PR OBLEMEN R OND
„HUMANAE VITAE"
MENSELIJK LEVEN
„Eenwording in liefde en voortplanting
zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden"
- aldus paus Paulus
in zijn encycliek
een menó
Onjuist
uitgangspunt
Kenmerken der liefde
Verantwoord ouderschap
Onverbreekbaar
Niet geoorloofd
Wel geoorloofd
Gevaarlijke gevolgen
Kerk op de bres
De pauselijke encycliek
„Humanae vitae" is zonder
twijfel het meest besproken
geschriftvan de afgelopen
week het verdrong zelfs
de besprekingen tussen Rus
sen en Tsjechen van de
voorpagina's en dat is voor
een kerkelijk stuk toch wel
iets heel bijzonders. Daar
om lijkt het ons goed het
belangrijkste deel van deze
encycliek onverkort over te
nemen op deze aan geeste
lijke zaken gewijde pagina.
Blijft de vraag wat het
belangrijkste deel is. Als
gebruikelijk is ook deze en
cycliek verdeeld in hoofd
stukken en paragrafen. Na
de openingsparagraaf volgt
een hoofdstuk waarin dehe-
le problematiek en alle nieu
we aspecten rond geboor
teregeling en overbevol
king bijzonder gaaf en sys
tematisch aan de orde ge
steld wordt en waarin wordt
uiteengezet waarom en hoe
deze encycliek tot stand is
gekomen. Bij paragraaf 7
begint dan het hoofdstuk:
„Beginselen der kerkelijke
leer", waarin de paus elke
andere maatregel tot ge
boortebeperking dan perio
dieke onthouding, als in
strjjd met Gods schep
pingsplan van de hand wijst.
Het derde hoofdstuk tenslot
te: „Richtlijnen voor ziels
zorg", geeft als het ware
een praktische uitwerking:
het richt zich tot de burger
lijke overheden, tot medici
en andere wetenschapsmen
sen, tot de katholieke ge
huwden, tot de priesters en
tot de bisschoppen. Waarna
onder paragraaf 31, het
slotwoord, de ondertekening
volgt: Paulus PP VI.
Hoe groot onze waarde
ring ook is voor hoofdstuk
1 en voor hoofdstuk 3
want de probleemstelling is
voortreffelijk en het beroep
op de burgerlijke overheid
bijvoorbeeld is zo klemmend
dat men mag hopen dat
niet één politicus dit onge
lezen naast zich zal neerleg
gen het gaat ons op de
ze pagina toch allereerst
om hoofdstuk 2: de be
ginselen der kerkelijke leer.
De letterlijke tekst, in de
vertaling van het Katholiek
Nederlands Persbureau,
volgt hieronder en in de
laatste kolom volgt dan ons
commentaar.
7. Het probleem der procreatie moet, zo
als elk ander vraagstuk van het' menselijke
leven, naast alle deelperspectieven hetzij
biologische, psychologische, demografische of
«ociologische worden gezien in 't licht van
«en totale visie op de mens en zijn roeping,
zijn natuurlijke en aardse zowel als zijn bo
vennatuurlijke en eeuwige roeping. Daar ve
len zich bij de poging de kunstmatige geboor-
tenregeling te rechtvaardigen beroepen hebben
op de eisen van de echtelijke liefde of van
een „verantwoord ouderschap", dient men
wel deze beide belangrijke facetten van het
huwelijksleven in het juiste licht te plaatsen
en duidelijk te omschrijven. Hierbij gaan wij
in de eerste plaats uit van hetgeen het Twee
de Vaticaans Concilie met hoogste bevoegd
heid heeft neergelegd in de pastorale consti
tutie „Gaudium et Spes" (constitutie over
kerk en wereld).
8. De echtelijke liefde openbaart haar ware
aard en haar adel, wanneer zij wordt gezien
vanuit haar laatste oorsprong, God, die lief
de is, „de Vader, van wie alle geslachten in
de hemel en op aarde hun naam ontvangen
hebben". (Ephese, 3, 15).
Het huwelijk is derhalve niet het resultaat
van het toeval of het produkt van zich onbe
wust ontwikkelende natuurkrachten. Het is
juist 'n wijze instelling van de Schepper om
zijn liefdesplan in de mensheid te verwerke
lijken.
