Ook IJsland met zijn staatskerk is oecumenisch gezind Vreugde en zorgen van gouden een jubil aris Na 66/2000 nu „samen op weg" Er stond niets in de bijbel over het jubileum van ds. Reiling i wNiet een gemeente van gedoopten maar van gelovige en Als ik het niet kan, kan ik het! 4- Harde pit GESPREKSTOF VOOR NOTA JEUGDBELEID 4- Niet het aantal Wiet veel mensen gaan met va kantie naar IJsland drs. N. Scheps, een Hagenaar die re gelmatig aan deze pagina zijn bijdragen levert, heeft dat wel gedaan. En het is hem uitste kend bevallen! Want IJsland is zo zegt hjj heus niet het land van kou en regen waar voor de meeste Nederlanders het houden: ook daar kun je soms heerlijk in het zonnetje genieten van het vele schoons dat het land biedt. En evenmin is het een soort „onderontwik keld gebied" het is een mo dern, welvarend land, niet an dera dan andere Europese lan den. Waarbij het dit ene ding vóór heeft op vrijwel alle an dere landen van West-Europa: hier kan men nog de rust en de stilte vinden. Want hoewel het eiland driemaal zo groot is als ons land, telt het niet meer dan 200.000 inwoners. Natuurlijk heeft de heer Bcheps zich ook in IJsland ver diept in het kerkelijk leven het bloed kruipt waar het niet gaan kan. In onderstaand arti kel brengt hjj daarvan verslag uit en het is een interessant verslag omdat men in IJsland te maken heeft met een staats kerk, een totaal andere situatie dus als we hier gewend zijn. Moderne kerkbouw kent men ook in IJsland getuige deze prachtige Lutherse kerk in Akureyri, de tweede stad van het land, in het noorden gelegen. Van de tweehonderdduizend mensen die in IJsland wonen zijn er 180.000 aan gesloten bij de Lutherse kerk een per centage dus van 90! De Lutherse kerk is een nationale kerk: de president van IJs land oefent het hoogste gezag over haar uit. Zijn bevoegdheden delegeert hij aan de minister van Justitie en Kerkelijke Za ken, die samen met het Althing, het IJs landse parlement, de niet-religieuze zaken van de kerk regelt. Over godsdienstige aangelegenheden beslist de bisschop, dr. Sigurbjörn Einarsson, die kantoor houdt in het centrum van Reykjavik, de hoofd stad van het land. De band tussen kerk en staat blijkt om een voorbeeld te noemen uit 'de be paling in de grondwet, dat godsdienston derwijs op alle lagere scholen verplicht ls. Leerlingen tussen de tien en veertien jaar ontvangen twee uur per week dit on derwijs. De predikanten worden door de regering gesalarieerd en zijn dus ambte naren. Ze genieten ook dezelfde rechten. Vroeger was de kerk financieel onafhan kelijk: uit de opbrengst van haar land en uit een kleine belasting die de gemeen teleden betaalden, konden de uitgaven wel bestreden worden. De waarde van de landerijen is door de economische ont wikkeling echter sterk gedaald en daarom heeft de regering in het begin van deze eeuw de kerkelijke bezittingen overgeno men. In ruil daarvoor betaalt zij nu de traktementen van de predikanten die wor den opgeleid aan de theologische faculteit van de staatsuniversiteit in Reykjavik. Alleen zij die daar examen hebben ge daan, kunnen predikant worden in de na tionale kerk. Deze faculteit telt vier hoogleraren en nog drie andere docenten die slechts voor een deel van hun tijd aan haar verbonden zijn. De kerk omvat 120 parochies. Zeven daarvan hebben twee predikanten. Dan is er nog een predikant voor vacante pa rochies en er is een speciale jeugdpredi- kant, want de kerk heeft een actieve jeugdbeweging, die een zomerkamp bezit in Vestmannsvatn in het noorden van het land. Er wordt ook missionaire arbeid verricht: het zendingsterrein ligt in Ethi opië. Ieder jaar wordt een meeting ge houden in Skalholt, waar in 