Het is bijna liefhebberijwerk géworden CURIOSITEITEN UIT EEN VER VERLEDEN TABAKSSCHUUR WERD EEN CURIEUS HUIS H Zuidveluwezoom herdenkt de oude planters D. Er Da w. ZATERDAG 13 JULI 1968 DE HARDE JAREN VAN EEN TABAKSCULTUUR Eerder dan de verbouwers op de tabaksvelden waren de verwerkers toe aan mechanisatie; deze kerfmachine was daar een bescheiden begin van. I wee hectaren, verdeeld in kleine stukjes, zijn nog over van de tabakscufcpur op de Veluwezoom. In de herinnering blijft er een beeld van bestaan niet een aardig plaatje uit het verleden, maar een beeld met knoesten en kerven, aandenken uit een harde tijd. Doen de enkele telers in Rhenen en Eist, dje naast hun boerenbedoeling nog een perceeltje tabak ver bouwen, dat alleen nog om die herinnering? Het lijkt er wel op. Voor de consument hoeven ze het haast niet meer te doen. Voor de sigarenroker allang niet meer, die zal bij het horen van de aanduiding „in landse tabak" tot in lengte van dagen blijven denken aan de oorlogstijd. Te pruimen is de tabak nóg wel, en dat dan in de letterlijke zin van het woord: de oogst van deze laatste twee hectaren gaat naar fabrie ken, die er pruimtabak van maken. De telers passen zich daarbij aan, door meer blad van de groeiende planten te halen, waarna de overblijvende bladeren zo zwaar worden, dat ze inderdaad niet meer te roken zijn. Zodra de oude pruimende garde is uitgestorven, kunnen ze er wel mee ophouden. Daarbij komt nog, dat de uiterst bewerkelijke teelt alleen nog maar kan worden volbracht door mensen met veel tijd, of door telers die over medewerkers met veel vrije tijd kun nen beschikken. Die medewerkers komen dan uit het oude tabaksvak, zij doen het wel degelijk om de her innering. Zo staat het er op 't ogenblik mee. De pijp was vaak een kunstvoorwerp in die.har de jaren. Een van de uithangbeeld- jes zoals die vroeger tabaks winkels sierden. ■n al richt je niet gauw een standbeeld op voor iemand die er' zelf nog over kan meepraten, dit is toch wel het ogenblik waarop de gedachte aan een herdenking niet zo gek meer is. Dat was ook het ge voelen van de Streek VVV Zuidveluwezoom en het re sultaat daarvan is een expositie over de tabakscultuur in deze omgeving, die tot 20 juli in het Streekmuseum te Rhenen staat. Was tenslotte de tabaksteelt hier in de achttiende en negentiende eeuw niet het voornaam ste middel van bestaan? En, wat belangrijker is, het moeizame werk in deze cultuur heeft het hele levens patroon hier beïnvloed, misschien zelfs het wezen van de mensen die hier woonden, ouders en grootouders van hen, die nu de Zuidveluwezoom bevolken. Daarom is deze tentoonstelling interessant voor de toeristen, maar veel meer nog 'n stukje geschiedschrijving voor de eigen streekbevolking. Vooral omdat de mensen in 't middelpunt zijn geplaatst. De voorvaders, die ontdek ten dat tabaksplanten goed wilden gedijen op de erosie- gronden tegen de heuvels aan. De boerenplanters, die na hen kwamen en die door de familieverhalen? dichter bij ons staan dan die eerste tabakstelers. Die de grond met de hand omspitten en zwaar bewerkten met scha- pemest. Als het dan een droge zomer was moesten zij water uit de Rijn in tonnen op kruiwagens naar boven slepen, de heuvels op. Eén flinke hagelbui kon het werk teniet doen, dan kwam al bij het begin van de winter de honger in het land. Over die mensen gaat het op de tentoonstelling in het Rhenense streek museum. 'at de mens hier in het middelpunt staat be tekent niet, dat de obligate rariteiten ontbreken op deze tentoonstelling die zijn overigens ook door men- Sen gemaakt, zij het niet door de mensen van deze streek. Wat te zeggen van een blaasbalg, waarmee ta baksrook in de endeldarm van drenkelingen werd ge perst? Men heeft dat eeuwenlang gedaan, je zou dus haast zeggen dat 't toch wel eens geholpen moet heb ben, anders zouden de heelmeesters van die tijd het ding wel eerder aan de kant hebben gezet. Ook de bruidspijpen zijn er, waaruit de bruidegom elk jaar op de herdenking van zijn trouwdag moest roken, één pijpekop vol voor elk jaar. Vijftig dus op zijn gouden huwelijksjubileum, welk festijn de arme jubilaris dus wel een heel zware pijp deed roken, om van nog meer