Door de wederzijdse overgave, welke alleen
tussen gehuwden gepast is, streven zij
naar de gemeenschap van hun menselijke
wezen met het oog op de wederzijdse, per
soonlijke vervolmaking om met God samen
te werken aan de verwekking en opvoeding
van een nieuw leven. Voor de gedoopte chris
tenen heeft het huwelijk bovendien nog de
waardigheid van een sacramenteel genadete
ken, namelijk doordat het huwelijk een beeld
is van de eenheid van Christus ihet zijn kerk.
9. In dit licht treden de wezenlijke kenmer
ken en eisen der echtelijke liefde duidelijk
naar voren. Het is van de hoogste betekenis
hiervan een nauwkeurig idee te hebben. Op
de eerste plaats is echtelijke liefde in de volle
zin van het woord menselijke liefde, d.w.z.
tegelijkertijd zinnelijke en geestelijke liefde.
Zij is niet eenvoudigweg drift en emotionele
drang, maar in de eerste plaats een vrije
wilsdaad die bestemd is om in de vreugden
en verdrietelijkheden van het dagelijkse leven
zich te handhaven en te ontplooien en wel zo
dat de gehuwden één van hart en van ziel
worden en met elkaar hun menselijke voltooi
ing bereiken.
Echtelijke liefde is een allesomvattende
liefde, d.w.z. een volkomen eigen vorm van
persoonlijke vriendschap, waarin de gehuw
den alles met elkaar delen zonder ongepaste
reserves en egoïstische berekening. Wie wer
kelijk van zijn partner houdt, heeft deze niet
alleen lief voor zover hij van zijn partner ont
vangt, maar heeft hij/zij haar/hem lief om
haar/hem zelf in de vreugde de partner rijker
te kunnen maken door zichzelf weg te schen
ken.
Echtelijke liefde is ook trouw en exclusief
tot de dood. Op deze wijze beschouwen bruid
en bruidegom dit op de dag, waarop zij vrij
en in vol besef de verplichting van de huwe
lijksband op zich nemen. Een trouw die
soms zwaar kan worden, maar altijd kan op
gebracht worden, altijd edel en vol verdien
ste is. Niemand kan dit bestrijden. Het voor
beeld dat zo vele echtparen in de» loop der
eeuwen gegeven hebben, bewijst niet alleen
dat de trouw overeenstemt met het wezen van
het huwelijk, maar dat hi* bovendien de bron
is van diep en duurzaam geluk.
Tenslotte is huwelijksliefde een vruchtbare
liefde, welke zich niet beperkt tot de gemeen
schap der gehuwden, maar er intrinsiek op
gericht is zich uit te breiden doordat zij nieuw
leven oproept. Huwelijk en echtelijke liefde
zijn door hun innerlijke aard gericht op het
voortbrengen en opvoeden van kinderen. De
kinderen zijn waarlijk de voortreffelijkste ga
ve voor het huwelijk en dragen zeer veel bij
tot het geluk der ouders zelf.
10. De echtelijke liefde verlangtderhalve
van de gehuwden dat zij zich bewust zijn van
hun opdracht tot „verantwoord ouderschap".
Daaraan hecht men tegenwoordig terecht
zeer bijzondere waarde. Ook dit moet goed
begrepen worden. Verantwoord ouderschap
wordt dan ook onder verschillende gerecht
vaardigde en met elkaar in verband staande
aspecten beschouwd. In verband met de bio
logische processen veronderstelt verantwoord
ouderschap kennis van en eerbied voor het
functioneren ervan. Het verstand ontdekt in
het vermogen nieuw leven te verwekken, bio
logische wetten die tot de menselijke persoon
behoren. Wat betreft de gerichtheid van
hartstochten en instinct betekent verantwoord
ouderschap de noodzakelijke beheersing, wel
ke verstand en wil daarover moeten uitoefe
nen.
