LAAT EERHERSTEL VOOR
GALLLEO
Mens
en
natuur
Waarom hebt Gij
mij verlaten?
Ernesto Cardenal,
priester/dichter,
christen/anarchist
schreef psalmen
zoals David deed
Rome gaat proces revideren, dat de
Inquisitie in 1633 tegen hem aanspande
Hersenspoeling
Copernicus
Met toestemming
>5- Waarschuwingen
Gesukkeld
Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten?
een karikatuur ben ik geen mens
mikpunt van spot
in alle kranten wordt om mij gelachen
Tanks rondom
mitrailleurs die naar mij wijzen
en overal prikkeldraad
prikkeldraad onder stroom
Ik ben een naam in hun papieren
ik kreeg een nummer in mijn huid
gefotografeerd achter prikkeldraad
als op een röntgenfoto zijn al mijn beenderen te tellen
ik ben niemand meer
naakt word ik naar de gaskamer gedreven
ze verdelen mijn kleren ejn mijn schoenen
ik schreeuw om morfine, niemand hoort me
ik schreeuw in mijn dwangbuis*
ik schreeuw heel de nacht in het asiel voor gestoorden
de zaal voor ongeneeslijke zieken
het paviljoen voor besmettelijke zieken
het gesticht voor de ouden van dagen
ik vecht met de dood in de psychiatrische kliniek
ik stik onder de zuurstof kap
ik schrei op het politiebureau
in de rechtszaal
de folterkamer
het weeshuis
ik ben radio-actief besmet
iedereen is bang en ontwijkt me
Maar eens zal ik mijn broeders over U verhalen
ik zal U prijzen op onze bijeenkomst
mijn liederen klinken op uit een groot volk
de armen gaan aan tafel
ons volk viert feest
het nieuwe volk'dat wordt geboren.
PROTEST
ACHTER
PRIKKETDRAAD
Zo dichtte Ernesto Cardenal, de schryver van „Protest achter Prikkel
draad" (Uitgave W. ten Have N.V., Arasterdam prijs f 8,90) de bekende
psalm 22, de psalm van David, waarin deze zich de profeet betoont van
het lijden van Davids Zoon Jezus Christus. In de bijbel is het een van de
meest beklemmende profetieën, tekening van dc man die zich door God
en alle mensen verlaten voelt. David gebruikt daarvoor de beelden die
hem bekend waren: vele stieren hebben my omringd, buffels van Basan
hebben my omsingeld; zy sperren hun muil tegen my open, een ver
scheurende, brullende leeuw. Het beeld van de woestyn ook: verdroogd
als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het
stof des doods legt Gy mij neer. Maar behalve beklemmend is deze psalm
van David ook bovenal troostend. Want de dichter blijft zich vastklemmen
aan God, blijft geloven in de liefde en de almacht van God: „Want H(j
heeft niet veracht noch versmaad de ellende van den ellendige en Zyn
aangezicht niet voor hem verborgen, maar Hij heeft gehoord toen h(j tot
Hem riep".
Ernesto Cardenal heeft zijn beelden nauwelijks minder beklemmend ge
kozen: het concentratiekamp, de foltering, de gaskamer zyn zyn ervarin
gen. En hij ontleent ze aan de plaatsen waar ellende en pyn wordt
geleden: de ziekenhuizen, de psychiatrische kliniek; de plaatsen ook waar
de angst heerst: het politiebureau, de rechtszaal, het weeshuis. Dieper dan
de beeldey van Jlaiüd-j**»c4«*r-**drTlenaTs heelden in onze ziel gegraveerd,
want ze zyn uit onze tyd. En dat zich vastklampen aan God als de almach
tige? Ook dat vindt men by Cardenal terug, maar het is minder visionair
hoe kan het anders. Cardenals psalmen zyn geen bijbelvertalingen
het zyn protestsongs, maar dan gezongen in de wetenschap dat God ze
hoort en dat Hy komen zal om recht te doen aan de onderdrukten. Ze
zijn revolutionair in de zin waarin de christen revolutionair mag zyn.