gewaagde beeldspraak nog maar te zwijgen. Wie wil, kan nu ook eens zien wat een pijpenla eigenlijk is gewoon een soort messen- fen vorkenbak, maar dan voor pijpen. Ook dit is iets om even bij stil te staan: zijn de kinderen van de twintigste eeuw wat vrijmoe diger in godsdienstzaken dan die van twee eeuwen te rug. geen van hen zal het nu in zijn hoofd halen om een pijpekop te beschilderen met een beeld van de kruisafneming. Streekgenoten staan er dan ook wel eens peinzend naar te kijken en laten hun gedachten niet raden. Maar enkele stappen verderop is het verle den dichter bij huis voor hen. Hele geslachten van oude planters staan in de oude papieren genoemd, com pleet met het aantal tabaksplanten dat zij in een be paald jaar verbouwden. Voor de toerist gewoon een rij namen. Voor hen weinig minder dan een familie-album met herinneringen. En in bloempotten op een zonnig plekje bij het raam, n^jes op een rij als in een bur gerwoning, staan wat jonge tabaksplanten ..Ze willen nog groeien ook hie zegt conservatrice Aleid v.d. Bunt een beetje verbaasd. bied wijs uit kan worden? Dat blijkt een moeilijke zaak te zijn. Als bijvoorbeeld een hectare rogge ook zevenduizend gulden zou opbrengen, dan is daarmee nog niets over de wezenlijke betekenis gezegd. In rog ge zit namelijk veel minder werk dan in tabak, maar wel is het bij dat gewas weer nodig, grotere opper vlakten te beplanten. Cijfers zeggen hier weinig en iedere boer moet maar zien of hij er al dan niet uit springt met zijn tabak. En daarover kunnen de Wis- gerhofs wel iets concreets zeggen: „Op een wat groter perceel kun je er nooit het personeel van betalen dat je erop aan 't werk moet hebben. Dan wordt het fa- miliewerk of je moet mensen kunnen krijgen, voor wie het 't belangrijkst is dat ze het graag doen". Dat laat ste is niet zo gek als het misschien klinkt. Er zijn inderdaad oudere Zuidveluwenaren die met een wat kleinere vergoeding genoegen nemen om in de tabak te kunnen werken. Niet alleen dan bij het verbouwen, maar ook bij het fermenteren (het op smaak bren gen) van de tabak, een kunst die ook deze laatste tabaksverbouwers zich niet laten afkijken. Voor geen geld. Zolang er nog tabak van de Zuidveluwezoom komt, zal die tabak ook een eigen smaak hebben. Aan de voorkant van de ruim tweehonderd jaar oude tabaksschuur, waarvan de familie Deijs in Rhenen een villa maakte ,is nauwelijks iets veranderd. Tabaksfabrieken, maar ook veel particulieren bezorg den het Streekmuseum in Rhenen souvenirs uit de tijd van de Zuidveluwse tabakscultuur. f erkend, zwetend tot op het bot, verbouwden zij niet de tabak die de eenvoudige man van die da gen In zijn pijpje smoorde, maar de snuiftabak voor de groten der aarde. De schapemest die zij gebruik ten op deze schrale grond gaf de tabak namelijk een bijgeurtje, dat door de roker minder werd gewaar deerd. Voor snuiftabak gaf dat niet die werd zo zwaar gesausd met rozehout, rozijnen en kruidnage len dat het luchtje van de schapemest er nog wel bij kon. Zo is ook de exquise verzameling antieke snuifdozen op de tentoonstelling in Rhenen terechtge komen. Knap bewerkt, aardig om te zien. Maar sterker spreekt het verhaal aan, dat er niet in is gegraveerd. Het verhaal, dat sommige van die dozen werden ge bruikt als lesmateriaal op de deftige kostscholen. De jongeheren leerden er niet alleen hoe ze de doos zwie rig moesten hanteren, maar ook hoe men de snuifcul- tuur het best de benodigde eer kon aandoen. Hoe een familiair snuifje moest worden genomen, en hoe een hooghartig te nemen snuifje het best tot zijn recht kwam. Kwamen er kranten op die kostscholen? Dan konden de jongelui op een dag in 1846, na de les, daar in lezen dat een commissie van weldadigheid tiendui zend gulden had ingezameld voor door hagelstormen geruïneerde tabaksboeren van de Zuidveluwezoom. loe groeien ze buiten op 't ogenblik, de tabaks planten op de laatste stukjes grond, die nog voor hen worden vrijgehouden? Bij Eist is vanaf de rijksweg een perceeltje te zien waar nog heel wat schijnt te staan. Vanaf de drukke verkeersweg let bijna niemand er op. De vreemdelingen zien de planten wellicht voor bieten of ander nuttig loof aan en de