Voor wat de fysieke, economische, psycho
logische en sociale omstandigheden aangaat,
wordt verantwoord ouderschap uitgeoefend
zowel in een evenwichtig en edelmoedig be
sluit een groot gezin te stichten als wel in 't
besluit, dat om zwaarwegende beweegredenen
en onder inachtneming der zedenwet geno
men wordt om tijdelijk of voor onbepaalde
tijd de geboorte van een kind te vermijden.
Verantwoord ouderschap brengt bovendien
en vooral een nog diepere relatie met de ob
jectieve moraal met zich, welke zedenorde-
ning door God geschapen is en welke het juis
te geweten getrouw uitlegt. De uitoefening
van het verantwoord ouderschap houdt dan
ook in dat de gehuwden hun plichten tegen
over God, tegenover zichzelf, hun gezin en de
maatschappij ten volle en in de juiste rang
orde van waarden erkennen.
Bij de vervulling van hun taak tot procrea
tie bezitten de gehuwden daarom niet de vrij
heid naar eigen goeddunken te handelen als
of zij geheel op eigen houtje zouden kunnen
bepalen welke weg zij zedelijk verantwoord
kunnen gaan. Zij moeten daarentegen hun
handelen overeenbrengen met de wil van de
goddelijke Schepper, welke tot uitdrukking
komt in het wezen van het huwelijk en van
de huwelijksdaad en welke verkondigd wordt
in de onveranderlijke leer der kerk.
11. De daden, waarbij de gehuwden zich
in kuise liefde verenigen en het menselijk le
ven wordt doorgegeven zijn, zoals het
concilie in herinnering heeft gebracht, „zede-
delijk geoorloofd en in overeenstemming met
de menselijke waardigheid." Zij verliezen
hun rechtvaardiging niet, wanneer zij door
oorzaken die buiten de wil der gehuwden lig
gen, naar verwacht mag worden, onvrucht
baar zullen zijn: immers zij blijven geor
dend op de uiting en de bevestiging van hun
liefde. Feit is, en de ervaring leert het, dat
niet iedere echtelijke ontmoeting leidt tot
nieuw léven. In zijn wijsheid heeft God de
wetten en periode van onvruchtbaarheid zo
vastgesteld, dat op zichzelf reeds tussenpozen
tussen de opeenvolgende geboorten ontstaan.
Wanneer de kerk de mens voorhoudt de nor
men van de natuurwet in acht te nemen, zo
als zij die door haar onveranderlijke leer
verklaart dan leert zij dat welke huwelijks
daad ook (quilibet matrimonii usus) open
moet blijven voor het doorgeven van leven.
12. Deze leer, door het kerkelijk leergezag
reeds verschillende malen uiteengezet, be
rust op de onverbrekelijke band van de twee
voudige betekenis van de huwelijksdaad, die
door God is gewild en die de mens,niet ei
genmachtig kan opheffen, namelijk de een
wording in liefde en de voortplanting.
Terwijl de huwelijksdaad de gehuwden op
de innigste wijze vereist, stelt zij door haar
structuur zelf hen in staat nieuw leven te
verwekken overeenkomstig de wetten, die in
het wezen zelf van de man en de vrouw ge
schreven staan. Alleen door aan deze twee
wezenlijke aspecten vast te houden, namelijk
de eenwording in liefde en de procreatie, be
waart de huwelijksdaad ten volle de zin der
wederzijdse en ware liefde evenals haar ge
richtheid op de hoge roeping van de mens tot
het ouderschap. Wij zijn de mening toege
daan, dat zeker de mens van tegenwoordig
in staat is het zo diep wijze karakter, dat
overeenstemt met het wezen mens, van dit
basisbeginsel te verstaan. m
13. Men wijst er namelijk terecht op, dat
de huwelijksdaad die aan de partner wordt
opgedrongen zonder dat rekening wordt ge
houden met zijn toestand en zijn rechtvaar
dige wensen, géén liefdesdaad is, en daarom
ook in strijd met de eis van een juiste zede
lijke orde in 'de onderlinge relatie der gehuw
den. Zo zal men, hoe meer men erover na
denkt, moeten erkennen dat de daad van we
derzijdse liefde, die de mogelijkheid van door
gave te niet doet van nieuw leven, welke de
Schepper krachtens bijzondere wetten daarin
heeft vastgelegd, in tegenspraak is met de
eigen innerlijke structuur van het huwelijk
en met de wil van de oorsprong van het le
ven. Wanneer men, al is het maar gedeelte
lijk, de wezensinhoud en doelstelling van dit
goddelijk geschenk te niet doet, dan wil dat
niet anders zeggen dan dat men daardoor
handelt in strijd met het wezen van de man
en de vrouw en van hun innigste betrekkin
gen en daarmee tevens in strijd met 't schep
pingsplan en de wil van God. Wanneer men
daarentegen van 't geschenk der echtelijke
liefde gebruik maakt en daarbij de wetten van
het voortplantingsproces respecteert, dan be
tekent dit, dat men zich niet beschouwt als
meester of de oorsprong van het menselijk le
ven, maar veeleer als dienaar van het schep
pingsplan, dat de Schepper heeft opgesteld.
