ZIEZO Je moet er gewoon mee kunnen praten en niet alleen omdat die Duitse Dog zo groot is Behuizing is nooit te klein voor groot hondehart zaterdag 27 juli 1968 ^7aar om in vredesnaam zo n kalf van een hond en niet een gewoon, wat handzamer model? Dat is onherroepelijk de eerste vraag die opkomt als je iemand met een Duitse dog ziet lopen - de echte.dog, met zijn schouderhoogte van om en nabij tachtig centimeter ongeveer de grootste hond ter wereld. Alleen de Ierse wolfshond is nog groter, maar die komt in ons land bijna niet voor. Ja, waarom zo'n kalf van een hond? Een soort machtswellust van de baas, die graag een geweldenaar wil commanderen, vele malen sterker dan hij zelf? Dan is hij bij de dog aan het verkeerde adres, want die wenst alleen als gelijkwaardige vriend te worden behandeld. Voor een baas die dat begrijpt is de dog een fijne, gehoorzame hond. Is het dan omdat de dog door zijn kracht en grootte de beste beschermer zou zijn? Ook dat gaat niet op, want er zijn kleinere honden, die dat werk ook wel aan kunnen. De vrienden van de Duitse dog zelf houden het er maar op, dat ze deze hond hebben genomen - en vaak steeds weer nemen - om zijn karakter. Dat de hond met dit karakter nu eenmaal wat groot is uitgevallen vinden zij een bijkomstigheid, waarvan de lusten en lasten ongeveer tegen elkaar opwegen. Van dat karakter is moeilijk een omschrijving te gevende bazen van de ongeveer 1500 Duitse doggen die momen teel in het stamboek van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied zijn ingeschreven, hebben allemaal hun eigen ervaringen. Daarom maar eens iemand aan het woord gelaten die hier, in onzê eigen omgeving, een fokkennel met doggen heeft opgebouwd, waar mee hij bij de strenge Raad van Beheer bijzonder goed staat aan geschreven: de heer W. van den Hoorn in Putten. Met zijn vrouw. Het verhaal van die "man begint ruim dertig jaar geleden. Hij was toen taxi chauffeur en verliefd op een dog. Dé dog. Nu was het in die dagen bepaald niet zo dat een taxichauffeur gemakkelijk zo'n grote hond kon onderhouden, maar ook in de verhouding tussen baas en hond gaat de liefde vaak langs wonderlijke wegen. Hij kreeg zijn eerste Duitse dog, daarna zijn tweede en een paar jaar later ontving de beroemde Apeldoornse doggenfokker Schoolderman hem met open armen al« leerling. Van wijlen de heer Schoolderman leerde hij heel wat. Genoeg om de kennel in Putten te beginnen waarin nu twintig doggen vervaarlijk bassend de vele bezoekers welkom heten. Dan zijn er nog wat pups en een paar huishonden. Het bedrijf floreert, maar voor het levens onderhoud van de eigenaar hoeft dat niet. Die heeft daarvoor zijn kalvermesterijals in de kennel de baten alleen maar de uitgaven dekken is het genoeg. Voldaan zegt doggenfokker Van den Hoorn, dat hij heeft bereikt wat hij al wilde toen hij nog taxichauffeur was: leven met doggen en mèt mensen die van doggen houden. En de top bereiken in de fokkerij. Ook dat laatste is gelukt daaïvan getuigeri de resultaten op vele tentoonstellingen. Maar goed, hij zou iets zeggen over het karakter van de dog. Zoals gezegd, is dat geen eenvoudige zaak, want vele bazen kunnen er allemaal hun eigen verhaal over vertellen en bovendien past een hond zich in zijn gedragingen vaak wonderbaarlijk aan bij het karakter van zijn baas. Eerst maar eens over de mensen praten dan? Vast staat dat mensen die kortaf zijn in hun denken en optreden, nooit een dog moeten nemen. Deze reuzenhond heeft daar gewoon een te klein hartje voor. Niet dat