1056 de eerste bisschop zich vestigde. Ook jongstleden zondag vond deze bijeenkomst weer plaats en als gewoonlijk trok ze kerkleden uit vele delen van het land. De inwoners van IJsland die geen lid zijn van de nationale kerk omstreeks tien procent dus behoren tot de drie vrije Lutherse kerken, tot de rooms-katho- lieke kerk, tot het Leger des Heils, tot de Adventisten of ze zijn buitenkerkelijk. Aan bisschop Einarsson hebben we gevraagd hoe de verhouding was tussen de nationa le kerk en deze minderheden. „Die is goed", zegt hij. „Niemand heeft reden om ontevreden te zijn. De grondwet waar borgt vrijheid van godsdienst er is echter weinig samenwerking. Bij de bij belverspreiding treedt men wel eens geza menlijk op maar verder gebeurt dat niet". Een van de minderheden is de rooms-katholieke kerk met ongeveer duizend leden. De pastorale arbeid m deze kerk wordt merkwaardigerwijs grotendeels verricht door Nederlandse geestelijken. Omstreeks 1920 ontvingen de Montfortanen in Nederland het ver zoek hulp te komen bieden in IJsland. Sindsdien werken er Nederlandse pa ters. Thans zijn er acht van wie er vier wonen naast de kerk in Reykjavik, de enige rooms-kaitholieke kerk in IJs land. De overste, pater P. Schoen die drie jaar geleden uit Nederland kwam, is eveneens van oordeel dat de verhou dingen goed zijn. „Aan een oecumeni sche samenwerking zijn we nog niet toe", aldus pater Schoen, „maar er zijn prettige contacten. We ondervin den echt wel belangstelling van de Lu therse kerk". De Montfortanen zijn niet de enige Ne derlandse religieuzen, die in IJsland werken. In Hafnarfjördur, 11 km van Reykjavik gelegen, staat een klooster van Nederlandse Karmelietessen. Deze zusters zijn naar IJsland gekomen om de arbeid van de Montfortanen met gebed te steunen. Ze verrichten dan ook geen sociaal werk: een groot deel van de dag besteden zij aan gebed, wat verder nog aan tijd beschikbaar is hebben zij nodig om in hun onderhoud te voorzien. Dat doen zij door het maken van lijsten voor schilderijen. Om IJslander met de IJs- landers te zijn hebben zij de IJslandse nationaliteit aangenomen, zo vertelt de moeder-overste, zuster Mirjam. Een oecumenische samenwerking zoals men die in Nederland kent, is er dus nog niet. IJsland was vroeger erg geïsoleerd, maar nu dat doorbroken is, zo meent pa ter Schoen, gaat datgene wat in de rest van Europa gebeurt, ook op het terrein van de oecumene, dit land niet voorbij. In kranten en tijdschriften kan men er over lezen. Er zijn dus wel oecumenische perspectieven. In dezelfde geest spreekt bisschop Einarsson, als de assemblee van de Wereldraad van Kerken te Upp sala ter sprake komt. „Wij zijn lid van deze Raad", zegt hij, „wij hebben dus grote belangstelling voor de oecumene. Al is de situatie hier enigszins anders omdat er een nationale kerk en enkele kleine minderheden zijn, het klimaat verandert en dat is een hoopvol teken!". Dit is de kerk van Skalholt, waar zondag jongstleden de jaarlijkse bijeenkomst van de Lutherse Kerk in IJsland werd gehoudenmede ter herdenking van het feit dat hier in 1056 de eerste bisschop zich vestigde. -V »i#V S» v» V TTij had een jubileumpreek willen maken voor de dag, waarop de Unie van Baptistengemeenten in Nederland ging herdenken, dat zij hem vijftig jaar geleden in het ambt bevestigde. Dat zou vorige week zondag gebeuren, in een kerkdienst te Hengelo (Ov.), de plaats waar hij woont sinds zijn emeritering in 1956. Maar domi nee Koop Reiiling (76) kon nergens in zijn bijbel iets vinden, dat op een jubileum sloeg. Daarom preekte hij voor de vele belangstellenden gewoon over de blijdschap van het geloof, waarvan zijn langdurige ambtsperiode doortrokken