Ook al bespeurt men er soms in dat een christen/anarchist toch soms
geneigd is meer anarchist dan christen te zyn
Onder de titel „Protest achter prikkeldraad",
zijn dezer dagen bij Uitgeverij W. ten Ha
ve N.V. te Amsterdam een vijfentwintigtal
„Moderne Zuidamerikaanse psalmen" versche
nen, geschreven door Ernesto Cardenal, geïl
lustreerd met treffende houtsneden van Willi
Dirx, en van een nawoord voorzien door dr.
J. J. Buskes.
„Alweer een psalmbewerking!" zullen de bij
belvorsers onder ons (wellicht verheugd) uit
roepen, daarbij onmiddellijk grijpend naar oude
en nieuwe psalmbewerkingen, om die er naast
te kunnen leggen voor een grondige vergelij
king op diverse punten. Wij hebben dit aanvan
kelijk ook even gedaan, maar zijn al spoedig
met die arbeid opgehouden. Vanachter het
prikkeldraad leek Ernesto Cardenal namelijk
tegen een dergelijke benaderingswijze van rijn
werk te protesteren. Zijn psalmen rijn- inder
daad psalmbewerkingen, maar dan zeer vrije
bewerkingen. Men kan ze eigenlijk het best
omschrijven als dichterlijke gebeden, die een
psalmodische inslag vertonen, maar zich vrij
ontwikkelen op basis van enkele „klassieke"
steunpunten in de oorspronkelijke psalmen uit
de bijbel.
Het gaat hier echter niet om dankbare objecten
van tekstkritiek. Het gaat uitsluitend om de in
houd, om een typisch door de bijbelse psalmen
geïnspireerde verwoording van de vreugde, het
leed en het Godsvertrouwen van iemand, die
samen met rijn volk zucht onder de dictatuur in
Latijns-Amerika. Zij worden dan ook „de rode
catechismus van de jonge generatie in Latijns-
Amerika" genoemd.
t'rnesto Cardenal werd als zoon van patri-
ciërs in 1925 geboren in Nicaragua. In de
Verenigde Staten bekroonde hij zijn studies met
een promotie op een proefschrift over de moder
ne dichtkunst in zijn vaderland. Zelf viel hij als
dichter op door een gedicht tegen het regime
van Somoza, in 1952 gepubliceerd in een ille
gaal verspreid vlugschrift. Tengevolge hiervan
werd hij gearresteerd en verbleef hij maanden
lang in concentratiekampen, waar hij door de
Guardia Nacional werd gemarteld. Later trok
hij zich uit het verzet terug. Lichamelijk zeer
verzwakt, maar geestelijk nog sterk, besloot hij
novice te worden in het trappistenklooster
„Gethsemani" in Kentucky, dat vooral bekend
werd dank zij het boek „Louteringsberg" van
Thomas Merton.
Ds. Buskes schrijft in zijn nawoord over deze
•tijd:
„Er volgde een periode van mediteren en
zwijgen. Cardenal gaat inzien dat links en
rechts, revolutie en dictatuur, niet zozeer po
litieke maar in de eerste plaats geestelijke
werkelijkheden zijn. Men zou de inzichten, die
in deze tijd de zijne werden het beste kun
nen vergelijken met het personalistisch socia
lisme van Berdjajef: De politiek interesseert
mij nog altijd, maar ik zie haar met andere
ogen dan vroeger. Ik zie, om een voorbeeld
te geven, dat de wortels van Somoza dieper
liggen dan ik dacht. Ik vind ze vaak ook in
mij zelf, in mijn dagelijks handelen. De dic
tators wonen in ons. De H-bom is een wer
kelijkheid in onze ziel."
Na in nog enkele andere kloosters te hebben
verbleven, wordt hij zich zozeer bewust van de
armoede om zich heen, dat hij in 1966 naar
Nicaragua terug gaat en daar in het dorp Solen-
tiname met een aantal vrienden de boeren gaat
heipen door het stichten van een landbouwkolo
nie, waarin ook plaats is voor. een polikliniek en
een lagere school.
