Ook IJsland met
zijn staatskerk is
oecumenisch gezind
Vreugde en
zorgen van
gouden
een
jubil
aris
Na 66/2000 nu „samen op weg"
Er stond niets in de bijbel
over het jubileum van ds. Reiling i
wNiet een gemeente
van gedoopten
maar van
gelovige
en
Als ik het niet kan,
kan ik het!
4- Harde pit
GESPREKSTOF VOOR NOTA JEUGDBELEID
4- Niet het aantal
Wiet veel mensen gaan met va
kantie naar IJsland drs. N.
Scheps, een Hagenaar die re
gelmatig aan deze pagina zijn
bijdragen levert, heeft dat wel
gedaan. En het is hem uitste
kend bevallen! Want IJsland is
zo zegt hjj heus niet het
land van kou en regen waar
voor de meeste Nederlanders
het houden: ook daar kun je
soms heerlijk in het zonnetje
genieten van het vele schoons
dat het land biedt. En evenmin
is het een soort „onderontwik
keld gebied" het is een mo
dern, welvarend land, niet an
dera dan andere Europese lan
den. Waarbij het dit ene ding
vóór heeft op vrijwel alle an
dere landen van West-Europa:
hier kan men nog de rust en de
stilte vinden. Want hoewel het
eiland driemaal zo groot is als
ons land, telt het niet meer dan
200.000 inwoners.
Natuurlijk heeft de heer
Bcheps zich ook in IJsland ver
diept in het kerkelijk leven
het bloed kruipt waar het niet
gaan kan. In onderstaand arti
kel brengt hjj daarvan verslag
uit en het is een interessant
verslag omdat men in IJsland
te maken heeft met een staats
kerk, een totaal andere situatie
dus als we hier gewend zijn.
Moderne kerkbouw kent men ook in IJsland getuige
deze prachtige Lutherse kerk in Akureyri, de tweede
stad van het land, in het noorden gelegen.
Van de tweehonderdduizend mensen die
in IJsland wonen zijn er 180.000 aan
gesloten bij de Lutherse kerk een per
centage dus van 90! De Lutherse kerk is
een nationale kerk: de president van IJs
land oefent het hoogste gezag over haar
uit. Zijn bevoegdheden delegeert hij aan
de minister van Justitie en Kerkelijke Za
ken, die samen met het Althing, het IJs
landse parlement, de niet-religieuze zaken
van de kerk regelt. Over godsdienstige
aangelegenheden beslist de bisschop, dr.
Sigurbjörn Einarsson, die kantoor houdt
in het centrum van Reykjavik, de hoofd
stad van het land.
De band tussen kerk en staat blijkt
om een voorbeeld te noemen uit 'de be
paling in de grondwet, dat godsdienston
derwijs op alle lagere scholen verplicht
ls. Leerlingen tussen de tien en veertien
jaar ontvangen twee uur per week dit on
derwijs. De predikanten worden door de
regering gesalarieerd en zijn dus ambte
naren. Ze genieten ook dezelfde rechten.
Vroeger was de kerk financieel onafhan
kelijk: uit de opbrengst van haar land en
uit een kleine belasting die de gemeen
teleden betaalden, konden de uitgaven
wel bestreden worden. De waarde van de
landerijen is door de economische ont
wikkeling echter sterk gedaald en daarom
heeft de regering in het begin van deze
eeuw de kerkelijke bezittingen overgeno
men. In ruil daarvoor betaalt zij nu de
traktementen van de predikanten die wor
den opgeleid aan de theologische faculteit
van de staatsuniversiteit in Reykjavik.
Alleen zij die daar examen hebben ge
daan, kunnen predikant worden in de na
tionale kerk.
Deze faculteit telt vier hoogleraren en
nog drie andere docenten die slechts voor
een deel van hun tijd aan haar verbonden
zijn. De kerk omvat 120 parochies. Zeven
daarvan hebben twee predikanten. Dan is
er nog een predikant voor vacante pa
rochies en er is een speciale jeugdpredi-
kant, want de kerk heeft een actieve
jeugdbeweging, die een zomerkamp bezit
in Vestmannsvatn in het noorden van het
land. Er wordt ook missionaire arbeid
verricht: het zendingsterrein ligt in Ethi
opië. Ieder jaar wordt een meeting ge
houden in Skalholt, waar in 1056 de eerste
bisschop zich vestigde. Ook jongstleden
zondag vond deze bijeenkomst weer plaats
en als gewoonlijk trok ze kerkleden uit
vele delen van het land.