is geweest. Het was heel stil in die Henge lose kerk, toen de bejaarde predikant daarover sprak met hetzelfde vuur en met dezelfde bewogenheid, die hem kenmerkten toen hij nog een jonge predikant was. Er waren mensen uit zijn vorige gemeenten, Workum-Staveren, Nieuw-Weerdinge, Hengelo, Rotterdam-Centrum en Almelo. Er waren vroegere medewerkers uit de bestuursfuncties, die hij heeft vervuld. Ook zijn zoons waren er: de rector van het Baptistenseminarium in Den Dolder en de voorganger van de ge meente in Leiden. Zij allen herkenden dominee Koop Reiling als de man, die na zijn doop, op nog geen veertienjarige leeftijd, met inzet van enorm veel kracht en persoonlijkheid heeft gewerkt voor God en de mensen. Die kracht is nog ongebroken. Al heeft hij zich wat teruggetrokken om zoals hij het zegt jongere ambtgenoten niet voor de voeten te lopen, vacante gemeenten weten dat zij op hem kunnen rekenen. Jongeren in het ambt vinden ook de weg naar het kleine huis in Hengelo, waar hij nu alleen woont, als zij daar behoefte aan hebben. Tot zover komt dit verhaal niet van dominee Koop Reiling zelf. Hij heeft alle interviews rondom zijn jubileum geweigerd. Na zijn jubileum heeft hij wel iets willen zeggen, maar dan alleen wanneer het over de Unie van Baptistengemeenten zou gaan en hij er als persoon zoveel mogelijk buiten zou kunnen blijven. ^7ijn grootvader behoorde tot de zeven eer ste Baptisten in Nederland, die op 15 mei 1845 werden gedoopt in een kanaal bij Gas- selternijveen in Drente. Dat was het begin van het Baptistenleven in ons land. Geschok te gelovigen van bestaande kerkgenootschap pen gooiden ruiten in. Men liep met een boog om de aanhangers van deze nieuwe richting heen. Want de Baptisten waren aan de d p gekomen en hoe liefdevol zij zich verder ook in deze wereld wilden opstellen, dit was een onmogelijke zaak. Maar hadden die Baptis ten dat lichtvaardig gedaan? Dominee Rei ling heeft er ook uit de familie-overlevering weinig herinneringen aan. Zijn vader, die 104 jaar oud is geworden, zal er iets over ge hoord hebben van grootvader Reiling, een van die eerste dopelingen. Maar toen was het in deze familie al zo'n levend element geworden en gebleven dat over de herkomst niet zoveel meer werd gepraat. Hij weet het wèl uit de geschriften van die eerste tijd. Die vertellen over dr. Johannes Elias Feisser, succesvol predikant in Franeker, toen nog universiteitsstad. Hij verloor er zijn vrouw en zijn twee kinderen, kreeg zelf een oog ziekte die tot blindheid zou kunnen leiden en vond in zijn geloof geen steun. Daarom hield hij op met preken en ging hij terug haar zijn ouders in Veendam. Om opnieuw de bijbel te bestuderen en te bezien wat hij. de mensen dan wèl zou kunnen meegeven. 4> Weinig contact TVa een half jaar was dr. Feisser zover dat hij de kansel weer op durfde te gaan en wel in Gasselternijveen. Zijn preken hadden nu een uitgesproken evangelische inslag ge kregen en hij deed veel voor de jeugd die altijd welkom was in de pastorie. De pasto rie waarin nu ook weer een moeder woonde: een meisje uit de streek met wie hij ge trouwd was. De gemeente, die wat onrustig door de woelige bewegingen die de kerk juist in die dagen kende, was het met de direct op het leven gerichte activiteiten van de do minee maar half eens. En de dominee ging zich erin verdiepen hoe dat kwam. Hoe het mogelijk was dat er zo weinig contact be stond tussen kinderen van één Vader. Hij kwam tot de conclusie dat de fout in het be gin lag: bij de kinderdoop, die automatisch nieuwe leden aan een kerkgenootschap toe voegt ongeacht ofjÈeze leden het geloof later echt zullen belijden. De kinderdoop, die kan leiden tot uitbreiding