Evenmin namelijk als de mens een onbe
perkt beschikkingsrecht heeft over zijn li
chaam, heeft hij om bijzondere redenen dit
ten aanzien van het vermogen tot voortplan
ting als zodanig en wel vanwege zijn inner
lijke gerichtheid op het verwekken van leven,
welks zijnsgrond God is. „Het menselijk le
ven is heilig", herinnert Joannes XXIII,
„vanaf zijn eerste begin en het vereist het di
recte scheppende ingrijpen van God".
14. In overeenstemming met deze grond
beginselen van de menselijke en christelijke
huwelijksopvatting moeten wij opnieuw ver
klaren, dat de directe onderbreking van het
reeds begonnen voortplantingsproces en voor
al de directe gewilde abortus provocatus, ook
wanneer deze om therapeutische redenen
wordt verricht, als geoorloofde middelen tot
geboortenregeling absoluut zijn uit te sluiten.
Evenzo dienen, zoals het leergezag reeds
meermalen heeft verklaard, de rechtstreek
se, blijvende of tijdelijke sterilisatie van man
of vrouw te worden uitgesloten. Bovendien
mo'et elke handeling worden uitgesloten die,
voorafgaande aan de huwelijksdaad, tijdens
de voltrekking ervan of daarna, ten doel heeft
't verloop van haar natuurlijke uitwerking te
verhinderen. Evenmin kan men ter rechtvaar
diging van de opzettelijke onvruchtbaar ge
maakte huwelijksdaad het beginsel van het
geringe kwaad aanvoeren. Onjuist is evenzeer
de opvatting, dat deze huwelijksdaad met
voorafgaande of nog volgende vruchtbare hu
welijksdaden één geheel vormt en daarom
aan hun unieke en identieke zedelijke goed
heid deelheeft, 't Kan dan al soms geoorloofd
zijn 'n zedélijk kwaad op de koop toe te nemen
teneinde een nog groter kwaad te verhinde
ren of een hoger zedelijk goed te bevorderen,
het is toch niet geoorloofd ook niet om
zwaarwegende redenen het zedelijk kwade
te doen, opdat daaruit het goede zou voortko
men. Men mag dus het zedelijk kwaad niet
maken tot object van een positieve wilsdaad.
Want dit betekent wanorde en is daarom de
menselijke persoon onwaardig, ook al ge
beurt het met de bedoeling het welzijn van
de persoon, het gezin of van de maatschappij
te beschermen of te bevorderen. Het is daar
om een dwaling te geloven, dat een huwelijks
daad, die met opzet onvruchtbaar is gemaakt
en daarom krachtens haar wezen zedelijk on
geoorloofd, een zedelijk geoorloofde daad zou
kunnen worden, omdat het huwelijksleven in
zijn totaliteit op vruchtbaarheid gericht is.
15. De kerk beschouwt daarentegen de toepas
sing van therapeutische middelen, die voor de
genezing van ziekten van het organisme nood
zakelijk zijn, over het algemeen niet als on
geoorloofd, zelfs niet wanneer daardoor naar
alle waarschijnlijkheid onvruchtbaarheid
wordt veroorzaakt, zolang tenminste die on
vruchtbaarheid om welke reden dan ook niel
rechtstreeks gewild wordt.