buurt weet. dat de familie Wisgerhof er nog wel een tijdje mee zal doorgaan. Waarom? Beslist niet omdat de oude tabaksplanter J. Wisgerhof senior het óók altijd heeft gedaan. Zijn zoon vindt de opbrengst van „het stuk je grond erbif. waarop de tabak staat, nog wel rede lijk. Bij een behoorlijke oogst kunnen deze laatste plan ters ervan uitgaan dat een hectare ongeveer zevendui zend gulden opbrengt, zijnde een rijksdaalder voor een kilo gebroeide tabak. Zijn er vergelijkende cijfers van andere produkten, waar ook de leek op landbouwge- BSD 'an is er nog iets, dat voor de tentoonstelling niet te vangen viel en dat op de tabaksvelden ook haast niet meer te vinden is: het bestand aan tabaks- schuren. Alleen al rondom Rhenen hebben er indertijd zestig tot zeventig gestaan en we moeten ons dat niet voorstellen als een stellqtje schuren zonder meer: deze merkwaardige,- langgerekte bouwsels vormden een at tractief bestanddeel van het landschap. De meeste zijn verdwenen, niet door bouwvalligheid, maar omdat er geen bestemming meer voor was of omdat iets anders op die plaats moest worden gebouwd. Het zwembad „De Blauwe Schuur" in Amerongen heeft er nog één gered van de ondergang door er kleedruimte in te maken, dat was een aardig idee. Maar nog veel aar diger is het idee van de Rhenense apotheker dr. H. P. Deijs, die op de Sikkenberg een van de laatste tabaksschuren inrichtte als woonhuis. Dat is een hele onderneming geweest, waarbij de gemeente Rhenen" alle medewerking gaf. Een groot deel van de schuur, bleef gewoon schuur, zij het ook dat onder de dakpan nen een beschot werd aangebracht; tabaksbladen in de „hang" hebben namelijk tocht nodig om te kunnen drogen, maar een decimeter sneeuw in de schuur naast een huis, dat ligt wat moeilijker. Voorts werd het oude plantershuisje aan de voorkant met zijn bedsteden, zijn houten binnenluiken en zijn Jugenstiltegels ook intact gelaten. Tussen dat huisje en de schuur werd nu een woonhuis gesitueerd, dat wel uniek in den lande zou kunnen zijn. Kamers, keu ken en andere vertrekken werden genesteld tussen -de meer dan tweehonderd jaar oude balken, die indertijd werden opgetrokken om de tabaksschuur te steunen. De enige ingreep in het bestaande was een actie tegen boktorren en ander houtverslindend gedierte, dat begon nen was aan het werk, waaraan de slopers in dit geval niet waren toegekomen. Het is allemaal bijzon der knap gedaan: wie de Dikkenberg nadert, ziet al leen het mooie profiel van de oude tabaksschuur, dat nog even perfect als tweehonderd jaar geleden past in het landschap. Wie er voorbij gaat kan vermoeden dat binnen iets veranderd is, maar alleen degenen die bin? nenkomen zien, wat er eigenlijk is gebeurd. Hier is de geschiedenis ongerept gelaten. Alleen hebben kun stenaars van deze tijd er een element in gebracht, dat ook de meest sceptische waarnemer ervan kan over tuigen, dat oude en nieuwe kunstvormen samen een eenheid kunnen vormen: „Daarom hebben we ons huis ook niet antiek ingericht", zegt mevr. Deijs, „We leven in het heden en onze cultuur is even waardevol als de cultuur van een paar honderd jaar geleden". Het huis zoals het er nu staat en de inrichting ervan Il lustreren wat zij zegt. Je loopt er moeiteloos door heen. niets is gekunsteld. Hier wónen mensen, die hun plaats op de wereld zoeken zoals de oude tabaksplan ters dat in hun tijd hebben gedaan. Wat uit het ver leden bruikbaar is, wordt gebruikt. Nieuwe ideeën pas sen erin, zoals ze erin gepast zouden hebben wanneer ze eerder zouden zijn uitgevonden. Ook dit is een eerbetoon aan de ruige geschiedenis, met eerlijk zweet in zand geschreven door de oude tabaksplanters van de Zuidveluwezoom. MIp iilii De verrassing komt, wanneer men het huis aan de zijkant ziethet werk van de Rijswijkse architect ir. N. A. Raap en de Achterbergse aannemer C. Randewijk. De familie Deijs week af van het principe, dat men zo'n é.uis ook antiek zou moeten inrichtten. Het resultaat spreekt bijzonder sterk aan. Overal in het huis zijn de kloeke steunbalken van eikehout intact gebleven. Met ware meesterhand is het moderne interieur er dwars doorheen gebouwd.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 9