LAAT EERHERSTEL VOOR GALLLEO Mens en natuur Waarom hebt Gij mij verlaten? Ernesto Cardenal, priester/dichter, christen/anarchist schreef psalmen zoals David deed Rome gaat proces revideren, dat de Inquisitie in 1633 tegen hem aanspande Hersenspoeling Copernicus Met toestemming >5- Waarschuwingen Gesukkeld Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten? een karikatuur ben ik geen mens mikpunt van spot in alle kranten wordt om mij gelachen Tanks rondom mitrailleurs die naar mij wijzen en overal prikkeldraad prikkeldraad onder stroom Ik ben een naam in hun papieren ik kreeg een nummer in mijn huid gefotografeerd achter prikkeldraad als op een röntgenfoto zijn al mijn beenderen te tellen ik ben niemand meer naakt word ik naar de gaskamer gedreven ze verdelen mijn kleren ejn mijn schoenen ik schreeuw om morfine, niemand hoort me ik schreeuw in mijn dwangbuis* ik schreeuw heel de nacht in het asiel voor gestoorden de zaal voor ongeneeslijke zieken het paviljoen voor besmettelijke zieken het gesticht voor de ouden van dagen ik vecht met de dood in de psychiatrische kliniek ik stik onder de zuurstof kap ik schrei op het politiebureau in de rechtszaal de folterkamer het weeshuis ik ben radio-actief besmet iedereen is bang en ontwijkt me Maar eens zal ik mijn broeders over U verhalen ik zal U prijzen op onze bijeenkomst mijn liederen klinken op uit een groot volk de armen gaan aan tafel ons volk viert feest het nieuwe volk'dat wordt geboren. PROTEST ACHTER PRIKKETDRAAD Zo dichtte Ernesto Cardenal, de schryver van „Protest achter Prikkel draad" (Uitgave W. ten Have N.V., Arasterdam prijs f 8,90) de bekende psalm 22, de psalm van David, waarin deze zich de profeet betoont van het lijden van Davids Zoon Jezus Christus. In de bijbel is het een van de meest beklemmende profetieën, tekening van dc man die zich door God en alle mensen verlaten voelt. David gebruikt daarvoor de beelden die hem bekend waren: vele stieren hebben my omringd, buffels van Basan hebben my omsingeld; zy sperren hun muil tegen my open, een ver scheurende, brullende leeuw. Het beeld van de woestyn ook: verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gy mij neer. Maar behalve beklemmend is deze psalm van David ook bovenal troostend. Want de dichter blijft zich vastklemmen aan God, blijft geloven in de liefde en de almacht van God: „Want H(j heeft niet veracht noch versmaad de ellende van den ellendige en Zyn aangezicht niet voor hem verborgen, maar Hij heeft gehoord toen h(j tot Hem riep". Ernesto Cardenal heeft zijn beelden nauwelijks minder beklemmend ge kozen: het concentratiekamp, de foltering, de gaskamer zyn zyn ervarin gen. En hij ontleent ze aan de plaatsen waar ellende en pyn wordt geleden: de ziekenhuizen, de psychiatrische kliniek; de plaatsen ook waar de angst heerst: het politiebureau, de rechtszaal, het weeshuis. Dieper dan de beeldey van Jlaiüd-j**»c4«*r-**drTlenaTs heelden in onze ziel gegraveerd, want ze zyn uit onze tyd. En dat zich vastklampen aan God als de almach tige? Ook dat vindt men by Cardenal terug, maar het is minder visionair hoe kan het anders. Cardenals psalmen zyn geen bijbelvertalingen het zyn protestsongs, maar dan gezongen in de wetenschap dat God ze hoort en dat Hy komen zal om recht te doen aan de onderdrukten. Ze zijn revolutionair in de zin waarin de christen revolutionair mag zyn. Ook al bespeurt men er soms in dat een christen/anarchist toch soms geneigd is meer anarchist dan christen