16. Tegen deze leer der Kerk over de hu
welijksmoraal werpt men tegenwoordig op
wij hebben hierop eerder al gewezen
dat de geestelijke krachten van de mens hel
voorrecht bezitten om de krachten die de na
tuur aanbiedt, te beheersen en te ordenen
naar het menselijk welzijn. Nu poneert men
her en der de vraag of het in de onderha
vige situatie niet verstandig zou zijn in ver
schillende gevallen op kunstmatige geboorte
regeling terug te vallen, wanneer men daar
mee harmonie en vrede in het gezin en be
tere voorwaarden voor de opvoeding van de
reeds geboren kinderen bewerkt. Op deze
vraagstelling moet een duidelijk antwoord ge
geven worden: de kerk is de eerste, wanneer
het erom gaat het vernuft in te schakelen en
te bevorderen voor een activiteit, welke het
met het verstand begaafde wezen zo nauw
aan zijn Schepper bindt, maar zij stelt met
alle duidelijkheid vast, dat dit slechts in eer
bied voor de door God vastgelegde ordening
kan geschieden.
Wanneer dus ernstige beweegredenen,
omwille van de lichamelijke of geestelijke
toestand der gehuwden of omwille van uiter
lijke omstandigheden, aanwezig zijn om tus
sen de geboorten een pauze in te lassen, dan
is het volgens de kerkelijke leer geoorloofd
zich voor 't huwelijksgebruik in de onvrucht
bare perioden te houden aan de natuurlijke,
aan de voortplantingsprocedure inherente
wetmatigheid, teneinde zo de geboorten te re
gelen zonder de zedelijke grondslag geweld
aan te doen, zoals wij die bij deze gelegen
heid in herinnering hebben geroepen.
De kerk blijft zichzelf in haar leer getrouw,
wanneer zij het gebruik van de onvruchtbare
perioden geoorloofd acht, terwijl zij 't gebruik
van middelen, die zich direct tegen
vruchtbaarheid keren, als ongeoorloofd ver
oordeelt zoals zij steeds al gedaan heeft
ook dan, wanneer dit gebruik wordt ingege
ven door beweegredenen die zedelijk geoor
loofd en ernstig kunnen schijnen. In werke
lijkheid namelijk bestaan er tussen beide ge
vallen wezenlijke Verschillen. In het eerste
getfal maken de gehuwden gebruik van de na
tuurlijke situatie in het andere geval beletten
zij het verloop van het natuurlijke proces. Het
is ^uist, dat de gehuwden'zowel in het ene
als in het andere geval door een positief wils
besluit overeenkomen verdere kinderen om
voldoende redenen uit te sluiten, doordat zij
naar een zeker middel zoeken om nieuwe
zwangerschap inderdaad uit te sluiten. Maar
het is van de andere kant ook juist, dat de
gehuwden alleen maar in het éérste geval
van het huwelijksgebruik afzien in de vrucht
bare periode, wanneer procreatie om gerecht
vaardigde redenen niet gewenst is, terwijl zij
dan in de onvruchtbare perioden de huwe
lijksdaad voltrekken als getuigenis van hun
liefde en de bescherming van hun trouw. Door
hun gedrag leveren zij het bewijs van een
waariijke, zedelijk volmaakte liefde.
