DEZE WEEK: nader beschouwd
Als vrienden onder elkaar
Graag een veiliger beveiliging
Moskou is
werkelijk
bang voor
het Duitse
revanchisme
Dubcek wil ook de Sudetenduitsers in zijn land
als volwaardige burgers behandeld zien
Een te plutonium-duur apparaat,
zelfs voor een hartpatiënt!
Tweederangs
De Fransen hebben de afgelopen week een heel slim handelspolitiek spelletje
gespeeld laten we het zo maar noemen. In de gewone burgermaatschappij zou
men het wellicht „oplichting" noemen maar zulke termen kent men niet in de
volkerensamenleving. Daar is het bevoordelen van eigen land ook als dat ten
koste van bondgenoten gaat niet een te laken daad maar een deugd.
Het voorspel kent men: de mei-revolutie die niet alleen Frankrijks prestige' stevig
aantastte, maar bovendien zo leek 't een harde klap betekende voor Frank
rijks economie. Met als gevolg dat Parijs onmiddellijk begon met voor z'n vrienden
binnen de EEG lang niet prettige maatregelen: beperking van de import, goedko-
kredieten voor de export en zelfs exportsubsidies, allemaal handelingen die
strijdig zijn met de EEG-verdragen en alleen in grote nood kunnen worden ge
accepteerd.
Nu moet gezegd: die nood leek ook groot. Toen zaterdag de EEG-minisierraad
in Brussel bijeen kwam om over de Franse maatregelen te beraadslagen, lagen ei
alarmerende cijfers op tafel. In harde cijfers uitgedrukt waren dit de gevolgen van
zes weken revolutie: een miljard gulden minder belastingen voor de Franse schat
kist; een serie loonsverhogingen van tussen de tien en dertien procent met als
gevolg een verhoging van de salarissen van overheidspersoneel met rond anderhalf
miljard gulden; een winstderving in de particuliere ondernemingen van wellicht
vijftig tot vijfenzeventig procent; een stijging van het tekort op de handelsbalans
van verscheidene miljarden guldens. En dat alles uitgerekend op het moment dat
de laatste hindernissen binnen de EEG werden opgeruimd, want op 1 juli moesten
de laatste tolmuren worden afgebroken en dat de eerste twee tariefsverlagingen van
de Kennedy-ronde moesten ingaan.
Zo was het een somber perspectief dat de ministerraad in Brussel te aanschouwen
kreeg. Er werd dan ook wat tegengesputterd, hier en daar wisten de ministers nog
wat kleine suceesjes te behalen voor hun eigen land (een uitzonderingspositie bij
voorbeeld voor de toch al zo zwaar beproefde Tilburgse textielindustrie), maar
uiteindelijk moesten ze toch het hoofd buigen voor de argumenten van de nieuwe,
welbespraakte minister van buitenlandse zaken Debré. En zo heeft dan de Europese
Commissie als hoogste uitvoerende orgaan deze week de maatregelen die Frankrijk
mag nemen, vastgesteld. Dat was dinsdag.
Toen kwam woensdag. Op die dag gaf het Franse nationale instituut voor de
statistiek en economische studies de cijfers vrij over de afgelopen periode en zijn
prognoses voor het tweede halfjaar 1968. Daaruit bleek: dat het produktieverlies
als gevolg van de mei-revolutie heel wat kleiner zal zijn dan men gedacht had:
geen verlies van drie maar van twee weken produktie, met een grote kans dat die
schade voor het einde van het jaar voor 35 pet zal zijn ingelopen. Daaruit bleek:
dat de verwachte prijsstijging waarschijnlijk beperkt zal blijven tot rond drie
procent, een getal dat in een normaal jaar nauwelijks minder geweest zou zijn. In
de grote warenhuizen heeft men de aldus toegenomen koopkracht trouwens heel
goed kunnen merken: in de eerste twee weken van juli lagen de verkoopcijfers rond
negen procent boven die van het vorig jaar het vakantiehoudend publiek heeft
het meerdere geld van de loonsverhogingen niet in eigen zak gehouden. Daaruit
bleek: dat vele Franse bedrijven met meer orders zitten dan begin mei. Vooral uit
het buitenland zijn heel wat opdrachten gekomen en als gevolg daarvan verminde
ren de voorraden in de ondernemingen snel. Kortom: dit Franse nationale instituut
liet weten dat het met Frankrijk aanzienlijk beter gaat dan men verwacht had.