te zyn Onder de titel „Protest achter prikkeldraad", zijn dezer dagen bij Uitgeverij W. ten Ha ve N.V. te Amsterdam een vijfentwintigtal „Moderne Zuidamerikaanse psalmen" versche nen, geschreven door Ernesto Cardenal, geïl lustreerd met treffende houtsneden van Willi Dirx, en van een nawoord voorzien door dr. J. J. Buskes. „Alweer een psalmbewerking!" zullen de bij belvorsers onder ons (wellicht verheugd) uit roepen, daarbij onmiddellijk grijpend naar oude en nieuwe psalmbewerkingen, om die er naast te kunnen leggen voor een grondige vergelij king op diverse punten. Wij hebben dit aanvan kelijk ook even gedaan, maar zijn al spoedig met die arbeid opgehouden. Vanachter het prikkeldraad leek Ernesto Cardenal namelijk tegen een dergelijke benaderingswijze van rijn werk te protesteren. Zijn psalmen rijn- inder daad psalmbewerkingen, maar dan zeer vrije bewerkingen. Men kan ze eigenlijk het best omschrijven als dichterlijke gebeden, die een psalmodische inslag vertonen, maar zich vrij ontwikkelen op basis van enkele „klassieke" steunpunten in de oorspronkelijke psalmen uit de bijbel. Het gaat hier echter niet om dankbare objecten van tekstkritiek. Het gaat uitsluitend om de in houd, om een typisch door de bijbelse psalmen geïnspireerde verwoording van de vreugde, het leed en het Godsvertrouwen van iemand, die samen met rijn volk zucht onder de dictatuur in Latijns-Amerika. Zij worden dan ook „de rode catechismus van de jonge generatie in Latijns- Amerika" genoemd. t'rnesto Cardenal werd als zoon van patri- ciërs in 1925 geboren in Nicaragua. In de Verenigde Staten bekroonde hij zijn studies met een promotie op een proefschrift over de moder ne dichtkunst in zijn vaderland. Zelf viel hij als dichter op door een gedicht tegen het regime van Somoza, in 1952 gepubliceerd in een ille gaal verspreid vlugschrift. Tengevolge hiervan werd hij gearresteerd en verbleef hij maanden lang in concentratiekampen, waar hij door de Guardia Nacional werd gemarteld. Later trok hij zich uit het verzet terug. Lichamelijk zeer verzwakt, maar geestelijk nog sterk, besloot hij novice te worden in het trappistenklooster „Gethsemani" in Kentucky, dat vooral bekend werd dank zij het boek „Louteringsberg" van Thomas Merton. Ds. Buskes schrijft in zijn nawoord over deze •tijd: „Er volgde een periode van mediteren en zwijgen. Cardenal gaat inzien dat links en rechts, revolutie en dictatuur, niet zozeer po litieke maar in de eerste plaats geestelijke werkelijkheden zijn. Men zou de inzichten, die in deze tijd de zijne werden het beste kun nen vergelijken met het personalistisch socia lisme van Berdjajef: De politiek interesseert mij nog altijd, maar ik zie haar met andere ogen dan vroeger. Ik zie, om een voorbeeld te geven, dat de wortels van Somoza dieper liggen dan ik dacht. Ik vind ze vaak ook in mij zelf, in mijn dagelijks handelen. De dic tators wonen in ons. De H-bom is een wer kelijkheid in onze ziel." Na in nog enkele andere kloosters te hebben verbleven, wordt hij zich zozeer bewust van de armoede om zich heen, dat hij in 1966 naar Nicaragua terug gaat en daar in het dorp Solen- tiname met een aantal vrienden de boeren gaat heipen door het stichten van een landbouwkolo nie, waarin ook plaats is voor. een polikliniek en een lagere school. Om nog even ds. Buskes te citeren: „Hij zoekt een weg tussen kapitalisme en communisme, voor hem een weg van revolutie, poëzie en bij belse spiritualiteit. De dichter-monnik is voluit