var. de gemeente zon der meer, zoals ook de burgerlijke gemeen te zonder meer door geboorten wordt uitge breid. Dr. Feisser, in gewetensnood geraakt, liet zich vervangen door een collega wanneer er gedoopt moest worden. Totdat er iemand kwam die van hem eiste dat hij zijn kind zou dopen. „Weet je waarom je dat laat doen?" vroeg de predikant. Het antwoord was: „Nee, maar ik wil toch dat het ge beurt." Op dat moment weigerde dr. Feisser en daarmee kwam het conflict op gang. In 1844 werd hij uit het ambt ontzet. "jV/fisschien is het merkwaardig dat de veel oudere Baptistengemeenschappen in Europa geen enkele invloed hebben gehad op het ontstaan van de gelijkgezinde groep in Nederland. Het is helemaal gegroeid vanuit de gedachten die bij dr. Feisser opkwamen toen hij, zag, dat lang niet alle gedoopten tot een echt geloofsleven geraakten. Wel kwamen spoedig na zijn ontzetting uit het ambt broeders uit Duitsland eens kijken wat hier aan de hand was. De Duitse Baptisten- predikant Julius Köttner heeft ook die zeven eerste Baptisten in Gasselternijveen gedoopt. Het zou toen nog tot 1881 bijna veertig jaar later duren voordat de Unie van Bap tistengemeenten in Nederland werd opge richt met nog geen tien gemeenten, samen 600 zielen. Enkele jaren later waren het er bijna 1200, nu heeft de Unie 68 gemeenten met in totaal 9500 zielen. Een aantal waar van dominee Reiling opmerkt: „De kracht van het werk ligt niet in het aantal leden, maar in de afzonderlijke gemeenten. De be tekenis van hun samengaan in de Unie is bij voorbeeld wèl, dat we nu zendingskerk kun nen doen, iets waaraan afzonderlijke gemeen ten niet toekomen." dien verstreken en sprekend uit persoonlijke overtuiging kan hij alleen maar zeggen dat die gedachten sterker zijn geworden. Hij ge looft dat het verschil tussen „randgelovigen" in de kerk en de werkelijk belijdende gelovi gen zich steeds scherper zal toespitsen. Die randgelovigen zullen tot een keuze worden gedwongen en de anderen zullen zwaar be proefd worden in de maatschappij, zoals die zich thans ontwikkelt. Een belangrijke factor is daarbij dan de groei van het atheïsme naar anti-theïme, dat het christendom fel op zijn waarde zal gaan testen. Het hoeft geen vervolging te worden maar wel zal het verschil tussen randgelovigen en belijdende kerkleden dan in een kritieke fase komen. Dit vervult dominee Reiling met zorg en het versterkt hem in zijn overtuiging dat een ge meente, iedere gemeente, dan uitsluitend uit gelovigen moet bestaan, die weten wat zij be lijden. Voor wie de doop een wezenlijke ver andering in hun leven heeft betekend. 4- Kritieke fase Cinds de dagen van Feisser zijn de gedach- ten van de Baptisten over de doop gelijk gebleven: er moet een gemeente van uitslui tend gelovige belijders zijn en daarom wordt niet het pasgeboren kind gedoopt, maar al leen degene, die te kennen kan geven wat het geloof voor hem betekent. Daaruit volgt eigenlijk dat het niet alleen om die doop- kwestie gaat bij de Baptisten. Uit zijn vele herinneringen haalt dominee Reiling er een van een jaar of dertig terug. Er was een Unie vergadering in Gasselternijveen, waar toen nog de schuur stond waarin de eerste dopelingen zich hebben verkleed. Op die his torische grond getuigde hij ervan dat het niet om die doop alleen gaat maar om het vor men van een gemeente waarin iedereen weet dat hij gelooft en waarom. Jaren zijn sinds- XXij heeft het altijd erg gevonden dat hier- over harde woorden zijn gevallen. In vroegere jaren kon een jongere, die overging naar de Baptisten, thuis te horen krijgen: „We hebben veel meegemaakt, maar dit is het ergste." En nóg is het een heel zwaar punt voor ouders die hun kind jong