Op grond van de
bijbel praten
over apartheid
„Humanae Vitae" stelt vragen
aan ieder persoonlijk
Gereformeerde Oecumenische Synode in Lunteren
PREEK OVER
PAUSELIJKE
ENCYCLIEK
Het getuigenis
van am figuur
op de achtergrond
Volle agenda
Uniek
Uit 32 landen
Een foto die dui
delijk blijk geeft,
dat we in Lunteren te
doen hebben met een
oecumenische synode
en met een wereld
wijde synode, ook al
staan er dan twee
Apeldoornse predi
kanten op. Links op
de foto drs. G. Y. Vel-
lenga, een van de
ver t ege n woordige rs
van de Gereformeerde
Kerken in Nederland,
rechts ds. J. H. Vele-
ma, afgevaardigde van
de Christelijke Gere
formeerde Kerken en
in het midden dr. J. D.
Vorster die de Neder
duits Gereformeerde
Kerk m Zuid-Afrika
vertegenwoordigt en
die als een van de
belangrijkste voor
standers van de
apartheidspol itiek
wo rdt beschouwd.
Maar gistermorgen
waren ze in de kof
fiekamer van „De
Blije Werelt" broe
derlijk bijeen, want
zo is gelukkig de sfeer
op deze syncde.
„Och, was mijn heer maar bij
de profeet in Sammaria, dan
zou deze Ijem wel van zijn
melaatsheid verlossen
2 Kon. 5:3.
Deze woorden sprak een eenvoudig
Joods meisje eens tot haar meesteres,
mevrouw NaSman, echtgenote van een
beroemde Syrische generaal. Er heerste
grote verslagenheid bij de familie
Naaman. De generaal was aangetast
door de vreselijke ziekte de metaats-
heid, een vrijwel ongeneeslijke kwaal.
Geen wonder dat er grote droefheid
bij de Naamans. De generaal liep
nil de dood in zijn schoenen. Want er
was geen hulp voorhanden. Een hope
loos geval!
Maar wat wil het geval? Op één
van de strooptochten hadden de Syriërs
een jong meisje uit het land van Is
raël gevangen meegevoerd. Dit Joodse
meisje nu was in dienst bij mevrouw
Naaman. En van haar meesteres hoor
de zij van de vreselijke kwaal, waar
aan de generaal leed. Bovendien dat
tegen deze ziekte geen lcruiden gewas
sen waren. En toen zei dat meisje tot
haar mevrouw: „Och, was mijn heer
maar bij de profeet in Samaria, dan
zou deze hem wel van zijn melaats
heid verlossen".
Welk een meeleven van dit meisje
met haar heer. Ze heeft zelf heel veel
leed in haar leven. Ze is toch ver van
haar vaderland, ver van haar familie
en ze moet hier in den vreemde dienst
doen als slavin. Maar aan haar eigen
leed denkt ze niet eens zo zeer. Ze is
diep bewogen met het lot van haar
heer, de Syrische generaal. Ze as niet
vervuld met wraakgevoelens. Ze zegt
niet: „Lekker, nu heeft hij zijn ver
diende loon. Dan had hij me maar niet
als buit moeten meevoeren". Ze heeft
alleen intens medelijden met Naaman.
En daarom spreekt ze tot haar me
vrouw over Elisa, de profeet in Sama
ria. Die zal de generaal zeker van zijn
melaatsheid kunnen genezen.
Wat een geloof heeft dit meisje, dat
een zo ondergeschikte plaats inneemt,
dit meisje op de achtergrond, in de
God van Israël, in wiens dienst de pro
feet van Samaria staat. Dit meisje
weet van de God van Israël, weet van
de macht van de God van Israël, de
enige, die redden kan. Zo staat het
voor haar onomstotelijk vast.
Ze twijfelt er geen ogenblik aan of
Elisa kan Naaman hèlpen .Wat een
getuigenis van dit meisje op de achter
grond. Is het niet om beschaamd te
worden?
Intussen, wat een zegen als we in
onze jeugd, als kind gehoord hebben
van de grote werken Gods. Wat kan
reeds een kind, als het gehoord heeft
van de grote werken Gods, als de
ouders hun roeping ten aanzien van
hun kinderen niet verwaarloosd heb
ben tot een zegen voor een ander zijn.
Die Syrische generaal werd door een
eenvoudig Joods meisje op de profeet
in Israël gewezen. Dat jonge meisje
werd in de hand van God een middel
om die Syrische generaal te verlossen
van zijn melaatsheid. Dat meisje
heeft de zaak helemaal niet gefor
ceerd, maar op het juiste ogenblik
heeft zij de kans, haar van God gege
ven, aangegrepen en op de plaats, waar
m toen gesteld was, getuigd van de
levende God, de enige Redder voor een
mens in nood.
