Volks gebruiken in het oude Geldersch-Veenendaal
Paard kreeg vroeger
vaak dezelfde beurt
als t kneusjevan nu
Burgemeestersdochter
treedt in het huwelijk
Jan Vlastuin
won tijdrit
bijAmersfoort'
In Gelderland neemt
werkloosheid nog af
Bemestingsleer beslissent
voor permanente vestiging
Plocgmjze
Bakkerij
Builen
Kroegjes
FELICITA TIEDIENST OP BEZOEK
Bierschuur
door
Adriaan
P. de Kleuver
MIST
u uw
10550
11079
Wiel
rennen
DINSDAG 9 JULI 1968
t
Het is soms of aan de „andere zijde" van de Grift een ander Veenendaal gele
gen heeft dan wat wij als dorpskern kennen. In feite was het wel een beetje het
„vergeten deel" van de gemeente Ede. Nu zijn er geen grenzen meer die ons
dorp in drie moten verdelen. Toch waren de mensen van de „iniddengebuurte"
van Geldersch-Veenendaal Veens met de Veensen. Daarbuiten evenwel heerste
de sfeer van het boer zijn en dat kwam vanzelf het meest tot uiting bij het
,werk op het land.
De natuur heeft een grote stem in
het bepalen van het werk van de boer.
In het hoogseizoen de oogstmaan
den wordt de boer soms gedwongen
toe te zien hoe een orkaan het werk
van zijn handen geselt, maar hij weet
zich ook slechts werktuig in handen
van de Schepper en geheel afhanke
lijk van het weer.
Oók toen er nog geen sprake van ons
Christendom was wisten de mensen
dat ze van de natuur en al haar grillen
afhankelijk waren. Om het vee drach
tig te krijgen en het graan aan de
groei te brengen, bracht men offers
aan de goden.
De bodembewerking gaat al eeu
wenlang volgens een vast patroon. La
ten wij dat begin van het boeren-be-
staan eens wat nader bekijken. Wij be
hoeven niet verder te gaan dan de ho
gere landbouwgronden bij de Klomp,
de zéér oude engen waar al duizenden
jaren geleden graan verbouwd werd.
Of de engen van Remmerden bij Rhe-
nen waar al een paar maal grote ste
nen ploegkouters gevonden werden, pri
mitieve werktuigen die in een houten
ploeg gewrongen werden en door een
rund getrokken de akker oppenlegden.
Het is aan deze voorvaderen te dan
ken dat de dorps- en buurschappsker-
nen de oude cultuurgronden liggen.
Van stenen ploegkouter tot stalen
ploegblad was evenwel een lange, lan
ge weg.
Hoe zouden die mensen toch hebben
ontdekt dat mest de planten welig
deed groeien? Dat moment is beslissend
geweest voor permanente bebouwing.
Men moet bedenken dat zonder mest
de grond binnen korte tijd uitgeleefd
is. Dat met kunstmest onvruchtbare
gronden in cultuur genomen kunnen
worden is iets van onze eeuw.
Het was ook een lange weg eer de
mensen hun bestaan als rondtrekken
de nomaden met alleen de schapen
kudde bij zich verwisselden voor dat
van „houder" van rundvee. Het
schaap bleef in trek om de wol, melk
vlees en vet. De jongens en meisjes
van de nederzettingen werden met
kudden schapen de heidevlakten opge
stuurd. Zo ontstonden de gemeen
schappelijke markegronden waar nooit
iets aan gedaan werd en de oudste
vormen van wat vergelijkbaar is met
een dorp. Dichter bij huis het bouw
land en in de valleiën de weilanderi
voor het vee.
Of het op eenvoudige leest ge
schoeid was met niets anders dan de
ervaring van vader op zoon op de
achtergrond dan wel met moderne
methoden waar knappe bollen op land-
bouwinstituten aan gewerkt hebben,
het grondprincipe van het boer-zijn is
één! grondbewerken, zaaien, verzor
gen, oogsten.Als men de boer met
zijn ploeg de kaarsrechte vore ziet
trekken dan weet men dat dit al dui
zenden jaren op haast dezelfde wijze
gebeurt.