geïnteresseerd in de maatschappij, maar dan in de maatschappij van de toekomst: „Als dichter in de mate waarin ik dichter ben en als priester, die ik probeer te zijn, als paci fist, als christen-anarchist en volgeling van Een zeventigjarige grijsaard, geknield lig gend voor zijn rechters, zwoer op 22 juni 1633 in Rome dat hij zich nooit meer zou bezondigen aan ketterse gedachten of uit latingen die het rotsvaste geloof in wat letterlijk in de bijbel staat zou kunnen aantasten. De zonde van deze grijsaard was zijn af wijzing op grond van jarenlange weten schappelijke studie en waarneming, van de veronderstelling dat de aarde het mid delpunt van het heelal was. Zijn naam Galileo Galilei was bekend tot in het ver re China, waar een van zijn boeken, vijf jaar na de verschijning ervan in Italië, was vertaald. Volgens dé overlevering zou Galileo toen hij na zijn veroordeling door de Inquisitie werd overgebracht naar de gevangenis hebben gemompeld „Epper si muove" (en hij beweegt tóch). Laura Fermi en Gil- berto Bernardini merken in hun boek over Galileo op dat deze legende pas een eeuw later in Italië was ontstaan en dat Galileo deze gevleugelde woorden waar schijnlijk jiooit heeft geuit. Het ontstaan van die legende bewijst vol gens deze twee Italiaanse schrijvers hoe zeer het volk op de hand van Galileo moet rijn geweest. Terecht ook al heeft het dan meer dan drie eeuwen geduurd voor men in Rome van plan is ook officieel toe te geven, dat Galileo Galilei ten onrechte door de in quisitie is veroordeeld en ten onrechte tot zijn dood toe een ellendig leven heeft ge leid. Men wil een revisie van het proces en deze revisie zal moeilijk tot iets anders dan 'tot vrijspraak kunnen leiden en posthuum eerherstel voor déze grote Italiaanse ge leerde. Formeel is Galileo het slachtoffer ge worden van de onverdraagzaamheid van Rooms-Katholieke Kerk, maar ook Lu ther en Calvijn wezen de nieuwe sterren kundige denkbeelden waarop Galileo voort bouwde fel af. Dat waren de theorieën van Copernicus, volgens welke de aarde niet stilstond, maar samen met andere planeten om de zon draaide. Luther zei van Copernicus: „Deze dwaas wil de ge hele wetenschap op de kop zetten; maar de heilige schrift zegt dat Jozua de zon beval stil te staan, en niet de aarde". En Calvijn schreef in zijn Commentaar op Genesis: „Wie zal, het wagen het gezag van Copernicus te stellen boven dat van de Heilige Geest?" Galileo werd ondanks zijn hoge leeftijd ombarmhartig zwaar gestraft door paus Urbanus VIII, die hem goed gezind was geweest toen hij nog Maffeo kardinaal Bar berini was. Hij bleef tot het einde van zijn leven in gevangenschap, mocht niet in ver binding komen met zijn verwanten. De Inquisitie liet er scherp op toezien, dat hij met niemand sprak over zijn sterrenkun dige denkbeelden. Zelfs toen hij blind en ziekelijk was geworden, bleef die waak zaamheid onverbiddelijk gehandhaafd. Men dwong hem zwijgend aanvallen op zijn persoon en zijn werk te ondergaan. Ook toen verstond men de kunst van de hersenspoeling al. Elk boek waarin ge wag werd gemaakt van zijn opvattingen over de structuur van ons zonnestelsel werd uit de bibliotheken van alle theolo gische opleidingsinstituten van de Rooms- Katholieke kerk en alle universiteiten in Europa verwijderd. Op last van de Inquisi tie moest in elk boek waarin hij werd ge noemd voor zijn naam het woord „berucht" worden geplaatst. En toen Galileo op deze wijze was ver nietigd begon ook de veldtocht, in geheel