Aanzienlijk beter ook dan minister Debré nog maar enkele dagen daarvoor aan zijn
EEG-partners had verteld.
Vraag: wist minister Debré van al die meevallers niets toen hij op zaterdag zijn
sombere verhaal vertelde? Het officiële Franse antwoord zal altijd luiden: „Neen,
hij wist dat niet!" En wie zal het tegendeel bewijzen Nooit zal iemand de heer
Debré ter verantwoording roepen met de beschuldiging: „Je hebt ons bed
Helaas
Waarom Frankrijk dat spel heeft gespeeld is duidelijk: de Franse economie zit
namelijk niet zo hecht in elkaar als men soms wel voorgeeft. Net als in Engeland
kampt de Franse industrie met de moeilijkheden van een soms verouderd machine
park, van een weinig efficiënte produktiemethode en al die andere factoren die
onmisbaar zijn wil men de concurrentie kunnen volhouden. Waar dan nog bij komt
dat op de Franse economie de last rust van De Gaulle's grootheidswaan: atoom-
mogendheid te willen zijn. En dat is een niet geringe last.
En het vervelende is dat de EEG-partners, hoe fel ze ook gekant zijn tegen
Frankrijks atoomex peri men tener nu toch langs een omweggetje steun aan moeten
geven. Omdat'we nu eenmaal vrienden zijn binnen een gemeenschap.
Het ongeluk op rijksweg 12, waarbij maandagmiddag vijf doden en drie gewon
den vielen, heeft heel wat pennen in beweging gebracht. Dit stuk rijksweg is
beschermd door een middenbermbeveiliging desondanks is een Duitse vracht
wagen er als het ware overheen geklommen met de rampzalige gevolgen van dien.
„Hoe is dat mogelijk?" vragen de officiële instanties zich nu af en daarover blijken
de meningen nog verdeeld. Hebben de uitstekende wielbouten er schuld aan of
is het ophogen van het wegdek (zonder dat ook de beveiliging mee omhoog ging)
er de oorzaak van dat deze vrachtwagen precies datgene deed wat men door deze
beveiliging voor onmogelijk had gehouden: terechtkomen op de baan van hel
tegenliggend verkeer?
Wij vragen ons dit af: kunnen dergelijke zaken niet onderzocht worden vóórdat
er doden vallen? De samenleving geeft kapitalen uit aan research voor alle moge
lijke experimenten tot het landen op de maan toe vergeleken daarbij moet het
experimenteren met een middenbermbeveiliging toch niet zo erg moeilijk en kost
baar zijn. Nooit zal men kunnen voorkomen dat er ongelukken gebeuren door
menselijke fouten daarom te meer is het zaak het aantal ongelukken door andere
fouten zoveel als maar mogelijk is terug te dringen.
De foto hiernaast is nu xo ongeveer
dertig jaar oud voor velen niet meer
dan een plaatje uit een geschiedenisboek.
Maar niet voor de Russen en nog veel
minder voor de leiders die in het Kremlin
de politieke koers uitstippelen voor het
communistische oostblok. Die opgestoken
arm, dat hysterische „Heil Hitler"-gebnjll
het monotone gestamp van de Wehr-
machtslaars - het is of die beelden, die
geluiden nog als spoken rondwaren door
de gewelfde gangen van het Kremlin. En
alsof de angst voor die spoken nooit en
te nimmer zal wijken.