17. Ieder weldenkend mens kan zich nog
beter van de gegrondheid van de leer der
kerk op dit gebied overtuigen, wanneer hij
zich tot nadenken zet over de gevolgen, die
uit methoden tot kunstmatige geboortenrege
ling zullen voortvloeien. Om te beginnen
moet hij maar eens bedenken wat voor een
brede en gemakkelijke weg op die manier zou
worden opengesteld voor de huwelijkson
trouw en voor het algemene zedenverval. Men
behoeft waarachtig geen grote ervaring te
hebben om de menselijke zwakheid te kennen
en om in te zien dat de mensen en heel in het
bijzonder de jeugd, die op dit punt zo kwets
baar is, er behoefte aan hebben dat hun
moed wordt ingesproken om toch vooral
trouw te blijven aan de zedenwet. En dat men
vooral geen gemakkelijke middelen moet
aanbieden om de wet te overtreden. Verder
staat ook te vrezen dat als de man eenmaal
aan anticonceptionele middelen gewend is ge
raakt, hij tenslotte er toe zal komen, zonder
zich verder om haar fysiek en psychisch even
wicht te bekommeren, de vrouw louter te be
schouwen als een middel tot egoïstische be
vrediging en niet meer als zijn geëerbiedigde
en geliefde levensgezellin. Laat men ook
maar eens nadenken over het gevaarlijke wa
pen,-dat men de burgerlijke overheid als het
ware in handen zou geven als deze zich niet
erg veel aan de zedelijke eisen gelegen laat
liggen. Wie zou zulk een regeringsinstantie
kunnen verwijten wanneer zij voor de oplos
sing van massaproblemen gebruik zou ma
ken van de erkende permissie, gegeven aan
echtgenoten voor de oplossing van 't gezins
probleem? Wie zal de regeringen ervan weer
houden als zij dit voor hun volkeren noodza
kelijk achten, de meest effectieve methoden
van anticonceptie te bevorderen of zelfs
dwingend op te leggen? Op die manier zou
iedereen, die juist individueel, in gezinsver
band of in maatschappelijk verband de
moeilijkheden zou willen ontlopen, welke men
bij het naleven van de goddelijke wet tegen
komt, aan de willekeurige bemoeiing van de
meest persoonlijke sector, die het meest aan
de huwelijksintimiteit is voorbehouden.
Indien men derhalve de opdracht tot
vruchtbaarheid niet aan de willekeur van
mensen wil overlaten, dan moet men ook
consequent de niet te overschrijden grenzen
erkennen, die zijn gesteld aan de macht wel
ke de mens heeft over zijn lichaam en de
functies ervan. Het zijn grenzen die geen en
kel mens, of hij nu gewoon particulier is of
met gezag bekleed, het recht heeft te force
ren. En deze grenzen kunnen alleen vastge
steld worden door de eerbied, die men aan
de onaantastbaarheid van het menselijk orga
nisme en zijn functies verschuldigd is, geheel
volgens de beginselen die hier reeds zijn uit
eengezet en die door onze voorganger Pius
XII zijn uiteengezet volgens de juiste inter
pretatie van het „totaliteitsbeginsel".
- 13. Het is te verwachten, dat deze leer mis
schien niet door allen gemakkelijk wordt aan
vaard. Er zijn al te veel stemmen zij wor
den door de huidige propagandamiddelen nog
vermeerderd die zich verzetten tegen de
stem der kerk. Om de waarheid te zeggen,
het verrast de kerk niet, wanneer zij even
als haar goddelijke stichter „tot teken van te
genspraak" wordt. Zij laat zich echter op
geen enkele manier ervan weerhouden om
deemoedig en standvastig de hele zedenwet,
de natuurlijke zedenwet zowel als die van het
evangelie, te verkondigen. De kerk is niet de
maakster ervan, noch van de ene wet noch
van de andere, en zij kan er daarom niet
over beslissen zij bewaart slechts de wet en
legt haar uit zonder daarbij ooit geoorloofd te
kunnen verklaren wat vanwege zijn innerlijke
en onveranderlijke tegenstelling tot het ware
goed der mensen nooit geoorloofd is.
Bij de verdediging van de huwelijksmoraal
in haar totaliteit is de kerk er zich van be
wust bij te dragen tot het herstel van een
waarachtig menswaardige cultuur. Zij ver
plicht de mensen ertoe zich niet aan de eigen
verantwoordelijkheid te onttrekken en zich
over te geven aan technische middelen. Zij
verdedigt daarmee de waardigheid der ge
huwden. In de trouw aan de leer en het
voorbeeld van de Verlosser bewijst de kerk
te zijn de ware en onzelfzuchtige vriendin
der mensen, die hen helpen wil op him aard
se pelgrimstocht om „als kinderen deel te
hebben aan het leven van de levende God,
van de Vader van alle mensen".