hebben laten dopen uit overtuiging dat de Baptisten het kind opnieuw dopen wanneer het naar deze gemeenschap overgaat. Bij de oecume nische activiteiten is dit eveneens een strui kelblok, waarvan de scherpe kanten niet af geslepen worden. Het veroorzaakt ook in Baptistenkring verdriet dat het zo is, maar de bezorgdheid over de gemeente is groter. Ruim honderdtwintig jaar nadat dr. Feis ser hiervoor uit het ambt werd ontzet zegt dominee Koop Reiling, vijfig jaar geleden be vestigd in het ambt: „In deze radicale tijd, waarin het verschil tussen kerkgangers-zon der-meer en gelovigen zich gaat toespitsen, moet het de harde pit blijven die altijd zijn oorspronkelijke vorm behoudt." Want als ik zwak ben, dan ben tk machtig". 2 Cor. 12:10. Een beroemd letterkundige heeft een» gezegd: „Een kind bidt, een man wilH. Volgens hem is bidden kinderwerk en mensen die nooit goed volwassen en zelfstandig geworden zijn kunnen er misschien enige gemoedsrust in vinden. Maar zelfbewuste mensen zijn aan zo iets kinderlijks als bidden ontgroeid. Een man (als hij tenminste aanspraak op deze naam wenst te maken) wil! Deze letterkundige blaast wel een beetje hoog van de toren, vind ik. La ten we de proef op de som nemen. Iemand zegt tegen zichzelf: „Ik wil mijn buurman sympathiek vinden". Tien tegen één, dat hem dat niet lukt, want sympathie laat zich niet dwin gen. Of iemand zegt tegen zichzelf: „Ik wil elke vakantiedag blij zijn". Als het zo eenvoudig was, zouden er heel wat meer vrolijke mensen op aarde rondlopen. Of iemand zegt tegen zich zelf: „Ik wil echt gaan geloven in de levende God". Maar ook geloof kan een mens zichzelf niet op bestelling leve ren. Was het maar waar, wat een spreek woord beweert: „Wie wil, die kan". Natuurlijk is een sterke wil en is ka raktervastheid van grote betekenis voor allerlei resultaten in ons leven. Maar juist op de wezenlijke punten blijkt on ze wil tekort te schieten. De mens is een gebondene; gebon den door allerlei driften en machten. Iemand kan niet geloven, als hij 't zelf wil; daarvoor zijn de macht van het ongeloof en de twijfel te sterk in zijn binnenste. Iemand kan geen vrolijk en duurzaam licht in zijn hart omdragen als hij wil; daarvoor is de macht van de ellende in een mensenleven te ge weldig. Men kan zichzelf aan al deze dingen niet helpen hoe wilskrachtig men ook is. Een mens kan zijn eigen hart niet de baas. Wie dat werkelijk ontdekt (en dat is een stuk genade in het leven), die stuit telkens op zijn eigen zwakheden. En in -die' situatie krijgt hij behoefte aan werkelijk geestelijke kracht. De apostel Paulus heeft op pijnlijke manier (hem was gegeven „een doorn in het vlees") zijn eigen zwakheid moe ten leren verstaan. Hij was een man met een sterke wil, die alles op alles zette om de christenen en ook de Naam van Jezus uit te wissen uit de geschie denis. Zo was hij, maar de levende God opende zijn ogen. En voortaan spreekt hij maar lipver niet meer over zijn sterke wil; hij heeft een scherp inzicht in zijn eigen zwakheden ontvan gen. Wonderlijk genoeg heeft hij juist toen gevonden, wat hij miste nl. werke lijke kracht. De levende God maakte aan hem waar, dat de H. Geest woont bij de nederigen van hart en kracht schenkt aan de zwakken. Zodat hij schrijft: „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig". Als ik het niet kan, dan kan ik het. Isrels God geeft deze belofte aan ieder, die met zijn eigen zwakheden te kampen heeft. Want de zwakke is als het kind; hij bidt, hij vraagt om kracht. En aan zulke adressen gaat de H.Geest niet voorbij. Het is het wonder van het geloof, dat zich voltrekt in het christen leven: Wie het zelf niet meer kan, die kan het. Want