Om dit eenvoudig getuigen gaat het.
U behoeft niet naar Indonesië of Afri
ka te gaan om te getuigen. Ook in uw
eigen omgeving, op de plaats waar ge
staat, zijn er vaak gelegenheden genoeg
om te getuigen. Misschien vindt u van
uzelf, dat u ook maar een figuur op
de achtergrond bent. Maar dat is van
geen doorslaggevende betekenis.. Want
ook figuren op de achtergrond kunnen
een belangrike rol spelen in de sa
menleving bij het doorgeven van het
evangelie.
Bent u ook al zo'n heenwijzing tot
de Here Jezus? Of is Hij voor u zelf
nog geen levende werkelijkheid? Wilt
u zich dit dan eens in alle ernst af
vragen?
Intussen wil het hiervoren geschre
ven woord voor allen, die het moeilijk
hebben, die met hun leven in de knoop
zitten, voor alle lastdragers en dra
gen we niet allen de last der zonde
mee? een heenwijzing zijn tot de
Here Jezus: Gaat tot Hem, de Hei
land der wereld, de Verlosser van* zon
daren, de redder in de nood. Die zal
u zeker helpen. En een vrede, die alle
verstand te boven gaat, zal uw deel
worden I
Rhenen. Ds. N. Kooreman.
Dc apartheidspolitiek zoals die door de rege
ring van Zuid-Afrika wordt bedreven, is een
'vorm van rassendiscriminatie zo wordt
het wel in bijna heel de wereld gezien. Niet
een kwaadaardige vorm: juist in deze dagen
worden we in het Biafra-conflict geconfron
teerd met het lot van de Ibo's en wordt ons
duidelijk dat niet in de laatste plaats in de
„gekleurde wereld" een rassenvijandschap
bestaat die doet huiveren. Juist uit die we
reld komen dikwijls wel de. felste protesten
tegen wat in Zuid-Afrika gebeurt, maar dat
is meer een politiek spel dan edele veront
waardiging. Net zoals het van Rusland en
andere communistische lénden een politieke
manoeuvre is om zich met veel tamtam ach
ter die protesten te plaatsen.
Die eerlijke verontwaardiging over wat in
Zuid-Afrika gebeurt bestaat wél in Neder
land. In de eerste plaats waarschijnlijk om
dat wij ons nog steeds verwant voelen met
de Zuidafrikaandcrs. maar ook omdat 't ons
hindert dat juist dc kerken in Zuid-Afrika
voedster en hoedster zijn van deze apart
heidspolitiek en dat zij die op b'ijbelse gron
den verdedigen. De Nederduits Gerefor
meerde Kerk in Zuid-Afrika, veruit de
invloedrijkste in dat land, is nauw verwant
aan onze gereformeerde kerken en velen
vragen zich af hoe het mogelijk is dat ker
ken op een bepaald punt zo uit elkaar kun
nen groeien.
Daarmee is men clan op het punt waarom
de Gereformeerde Oecumenische Synode, die
deze en volgende week in Lunteren wordt ge
houden, zo algemeen de aandacht trekt en zo
spectaculairgenoemd wordt. Daar namelijk
ontmoeten deze kerken elkaar (en dat op het
allerhoogste niveau, om het eens wat onker
kelijk te zeggen) en op de agenda staat als
verreweg de belangrijkste vraag hoe de ge
reformeerde kerken overal ter wereld het
rassenvraagstuk dienen te bezien. Daar zul
len in één commissie zitting hebben prof. dr.
J. Verkuyl, zendingshoogleraar aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam en een kenner
van de rassenproblemen bij uitstek, en dr.
J. D. Vorster, actuarius van de generale sy
node van de Nederduits Gereformeerde Kerk
van Zuid-Afrika, broer van de huidige Zuid-
afrikaanse premier en een van de grondleg
gers van de apartheidspolitiek. Met anderen
samen zullen zij moeten trachten tot 'n eens
luidend antwoord te komen en dat niet op
een vage, dubbelzinnige manier maar klaar
en duidelijk. Met minder zullen de gerefor
meerden in Nederland geen genoegen nemen:
niet voor niets lagen er bij de ingekomen
stukken zestig adressen van evenzovele ge
reformeerde classes over deze zaak en zes
tig maal werd van deze Oecumenische Syno
de gevraagd duidelijk stelling te nemen tegen
wat in Zuid-Afrika gebeurt.