het rijk van de kerk van Rome, tegen de 'leer van Copernicus, die, voordat Galileo daarvan gebrqik had gemaakt, ooglui kend was toegelaten. Ook Kepl°r, die had berekend dat de aarde en de andere pla neten geen cirkelbanen om de zt beschre ven maar elliptische banen, v erd ver doemd. De Inquisitie verbood de publikatie van elk geschrift waarin werd betoogd dat de aarde om de zon draaide. Zo kwamen niet alleen de werken van Galileo op de in dex de lijst van verboden boeken maar ook die van Kepler en Copernicus. Dat gebeurde in de tijd toen onze landge noot Christiaan Huygens de ringen van de planeer Saturnus ontdekte. Bijna een eeuw eerder was het beroem de boek van Copernicus „Omlopen van de hemellichamen" met toestemming van de kerk van Rome verschenen. Volgens de overlevering ontving Copernicus het eer ste exemplaar op zijn sterfbed. Er was om streeks het midden van de zestiende eeuw geen theologisch bezwaar gemaakt tegen dat voor die tijd toch revolutionaire werk omdat Osiander in een voorwoord had be toogd dat Copernicus' werk alleen maar op veronderstelling berustte. Copernicus was in zijn tijd voor de kerk van Rome niet gevaarlijk omdat hij zijn theorieën niet kon bewijzen. Gevaarlijk werd pas Galileo, want hij was het die met technische middelen de juistheid van de theorieën van Copernicus aantoonde. Galileo werkte met zelfgeslepen kijkers. Heel nauwgezet bestudeerde hij door die kijkers de schijngestalten van de planeet Venus. Hij beschreef ze in 1610, en me de op grond daarvan verklaarde hij in 1615 tijdens een bezoek aan Rome open lijk dat Copernicus' theorieën wetenschap pelijk verantwoord waren en door hem ook zo waren bedoeld Van alle zijden ontving Galileo waar schuwingen. Hij moe^t oppassen, want zijn vijanden lagen op de loer. Die waar schuwingen sloeg hij in de wind. Hij bleef pleiten voor aanvaarding van de leer van Copernicus. Er waren toen al aanklachten tegen hem ingediend bij de Inquisitie, en spoedig moest hij voor een raad van theologen verschijnen om zich te verantwoorden. Een maand lang stu deerden de geléerde heren op de zaak-Ga- lileo. Met algemene stemmen kwamen zij tot de conclusie dat de veronderstelling als zou de zon het middelpunt van een plane tenstelsel zijn dwaas, theologisch onjuist en ketters was en dat de veronderstelling als zou de aarde om de zon draaien absurd en zowel in wijsgerig als theolo gisch opzicht in strijd met de waarheid was. Op 26 februari 1616 gaf Paus Pau life V opdracht Galileo voor de Groot- Inquisiteur, kardinaal Bellarmin, te lei den. De kardinaal gelastte Galileo zijn ac tie voor aanvaarding van de sterrenkundi ge theorieën van Copernicus te staken. Galileo gaf toe. Twee weken later wer den de werken van Copernicus op de In dex geplaatst. Galileo zweeg daarna vele jaren, maar werkte in stilte aan een boek „Dialoog over de twee grote systemen van de we reld" waarin hij de leer van Copernicus met kracht verdedigde. Het boek werd in 1632 in Florence uitgegeven. Een paar maanden al na de verschijning daarvan besloot de Inquisitie Galileo als weten schappelijk onderzoeker uit te schakelen,, hem voorgoed het zwijgen op te leggen. Pas in 1757 trok paus Benedictus XIV het algemene verbod van boeken waarin werd gesteld dat de aarde om de zon draaide in. En het duurde nog tot 1822 voordat paus Pius VII het uitgeven toeliet van boeken waarin de beweging van de aarde in ons zonnestelsel als wetenschappelijk feit werd aanvaard. Pas in 1835 werden