de dog bang is integendeel. Dat kleine hartje heeft hij alleen voor zijn baas. Wanneer die uit gewoonte kortaf tegen hem doet denkt de dog om 't heel simpel te zeggen dat de baas niet van hem houdt. Dan gaat hij zich onzeker voelen en een grote hond die niet meer weet wat hij moet doen en laten is een hachelijk geval. Erg nerveuze mensen reddep het ook niet met de dog. Het dier, zelf de voorname rust in persoon, raakt helemaal op drift wanneer zijn baas ook zelfs maar in gedachten steeds van de hak op de tak springt. De dog is ook geen hond voor de africhter. Voor hem immers moet hij allerlei dingen doen waarvan zijn gevoel en zijn verstand de diepere zin niet doorgronden en bovendien heeft hij een gruwelijke hekel aan de korte commando's die bij het africhten noodzakelijk zijn. Hij wil zich best als een gehoorzame hond gedragen, maar dan moet het wèl begrijpelijk blijven. Nog belangrijker is het misschien dat de dog zelf wel weet wat hij moet doen om zijn mensen te beschermen. Hij behoort tot de weinige rassen die zonder daarvoor te zijn opgeleid onvoorwaardelijk In het geweer komen wanneer er gevaar dreigt voor hun mensen of hun eigen dommen. Veel doggenbazen zien steeds weer met verwondering hoe de hond waar hij een minuut geleden ook mocht zijn opeens stil en oplettend naast hen staat wanneer er ook maar iéts ongewoons gebeurt. Als een schim is hij uit het niet komen opduiken. Hij zal nooit aanvallen, want hij kent zijn kracht en hoeft daarom niemand te overbluffen. Maar hij verdédigt wel, spontaan en op een verschrikkelijke manier. Een driejarige reu heeft in zijn kaken een klemkracht van vierhonderd vijftig kilo... Met dit alles is dan al iets gezegd over het karakter van de Duitse dog. Vaak wordt gezegd dat de Duitse dog geen hond meer is voor onze samenleving, omdat veruit de meeste mensen in kleine huizen wonen. Wat moet je daar beginnen met zo'n hond, die je op de plaatjes meestal ziet afgebeeld in tuinen van landhuizen en kastelen? Van den Hoorn vindt dat ronduit onzin. Het gaat niet om de behuizing maar om de baas. Hij bekijkt iedere koper heel kritisch en als hij vindt dat die koper geen dog moet hebben raadt hij hem aan een andere hond te nemen. Nooit is het daarbij een punt van overweging dat de koper op êen flatje zoveel-hoog woont. In huis hoeft de dog immers zijn beweging niet te krijgen. Die moet de baas hem buiten geven en als de baas het voor zijn vriend over. heeft er anderhalf uur per dag mee naar buiten te gaan, is er niets aan de hand. Wie dat niet kan moet geen dog nemen. Wie het wel kan niets staat hem in de weg om zijn flatjè met die dog te delen. Wel moet hij eraan denken dat een wandeling-aan-de-lijn geen beweging is. De hond moet uitrennen in park of bos, spelen met soortgenoten, die hij wel eens ondersteboven kan gooien, maar waaraan hij geen haar zal krenken en alle onschuldige avonturen beleven die het hondelijk bestaan in de vrije natuur zo aantrekkelijk maken. Wa i fanneer dat allemaal zo kan worden geregeld blijven dan de kosten van aanschaf en levensonderhoud niet een moeilijk punt? Daar moet je nu juist eens over praten met een man als Van den Hoorn, die al doggen hield in de tijd toen zijn vrouw er met plezier menig jurkje voor in de winkel moest laten hangen. Of het duur dan wel goedkoop wordt hangt af van de vindingrijkheid die de baas ontplooit. Tot zijn derde jaar moet een dog per dag twee kilo vlees hebben plus een half bruin brood, aangevuld met vitaminehoudend voer. Bij die twee kilo hoeven