In landbouwgebieden in de Gelderse
vallei die door verkaveling en verbe
tering allengs in één groen grastapijt
veranderde treffen wij uiteraard oer
oude gebruiken aan. Vooral de wijze
Het oude cafeetje van Letje van Schaik
aan de Prins Bernardlaan staat er nog
steeds alhoewel het een tijd geleden is
dat men er terecht kon voor een kom
metje „klare".
van ploegen is voor een bepaalde
streek karakteristiek. De zoon leerde
het van de vader zoals die het ook
weer uit de overlevering overgeno
men had. Het ploeg-patroon is daarbij
kenmerkend.
In de valleistreek is dat met. een
kleine uitzondering hetzelfde en éen
boer uit de omgeving van de Klomp
gaat als volgt te werk. Een akker
wordt in de lengte geploegd. In de
breedte ligt aan beide korte zijden de
„weinakker", waarin wij het werk
woord wenden herkennen; de dialecti
sche vorm is dan weinden en is in het
valleidialect volkomen identiek aan
het middennederlandse t weinden voor
wenden!
Verschillend is het of men vanuit de
lange zijden begint te ploegen of van
uit het midden. Waar dit aan de kan
ten het geval is spreekt men van op
sporen en vanuit het midden van af-
voren (de Klomp). In Achterberg even
wel van afploegen en aanploegen. Hier
is dus wel degelijk verschil in 't Gel
derse en 't Stichtse spraakgebruik!
Eerst als de gehele akker omgelegd
is ploegt men de op de koppen liggen
de weinakkers. Is men zo ver dan
liggen op de vier hoeken nog vierkante
stukjes die mét de spade bewerkt wor
den, het hoeken spaden.
Veel ingewikkelder gaat dit bij een
spits toelopend, dus gérend stuk land.
Land waar „de bouw af is" wordt ge
stort. Dit is de stoppellaag omploegen.
Dóórop komt geen tweede bouw. Het
blijft liggen, tot na geheel afwerken,
opnieuw ingezaaid wordt. Men spreekt
ook wel van het schillen van haver
land. Het Komt voor dat kleine stukjes
met de hand gespit worden. Dan be
gint men met de vore de groep
die vorig jaar open bleef liggen te
dichten en spit verder door. Vanzelf
houdt men dan weer een vore over die
het volgende jaar als eerste aan de
beurt komt. Dat dit bij het ploegen
ook het geval is, spreekt vanzelf.
Als men de Emmikhuizerberg vanaf
de Klomp nadert en het koren als een
gouden zee ziet golven op de cadans
van de wind, dan weet men nu wat
een bewerking daaraan vooraf ging.
Dat volgt het maaien, schoven binen,
garven opzetten en binnen halen, dor
sen (tegenwoordig ook direct «machi
naal op de akker!), opzakken en ma
len. Dan eerst gaat tarwe en rogge
naar de bakker of de gerst naar de
brouwerijen.
De Klomp had een brouwerij bij de
oude herberg waar dus eigengebrou-
wen bier geschonden werd. Pieter
van den Bosch had een moutkamer en
eestvloer laten bouwen met een inge
bouwde oven, een enorme roodkoperen
brouwketel laten plpaatsen die de fami
lie Hupkes nog steeds als curiositeit
bewaart en een koele kelder voor het
bewaren van het koppige gerstenat.
In de tuin werd aan een hoge stella
ge de benodigde hop geteeld. Het is wel
aardig te vermelden dat rond hotel De
klompp nog massa's verwilderde hop
voorkomen. Vooral in de wallen langs
de spoorbaan bij het station slingeren
zich als lianen de hopranken en hangt
bij rijpheid de penetrante en toch lek
kere keur van de hopbellen.
In de enorme schuur van het oude
Roodhuizen dat, zoals wij reeds zagen,
ook Gelderblom geheten kan hebben,
in dat merkwaardige driebeukige ge
bouw begon een echte boerenbakker
een bedrijf op te bouwen dat in ons
land uniek was. De oprichter was een
ondernemende man en of „ze" het van
die voorouder hebben moet de erfelijk
heidsleer dan maar uitmaken, deze ac
tiviteit culmineerde zich in ieder ge
val in een moderne modelbakkerij aan
de Vijgendam.