De inwoners van IJsland die geen lid
zijn van de nationale kerk omstreeks
tien procent dus behoren tot de drie
vrije Lutherse kerken, tot de rooms-katho-
lieke kerk, tot het Leger des Heils, tot de
Adventisten of ze zijn buitenkerkelijk. Aan
bisschop Einarsson hebben we gevraagd
hoe de verhouding was tussen de nationa
le kerk en deze minderheden. „Die is
goed", zegt hij. „Niemand heeft reden om
ontevreden te zijn. De grondwet waar
borgt vrijheid van godsdienst er is
echter weinig samenwerking. Bij de bij
belverspreiding treedt men wel eens geza
menlijk op maar verder gebeurt dat
niet".
Een van de minderheden is de
rooms-katholieke kerk met ongeveer
duizend leden. De pastorale arbeid m
deze kerk wordt merkwaardigerwijs
grotendeels verricht door Nederlandse
geestelijken. Omstreeks 1920 ontvingen
de Montfortanen in Nederland het ver
zoek hulp te komen bieden in IJsland.
Sindsdien werken er Nederlandse pa
ters. Thans zijn er acht van wie er vier
wonen naast de kerk in Reykjavik, de
enige rooms-kaitholieke kerk in IJs
land. De overste, pater P. Schoen die
drie jaar geleden uit Nederland kwam,
is eveneens van oordeel dat de verhou
dingen goed zijn. „Aan een oecumeni
sche samenwerking zijn we nog niet
toe", aldus pater Schoen, „maar er
zijn prettige contacten. We ondervin
den echt wel belangstelling van de Lu
therse kerk".
De Montfortanen zijn niet de enige Ne
derlandse religieuzen, die in IJsland
werken. In Hafnarfjördur, 11 km van
Reykjavik gelegen, staat een klooster
van Nederlandse Karmelietessen. Deze
zusters zijn naar IJsland gekomen om de
arbeid van de Montfortanen met gebed
te steunen. Ze verrichten dan ook geen
sociaal werk: een groot deel van de dag
besteden zij aan gebed, wat verder nog
aan tijd beschikbaar is hebben zij nodig
om in hun onderhoud te voorzien. Dat
doen zij door het maken van lijsten voor
schilderijen. Om IJslander met de IJs-
landers te zijn hebben zij de IJslandse
nationaliteit aangenomen, zo vertelt de
moeder-overste, zuster Mirjam.
Een oecumenische samenwerking zoals
men die in Nederland kent, is er dus nog
niet. IJsland was vroeger erg geïsoleerd,
maar nu dat doorbroken is, zo meent pa
ter Schoen, gaat datgene wat in de rest
van Europa gebeurt, ook op het terrein
van de oecumene, dit land niet voorbij.
In kranten en tijdschriften kan men er
over lezen. Er zijn dus wel oecumenische
perspectieven. In dezelfde geest spreekt
bisschop Einarsson, als de assemblee
van de Wereldraad van Kerken te Upp
sala ter sprake komt. „Wij zijn lid van
deze Raad", zegt hij, „wij hebben dus
grote belangstelling voor de oecumene.
Al is de situatie hier enigszins anders
omdat er een nationale kerk en enkele
kleine minderheden zijn, het klimaat
verandert en dat is een hoopvol teken!".
Dit is de kerk van Skalholt, waar zondag jongstleden de jaarlijkse bijeenkomst van
de Lutherse Kerk in IJsland werd gehoudenmede ter herdenking van het feit dat
hier in 1056 de eerste bisschop zich vestigde.