we niet aan biefstuk of runderlapjes te denken. Slacht afval is even goed, maar je moet het wel zien op te scharrelen en het verschil weten tussen waardeloos en voedzaam afval. Dat is te leren. Van den Hoorn heeft er zelf een recept voor, waarvan de ingrediënten alle kleuren van de regenboog vertonen, maar dat zijn honden wel in een conditie houdt die de keurmeesters enthousiast met de vingers doet knippen. En de aanschaf? Een pup van acht tien weken kost driehonderd vijftig gulden, waar dan nog iets bijkomt voor de nodige inentingen. Een volwassen dog heeft geen vaste prijs. Die kan honderd gulden kosten, maar ook een paar duizend gulden. Voor een kampioenshond werd Van den Hoorn onlangs zesduizend gulden geboden. Hij deed hem er niet yoor weg. „Dat is nou zo plezierig wanm-ey je er geen winst op hoeft te maken", zegt hij. „Ik wil die hond niet missen en daarom houd ik hem totdat hij dood gaat, hier in deze kennel." Zo lopen er meer bij hem. Doggen waarmee niet meer wordt gefokt, maar die ook niet worden verkocht. Zij genieten een onbekommerd bestaan als gepensioneerden. Tot hun negende, tiende levensjaar. Dan krijgen ze misschien een beroerte waar ze in blijven of een hartverlamming. Of als het een slepende ziekte is komt de dierenarts het genadespuitje geven waarbij de baas dat grote hondehoofd nog even in zijn handen houdt om de dog te verzèkeren dat het allemaal goed is zo. Het vredig einde van een hondeleven, dat de moeite waard is geweest voor beide partijen. Tegelijkertijd zal dan misschien in de kraamafdeling een nest jonge doggen ter wereld komen en dat is een heel wonderlijke zaak. Door een merkwaardige speling van de natuur werpt deze kolossale moeder verhoudingsgewijs in de hondenwereld de kleinste pups. Vlak na de geboorte kun je het piepende grut in de hand nemen alsof het jonge poesjes zijn. Maar na twee maanden staat er al een hond die iets te zeggen heeft en een flinke reu kan na ruim een jaar de schouderhoogte van ongeveer tachtig centimeter hebben. In 2!/j jaar tijd moet de dog helemaal zijn uitgegroeid in lengte, breedte, hoogte, diepte enzovoort. Hij moet dan ook „zuiver in het ras" zijn; een nogal controversieel punt dat we ook bij andere honderassen kennen. Fokker Van den Hoorn erkent zonder meer dat hij „miskleuren" en andere hondjes met ernstige afwijkingen direct na de geboorte afmaakt. Waarom doet een hondenvriend dat? „Omdat het wreder is ze te laten leven", zegt hij. „Want dit is de praktijk: ik heb een miskleur, die ik goedkoop van de hand doe aan iemand die er blij mee is, want hij heeft een dog die hem niet veel heeft gekost. Maar nu wordt die dog groter en onherroepelijk komen er dan vrienden en kennissen, allemaal met een beetje verstand van honden, die de baas gaan vertellen dat die hond van hem niet goed is. Dan gaat die hond weg, het is raar, maar waar die hond wordt eruit geschopt en komt in de malafide handel terecht, laboratoria voor dierproeven of nog erger. Is bet dan niet heel wat vriendelijker het beestje uit die barre wereld te halen voordat het dat allemaal gaat meemaken?" Nog meer dingen spelen hierin mee. Wanneer een honderas niet zuiver wordt gehouden kun je ook allerlei afwijkingen in het karakter bevorderen. Je kunt een uitgesproken slechte dog krijgen, bijvoor beeld eentje die uit angst gaat bijten en daarmee zijn soortgenoten het odium meegeeft „dat Duitse doggen niet te vertrouwen zijn". Dit is iets waarover ook liefhebbers van andere honderassen kunnen meepraten. We hoeven maar te