ka en zoveel andere landen hier samen? Wat
is eigenlijk een Gereformeerde Oecumenische
Synode? Geen moeilijke vragen. Algemeen
bekend is dat de Gereformeerde Kerken in
Nederland en ook de Chr. Ger. Kerken sinds
vele jaren grote zendingsactiviteiten aan de
dag gelegd hebben. En ook dat Gerefor
meerden nooit achter in de rij gestaan heb
ben voor de emigratieloketten. Altijd waren
zij ondernemende mensen die niet aarzelden
huis en haard te verlaten om in den vreemde
een nieuw bestaan te gaan opbouwen. Waar
bij zij als het ware hun kerk altijd hebben
meegenomen. Altijd staken zij in den vreem
de koppen bij elkaar, stichtten hun eigen
gemeente en beriepen als het kon een predi
kant uit Nederland om althans het geeste
lijk klimaat van hun geboorteland te kunnen
handhaven. Zo is er niets vreemds aan dat
voor deze synode een hoogleraar aan de
Theologische School te Geelong in Australië
tot praeses is gekozen, maar dat deze man
een volbloed Nederlander is, prof. dr. K.
Runia. geboren en getogen in het Friese Ou-
deschoot. En zo is er niets vreemds aan dat
het Nederlands op deze synode de voertaal, is,
ook al zijn er dan afgevaardigden uit 32 lan
den en moet- het Engels wel als „hulptaal"
worden aangewend.
Uit al deze zendingskerken en uit al deze
emigrantenkerken is deze synode gegroeid.
Omdat zij alle er behoefte aan hadden en
nog hebben om met elkaar de gezamenlijke
problematiek door te spreken. En ook al
om te voorkomen dat zij in leer en leven al
te ver uit elkaar groeien. Van die gezamen
lijke problematiek hebben we hier tot dus
verre de rassenkwestie alleen maar naar
voren gehaald, maar die rassenkwestie is
maar één punt op de volle agenda en voor
sommige afgevaardigden, bijvoorbeeld die
uit Indonesië, helemaal niet zo interessant
laten we ons dat wel realiseren. Van die 32
vertegenwoordigde kerken zijn er heel wat
die dat debat over de apartheidspolitiek als
een typisch Nederlands-Zuidafrikaanse aange
legenheid beschouwen, waarin ze zich niet
al te veel willen mengen.
Nu moet men dat woord „spectaculair"
dat nogal eens in verband met deze Synode
gebruikt wordt, niet al te „werelds" opvat
ten de vergadertechniek van een synode
is nu eenmaal een andere dan die van een
parlement of een politieke partij en de wijze
van discussiëren is anders. In zijn openings
woord formuleerde de Amsterdamse predi
kant ds. J. van Tuinen het aldus: „De afge
vaardigden spreken op deze synode niet als
leden van een politieke partij noch als die
van de staat of het parlement, maar als le
den der kerk. Dit geeft naast beperking een
nergens elders bekend perspectief. Misschien
nauwende rassenvraagstuk oplost. Als dat
geeft God een weg te ontdekken die het be
te danken zou zijn aan de kracht van het
evangelie van Jezus Christus, hoezeer zou
dan in alle werelddelen deze Heer om Zijn
verlossende daden geprezen worden!"
Zoals men ziet: het spectaculaire wordt
hier gezocht op een heel ander, een hoger
plan. Alleen trouwens op dat niveau is het
heden ten dage nog mogelijk om met verte
genwoordigers van Zuid-Afrika een eerlijk en
open gesprek te voeren over de apartheids
politiek. Zelfs in de UNO kan dat niet meer
daar is de zaak al te veel verpolitiekt.
Laat staan dat het nog in andere wereldor
ganisaties, zelfs in een Internationaal Olym
pisch Comité, mogelijk is. Wat dat betreft is
deze Gereformeerde Oecumenische Synode
inderdaad uniek.
Waarom kan dat hier in Lunteren op deze
Synode wel? Hoe komen Nederland en Afri
Er zijn andere punten waar men meer over
tobt. Een speciale commissie gaat zich bij
voorbeeld verdiepen in de problemen van
de polygamie. Vraag is namelijk hoe men
aan moet met mensen die polygamist waren
voordat ze zich tot het. christendom bekeer
den. In landen waar de Islam beleden wordt
doet zich dat keer op keer voor. Kan men
deze mensen en hun vrouwen en kinderen zo
in de kerk opnemen? Ze dopen? In een uit
voerig rapport over alle punten op de
agenda zijn namelijk al rapporten uitge
bracht, samen een boekwerk vormend van
234 pagina's is men tot de conclusie geko
men dat de doop van vroegere polygamis-
ten in bepaalde gevallen in overweging moet
worden genomen, waarbij dan wel de nadruk
moet worden gelegd op het feit dat de Bijbel
het monogame huwelijk als het ideale ziet.