Het conflict tussen Praag en Moskou
dat op het ogenblik de wereld in span
ning houdt, kan men niet los zien van
deze angst. Het is een ideologisch con
flict, maar vermoedelijk maken de Sow-
jet-leiders zich minder zorgen over de prin
cipes dan over de praktische kanten.
Getuige het feit dat hun allereerste
reactie was alles goed en wel maar dan
willen wij zelf troepen stationeren langs
de grens tussen Tsjecho-Slowakije en de
Westduitse Bondsrepubliek. En dat niet in
de eerste plaats om die troepen als in
Hongarije destijds te gebruiken tegen het
Tsjechische volk, maar vooral omdat men
tot elke prijs die grens wil beschermen.
Want Moskou is wérkelijk bang voor het
Duitse revanchisme
Zoals gezegd dateert de foto uit het
najaar van 1938, het jaar woarin Cham
berlain met paraplu naar München vloog
en met Hitier tot een akkoord kwam over
de kwestie der Sudetenduitsers, daarmee
het kleine Tsjecho-Slowakije aan Hitiers
horden overlatend. Het was de zegepraal
dezer Sudetenduitsers en als ware nazi's
paradeerden ze door de Tsjechische steden
en dorpen. Ze hebben er voor moeten
boeten dat welIn het artikel hieronder
van onze correspondent in Bonn wordt
verteld van het wel en wee van deze Duit
se groep. Maar hoe dit ook zij, in West-
Duitsland wonen heden ten dage nog vele
Sudetenduitsers, die het woord „revanche"
nog maar wat graag in hun mond nemen.
Ze zijn georganiseerd in de Sudetenduitse
„Landmannschaft" en op hun jaarlijkse
reünies kan men het gebral horen als leef
den we nog in de dagen van Hitier en
zijn trawanten. In het Westen pleegt men
zulke zaken niet al te serieus te nemen
terecht of ten onrechte maar in de
Oosteuropese landen wakkert het nog
steeds de angst aan. De angst dat Duits
land nog altijd van zins is bloedige wraak
te nemen voor de nederlaag en de ver
nedering van 1945.
In dit licht zal men altijd de politieke
gedragingen van het oostblok moeten be
zien. De Navo is voor hen een machts
apparaat, waarin Duitsland de leidende
rol speelt en dat Duitsland eenmaal voor
zijn wraak zal gaan gebruiken. En ieder
kmd dat met Duitsland goede betrekkin
gen onderhoudt wordt alleen al daarom
gewantrouwd. Zo wordt in Moskou ge
dacht, maar in Praag denkt men niet an
ders. Daarom te meer is het van partij
leider Dubcek een daad van grote moed
dat hij in zijn actieprogramma uitdrukke
lijk heeft vastgesteld dat de burgers van
Duitse komaf nu werkelijk gelijke rechten
zullen krijgen en niet als minderwaardigen
behandeld zullen worden. Een dergelijke
uitspraak bewijst te meer hoe zeer het
hem ernst is met zijn beloften van demo
cratische en individuele vrijheid. Hij stelt
ideologie boven haat en dat is een staats
manswijsheid die geen communist tot nu
toe heeft kunnen opbrengen
Maar nu dan het verhaal van de Sude
tenduitsers.
De „Sudetenduitsers" het woord heeft al haast een nazistische klank
zijn de afstammelingen en navolgers van de Duitse landverhuizers
die zich al vroeg in de middeleeuwen vestigden in de bergachtige grens
gebieden van Bohemen: het Sudetenland, het Ertsgebergte en het Bo
hemerwoud, een landstreek waar eeuwenlang de grenzen wisselden en
nationaliteiten dooreen liepen. Boheemse vorsten haalden hen in de
twaalfde en dertiende eeuw als kolonisten naar deze schaars bevolkte
streken.