Een heel wonderlijke en ingenieuze
deegmachine stond aan het einde van
de vorige eeuw in dat oude Roodhui
zen. Aan een ijzeren as was een reus
achtig rad geklonken dat in vertikale
stand drie meter hoog was. Dat kon
best in die kerkhoge ruimte.
Het geval werkte als de bekende
witte muizenmolen! Door een deur
tje werd een grote hond in het rad
gelaten en al lopende liet dit dier de
grote molen draaien. Dat ging zó
maar niet! Voor de molen had men
een stuk vlees gehangen en om daar
bij te kunnen komen liep de hond
voor zijn leven. Als hij moe werd,
liet men er een andere in.
In onze dagen zou men daar érnsti
ge bedenkingen tegen hebben. In die
dagen dróómde men nog slecht van
motoren. De hondekar was een éven
gewoon verschijnsel. Ter vergoeilij-
king van de uitvinder Evert van Koo-
ten moet gezegd worden dat hij het
rad gelagerd had met kogels.
Evert had op de internationale bakke
rijtentoonstelling te Dordrecht een
deegmachine gezien, maar het groot
ste bezwaar was dat die met de hand
aangedraaid moest worden. Vandaar
die „hondemolen" dus!
Een merkwaardig pientere knaap
was die Evert van Kooten. Als een ge
hypnotiseerde had hij op de tentoon
stelling naar die deegmachine staan
kijken. Hij haalde een klantenboekje
en een potlood te voorschijn en bracht
de constructie haarfijn in tekening. 't
Was niet netjes daar zó maar een con
structietekening te gaan staan maken,
maar in die dagen werd zo véél met
de patenten de hand gelicht en wie zou
in dat vergeten deel van ons land nu
zoiets zoeken!
De bakkerij was opgezet door Everts
vader. Deze bouwde in de enorme
schuur een flinke oven en werd boe-
ren-bakker. Zijn zoons evenwel legden
zich meer en meer toe op het gehele
bakkersvak en dank zij Everts uitvin
ding ging alles nóg beter en vlugger.
De broers begonnen méér te bakken
dan alleen' maar roggebrood, boeren-
kleinrog en krentenkleinrog en dat
hield in dat een grotere krantenkring
witbrood, bruinbrood, beschuit, etc.
begon af te nemen. Tóch wordt in een
speciale oven nu nóg twee maal per
week bij deze oude bakkerij het echte
ouderwetse Veense kleinrog gebakken.
Het verschil tussen boerenkleinrog
en het Veense kleinrog (dat naar het
oude receppt gebakken nog bij velen
in trek is), bestaat hierin dat het eer
ste door de boerenvrouwen zelf van
ongebuild roggemeel gebakken werd.
Voor het Veense kleinrog werd (en
wordt!) roggebloem gebruikt.
Om het roggemeel te „builen" had
den de Van Kootens in de schuur van
Roodhuizen óók al een vernuftig wer
kende machine geconstrueerd. Voor
heen ging dat met een grote ronde,
zéér fijnmazige ppaardeharen zeef een
werd het zemelen-afval van het rogge
meel in een papieren „buil" opgevan
gen. Dat „builen" werd meestal door
de bakkersvroüwen gedaan. Voor
Veens kleinrog is, zoals reeds werd
oppgemerkt, een speciale oven nodig.
Zo'n brood meet 60 cm en is 12 cm
hoog.
De Van Kootens waren ook „toon
bakker". Zo liet de hereboer van
Sölsbruggen van eigen gemaakt deeg
Het Boveneind anno het begin van
deze eeuw.
zijn brood bij Barend van Kooten bak
ken.
Als het brood gereed was bracht
men het per lichter (een rankere plat-
boomse boot dan de lomp aandoende
aak) naar de klanten in de omgeving.
Ook de bakker kwam dus per schip.
Zo'n lichter werd gebruikt voor kerk
gang, trouwen, begrafenissen, dus
meer algemeen voor ppersonenvervoer.
Het was altijd een belevenis bij de
boeren zo'n dikke snee boerenkleinrog
bij de koffie te krijgen, soms nog
warm, zodat de dik gesmeerde boeren-
boter er in trok. Je kreeg er suiker op
gestrooid en wie 't hartig wilde hou
den kon plakjes gekookt spek krijgen.