-V »i#V S» v» V
TTij had een jubileumpreek willen maken voor de dag, waarop de
Unie van Baptistengemeenten in Nederland ging herdenken,
dat zij hem vijftig jaar geleden in het ambt bevestigde. Dat zou
vorige week zondag gebeuren, in een kerkdienst te Hengelo (Ov.),
de plaats waar hij woont sinds zijn emeritering in 1956. Maar domi
nee Koop Reiiling (76) kon nergens in zijn bijbel iets vinden, dat op
een jubileum sloeg. Daarom preekte hij voor de vele belangstellenden
gewoon over de blijdschap van het geloof, waarvan zijn langdurige
ambtsperiode doortrokken is geweest. Het was heel stil in die Henge
lose kerk, toen de bejaarde predikant daarover sprak met hetzelfde
vuur en met dezelfde bewogenheid, die hem kenmerkten toen hij nog
een jonge predikant was. Er waren mensen uit zijn vorige gemeenten,
Workum-Staveren, Nieuw-Weerdinge, Hengelo, Rotterdam-Centrum
en Almelo. Er waren vroegere medewerkers uit de bestuursfuncties,
die hij heeft vervuld. Ook zijn zoons waren er: de rector van het
Baptistenseminarium in Den Dolder en de voorganger van de ge
meente in Leiden. Zij allen herkenden dominee Koop Reiling als
de man, die na zijn doop, op nog geen veertienjarige leeftijd, met
inzet van enorm veel kracht en persoonlijkheid heeft gewerkt voor
God en de mensen. Die kracht is nog ongebroken. Al heeft hij zich
wat teruggetrokken om zoals hij het zegt jongere ambtgenoten
niet voor de voeten te lopen, vacante gemeenten weten dat zij op
hem kunnen rekenen. Jongeren in het ambt vinden ook de weg naar
het kleine huis in Hengelo, waar hij nu alleen woont, als zij daar
behoefte aan hebben. Tot zover komt dit verhaal niet van dominee
Koop Reiling zelf. Hij heeft alle interviews rondom zijn jubileum
geweigerd. Na zijn jubileum heeft hij wel iets willen zeggen, maar
dan alleen wanneer het over de Unie van Baptistengemeenten zou
gaan en hij er als persoon zoveel mogelijk buiten zou kunnen blijven.
^7ijn grootvader behoorde tot de zeven eer
ste Baptisten in Nederland, die op 15 mei
1845 werden gedoopt in een kanaal bij Gas-
selternijveen in Drente. Dat was het begin
van het Baptistenleven in ons land. Geschok
te gelovigen van bestaande kerkgenootschap
pen gooiden ruiten in. Men liep met een boog
om de aanhangers van deze nieuwe richting
heen. Want de Baptisten waren aan de d p
gekomen en hoe liefdevol zij zich verder ook
in deze wereld wilden opstellen, dit was een
onmogelijke zaak. Maar hadden die Baptis
ten dat lichtvaardig gedaan? Dominee Rei
ling heeft er ook uit de familie-overlevering
weinig herinneringen aan. Zijn vader, die
104 jaar oud is geworden, zal er iets over ge
hoord hebben van grootvader Reiling, een
van die eerste dopelingen. Maar toen was
het in deze familie al zo'n levend element
geworden en gebleven dat over de herkomst
niet zoveel meer werd gepraat. Hij weet het
wèl uit de geschriften van die eerste tijd. Die
vertellen over dr. Johannes Elias Feisser,
succesvol predikant in Franeker, toen nog
universiteitsstad. Hij verloor er zijn vrouw
en zijn twee kinderen, kreeg zelf een oog
ziekte die tot blindheid zou kunnen leiden en
vond in zijn geloof geen steun. Daarom hield
hij op met preken en ging hij terug haar zijn
ouders in Veendam. Om opnieuw de bijbel te
bestuderen en te bezien wat hij. de mensen
dan wèl zou kunnen meegeven.
4> Weinig contact
TVa een half jaar was dr. Feisser zover dat
hij de kansel weer op durfde te gaan en
wel in Gasselternijveen. Zijn preken hadden
nu een uitgesproken evangelische inslag ge
kregen en hij deed veel voor de jeugd die
altijd welkom was in de pastorie. De pasto
rie waarin nu ook weer een moeder woonde:
een meisje uit de streek met wie hij ge
trouwd was. De gemeente, die wat onrustig
door de woelige bewegingen die de kerk juist
in die dagen kende, was het met de direct
op het leven gerichte activiteiten van de do
minee maar half eens. En de dominee ging
zich erin verdiepen hoe dat kwam. Hoe het
mogelijk was dat er zo weinig contact be
stond tussen kinderen van één Vader. Hij
kwam tot de conclusie dat de fout in het be
gin lag: bij de kinderdoop, die automatisch
nieuwe leden aan een kerkgenootschap toe
voegt ongeacht ofjÈeze leden het geloof later
echt zullen belijden. De kinderdoop, die kan
leiden tot uitbreiding var. de gemeente zon
der meer, zoals ook de burgerlijke gemeen
te zonder meer door geboorten wordt uitge
breid. Dr. Feisser, in gewetensnood geraakt,
liet zich vervangen door een collega wanneer
er gedoopt moest worden. Totdat er iemand
kwam die van hem eiste dat hij zijn kind
zou dopen. „Weet je waarom je dat laat
doen?" vroeg de predikant. Het antwoord
was: „Nee, maar ik wil toch dat het ge
beurt." Op dat moment weigerde dr. Feisser
en daarmee kwam het conflict op gang. In
1844 werd hij uit het ambt ontzet.