Een andere commissie heeft zich verdiept
in de positie van de vrouw in de kerk
ook voor Nederland een belangrijk punt om
dat de Gereformeerde Kerken op het punt
staan de kerkelijke ambten ook voor vrou
wen open te stellen maar de uitvoering nog
hebben opgeschort in afwachting van het
gesprek op deze oecumenische synode. De
rapporteurs van deze synode zijn tot de
conclusie gekomen dat „het minste dat ge
zegd kan worden is, dat de Bijbel aan de
vrouw niet het recht ontzegt diacones of
vrouwelijke diaken te zijn. Op de vraag
of ook de andere ambten voor de vrouw
opengesteld moeten worden, dient de kerk
zich dieper te bezinnen, daarbij rekening
houdend met de eigen aard van de vrouw".
Een heet hangijzer is ook de verhouding
tot de Wereldraad van Kerken en tot de
ICCC, de Internationale Raad van Christe
lijke Kerken, die sterk tegen de Wereldraad
gekant is. De synode wil de kerken advise
ren zich noch bij de een noch bij de an
der aan te sluiten. Wel spoort zij krachtig
aan tot het oecumenisch gesprek, met de
Wereldraad dan vooral over fundamentele
vraagstukken.
Het zijn maar een paar punten van de ve
le die in „De Blije Werelt" in Lunteren gan
de orde komen we hebben maar een
greep gedaan. Volgende week zal men er tot
conclusies moeten komen en dan zal er nog
alle gelegenheid zijn om op allerlei punten
dieper in te gaan. Laat niemand verwachten
dat op deze synode het rassenvraagstuk zal
worden opgelost en dat er in Zuid-Afrika
plotseling een radicale ommezwaai zal wor
den gemaakt ook een synode is mensen
werk. Maar wel werk van serieuze mensen
die oprecht willen proberen in hun werk iets
van Gods blijde boodschap te laten zien.
Voor wie „De ^lije Werelt" een diepere be
tekenis heeft. En dat geeft hoop.
De eerste storm over de pauselijke encycliek
„Humanae Vltae" is uitgewoed. Niet dat het nu
allemaal pais en vree is of dat het laatste woord
over deze zaak is gesproken verre van dat.
Maar zjj die zich door het pauselijk standpunt
gegriefd voelden (en die grief nog zwaarder
lieten tellen door de manier waarop paus Paulus
VI tot zijn standpunt was gekomen: het ter zijde
schuiven van de gedachten van de meerder
heid). zij hebben hun eerste verontwaardiging
gelucht. Wat nu te doen overblijft is de be
zinning. Want dit pauselijke stuk ligt er, niemand
in de Rooms-Kathplieke Kerk kan het negeren, voor ieder,
geestelijke of leek, ligt de vraag hoe men hiermee verder moet.
Soms is gesuggereerd, dat vooral de geestelijkheid getracht heeft
met wat dubbelzinnige verklaringen zich onder het dilemma uit
te werken en dusdoende de gewone kerkleden weinig houvast
zouden bieden. Deze suggestie is onjuist tot die conclusie
zijn wij opnieuw gekomen toen we de preek onder ogen
kregen, die op zondag 4 augustus, dus onmiddel
lijk na het verschijnen van de encycliek, in de
Apeldoornse Mariaparochie is gehouden en die
was geformuleerd en op schrift gesteld door de
Apeldoornse deken Van Renswoude.
Deze preek heeft ons bijzonder geboeid, ener
zijds omdat hieruit dezelfde klemmende ernst
spreekt die ook het stuk van paus Paulus ken
merkt, anderzijds omdat hierin klare taal ge
sproken wordt over de gevolgen die deze en
cycliek behoort te hebben voor het leven van
iedere rooms-katholieke gelovige.
In deze preek is een zieleherder aan het woord die zijn mensen
niet in de kou laat staan. En omdat het hier gaat over een zaak
die toch wel het geweten van ieder mens mag beroeren, ook al
voelt hij zich dan niet gebonden aan pauselijke uitspraken,
daarom drukken wij hieronder de preek van deken Van Rens
woude in haar geheel af.