I>; Sudetenduitsers werden boeren en winkeliers en vooral kundige am
bachtslieden die bloeiende industrieën stichtten: glaswerk, textiel, mu
ziekinstrumenten en vermaarde bierbrouwerijen. Deze vestigingen maak
ten deel uit van de verstrooide Duitse kolonies in geheel Oost-Europa,
die tezamen bijna tien miljoen mensen omvatten: in de Baltische lan
den, diep in Rusland en zuidwaarts tot in Roemenië en Zuid-Slavië.
In de Boheemse grensgebieden ontstonden
typisch Duitse steden en dorpen: Klatau en
Karlsbad, Gablonz, Eisenstein en de bierstad
Pilsen.
Zolang het huidige Tsjecho-Slowakije deel
uitmaakte van de Oostenrijks-Hongaarse mo
narchie werden de Duitsers bevoorrecht ten
opzichte van de Tsjechen en de Slowaken.
Toen echter in 1918 het oude Keizerrijk uit
een spatte werden de rollen omgekeerd.
De Tsjechen in de westelijke en centrale
landsdelen Bohemen en Moravië voer
den de boventoon. Zelfs de Slowaken, in het
oosten van het land, werden bevoogd. De
stichting, met Hitiers hulp, van een eigen
Slowaakse staat in de oorlogsjaren was daar
van het gevolg.
De economische crisis van 1929 en Hitiers
begeerte oqi alle Duitsers in één groot
„Reich" te verenigen versterkten de spannin
gen. De Sudetenduitser Konrad Henlein
vormde zijn nazipartij en zijn gewapende
burgerwachten. Hij kreeg 88 procent van de
stemmen der Sudetenduitsers bij de verkie
zingen van 1938. In datzelfde jaar lieten
Frankrijk en Engeland bij het beruchte Ak
koord van München in september het kleine
land van president Benesj in de steek en Hit-
Iers Wehrmacht kon de „Sudetengouw" „be
vrijden", die werd ingelijfd bij het Derde
Rijk.
Het was het begin van het einde. Op 14
maart 1939 werd heel Tsjecho-Slowakije be
zet en vooral in het „Protectoraat Bohemen-
Moravië" voerden de Duitsers een schrikbe
wind waarvan het bloedbad in het dorpje
Lidice het symbool werd. Begrijpelijkerwijs
wilden Tsjecho-Slowakije en de andere Oost
europese landen in 1945 korte metten maken
met de Duitse verraders binnen hun eigen
Er zijn hartpatiënten wier hart
slag kunstmatig geregeld wordt
door een klein apparaatje dat
in hun borstkas is aangebracht.
Zonder dat apparaatje, dat de
hartslag stimuleert door zwak
ke elektrische stroomstootj es,
zouden deze patiënten perma
nent invalide zijn. Het appa
raatje, een pacemaker, wordt
gevoed door een batterijtje met
vrij lange levensduur. Wanneer
dat batterijtje is uitgeput moet
de patiënt een kleine operatie
ondergaan opdat de pacemaker
van een nieuwe batterij kan
worden voorzien.
Het vreedzame gebruik van kern
energie kan hier in de toekomst
zodanig uitkomst brengen dat
die periodieke operaties kun
nen komen te vervallen. Het is
mogelijk miniatuur-kerngenera-
toren te maken die stroom voor
een pacemaker leveren zolang
de patiënt leeft. In zo'n gene-
ratortje wordt radioactieve
straling omgezet in elektrische
stroom, en voor zo'n generator-
tje kan men als krachtbron
stoffen kiezen die vele jaren
blijven stralen. Omdat de sto
ringen in de hartslag, die de
pacemaker moet opheffen,
meestal bij oudere mensen
voorkomen, meent men dat een
pacemaker die tien jaar achter
een kan blijven werken, aan de
eisen van het ogenblik zal vol
doen.
Een van de stoffen die als kracht
bron bij uitstek geschikt zijn is
de radioactieve isotoop pluto-
nium-238, niet te verwarren
met het splijtbare plutonium-
239, dat gebruikt wordt voor de
vervaardiging van kernwapens.