"jV/fisschien is het merkwaardig dat de veel
oudere Baptistengemeenschappen in
Europa geen enkele invloed hebben gehad op
het ontstaan van de gelijkgezinde groep in
Nederland. Het is helemaal gegroeid vanuit
de gedachten die bij dr. Feisser opkwamen
toen hij, zag, dat lang niet alle gedoopten
tot een echt geloofsleven geraakten. Wel
kwamen spoedig na zijn ontzetting uit het
ambt broeders uit Duitsland eens kijken wat
hier aan de hand was. De Duitse Baptisten-
predikant Julius Köttner heeft ook die zeven
eerste Baptisten in Gasselternijveen gedoopt.
Het zou toen nog tot 1881 bijna veertig
jaar later duren voordat de Unie van Bap
tistengemeenten in Nederland werd opge
richt met nog geen tien gemeenten, samen
600 zielen. Enkele jaren later waren het er
bijna 1200, nu heeft de Unie 68 gemeenten
met in totaal 9500 zielen. Een aantal waar
van dominee Reiling opmerkt: „De kracht
van het werk ligt niet in het aantal leden,
maar in de afzonderlijke gemeenten. De be
tekenis van hun samengaan in de Unie is bij
voorbeeld wèl, dat we nu zendingskerk kun
nen doen, iets waaraan afzonderlijke gemeen
ten niet toekomen."
dien verstreken en sprekend uit persoonlijke
overtuiging kan hij alleen maar zeggen dat
die gedachten sterker zijn geworden. Hij ge
looft dat het verschil tussen „randgelovigen"
in de kerk en de werkelijk belijdende gelovi
gen zich steeds scherper zal toespitsen. Die
randgelovigen zullen tot een keuze worden
gedwongen en de anderen zullen zwaar be
proefd worden in de maatschappij, zoals die
zich thans ontwikkelt. Een belangrijke factor
is daarbij dan de groei van het atheïsme
naar anti-theïme, dat het christendom fel
op zijn waarde zal gaan testen. Het hoeft
geen vervolging te worden maar wel zal het
verschil tussen randgelovigen en belijdende
kerkleden dan in een kritieke fase komen.
Dit vervult dominee Reiling met zorg en het
versterkt hem in zijn overtuiging dat een ge
meente, iedere gemeente, dan uitsluitend uit
gelovigen moet bestaan, die weten wat zij be
lijden. Voor wie de doop een wezenlijke ver
andering in hun leven heeft betekend.
4- Kritieke fase
Cinds de dagen van Feisser zijn de gedach-
ten van de Baptisten over de doop gelijk
gebleven: er moet een gemeente van uitslui
tend gelovige belijders zijn en daarom wordt
niet het pasgeboren kind gedoopt, maar al
leen degene, die te kennen kan geven wat
het geloof voor hem betekent. Daaruit volgt
eigenlijk dat het niet alleen om die doop-
kwestie gaat bij de Baptisten. Uit zijn vele
herinneringen haalt dominee Reiling er een
van een jaar of dertig terug. Er was een
Unie vergadering in Gasselternijveen, waar
toen nog de schuur stond waarin de eerste
dopelingen zich hebben verkleed. Op die his
torische grond getuigde hij ervan dat het niet
om die doop alleen gaat maar om het vor
men van een gemeente waarin iedereen weet
dat hij gelooft en waarom. Jaren zijn sinds-
XXij heeft het altijd erg gevonden dat hier-
over harde woorden zijn gevallen. In
vroegere jaren kon een jongere, die overging
naar de Baptisten, thuis te horen krijgen:
„We hebben veel meegemaakt, maar dit
is het ergste." En nóg is het een heel zwaar
punt voor ouders die hun kind jong hebben
laten dopen uit overtuiging dat de Baptisten
het kind opnieuw dopen wanneer het naar
deze gemeenschap overgaat. Bij de oecume
nische activiteiten is dit eveneens een strui
kelblok, waarvan de scherpe kanten niet af
geslepen worden. Het veroorzaakt ook in
Baptistenkring verdriet dat het zo is, maar de
bezorgdheid over de gemeente is groter.