Om nog even ds. Buskes te citeren: „Hij zoekt
een weg tussen kapitalisme en communisme,
voor hem een weg van revolutie, poëzie en bij
belse spiritualiteit. De dichter-monnik is voluit
geïnteresseerd in de maatschappij, maar dan
in de maatschappij van de toekomst: „Als
dichter in de mate waarin ik dichter ben
en als priester, die ik probeer te zijn, als paci
fist, als christen-anarchist en volgeling van
Een zeventigjarige grijsaard, geknield lig
gend voor zijn rechters, zwoer op 22 juni
1633 in Rome dat hij zich nooit meer zou
bezondigen aan ketterse gedachten of uit
latingen die het rotsvaste geloof in wat
letterlijk in de bijbel staat zou kunnen
aantasten.
De zonde van deze grijsaard was zijn af
wijzing op grond van jarenlange weten
schappelijke studie en waarneming, van
de veronderstelling dat de aarde het mid
delpunt van het heelal was. Zijn naam
Galileo Galilei was bekend tot in het ver
re China, waar een van zijn boeken, vijf
jaar na de verschijning ervan in Italië,
was vertaald.
Volgens dé overlevering zou Galileo toen
hij na zijn veroordeling door de Inquisitie
werd overgebracht naar de gevangenis
hebben gemompeld „Epper si muove" (en
hij beweegt tóch). Laura Fermi en Gil-
berto Bernardini merken in hun boek
over Galileo op dat deze legende pas een
eeuw later in Italië was ontstaan en dat
Galileo deze gevleugelde woorden waar
schijnlijk jiooit heeft geuit.
Het ontstaan van die legende bewijst vol
gens deze twee Italiaanse schrijvers hoe
zeer het volk op de hand van Galileo
moet rijn geweest.
Terecht ook al heeft het dan meer dan
drie eeuwen geduurd voor men in Rome
van plan is ook officieel toe te geven, dat
Galileo Galilei ten onrechte door de in
quisitie is veroordeeld en ten onrechte tot
zijn dood toe een ellendig leven heeft ge
leid.
Men wil een revisie van het proces en deze
revisie zal moeilijk tot iets anders dan 'tot
vrijspraak kunnen leiden en posthuum
eerherstel voor déze grote Italiaanse ge
leerde.
Formeel is Galileo het slachtoffer ge
worden van de onverdraagzaamheid van
Rooms-Katholieke Kerk, maar ook Lu
ther en Calvijn wezen de nieuwe sterren
kundige denkbeelden waarop Galileo voort
bouwde fel af. Dat waren de theorieën
van Copernicus, volgens welke de aarde
niet stilstond, maar samen met andere
planeten om de zon draaide. Luther zei
van Copernicus: „Deze dwaas wil de ge
hele wetenschap op de kop zetten; maar
de heilige schrift zegt dat Jozua de zon
beval stil te staan, en niet de aarde". En
Calvijn schreef in zijn Commentaar op
Genesis: „Wie zal, het wagen het gezag
van Copernicus te stellen boven dat van
de Heilige Geest?"
Galileo werd ondanks zijn hoge leeftijd
ombarmhartig zwaar gestraft door paus
Urbanus VIII, die hem goed gezind was
geweest toen hij nog Maffeo kardinaal Bar
berini was. Hij bleef tot het einde van zijn
leven in gevangenschap, mocht niet in ver
binding komen met zijn verwanten. De
Inquisitie liet er scherp op toezien, dat hij
met niemand sprak over zijn sterrenkun
dige denkbeelden. Zelfs toen hij blind en
ziekelijk was geworden, bleef die waak
zaamheid onverbiddelijk gehandhaafd.
Men dwong hem zwijgend aanvallen op
zijn persoon en zijn werk te ondergaan.
Ook toen verstond men de kunst van de
hersenspoeling al. Elk boek waarin ge
wag werd gemaakt van zijn opvattingen
over de structuur van ons zonnestelsel
werd uit de bibliotheken van alle theolo
gische opleidingsinstituten van de Rooms-
Katholieke kerk en alle universiteiten in
Europa verwijderd. Op last van de Inquisi
tie moest in elk boek waarin hij werd ge
noemd voor zijn naam het woord „berucht"
worden geplaatst.