De Amerikaanse Commissie
voor Atoomenergie (AEC) heeft
de laatste jaren herhaaldelijk
gewezen op de mogelijkheid
van het gebruik van plutonium-
238 als krachtbron voor pace
makers. De AEC verzuimde
toen bekend te maken hoe duur
plutonium-238 was.
In september f966 werd in een
conferentie in het Engelse
kernenergiecentrum Harwell
die was gewijd aan allerlei mo
gelijke nuttige toepassingen van
radio-isotopen ronduit de
vraag gesteld welke prijs de
AEC voor plutonium-238 zou
verlangen. De zegsman van
de AEC in die conferentie,
R. T. Carpenter, antwoordde:
„De Verenigde Staten hebben
een hoge nationale prioriteits
behoefte aan alle voorraden
plutonium-238 die wij nu bezit
ten en in de komende jaren
nog zullen aanleggen." Met an
dere woorden: „Jullie hoeven
voorlopig niet op ons te reke
nen!" Niet erg vriendelijk
vooral niet omdat nog in april
van dat jaar dr. Glenn T. Sea-
borg, voorzitter van de AEC,
had voorspeld: „In feite kan
deze isotoop in hoeveelheden
van tonnen beschikbaar komen
opdat kan worden voorzien in
andere behoeften, zoals kunst
harten en pacemakers."
Wij begrijpen nu wat beter waar
om R. P. Perret van het kern
energie-orgaan van de OESO in
bovengenoemde conferentie in
1966 aandrong op produktie in
Europa van plutonium-238 en
soortgelijke stoffen. Perret zei
toen: „Omdat het in de prak
tijk onmogelijk zal zijn in de
Verenigde Staten de nodige
voorraden plutonium-238 te ko
pen zullen wij ze moeten gaan
produceren in Europa in die
landen welke verbruikte kern
brandstof kunnen opwerken
dat wil zeggen in Frankrijk en
Engeland en ze laten ver
vaardigen door Eurochemie."
Pas dezer dagen is de prijs van
Amerikaans plutonium-238 be
kend geworden. Nu we die
prijs weten kunnen wij de uit
drukking peperduur beter uit
onze woordenschat verwijderen
en haar vervangen door pluto-
niumduur. De AEC biedt piuto-
nium-238 te koop aan voor dui
zend dollar per gram. Dat is
een miljoen dollar (3,6 miljoen
gulden) per kilo en 3,6 miljard
gulden per ton. Wie maakt er
zich, in vergelijking met deze
prijzen, nog druk over de goud
prijs? De Daily Telegraph
schreef geruime tijd geleden al
dat men het goud als waarde
meter eigenlijk zou moeten ver
vangen door het plutonium.
De alchemisten droomden in
vroeger eeuwen van de moge
lijkheid van het maken van
goud. De alchemisten van onze
tijd zouden goud kunnen ma
ken indien dat lonend was. In
plaats daarvan maken zij een
element, niet in de natuur voor
komend, in vergelijking waar
mee het goud vrijwel waarde
loos is. In de Westerse wereld
werd het vorige jaar goud ter
waarde van 1,4 miljard dollar
geproduceerd, en de waarde
van het Zuidafrikaanse aandeel
in die produktie was een mil
jard dollar, of 3,6 miljard gul
den. Dat is precies de waarde
van één ton plutonium-238 vol
gens de prijsopgave van de
AEC.
In vergelijking daarmee kost plu-
tonium-239, de splijtstof die niet
alleen geschikt is voor het ma
ken van kernwapens maar ook
de belangrijkste brandstof in
de toekomstige kernenergiepro-
duktie belooft te worden, maar
een peuleschil. De AEC ver
koopt plutonium-239 voor
„slechts" 43 dollar per gram
en binnen afzienbare tijd kun
nen gegadigden plutonium-239
kopen van Amerikaanse onder
nemingen voor 26 dollar per ki
lo.