Men kan de boerinnen die nu zelf nog
dat heerlijke boerenbrood bakken op
tien vingers natellen. De kleine „bak-
huisjes" naast de hofsteden doen veel
al slechts dienst als rommelhok. Vroe
ger ging men er 's zomers wonen en
als de herfst haar intrede deed trok
men weer naar de grote, holle kamer
waar het toch zo intens gezellig kon
zijn onder de grote schouw rond de
gloeiend gestookte potkachel.
Waar het volksleven onvervalst
om de hoek kwam kijken, was ook
in de oude herbergjes. Geldersch-
Veenendaal had ze in vrijwel alle
hoeken en gaatjes. Echte kroegjes
waren er bij.
Bekend was de herberg „de Trap
jes" tegenover het Kerkpad naar de
Nieuweweg. Voskuilen resideerde daar
achter de tapkast en jemoest twee
trapjes op eer je de deur bereikte.
Tóch heette die herberg naar het per
ceel grond er achter en er voor, ge
naamd „de trapjes" dus. Een fraai
voorbeeld van perceelsnaamgéving.
Wat verder op Veenendaal aan lag
aan de Boveneindse grift (waarom
heette die vaart nou niet Geldersche
wijck zoals dat op de oudste kaart van
Veenendaal voorkomt!), laten wij dus
zeggen aan het Boveneindse pad een
ander café dat beheerd werd door een
klein, mannetje met een dikke, korte
nek, een man die er van hield grap
jes met de voorbijgangers uit te halen.
Een geliefde grap was een haastige
reiziger die naar de Klomp liep om
met »een trein mee te gaan aan te
spreken en b.v. te vragen of mijn
heer soms naar Utrecht moest. Was
dat het geval, dan haalde de tapper
met veel vertoon een knol van een
horloge uit zijn vestzak, kéék en zei
dan: „nou, dan mag mijnheer wel op
schieten". Tien tegen één dat zo ie
mand het op een lopen zette en bij het
station aangekomen stond zo'n man
dan te hijgen voor het loket, waar een
begrijpende ambtenaar mededeelde
dat de trein pas over een kwartier
aankwam. Duimendraaiend stond er
gens in Geldersch-Veenendaal een kort,
dik kasteleintje te wachten op zijn vol
gende slachtoffer-
Oude kroegjes waren die van Letje
van Schaik naast het Vallei-redactie
bureau en tegenover de wolfabriek aan
het Verlaat een verdoken kroegje, dat
naar de tapper „Hendrik in 't Hoekie"
genoemd werd. Dit kleine kroegje
was erg in trek bij de fabrieksmen-
sen. 's Maandags („blaauwe maondag")
lag het werk in de fabrieken vrijwel
stil, dinsdag kwamen ze op gang en
donderdags kregen ze de werkkoorts
om aan een zo hoog mogelijk loon te
komen, vertelde een oud-gediende.
„Ach", was zijn commëntaar, „wat
hadde de minse vrogger nou an d'r lui
lèève; 't was waarreke van de vrogge
méèrege tot de laote aovund en thuis
zat moeder de vrouw met een hok jon
gens; net zondags ha'j een bietje rust
en dan viel 't 's moandags niet rr
om de gang te krijge".
Het jongste jochie werd met het
„blauwe kruikie" naar Hendrik in 't
hoekie gestuurd om een maatje je
never „op de pof". Voor 't geval
Hendrik 't zaakje niet vertrouwde
had 't joch centen bij zich. Klanten
kregen 't wel.
Dus besloot de bottelaar daarop te
wachten. Ze kwamen opdraven met
een mooi opgepoetst paardje. Gaart
had de tijd gepasseerd in een gelegen
heid waar geestrijk vocht ingenomen
werd en keek bepaald wat wazig uit
zijn ogen.