De pauselijke encycliek „Humanae Vitae"
veel consequenties heeft voor de mens-
gewekt en dat kon ook niet anders. Zel
den immers is er een stuk verschenen
dat zo diep (en voor de rooms-katholie-
ken: met zoveel gezag) ingrijpt in het
persoonlijke leven èn dat bovendien zo-
van het menselijk leven, heeft beroering
heid als geheel, de volkeren, heel de we
reld. Want huwelijk, voortplanting en
geboorte zijn niet alleen begrippen van
geestelijk-zedelijke aard of alleen maar
biologische verschijnselen wereldpoli
tieke vraagstukken hangen hiermee sa
men en het levensgeluk van miljoenen
is met deze vragen verbonden.
Een groot deel van de felle kritiek is juist
op die wereldwijde betekenis van de en
cycliek gericht geweest naar ons ge
voelen ten onrechte. Het is dwaasheid
te suggereren dat de paus blind zou zijn
voor de problemen van overbevolking
met alle daaraan verbonden ellende van
honger en'verpaupering; dat hij blind
zou zijn voor de veranderende levenstijl,
levensgewoonten en levensmogelijkheden
in de ontwikkelde landen; dat hij terug
wil naar het grote gezin en geen oog zou
hebben voor wat men aanduidt als „ver
antwoord ouderschap" en voor de beslis
sing van het eigen geweten. Wie zo oor
deelt heeft deze encycliek of helemaal
niet gelezen (die indruk krijgt men
soms!) of niet onbevooroordeeld gelezen.
Maar dit alles raakt de kern van de
zaak niet. Het gaat in deze encycliek
allereerst over geestelijk-zedelijke waar
den en daarbij staat de paus een ideaal
voor ogen dat inderdaad een nastrevens
waard ideaal is. Zijn redenering is deze:
twee gehuwde mensen vinden samen
hun hoogste eenheid in de huwelijksdaad
en dat is goed want in deze eenheid zijn
zij een afspiegeling van Christus als de
bruidegom en Zijn gemeente als bruid.
Maar de liefdesdaad is meer: zij is te
vens gericht op het doorgeven van nieuw
leven. Zo heeft God het in Zijn schepping
gelegd en zo is het goed. Waarbij Hij in
Zijn wijsheid de vrouw zo geschapen
heeft dat zij perioden van onvruchtbaar
heid kent, zodat niet iedere liefdesdaad
ook werkelijk nieuw leven tot gevolg
heeft. En van die door God gegeven mo
gelijkheid mag de mens gebruik maken.
Moét de mens ook gebruik maken, want
een verantwoord ouderschap vraagt dat
in deze tijd. Dat is geen gemakkelijke
opgave het wordt in de encycliek
met zoveel woorden gezegd. Maar een
mensenpaar dat biddend de kracht kan
opbrengen zo te leven dat zijn geeste
lijk en zedelijk sterke mensen. En tot
zulk een leven roept de paus zijn gelovi
gen op.
Door deze redenering wordt elk mid
del veroordeeld dat op welke wijze dan
ook gericht is op het voorkomen van
zwangerschap, want dan immers stelt
men zich buiten de van God gegeven
scheppingsordening en verbreekt men de
twee-eenheid van de liefdesdaad, want
men maakt het doorgeven van leven los
van de eenheid-in-liefde tussen man en
vrouw. Waarbij dan bovendien nog ko
men alle gevaren die de paus signaleert:
het gevaar dat de jeugd misbruik gaat
maken van de pil; het gevaar dat de
overheid die pil gaat misbruiken en re
gelend gaat optreden op een terrein dat
tot de verantwoordelijkheid van de indi
vidu behoort; het gevaar dat de liefdes
daad niet anders meer zal zijn dan een
bevrediging van seksuele behoefte en al
lerminst een afspiegeling van de ver
houding tussen Christus en Zijn gemeen
te.
Die gevaren zijn levensgroot laten
we er geen doekjes om winden. Men
mag er paus Paulus dankbaar voor zijn
dat hij ze zo gesteld heeft. Desondafiks
blijft de vraag over of het uitgangspunt
van deze encycliek juist is: is die twee
eenheid van de liefdesdaad een theolo-
gisch-juiste, een bijbelse gedachte? Dat
nu wordt door vele theologen betwijfeld
en wij zijn het met die twijfel eens. We
geloven dat, als men de huwelijksdaad
onvoorwaardelijk vastkoppelt aan de
procreatie, de voortplanting, dat men
dan het huwelijk te kort doet. Het huwe
lijk tussen man en vrouw vindt zijn
hoogste bekroning in de eenwording en
die eenwording mag daarom doel op
zichzelf zijn om de liefde te bekronen.