En toen Galileo op deze wijze was ver
nietigd begon ook de veldtocht, in geheel
het rijk van de kerk van Rome, tegen de
'leer van Copernicus, die, voordat Galileo
daarvan gebrqik had gemaakt, ooglui
kend was toegelaten. Ook Kepl°r, die had
berekend dat de aarde en de andere pla
neten geen cirkelbanen om de zt beschre
ven maar elliptische banen, v erd ver
doemd.
De Inquisitie verbood de publikatie van
elk geschrift waarin werd betoogd dat de
aarde om de zon draaide. Zo kwamen niet
alleen de werken van Galileo op de in
dex de lijst van verboden boeken
maar ook die van Kepler en Copernicus.
Dat gebeurde in de tijd toen onze landge
noot Christiaan Huygens de ringen van de
planeer Saturnus ontdekte.
Bijna een eeuw eerder was het beroem
de boek van Copernicus „Omlopen van de
hemellichamen" met toestemming van de
kerk van Rome verschenen. Volgens de
overlevering ontving Copernicus het eer
ste exemplaar op zijn sterfbed. Er was om
streeks het midden van de zestiende eeuw
geen theologisch bezwaar gemaakt tegen
dat voor die tijd toch revolutionaire werk
omdat Osiander in een voorwoord had be
toogd dat Copernicus' werk alleen maar
op veronderstelling berustte.
Copernicus was in zijn tijd voor de kerk
van Rome niet gevaarlijk omdat hij zijn
theorieën niet kon bewijzen. Gevaarlijk
werd pas Galileo, want hij was het die
met technische middelen de juistheid van
de theorieën van Copernicus aantoonde.
Galileo werkte met zelfgeslepen kijkers.
Heel nauwgezet bestudeerde hij door die
kijkers de schijngestalten van de planeet
Venus. Hij beschreef ze in 1610, en me
de op grond daarvan verklaarde hij in
1615 tijdens een bezoek aan Rome open
lijk dat Copernicus' theorieën wetenschap
pelijk verantwoord waren en door hem
ook zo waren bedoeld
Van alle zijden ontving Galileo waar
schuwingen. Hij moe^t oppassen, want
zijn vijanden lagen op de loer. Die waar
schuwingen sloeg hij in de wind. Hij
bleef pleiten voor aanvaarding van de
leer van Copernicus. Er waren toen al
aanklachten tegen hem ingediend bij de
Inquisitie, en spoedig moest hij voor een
raad van theologen verschijnen om zich
te verantwoorden. Een maand lang stu
deerden de geléerde heren op de zaak-Ga-
lileo.
Met algemene stemmen kwamen zij tot
de conclusie dat de veronderstelling als
zou de zon het middelpunt van een plane
tenstelsel zijn dwaas, theologisch onjuist
en ketters was en dat de veronderstelling
als zou de aarde om de zon draaien
absurd en zowel in wijsgerig als theolo
gisch opzicht in strijd met de waarheid
was.
Op 26 februari 1616 gaf Paus Pau
life V opdracht Galileo voor de Groot-
Inquisiteur, kardinaal Bellarmin, te lei
den. De kardinaal gelastte Galileo zijn ac
tie voor aanvaarding van de sterrenkundi
ge theorieën van Copernicus te staken.
Galileo gaf toe. Twee weken later wer
den de werken van Copernicus op de In
dex geplaatst.
Galileo zweeg daarna vele jaren, maar
werkte in stilte aan een boek „Dialoog
over de twee grote systemen van de we
reld" waarin hij de leer van Copernicus
met kracht verdedigde. Het boek werd in
1632 in Florence uitgegeven. Een paar
maanden al na de verschijning daarvan
besloot de Inquisitie Galileo als weten
schappelijk onderzoeker uit te schakelen,,
hem voorgoed het zwijgen op te leggen.
Pas in 1757 trok paus Benedictus XIV het
algemene verbod van boeken waarin werd
gesteld dat de aarde om de zon draaide
in. En het duurde nog tot 1822 voordat
paus Pius VII het uitgeven toeliet van
boeken waarin de beweging van de aarde
in ons zonnestelsel als wetenschappelijk
feit werd aanvaard. Pas in 1835 werden
de werken van Copernicus, Kepler en Ga
lileo van de Index geschrapt.
