er heel wat wijzer uit worden; dit
alles terwijl het zich zo gemakkelijk laat opne
men als een vertelsel rondom de haard.