Ruim honderdtwintig jaar nadat dr. Feis
ser hiervoor uit het ambt werd ontzet zegt
dominee Koop Reiling, vijfig jaar geleden be
vestigd in het ambt: „In deze radicale tijd,
waarin het verschil tussen kerkgangers-zon
der-meer en gelovigen zich gaat toespitsen,
moet het de harde pit blijven die altijd zijn
oorspronkelijke vorm behoudt."
Want als ik zwak ben, dan ben tk
machtig". 2 Cor. 12:10.
Een beroemd letterkundige heeft een»
gezegd: „Een kind bidt, een man wilH.
Volgens hem is bidden kinderwerk
en mensen die nooit goed volwassen en
zelfstandig geworden zijn kunnen er
misschien enige gemoedsrust in vinden.
Maar zelfbewuste mensen zijn aan zo
iets kinderlijks als bidden ontgroeid.
Een man (als hij tenminste aanspraak
op deze naam wenst te maken) wil!
Deze letterkundige blaast wel een
beetje hoog van de toren, vind ik. La
ten we de proef op de som nemen.
Iemand zegt tegen zichzelf: „Ik wil
mijn buurman sympathiek vinden".
Tien tegen één, dat hem dat niet lukt,
want sympathie laat zich niet dwin
gen. Of iemand zegt tegen zichzelf:
„Ik wil elke vakantiedag blij zijn". Als
het zo eenvoudig was, zouden er heel
wat meer vrolijke mensen op aarde
rondlopen. Of iemand zegt tegen zich
zelf: „Ik wil echt gaan geloven in de
levende God". Maar ook geloof kan een
mens zichzelf niet op bestelling leve
ren.
Was het maar waar, wat een spreek
woord beweert: „Wie wil, die kan".
Natuurlijk is een sterke wil en is ka
raktervastheid van grote betekenis voor
allerlei resultaten in ons leven. Maar
juist op de wezenlijke punten blijkt on
ze wil tekort te schieten.
De mens is een gebondene; gebon
den door allerlei driften en machten.
Iemand kan niet geloven, als hij 't zelf
wil; daarvoor zijn de macht van het
ongeloof en de twijfel te sterk in zijn
binnenste. Iemand kan geen vrolijk en
duurzaam licht in zijn hart omdragen
als hij wil; daarvoor is de macht van
de ellende in een mensenleven te ge
weldig.
Men kan zichzelf aan al deze dingen
niet helpen hoe wilskrachtig men ook
is. Een mens kan zijn eigen hart niet
de baas.
Wie dat werkelijk ontdekt (en dat is
een stuk genade in het leven), die stuit
telkens op zijn eigen zwakheden. En in
-die' situatie krijgt hij behoefte aan
werkelijk geestelijke kracht.
De apostel Paulus heeft op pijnlijke
manier (hem was gegeven „een doorn
in het vlees") zijn eigen zwakheid moe
ten leren verstaan. Hij was een man
met een sterke wil, die alles op alles
zette om de christenen en ook de Naam
van Jezus uit te wissen uit de geschie
denis. Zo was hij, maar de levende
God opende zijn ogen. En voortaan
spreekt hij maar lipver niet meer over
zijn sterke wil; hij heeft een scherp
inzicht in zijn eigen zwakheden ontvan
gen. Wonderlijk genoeg heeft hij juist
toen gevonden, wat hij miste nl. werke
lijke kracht. De levende God maakte
aan hem waar, dat de H. Geest woont
bij de nederigen van hart en kracht
schenkt aan de zwakken. Zodat hij
schrijft: „Als ik zwak ben, dan ben ik
machtig". Als ik het niet kan, dan kan
ik het.
Isrels God geeft deze belofte aan
ieder, die met zijn eigen zwakheden te
kampen heeft. Want de zwakke is als
het kind; hij bidt, hij vraagt om kracht.