Wij kunnen ons voorstellen dat in
het verleden de landen die de
splijtstoffen voor kernreactoren
leverden bij het stellen van de
voorwaarde dat alle verbruikte
splijtstoffen weer ingeleverd
moesten worden, ook hebben
gedacht aan de zeer hoge waar
de van sommige „afvalstoffen"
die zij daaruit terug konden
winnen. Misschien woog bij het
stellen van die eis de zeer grote
waarde van plutonium-238 wel
zwaarder dan het verlangen,
dat het splijtbare plutonium-
239 niet in handen zou komen
van lieden die er zelf atoom
bommen van mochten willen
maken.
Maar goed, plutonium-238 als de
krachtbron voor een pacema
ker zal voorlopig nog wel veel
te duur blijven.
grenzen. Op de conferentie van Potsdam
stemden de Westelijke geallieerden en Rus
land in met het uitwijzen van de Duitsers uit
Oost-Europa, die naar hun Duitse stamland
moester? worden teruggevoerd.
Daarmee begon, buiten de machtssfeer der
westelijke geallieerden, de hardhandige „ver
drijving" in de jaren 1945 en 1946, waarover
in het pas bevrijde Nederland maar weinig
bekend werd.
In Tsjecho-Slowakije werden ruim drie mil
joen Sudetenduitsers gedwongen het land te
verlaten. Bijna tien procent, 267.000 van hen,
overleefden de geforceerde volksverhuizing
niet of worden sindsdien vermist. Ongeveer
een kwart miljoen Sudetenduitsers mochten,'
of moesten, blijven. Daarbij waren verzets
strijders tegen Hitier, Duitstsjechische echt
paren, maar vooral ook vaklieden die niet
konden worden gemist voor de wederopbouw
van de Tsjechische economie, die door het
nazibewind was uitgeplunderd.
Toch waren de „Sudetenduitse" gebieden
zo zeer ontvolkt dat overal verlaten „spook-
dorpen" ontstonden. Van de Duitse invloed
werd elk spoor zoveel mogelijk uitgewist.
Klatau werd omgedoopt tot Klatov, Karlsbad
werd Karlovy-Vary, Eisenstein werd Zelezna
Ruda. Iedereen die een Duitse naam had kon
die laten veranderen in een Tsjechische fa
milienaam.
De Sudetenduitsers die bleven werden in
Tsjecho-Slowakije tweederangs burgers die
weinig rechten bezaten en voortdurend bloot
stonden aan de verdenking gemene zaak te
maken met de „revanchisten" in Duitsland.
Op hun persoonsbewijzen stond „Tsjechoslo-
waaks staatsburger van Duitse nationaliteit"
en slechts in theorie waren ze gelijkgesteld
met de andere volksdelen: de Tsjechische
staatsburgers van Poolse, Hongaarse of
Oekraïnse herkomst. In de praktijk bleven
de Sudetenduitsers verregaand onmondig.
Eigen Duitse scholen, organisaties voor
cultuur of ontspanning, alles wat zweemde
naar Duitse landaard was taboe. Ook in an
dere opzichten werden de Sudetenduitsers
achtergesteld. In Praag verscheen maar één
weekblad in de Duitse taal: de communisti
sche Volkszeitung met een oplaag van 20.000
exemplaren. De enige Duitse afgevaardigde
in het parlement, de communistische houtves
ter Heribert Panster (42) kon weinig of niets
voor zijn landgenoten doen.
Een uittocht naar het welvarende West-
Duitsland was het gevolg. Jaar in jaar uit
emigreerden duizenden Sudetenduitsers naar
de Bondsrepubliek hoewel de Tsjechische
autoriteiten, die hen niet graag zagen ver
trekken, bedragen tot 1500 mark eisten voor
de uitreisdocumenten. De Sudetenduitse min
derheid kromp tot 125.000 mensen. De leemte
in de „spookdorpen" werd maar gedeeltelijk
opgevuld door de vestiging van Tsjechische
nieuwkomers en zigeuners.