wie zichzelf niet meer leiden kan, houdt de grote Leidsman Christus over. En dan verdwijnt alle wanhoop. Veenendaal, ds. A. Terlouw Voor het eerst in de Nederlandse kerkgeschiedenis zullen twee synodes van protestantsen huize een gelijkluidende nota gaan behandelen: de nota jeugdbeleid, die in 1969 uitvoerig wordt be sproken zowel door de hervormde als door de gereformeerde generale synode. Voor dit nieuwe element ook een nieuwe aanpak: honderden hervormde en gereformeerde jongeren in de leeftijd tussen negentien en vierentwintig jaar zullen van eind september tot november van dit jaar het voorbereidende werk gaan doen. Deze actie onder het thema Samen op weg komt direct voort uit het hervormde project Kerk 66/2000 in de jaren 1966'67, waarbij hervormde jongeren met elkaar en met kerkelijke verga deringen spraken over opvattingen en wensen, die onder leeftijd genoten leven. Dit laatste speciaal met betrekking tot'de vraag „van de gestalte en het functioneren van kerk en gemeente ter plaatse op weg naar de toekomst." M I Het gezamenlijk hervormd-gereformeerde jongerenoverleg gaat uit van de jeugdraden in beide kerken, die de kerkeraden van honderd gemeenten hebben gevraagd, de organisatie ter plaatse op zich te nemen. Uit onze omgeving behoren tot die gemeenten Apeldoorn (wljkgemeente Berg en Bosch), Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Zaltbommel, Ede, Doetinchem, Ermelo, Wezep, Eibergen, Barneveld, Veenendaal, Rhenen en Amerongen. Zij zijn uitgezocht in overleg met kerkelijke sociologen en zullen direct na de vakantie met het voorbereidende werk beginnen. Jongeren en kerkeraden uit andere gemeenten kunnen ook meedoen aan Samen op weg, maar dan „buiten mededinging", omdat de sociologische keuze een afgewogen landelijke doorsnee beoogt. Het project heeft een duidelijk gerichte opzet, om te voorkomen dat het gepraat in de ruimte wordt. De vraagstelling is: hoe dienen de heilsfeiten te functioneren in de dagelijkse feiten? Verder: hoe dienen we vanuit Gods Woord antwoorden te geven op de samen- levingsvragen? Ook komt er een aantal gespreksavonden rondom de vier thema's: de komst van de Messias die geloof vraagt; zijn opstanding die recht op hoop geeft; de komst van de Geest, die werkt door de liefde: en: de kerk van de Messias, nu en in de toekomst. Op een vijfde avond zal een rapport worden opgesteld uit opmerkingen, stellingen, vragen en concrete voorstellen, die tijdens de andere avonden naar voren zyn gekomen. Aan de hervormde en de gereformeerde kerkeraden in de honderd ge meenten is gevraagd, dit rapport met de jongeren te bespreken in grote openheid. Alle plaatselijke rapporten, plus de bijbehorende verslagen van de bespreking met de gezamenlijke kerkeraden, zullen dienen als materiaal voor de nota Kerk en Jeugd. De synodes zullen dan een doordacht en hanteerbaar werkstuk op papier kun nen krijgen, in plaats van bijvoorbeeld een forum van willekeurig gekozen jongeren. De gespreksgroepen zullen worden samengesteld uit tenminste veertien jongeren, in totaal afkomstig uit beide kerken. Het is de bedoeling dat in hen de opbouw van wljkgemeente of kerk wordt weerspiegeld wat betreft sociale structuur, kerkelijke meelevend heid, enzovoort. Aan de kerkeraden is gevraagd, een bekwame gespreksleider bjj dit werk te betrekken; deze gespreksleiders zul len van vrijdagavond 30 augustus tot zaterdagavond 31 augustus een korte vooropleiding krijgen, gekruid met toegespitste instructies. Het secretariaat van de het project Samen op weg is gevestigd op het adres van de hervormde jeugdraad: Surinamestraat 4, Den Haag, Telefoon 070—604925.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 15