De beslissing om in en door die huwe
lijksdaad tevens nieuw leven te wekken
zal telkens en telkens weer moeten wor
den genomen. Tot die conclusie moet de
paus trouwens zelf ook komen in zijn
encycliek, want zonder die beslissing is
het ook door hem voorgestane verant
woorde ouderschap immers niet moge
lijk.
Paus Paulus heeft een nadere studie
over liefde en huwelijk aangekondigd
men mag hopen dat dat nadere beraad
tot de slotsom zal voeren dat de huidige
visie op de huwelijksdaad niet op bijbel
se gronden kan worden verdedigd. Dat
liefde en huwelijk waard zijn anders be
keken te worden. Voor miljoenen die
met hun leven ernst maken zal een an
der pauselijk geluid tot grote vreugde
stemmen.
Here, ik heb geen mens om mij
te werpen in het badwater.
Joh. 5 vers 7
De tekstwoorden die hierboven staan,
zijn het antwoord op een vraag van de
Here Jezus. In dit antwoord geeft de
man" zich bloot. Hij laat zijn eenzaam
heid zien: ik heb geen mens.
Toch is Jeruzalem vol mensen, de za
len van Bethesda liggen vol; maar te
midden van zovelen is er één, die nie
mand heeft. Niemand ziet naar hem
om. Vrienden van vroeger zijn wegge
gaan, zijn hem vergeten.
Achtendertig jaar is een lange tijd.
Zeker als je ziek bent. Achtendertig
jaar; zon op, zon onder en
iedere dag weer hetzelfde: liggen,
wachten, liggen wachten. En nu is Je
zus gekomen!
De Here Jezus kijkt naar hem; vraagt
hem: „Wilt ge gezond worden?" Al de
nood van zijn vereenzaamd liggen, heel
de ellende van zijn uitzichtloos ziekzijn
ligt opgesloten in zijn antwoord: ik heb
geen mens. Ik ben verlamd en daar is
het water. Ik heb gezien dat gezond
werden die erin sprongen, die erin ge
dragen werden. Maar ik heb geen mens:
Ik kan niet komen bij de bron van nieu
we levenskracht. Niemand brengt me
daar. Al mijn hoop is me ontvallen, ge
doofd: ik heb geen mens. Niemand zorgt
voor me.
Zo erg, zo eenzaam kan een mens we
zen. Zo alleen, zo uitgerangeerd; zo
moedeloos, zo zonder uitzicht.
Mensenhulp houdt eens op, komt aan
een eind. Nu staat de Here Jezus naast
hem. De Here Jezus heeft hem ge
vraagd: wilt ge gezond worden? Hij
heeft geantwoord. Nu is het wonder,
dat de geschiedenis verder gaat. Met
het antwoord van de zieke neemt de
Here Jezus geen genoegen. Voor Hem
is dit niet het eind. Het wonder van
het Evangelie is telkens weer, dat het
verdergaat, als mensen aan het eind
zijn gekomen. Als alle hoop me geheel
ontvalt, opent de Here Jezus een weg.
Hij is de weg. Waar Hij spreekt, spreekt
Hij met volmacht. „Sta op, neem uw
bed op en wandel!" Het gebeurt, zoals
Jezus het zegt.
Achtendertig jaar is een lange tijd.
Al die tijd, had de man zijn God verge
ten. Hij had naar mensen gezien. Hij
kon zichzelf niet helpen, 'n ander kwam
niet om hem te helpen. Hij was zijn
God kwijt. Toen hij God vergat, bleef
er geen mens over. Toen Hij in Chris
tus God als mens ontmoette, ging de
weg naar het leven voor hem open.
Kent u deze Jezus? Door Hem is de
weg van hoop geopend, Hij zelf is de
weg naar het leven.
Renswoude,
ds. L. v. d. Peut.