Een van de Galileo's latere boeken „Twee
nieuwe wetenschappen" werd Italië uitge
smokkeld in handschrift en in 1638 in Lei
den uitgegeven door Elsevier. Een paar jaar
later, op 8 januari 1642 stierf hij, bijna 78
jaar oud. De stad Florence wilde hem eren
met een graftombe in de kerk Santa Cro-
ce, maar paus Urbanus VIII verbood dat.
Galileo's stoffelijke resten lagen bijna een
eeuw lang in een onopvallende hoek on
derin die kerk, maar hij kreeg ten slotte
toch als laatste rustplaats de marmeren
sarcofaag waarop hij volgens de Florenr-
tijnen als groot Italiaans gèleerde recht
had.
Gandhi ben ik voluit geïnteresseerd in deze
maatschappij, die de toekomst dichterbij brengt
en het proces van vooruitgang zo snel mogelijk
voltrekken wil, dwars tegen de reactionaire
machten in."
rf^ardenals Zuidamerikaanse psalmen zijn dan
ook „dwars tegen de reactionaire machten
in" geschreven. Op het eerste gezicht lijken het
dan ook geen psalmen, die geschreven zijn voor
ons, Nederlanders, die enerzijds in de tijd en
vaak ook in de geest zo ver verwijderd zijn van
de dichter van de authentieke bijbelpsalmen
en anderzijds in de ruimte zo ververwijderd
zijn van de dichter van deze Zuidamerikaanse
psalmen. Misschien zullen onder ons alleen de
genen zich in de gedachten van Cardenal kun
nen verplaatsen, die tijdens de tweede wereld
oorlog in een concentratiekamp hebben gezeten
en dus in Cardenals gebeden iets van het zelf
doorstane leed en de zelf ervaren bevrijding
herkennen, met name in psalm 43/44 (de schrij
ver heeft de rooms-katholieke nummering aan
gehouden, de protestants-christelijke is er achter
geplaatst).
Toch kan het „Protest achter prikkeldraad"
ook de andere lezers niet koud laten. Evenals
d sombi* brichtn di w daglijks via d
de sombere berichten die we dagelijks via de
communicatiemedia vernemen, leggen deze
psalmbewerkingen een grote hoeveelheid af
schuwelijke, eigenlijk onmenselijke feiten en een
aantal diep-menselijke reacties daarop bij ons
op tafel, waardoor men niet geheel onberoerd
kan blijven.
„Cardenal heeft de psalmen van David niet
vertaald, om zo deze liederen uit een ver verle
den voor de mens van onze tijd verstaanbaar te
maken. Hij heeft evenmin geprobeerd de taal en
de beelden van Davids psalmen te gebruiken,
om daarin zijn eigen tijd tot uitdrukking te
brengen. Hij heeft ook niet getracht de eeuwen
oude psalmen te actualiseren. In de psalmen
van Ernesto Cardenal zijn de psalmen van Da
vid actueel. Het „ik" van deze psalmen is Da
vid en Ernesto Cardenal, Israël en de gemeen
te, het is in eerste en laatste instantie de Mas-
sias," zo staat er op het omslag.
Als zodanig kunnen zij ons beroeren. Voor een
deel herkennen wij ook fragmenten uit onze
eigen minder sterke sociale tegenstellingen be
vattende omgeving in dit werk: de technologie
in psalm 18 (1-9), de „God is doodsproblema
tiek in psalm 93 (94), politiek en welvaart in
psalm 36 (37) en onze neurosen in psalm 4,
waarvan het laatste vers luidt: „Ik ga liggen
en terstond slaap ik in/ik ken geen slapeloos
heid/en geen bange dromen/geen slachtoffers
staren mij aan in de nacht/ik heb geen slaap
tabletten nodig/want bij U ben ik geborgen."