denken aan de uitermate slechte naam die sommige rassen een tijdlang hebben gehad doordat er op een onverantwoorde manier mee werd gefokt. Misschien mag hier even worden gezegd dat de ware fokker niet met zijn honden naar een tentoonstelling gaat om een gouden plak te krijgen maar om bevestigd te zien dat hij op de goede weg is met het fokken van een fijne hond. Van den Hoorn heeft die bevestiging al h<eel vaak gekregen. Als hij daarna thuis komt klopt hij dat prijsdier eens fiks op de schoft en dan zegt hij„Dat we het er samen toch weer heel mooi hebben afge bracht." Dan legt de dog zijn voorpoten op de schouders van de baas zodat ze allebei even groot zijn en dan zegt ook die dog in zijn eigen taal: „Ja, dat hebben we er heel goed afgebracht." De man die zo graag over deze doggen praat, zou hij niet graag willen dat een heleboel mensen op slag gaan zeggen: „Ja, die hond, die moet ik óók hebben?" Nee, dat wil hij niet. Om te beginnen heeft hij al duidelijk genoeg gezegd dat niet iedere enthousiasteling geschikt is voor het houden van een dog, omdat die dog zelf ook graag een beetje wil meepraten. Daar komt nog iets bijde ruïneuze gevolgen die ongenuanceerde reclame voor een honderas teweeg kan brengen. We hebben het drama van de Lassie-hond gehad. Lassie, een Schotse collie eri van nature een heel prettige hond, kwam in een tv-serie terecht. Lassie kon alles alleen werd er op de tv niet bij gezegd dat al die kunstjes door verschillende honden werden uitgevoerd. Wie het programma zag dacht dat die éne hond dat alles kon en velen moesten daarom óók zo'n hond hebben. De hond kwam in zo'n gezin, maar hij kon zijn collega van de tv niet bijbenen. Eén hond kan nu eenmaal niet wat vier honden kunnen. Maar hij moest wel het gelag betalen, werd op straat gezet en ging zijn weg zoeken in een voor hem uiterst ongewisse wereld. We leerden de collies kennen als „angstbijters" honden die zich verdedigen zónder dat zij worden aangevallen de goeden, die van de betrouwbare fokkers komen, niet te na gesproken. Een paar dagen geleden verscheen opeens een Duitse dog op de tv. „Ik ben ervan geschrokken en ik heb gezegd dat ze alsjeblieft niet onze dog tot moderas moeten gaan promoveren", zegt de Puttense doggenfokker. „Als dat gebeurt krijgen we een onafzienbare ellende. Allemaal mensen die een dog op de tv hebben gezien en die denken dat zo'n dog het bij hen thuis net zo zal gaan doen als die in de studio. Bewaar ons ervoor want dan gaat er wéér een prachthond de mist in. We vinden het niet erg als iemand een dog koopt als statussymbool, zolang hij het dier maar begrijpt en er goed voor is Még je soms trots zijn op een mooie hond? Maar wel is het erg wanneer ze die hond alleen gaan nemen omdat hij „in de mode" is. Hoofdschuddend over deze dwaze wereld waarin de honden beslist nog zichzelf zijn gebleven, gaat hij de kennel in om met de doggen te overleggen of zij even willen poseren voor een fotograaf van de krant. „Ze zullen het niet te gek maken, doe maar even mee", zegt hij tegen de honden. De doggen moeten er eens even over denken, maar uiteindelijk vinden zij het geen onredelijk voorstel. De baas heeft hun vaker de weg gewezen op moeilijke kruispunten in het hondeleven. De baas wil graag dat ze nou eens even gaan staan en lopen en zitten voor een vreemde vent. Omdat ze met de baas kunnen praten willen ze dat wel even doen.' Zó zijn die plaatjes van de Duitse dog vandaag in de krant gekomen. .J.V

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 13