de werken van Copernicus, Kepler en Ga lileo van de Index geschrapt. Een van de Galileo's latere boeken „Twee nieuwe wetenschappen" werd Italië uitge smokkeld in handschrift en in 1638 in Lei den uitgegeven door Elsevier. Een paar jaar later, op 8 januari 1642 stierf hij, bijna 78 jaar oud. De stad Florence wilde hem eren met een graftombe in de kerk Santa Cro- ce, maar paus Urbanus VIII verbood dat. Galileo's stoffelijke resten lagen bijna een eeuw lang in een onopvallende hoek on derin die kerk, maar hij kreeg ten slotte toch als laatste rustplaats de marmeren sarcofaag waarop hij volgens de Florenr- tijnen als groot Italiaans gèleerde recht had. Gandhi ben ik voluit geïnteresseerd in deze maatschappij, die de toekomst dichterbij brengt en het proces van vooruitgang zo snel mogelijk voltrekken wil, dwars tegen de reactionaire machten in." rf^ardenals Zuidamerikaanse psalmen zijn dan ook „dwars tegen de reactionaire machten in" geschreven. Op het eerste gezicht lijken het dan ook geen psalmen, die geschreven zijn voor ons, Nederlanders, die enerzijds in de tijd en vaak ook in de geest zo ver verwijderd zijn van de dichter van de authentieke bijbelpsalmen en anderzijds in de ruimte zo ververwijderd zijn van de dichter van deze Zuidamerikaanse psalmen. Misschien zullen onder ons alleen de genen zich in de gedachten van Cardenal kun nen verplaatsen, die tijdens de tweede wereld oorlog in een concentratiekamp hebben gezeten en dus in Cardenals gebeden iets van het zelf doorstane leed en de zelf ervaren bevrijding herkennen, met name in psalm 43/44 (de schrij ver heeft de rooms-katholieke nummering aan gehouden, de protestants-christelijke is er achter geplaatst). Toch kan het „Protest achter prikkeldraad" ook de andere lezers niet koud laten. Evenals d sombi* brichtn di w daglijks via d de sombere berichten die we dagelijks via de communicatiemedia vernemen, leggen deze psalmbewerkingen een grote hoeveelheid af schuwelijke, eigenlijk onmenselijke feiten en een aantal diep-menselijke reacties daarop bij ons op tafel, waardoor men niet geheel onberoerd kan blijven. „Cardenal heeft de psalmen van David niet vertaald, om zo deze liederen uit een ver verle den voor de mens van onze tijd verstaanbaar te maken. Hij heeft evenmin geprobeerd de taal en de beelden van Davids psalmen te gebruiken, om daarin zijn eigen tijd tot uitdrukking te brengen. Hij heeft ook niet getracht de eeuwen oude psalmen te actualiseren. In de psalmen van Ernesto Cardenal zijn de psalmen van Da vid actueel. Het „ik" van deze psalmen is Da vid en Ernesto Cardenal, Israël en de gemeen te, het is in eerste en laatste instantie de Mas- sias," zo staat er op het omslag. Als zodanig kunnen zij ons beroeren. Voor een deel herkennen wij ook fragmenten uit onze eigen minder sterke sociale tegenstellingen be vattende omgeving in dit werk: de technologie in psalm 18 (1-9), de „God is doodsproblema tiek in psalm 93 (94), politiek en welvaart in psalm 36 (37) en onze neurosen in psalm 4, waarvan het laatste vers luidt: „Ik ga liggen en terstond slaap ik in/ik ken geen slapeloos heid/en geen bange dromen/geen slachtoffers staren mij aan in de nacht/ik heb geen slaap tabletten nodig/want bij U ben ik geborgen." In dit opzicht is de, bij dit artikel in haar ge heel geciteerde bewerking van psalm 21 (22) een van de meest indrukwekkende. Zij lijkt niet alleen geschreven te zijn voor degenen, die zuchten onder een dictatuur. Zij bevat een ver zameling