Na wat loven en bieden werd het
paard voor de wagen gespannen. Gaart
ging goed opladen en zo ging het op 't
Veen aan. Het paard sjokte rustig zijn
gangetje en de koetsier dommelde
maar wat. Gaart bemerkte niet eens
dat de nieuwe aanwinst bij de bocht
van de Nieuweweg het Achterstraatje
inging, de draai nam bij 't Gelderland
en als vanzelf halt hield voor de bier
schuur. Géért steeg moeizaam af en
Jan Bos keek.... en keek. Verdraaid,
droomde hij nou? „Nou?" informeerde
Géért, „zèèg d'r is wat van; hé'k gin
best paord gekocht?" „Och man",
barstte Jan los, „je h'je laote belaoze-
re; da's 't auwe krêng". Dat geloofde
Gaart niet. „Mó'j da' gebit%is zien!"
zei hij, opende het paardebeest de
mond en... Jan zag 't al. Puur en
puur bedrog! „Maok 'm los vent", zei
die, ,,'n dan za'j 's wé zien". En ja
wel, de ouwe, trouwe merrie stapte
doodgemoedereerd de bierschuur bin
nen en ging staan waar ze altijd ge
staan had.
Die Utrechtse kooplui hadden met
kunst- en vliegwerk 't oude beestje op
gekalefaterd en die make-up had
Géért niet eens bemerkt. Zegt een
oud spreekwoord niet iets over wijs
heid in de kan?
Nu spreekt men niet meer van Gel
dersch-Veenendaal. Groot-Veenendaal
werd het en och, op de automarkten
van -nu halen ze net zulke .stuipen uit
als met het paard van Géért en Jan.
Er is geen nieuws onder de zon, zei eens
in verre tijden reeds een wijs man.
dagblad DE VALLEI?
Bel:
tot 17.80 uur
van 17.30—
19.80 uur
Zaterdags
16.30—17.80
uur.
i£ mmt»-
In 't Gelderland, naast de Gelder
sche waag, was de tapperij van Mari-
nus van Schuppen en na zijn dood
deed diens vrouw Jannetje Bouman de
zaken. De waag werd eveneens be
heerd door de familie Van Schuppen.
Het slachtvee voor Gelders werd daar
gewogen. Dan had men tussen de
grift bij de Zwaai, welke plek vroeger
de karakteristieke naam „de Swaluw-
start" droeg, en het kronkelsteegje 't
Gelderland de nóg bestaande „bier-
schuur". Die werd gedreven door
Géért van de Haar en Jan Bos.
Over die vennoten gaat een komisch
verhaal. Géért zou eens naar Utrecht
geweest zijn om het paard van de
hand te doen en een ander aan te
schaffen. Op de paardenmarkt aange
komen bekeken een paar kooplui het
oude beestje en deden een bod. Het
leek Géért en de mannen boden aan
ongeveer met een uurtje een ander
en bovendien prima paard te leveren.
Lui die zo'n best bod durfden doen
zouden toch wel te vertrouwen zijn.
AMERSFOORT Ruim 20 renners
van „Amersfoort" namen deel aan efen
tijdrit over grote afstand. Bij de ama
teurs wist de als laatste gestarte Jan
Vlastuin de zege te grijpen, nadat eerst
Arnold Voogt en later Jan Sandbrink
de beste tijden leken te gaan maken.
Bij de nieuwelingen ging Leo Stapel
broek bijzonder hard, maar toch wist
Aart-Jan Schurink hem met 4 seconden
te verslaan. Johan Ossendrijver was de
snelste adspirant, gastrenner Ate Ate-
ma de snelste B-adspirant en Bert Wa-
gensveld de beste jeugdrenner.
Uitslag Amateurs:
Jan Vlastuin 33 km in 47 min. 20 sec.;
Jan Sandbrink 47.45; Arnold Voogt
48.05,5; Dick Vervloet 49.20,5; Marten
49.44.
A.ïAdspiranten:
Johan Ossendrijver 22 km in 33 min.
45,5 sec.; Herman. Ruitenbeek 38.06.
B.-Adspiranten:
Ate Atema 81/4 km in 14 min. 38,5 sec.;
Hans Badenbroek 15.22.
Nieuwelingen:
Aart-Jan Schurink 27,5 km in 40 min.
01,5 sec.; Leo Stapelbroek 40.05,5; Jan
Cozijnsen 41.15; Max de Vries 41.30;
Hans Huibers 41.46; Hennie Hendrik-
sen 42.45; Wout van 'Eede 43.01; Rolf
Sas 43.22.