Toch hebben de 125.000 die zijn gebleven
min of meer hun plaats gekregen in de Tsje
chische samenleving. Vele boeren werken nu
als lid van een communistische landbouw
coöperatie op hun eigen vroegere boerderij,
die is onteigend door de staat. Anderen heb
ben een goede positie in de industrie, waar
zij de leermeesters zijn geworden van dé
Tsjechische nieuwkomers en de traditionele
bedrijven weer hebben helpen opbouwen. De
persoonlijke verhouding tussen de Sudeten
duitsers en de Tsjechen is meestal niet
slecht.
Bij de Sudetenduitsers is de hoop om toch
volwaardige burgers te worden weer opge-
PARTIJLEIDER DUBCEK
rechtvaardigheid boven haat
leefd sinds de hervormingsgezinde communis
ten in Praag het heft in handen hebben geno
men. Partijleider Dubcek kent als Slowaak
de problemen van een minderheid uit eigen
ervaring. In zijn actieprogramma is uitdruk
kelijk vastgelegd dat de burgers van Duitse
komaf nu werkelijk gelijke rechten zullen
krijgen en de mogelijkheden tot ontplooiing
naar hun eigen aard, evenals de Hongaarse,
Poolse en Oekraïnse groepen in het land.
Een eerste initiatief van Sudetenduitse kant
is de oprichting geweest van een eigen cultu
rele organisatie, geleid door het parlements
lid Panster. Deze organisatie streeft naar
aansluiting bij het uiteraard communis
tische „Nationale front". Daarin zijn alle
maatschappelijke organisaties, die willen
meetellen, aangesloten. De Volkszeitung zal
binnenkort dagelijks in plaats van wekelijks
gaan verschijnen. De neiging van de Sudeten
duitsers om te emigreren naar West-Duits-
land is, sinds de koerswijziging in Praag,
duidelijk afgenomen.
Tegelijkertijd echter heeft het ministerie
van Buitenlandse Zaken in Praag zich scher
per dan ooit gekeerd tegen de Sudetenduitse
Landmannschaft, de bond van verdreven ex-
Sudetenduitsers, die nu leven in de Bondsre
publiek en nog steeds spelen met de gedach
te aan een terugkeer. Deze „revanchisten"
aldus het ministerie in Praag, behoeven zich
niet in te beelden dat zij ooit als gespreks
partner met Tsjechen aan de conferentietafel
zullen zitten om te praten over hun terug
keer.
Op den duur zullen de problemen rondom
de Sudetenduitsers zich waarschijnlijk van
zelf oplossen. De verdrevenen zijn in West-
Duitsland doorgaans geassimileerd en tot
welstand gekomen. Ook al kregen zij de kans
de meesten van hen zouden niet werkelijk
bereid zijn in de oude „Heimat" weer van
voren af aan te beginnen. Ondanks hartstoch
telijke feestredevoeringen doet de Landmann
schaft niet veel meer dan dierbare illusies
koesteren op de jaarlijkse reünies. Boven
dien: zij vormt een uitstervende generatie.
De kinderen van de verdrevenen zijn opge
groeid en geworteld in de Bondsrepubliek.
De bescheiden groep van Sudetenduitsers,
die in het Tsjechische geboorteland is geble
ven zal nog wat verder afsmelten door emi
gratie naar West-Duitsland. De jonge genera
tie, die Hitier en Henlein alleen kent uit de
geschiedenisboekjes, heeft Tsjechisch als de
hoofdtaal en spreekt doorgaans alleen nog
Duits thuis met ouders en familie. Deze jon
ge mensen trouwen in vele gevallen met
Tsjechen en voor hun kinderen zal de Duitse
afstamming niet meer dan een historische
wetenswaardigheid zijn. Hopelijk zal dan ook
het moment zijn aangebroken dat men in het
Kremlin niet meer werkelijk bang hoeft te
zijn voor het Duitse revanchisme. Dat men
ook daar zal zijn bekeerd tot de ideologie
van Dubcek want daarin ligt de brug tus
sen Oost en West.