In dit opzicht is de, bij dit artikel in haar ge
heel geciteerde bewerking van psalm 21 (22)
een van de meest indrukwekkende. Zij lijkt niet
alleen geschreven te zijn voor degenen, die
zuchten onder een dictatuur. Zij bevat een ver
zameling gegevens en ervaringen uit de gehele
wereld, waaronder ook een aantal fragmenten
van de realiteit in Nederland anno 1968.
"jVogmaals: „Protest achter prikkeldraad" is
niet in de eerste plaats geschreven voor
ons eigen heil, maar voor dat van Cardenal en
zijn lotgenoten. Maar door die herkenning van
fragmenten uit onze wereld in de hunne, door
de feiten uit hun wereld waarmee de communi
catiemedia ons dagelijks confronteren en door de
aandacht die ook door de kerken aan het revo
lutie-vraagstuk (met name in Latijns-Amerika!)
wordt besteed, kunnen we er ons toch mee
verwant voelen.
Aansluiting op onze persoonlijke nood is „al
tijd meegenomen", maar in de eerste plaats
nodigden deze psalmbewerkingen de Nederlandse
christenen uit tot niet-ëgocentrisch meebidden.
Want evenals de psalmen van David niet de
psalmen van één man, maar die van één volk
waren (Israël), zijn de psalmen van Cardenal
niet die van én man, maar die van én volk
(het Latijns-Amerikaanse). Alleen de tijden
waarin ze werden geschreven zijn verschillend,
de aard van de omstandigheden en de wereld
waarin ze werden geschreven zijn het niet.
En dat is juisV het beklemmende van dit
schriftelijke brokje communicatie tussen ener
zijds Cardenal en zijn lotgenoten en anderzijds
de christelijke en niet-christelijke mensen in on
ze contreien, die de universele, door-en-door
menselijke taal van oude en nieuwe psalmen zo
graag tot de hunne maken.
Hebt u in een zaterdageditie van dit blad
onlangs het artikeltje gelezen over „Die
mooie boom: *n symbooltje"? Het ging
over de eeuwenoude boom, die bij de
Deventerstraat in Apeldoorn moest wor
den omgehakt, omdat hij naast de weg
stond, waarin gastfhizen moesten wor
den gelegd en die moest worden ver
breed. En u las in het commentaar:
„Tenzij radicaal ingegrepen wordt zul
len de komende 10 jaar onze roofvogels
verdwenen zijn, evenals de vos en de
dassen; de zangvogels zullen zijn omge
komen door vergif of gebrek aan voed
sel". Geen wonder dat het volgende toe
komstbeeld ons werd getoond: „Biolo
gen voorspellen ons het volgende: ons
enige levende gezelschap zal bestaan uit
ratten, muizen, mussen, spreeuwen, wat
kraaien en meeuwen. De koning der
schepping omringd door a'as-allesetefs."
In de vergadering van de Synode der Ned.
Herv. Kerk werd in de juni-zitting een
rapport behandeld, getiteld: Mens en
natuur. Het ging daarin om deze zelfde
dingen. Er werd in dat rapport gesugge
reerd dat de kerken via de Wereldraad
der Kerken bij de regeringen erop zul
len aandringen dat inderdaad „radicaal
ingegrepen" wordt tegen de verregaan
de uitroeiing van dier en plant door de
mens.
We weten dat door toepassing van DDT
de roodborstlijster in Amerika vrijwel
is uitgeroeid, dat de achteruitgang van
de grote sterns op Griend van 40.000 tot
700 broedende paren in 1965 waar
schijnlijk op rekening van de bestrij
dingsmiddelen moet worden gesteld; dat
de grote vogelsterfte in voorjaar 1966 in
Drenthe een gevolg is van vergiftiging
door middelen, gebruikt voor de ont
smetting van zaaigranen.
Rachel Carson schreef in een waarschu
wend boek: „We gaan heen naar een
lente zonder geluiden"; dat is: een tijd
waarin op aarde geen vogels meer zou
den voorkomen, doordat we ze met on
ze bestrijdingsmiddelen gedood hebben.
En naast vogels zouden we het vele le
vende organismen onmogelijk maken te
blijven bestaan. We kunnen met chemi
sche stoffen het bestaan van zogenaam
de onkruiden en ongedierte naar onze
hand zetten. Maar weten we ook wat we
doen?