Jeugd:
Bert Wagensveld 5,5 km in 10 min 13
sec.; Jules Voogt 11.13; Bernard Renes
11.37.
Donderdag 11 juli tijdklim Amerongen
se Berg, aanvang plm. half 8. Voor de
zaterdagmiddag- en zondagritten be
stond uitermate weinig belangstelling
ditmaal.
VEENENDAAL Mevrouw Wilma de Jong-Boom, hostess van de
Felicitatiedienst, belde gisteren aan op Kerkewijk 182de woning van bur
gemeester mr. dr. J. Hazenberg. De ingewijden begrijpen de reden: er gaat
daar iemand trouwen. Die iemand is mejuffrouw B. G. J. E>. Hazenberg
(21), die op 16 juli met de heer B. J. Backx (23) in het huwelijk hoopt te
5 treden. Het jonge paar zal zich vestigen in Leiden.
De hostess van de Felicitatiedienst bood de dochter van de burgemeester
een pakket aan, waarin een groot aantal levensmiddelen. Daarbij gaf ze
een uitleg, die een toekomstige huisvrouw van pas zal komen.
Het huwelijk van de dochter van Veenendaals eerste burger zal niet,
zoals werd gesuggereerd, door haar vader voltrokken worden. Volgens
S de dochter was de motivering daarvoor: „Ik heb nooit iemand getrouwd
en ik wil voor jou geen uitzondering maken". Overigens vindt mejuffrouw
j Hazenberg dat niet zo erg: „Als hij gewoon als vader meegaat is dat eigen-
5 lijk net zo leuk," merkte ze lachend op.
J
van het aantal in aanbouw zijnde pre
miewoningen veroorzaakte een werkge
legenheidsgroei van negen procent. Een
vergelijking met het aantal werklozen
in de huizenbouw leert dat eind juni
van dit jaar 462 bouwvakkers thuis za
ten tegen 1397 op hetzelfde tijdstip
van het vorig jaar. De enige categorie
die niet van de weer stijgende welvaart
meeprofiteerde was die van de handels-
en kantoorvakken. De reden daarvan
zal, zo veronderstelt men op het Dis
trictsbureau voor de Arbeidsvoorzie
ning, hierin liggen dat eerst produktie-
personeel wordt aangetrokken als de
zaken beter gaan. Pas later komt het
stafpersoneel aan een uitbreiding toe.
Voor de jeugd liggen de zaken in de
bouw minder gunstig. Er zijn maar wei
nig aanvragen voor schoolverlatende
u.t.s.-ers binnengekomen. Degenen die
het in de metaal hebben gezocht zijn
beter af. Voor hen zijn tienmaal zoveel
mogelijkheden. Deze cijfers zijn echter
wat geflatteerd omdat veel werkgevers
in de bouw wachten met het aantrekken
van jonge arbeiders tot de vakantie
voorbij is.
ARNHEM De werkloosheid in Gel
derland neemt steeds verder af. Lang
zamerhand daalt het aantal werkzoe
kenden tot het peil van voor 1967, hoe
wel het aantal van 5500 voor Gelder
land altijd nog het dubbele betekent
van het gebruikelijke getal in de eerste
jaren van dit decennium. Ten opzichte
van het zwarte jaar 1967 echter zijn er
nu ruim tweeduizend werklozen minder.
In juni daalde de score met nog eens
driehonderd man. Daarmee is een per
centage bereikt van 1,7; daarmee ligt
Gelderland ruim onder het landelijk ge
middelde van 2 pet. Het aantal rayons
dat boven het provinciaal gemiddelde
komt is met deze daling geslonken tot
Nijmegen, Winterswijk, Eibergen, Arn
hem, Doetinchem en Terborg. Arnhem,
Nijmegen, Harderwijk en Doetinchem
boekten de grootste teruggang.
Het is nog steeds de gunstige situatie
in de bouw die de voornaamste factor
in de vermindering van de werkloos
heid vormt. Blijkens recente cijfers is
de woningwetbouw weliswaar gering
achteruitgegaan, maar de toeneming