En aan zulke adressen gaat de H.Geest
niet voorbij. Het is het wonder van het
geloof, dat zich voltrekt in het christen
leven: Wie het zelf niet meer kan, die
kan het. Want wie zichzelf niet meer
leiden kan, houdt de grote Leidsman
Christus over. En dan verdwijnt alle
wanhoop.
Veenendaal,
ds. A. Terlouw
Voor het eerst in de Nederlandse kerkgeschiedenis zullen twee
synodes van protestantsen huize een gelijkluidende nota gaan
behandelen: de nota jeugdbeleid, die in 1969 uitvoerig wordt be
sproken zowel door de hervormde als door de gereformeerde
generale synode. Voor dit nieuwe element ook een nieuwe aanpak:
honderden hervormde en gereformeerde jongeren in de leeftijd
tussen negentien en vierentwintig jaar zullen van eind september
tot november van dit jaar het voorbereidende werk gaan doen.
Deze actie onder het thema Samen op weg komt direct voort
uit het hervormde project Kerk 66/2000 in de jaren 1966'67,
waarbij hervormde jongeren met elkaar en met kerkelijke verga
deringen spraken over opvattingen en wensen, die onder leeftijd
genoten leven. Dit laatste speciaal met betrekking tot'de vraag
„van de gestalte en het functioneren van kerk en gemeente ter
plaatse op weg naar de toekomst."
M I
Het gezamenlijk hervormd-gereformeerde jongerenoverleg gaat
uit van de jeugdraden in beide kerken, die de kerkeraden van
honderd gemeenten hebben gevraagd, de organisatie ter plaatse op
zich te nemen. Uit onze omgeving behoren tot die gemeenten
Apeldoorn (wljkgemeente Berg en Bosch), Arnhem, Nijmegen,
Zutphen, Zaltbommel, Ede, Doetinchem, Ermelo, Wezep, Eibergen,
Barneveld, Veenendaal, Rhenen en Amerongen. Zij zijn uitgezocht
in overleg met kerkelijke sociologen en zullen direct na de vakantie
met het voorbereidende werk beginnen. Jongeren en kerkeraden
uit andere gemeenten kunnen ook meedoen aan Samen op weg,
maar dan „buiten mededinging", omdat de sociologische keuze een
afgewogen landelijke doorsnee beoogt.
Het project heeft een duidelijk gerichte opzet, om te voorkomen
dat het gepraat in de ruimte wordt. De vraagstelling is: hoe dienen
de heilsfeiten te functioneren in de dagelijkse feiten? Verder: hoe
dienen we vanuit Gods Woord antwoorden te geven op de samen-
levingsvragen? Ook komt er een aantal gespreksavonden rondom
de vier thema's: de komst van de Messias die geloof vraagt; zijn
opstanding die recht op hoop geeft; de komst van de Geest, die
werkt door de liefde: en: de kerk van de Messias, nu en in de
toekomst. Op een vijfde avond zal een rapport worden opgesteld
uit opmerkingen, stellingen, vragen en concrete voorstellen, die
tijdens de andere avonden naar voren zyn gekomen. Aan de
hervormde en de gereformeerde kerkeraden in de honderd ge
meenten is gevraagd, dit rapport met de jongeren te bespreken in
grote openheid. Alle plaatselijke rapporten, plus de bijbehorende
verslagen van de bespreking met de gezamenlijke kerkeraden,
zullen dienen als materiaal voor de nota Kerk en Jeugd. De synodes
zullen dan een doordacht en hanteerbaar werkstuk op papier kun
nen krijgen, in plaats van bijvoorbeeld een forum van willekeurig
gekozen jongeren.
De gespreksgroepen zullen worden samengesteld uit tenminste
veertien jongeren, in totaal afkomstig uit beide kerken. Het is de
bedoeling dat in hen de opbouw van wljkgemeente of kerk wordt
weerspiegeld wat betreft sociale structuur, kerkelijke meelevend
heid, enzovoort. Aan de kerkeraden is gevraagd, een bekwame
gespreksleider bjj dit werk te betrekken; deze gespreksleiders zul
len van vrijdagavond 30 augustus tot zaterdagavond 31 augustus
een korte vooropleiding krijgen, gekruid met toegespitste instructies.
Het secretariaat van de het project Samen op weg is gevestigd
op het adres van de hervormde jeugdraad: Surinamestraat 4, Den
Haag, Telefoon 070—604925.