gegevens en ervaringen uit de gehele wereld, waaronder ook een aantal fragmenten van de realiteit in Nederland anno 1968. "jVogmaals: „Protest achter prikkeldraad" is niet in de eerste plaats geschreven voor ons eigen heil, maar voor dat van Cardenal en zijn lotgenoten. Maar door die herkenning van fragmenten uit onze wereld in de hunne, door de feiten uit hun wereld waarmee de communi catiemedia ons dagelijks confronteren en door de aandacht die ook door de kerken aan het revo lutie-vraagstuk (met name in Latijns-Amerika!) wordt besteed, kunnen we er ons toch mee verwant voelen. Aansluiting op onze persoonlijke nood is „al tijd meegenomen", maar in de eerste plaats nodigden deze psalmbewerkingen de Nederlandse christenen uit tot niet-ëgocentrisch meebidden. Want evenals de psalmen van David niet de psalmen van één man, maar die van één volk waren (Israël), zijn de psalmen van Cardenal niet die van én man, maar die van én volk (het Latijns-Amerikaanse). Alleen de tijden waarin ze werden geschreven zijn verschillend, de aard van de omstandigheden en de wereld waarin ze werden geschreven zijn het niet. En dat is juisV het beklemmende van dit schriftelijke brokje communicatie tussen ener zijds Cardenal en zijn lotgenoten en anderzijds de christelijke en niet-christelijke mensen in on ze contreien, die de universele, door-en-door menselijke taal van oude en nieuwe psalmen zo graag tot de hunne maken. Hebt u in een zaterdageditie van dit blad onlangs het artikeltje gelezen over „Die mooie boom: *n symbooltje"? Het ging over de eeuwenoude boom, die bij de Deventerstraat in Apeldoorn moest wor den omgehakt, omdat hij naast de weg stond, waarin gastfhizen moesten wor den gelegd en die moest worden ver breed. En u las in het commentaar: „Tenzij radicaal ingegrepen wordt zul len de komende 10 jaar onze roofvogels verdwenen zijn, evenals de vos en de dassen; de zangvogels zullen zijn omge komen door vergif of gebrek aan voed sel". Geen wonder dat het volgende toe komstbeeld ons werd getoond: „Biolo gen voorspellen ons het volgende: ons enige levende gezelschap zal bestaan uit ratten, muizen, mussen, spreeuwen, wat kraaien en meeuwen. De koning der schepping omringd door a'as-allesetefs." In de vergadering van de Synode der Ned. Herv. Kerk werd in de juni-zitting een rapport behandeld, getiteld: Mens en natuur. Het ging daarin om deze zelfde dingen. Er werd in dat rapport gesugge reerd dat de kerken via de Wereldraad der Kerken bij de regeringen erop zul len aandringen dat inderdaad „radicaal ingegrepen" wordt tegen de verregaan de uitroeiing van dier en plant door de mens. We weten dat door toepassing van DDT de roodborstlijster in Amerika vrijwel is uitgeroeid, dat de achteruitgang van de grote sterns op Griend van 40.000 tot 700 broedende paren in 1965 waar schijnlijk op rekening van de bestrij dingsmiddelen moet worden gesteld; dat de grote vogelsterfte in voorjaar 1966 in Drenthe een gevolg is van vergiftiging door middelen, gebruikt voor de ont smetting van zaaigranen. Rachel Carson schreef in een waarschu wend boek: „We gaan heen naar een lente zonder geluiden"; dat is: een tijd waarin op aarde geen vogels meer zou den voorkomen, doordat we ze met on ze bestrijdingsmiddelen gedood hebben. En naast vogels zouden we het vele le vende organismen onmogelijk maken te blijven bestaan. We kunnen met chemi sche stoffen het bestaan van zogenaam de onkruiden en ongedierte naar onze hand zetten. Maar weten we