De auteur F. Osborn kenschetst de huidi
ge periode der geschiedenis als „de
eeuw der uitroeiing" en beschrijft onze
wereld als „onze geplunderde planeet".
Vindt u het overdreven? Wilt u een paar
cijfers hoe de mens met de natuur om
gaat? Waar zijn in Europa de grote
zoogdieren als oeros, steen bok, bever,
wolf, beer, leeuw gebleven? Waar zijn
de 60.000 olifantèn die in de tweede helft
van de vorige eeuw in Afrika leefden,
gebleven? Alle gedood terwille van het
ivoor van de slagtanden! In hetzelfde
werelddeel werden in de eerste helft van
deze eeuw 1 miljoen huiden van antilo
pen uitgevoerd, werden panters en lui
paarden op onverantwoordelijk grote
schaal gedood, alleen terwille van de
grillen der damesmode! Van de talloze
neushoorns, die eertijds in Azië werden
gevonden, zijn nu nog slechts een paar
tientallen over. Van de 33.000 blauwe
vinvissen in de Zuidelijke IJszee wer
den door de moderne walvisvangst in
tien jaar tijds 97 procent gevangen en
gedood.
Wat doet de mens met de natuur? Ener
zijds is hij eraan onderworpen. Ander
zijds kan hij het natuurlijk gebeuren in
zijn dienst stellen, maar hoe? Natuur
lijk zijn compromissen onvermijdelijk,
want er is de groeiende wereldbevolking
met primaire eisen van ruimte en voed
sel, maar er zijn ook de samenlevingen
van planten én dieren, die ook ruimte
nodig hebben. Welke houding neemt de
mens daarbij aan?
mens daarbij aan? Is hij bewaarder of
vernietiger der natuur?
In de scheppingsgeschiedenis in de bijbel,
beschreven in Genesis 1 en 2, leest u
frappante dingen over de verhouding
van mens tot dier en plant. Daar leest
u bijvoorbeeld dat de mens aan de die
ren namen mag geven. Dat betekent
volgens de oude volken dat hij heersen
mag over de dieren. Maar de bijbel ziet
dat nooit als een bezitten en een beheer
sen zonder meer. Immers, mens en dier
horen bijeen, dat tekent de bijbel, door
dat beeld, door hen op een en dezelfde
dag geschapen te laten zijn! En dezelf
de zegen, om zich te vermenigvuldigen
en vruchtbaar te zijn, wordt over mens
en dier uitgesproken! En wat de plan
ten betreft: de mens is aangesteld om
de hof Eden, met al wat erin groeit en
bloeit, te bewerken en te bewaken dat
betekent ook: te bewaren!
Weten wij dat in ons verkeren met dier
en plant? Dat wij geen almachtige
bezitters zijn maar slechts rentmees
ters die het ons toevertrouwde de
dieren en de planten dienend, trouw,
hebben te beheren? Want God bedoelde:
geen vernietiging, maar bevordering en
opbouw van dit leven, opdat de wereld
voor mens, dier en plant leefbaar zou
zijn.
Zijn wij beheerders of vernietigers van de
goede schepping? Zijn wij „een teken
van Gods hoogheid in deze wereld" óf
moet van ons gezegd worden: geen dier
richt zoveel onheil aan als de mens?
Er is Een geweest die zich heeft lèten
vernietigen, voor ons. Die Zijn bloed
heeft laten vergieten, voor ons. En al
len, die leven uit Zijn dood èn leven,
mogen Hem, Jezus Christus, volgen,
door in deze wereld getuigen te zijn van
Hem, mogen als goede rentmeesters,
ook in het omgaan met dier en plant,
iets laten zien van de liefde, waarmee
Hij over elk schepsel, hoe gering of ver
acht ok, bewogen was. Dan zullen we
onmogelijk kunnen voortgaan op de
weg die velen nu al jaren uit onacht
zaamheid, vernielzucht of grof winstbe
jag inslaan. Maar we zullen mogen zijn,
in Zijn navolging, trouwe bewaarders
van wat Hij ons toevertrouwde.
Apeldoorn, J. C. H. Jörg