ook wat we doen? De auteur F. Osborn kenschetst de huidi ge periode der geschiedenis als „de eeuw der uitroeiing" en beschrijft onze wereld als „onze geplunderde planeet". Vindt u het overdreven? Wilt u een paar cijfers hoe de mens met de natuur om gaat? Waar zijn in Europa de grote zoogdieren als oeros, steen bok, bever, wolf, beer, leeuw gebleven? Waar zijn de 60.000 olifantèn die in de tweede helft van de vorige eeuw in Afrika leefden, gebleven? Alle gedood terwille van het ivoor van de slagtanden! In hetzelfde werelddeel werden in de eerste helft van deze eeuw 1 miljoen huiden van antilo pen uitgevoerd, werden panters en lui paarden op onverantwoordelijk grote schaal gedood, alleen terwille van de grillen der damesmode! Van de talloze neushoorns, die eertijds in Azië werden gevonden, zijn nu nog slechts een paar tientallen over. Van de 33.000 blauwe vinvissen in de Zuidelijke IJszee wer den door de moderne walvisvangst in tien jaar tijds 97 procent gevangen en gedood. Wat doet de mens met de natuur? Ener zijds is hij eraan onderworpen. Ander zijds kan hij het natuurlijk gebeuren in zijn dienst stellen, maar hoe? Natuur lijk zijn compromissen onvermijdelijk, want er is de groeiende wereldbevolking met primaire eisen van ruimte en voed sel, maar er zijn ook de samenlevingen van planten én dieren, die ook ruimte nodig hebben. Welke houding neemt de mens daarbij aan? mens daarbij aan? Is hij bewaarder of vernietiger der natuur? In de scheppingsgeschiedenis in de bijbel, beschreven in Genesis 1 en 2, leest u frappante dingen over de verhouding van mens tot dier en plant. Daar leest u bijvoorbeeld dat de mens aan de die ren namen mag geven. Dat betekent volgens de oude volken dat hij heersen mag over de dieren. Maar de bijbel ziet dat nooit als een bezitten en een beheer sen zonder meer. Immers, mens en dier horen bijeen, dat tekent de bijbel, door dat beeld, door hen op een en dezelfde dag geschapen te laten zijn! En dezelf de zegen, om zich te vermenigvuldigen en vruchtbaar te zijn, wordt over mens en dier uitgesproken! En wat de plan ten betreft: de mens is aangesteld om de hof Eden, met al wat erin groeit en bloeit, te bewerken en te bewaken dat betekent ook: te bewaren! Weten wij dat in ons verkeren met dier en plant? Dat wij geen almachtige bezitters zijn maar slechts rentmees ters die het ons toevertrouwde de dieren en de planten dienend, trouw, hebben te beheren? Want God bedoelde: geen vernietiging, maar bevordering en opbouw van dit leven, opdat de wereld voor mens, dier en plant leefbaar zou zijn. Zijn wij beheerders of vernietigers van de goede schepping? Zijn wij „een teken van Gods hoogheid in deze wereld" óf moet van ons gezegd worden: geen dier richt zoveel onheil aan als de mens? Er is Een geweest die zich heeft lèten vernietigen, voor ons. Die Zijn bloed heeft laten vergieten, voor ons. En al len, die leven uit Zijn dood èn leven, mogen Hem, Jezus Christus, volgen, door in deze wereld getuigen te zijn van Hem, mogen als goede rentmeesters, ook in het omgaan met dier en plant, iets laten zien van de liefde, waarmee Hij over elk schepsel, hoe gering of ver acht ok, bewogen was. Dan zullen we onmogelijk kunnen voortgaan op de weg die velen nu al jaren uit onacht zaamheid, vernielzucht of grof winstbe jag inslaan. Maar we zullen mogen zijn, in Zijn navolging, trouwe bewaarders van wat Hij ons toevertrouwde. Apeldoorn, J. C. H. Jörg

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11