W/"einig woorden klinken de rooms-ka-
tholiekè christen vertrouwder in de
oren dan Jezus' uitspraak: „Gij zijt Pe
trus en op deze steenrots zal Ik mijn
Kerk bouwen". Wij geloven en het He
Vaticaans Concilie heeft dat nog eens uit
drukkelijk bevestigd dat deze plechtige
verklaring van Jezus, de Heer der Kerk,
niet alleen gold voor Petrus, maar ook
voor al zijn opvolgers.
Bij alle zoeken naar de Waarheid, naar
een houvast in het leven en naar een ver
antwoorde levenshouding, waartoe hij zo
als ieder mens allereerst zélf verplicht is,
is het voor de rooms-katholieke christen
altijd een bemoedigende gedachte geweest
dat er een laatste adres was voor het
juiste verstaan van het Woord van God,
een laatste en betrouwbare ankerplaats in
dat hoogste, alles samenbindende ambt
van de Stoel van Petrus wie er ook op
mocht zitten. Wij hebben dat ambt nooit
gezien als een toppunt van menselijke be
moeizucht, maar integendeel als een te
ken van GODS BARMHARTIGHEID en
waren ervan overtuigd dat „Gods kracht
zich eerst ten volle openbaarde in de
zwakheid" (II Kor. 12, 9) van die éne ge
lovige medebroeder-van-ons die door HEM
tot deze onvergelijkbare verantwoordelijk
heid werd geroepen.
In de afgelopen week nu hebben wij
ondervonden dat ook wijzelf ons aan
de rots van Petrus pijnlijk kunnen beze
ren. De Encycliek „Humanae Vitae" over
het vraagstuk van de geboorteregeling
heeft althans wanneer men afgaat op
de eerste reacties maar weinig vreug
de en waardering en véél verbazing, ont
stemming, verontwaardiging, spot en zelfs
fel protest uitgelokt. En dat alles kwam
deze keer niet alléén uit niet-katholieke
kring, maar ook van vele getrouwen uit
onze eigen Kerk, en lang niet van de eer
sten de besten.
De reacties lopen ver uiteen en liggen
tussen twee uitersten, n.l. van hen die er
de voorkeur aan geven smalend te spreken
over „die celibataire oude heer die op een
naïeve wijze zonder rekening te houden
met de acute noden op z'n eentje de
gewetens zit te binden"; maar er zijn er
ook en evenmin de eersten de besten
die spreken van een document van gro
te wijsheid, van een historische stellingna-
me waar latere geslachten deze verguis
de paus dankbaar voor zullen zijn.
De uitspraak van de paus is niet alleen
hét önderwerp-van-gesprek in uw gezin,
uw kennissenkring en van „the man in the
streef', maar het zal u zeker niet verwon
deren dat ze ook hevig bediscussieerd
wordt in de kring van de priester die zich
voor u verantwoordelijk voelen en van wie
velen in de loop der jaren bij de geestelij
ke begeleiding van de huwelijken en ge
zinnen met goed geweten en in goéd ver
trouwen een ruimere weg waren ingesla
gen.
Wij uw priesters kunnen moeilijk
vaststellen of u het nodig vindt of er be
lang in stelt kennis te nemen van ons
standpunt t.a.v. de pauselijke uitspraak.
U zou b.v. kunnen denken: „Och, Wat
de paus ook zegt, voor óns is dit al lang
geen probleem meer". Desondanks menen
wij tocht, dat u er recht op hebt te weten
hoe de priesters van uw parochie zich ten
aanzien van het pauselijk document heb
ben opgesteld.
Wij menen met deze uiteenzetting te
handelen in de geest van de voorlopige
verklaring die de Nederlandse bisschoppen
t.a.v. de Encycliek hebben afgelegd. Wij
zijn ons bewust dat wij op dit moment ze
ker niet al uw vragen kunnen beantwoor
den en dat een persoonlijk gesprek of een
gedachtenwisseling in kleine kring waar
schijnlijk een betere weg zou zijn maar
wij hopen toch dat een verklaring vanaf
de preekstoel in ieder geval enig goed
zou kunnen doen en voor sommigen mis
schien een steun zou kunnen zijn. U zult
het voor deze ene keer dan ook wel voor
lief nemen als dit wat langer uitvalt dan
een gewone preek.
W/ij zouden graag voorop willen stellen
dat naar onze overtuiging twee gees
teshoudingen fataal zijn voor een chris
ten. Allereerst de angst. Angst voor God
of angst voor de zonde kan nooit een
goede raadgeefster zijn bij het nemen van
gewetensbeslissingen. Het Evangelie is
immers bedoeld als een bigde Boodschap:
God is de Liefde, God is goed, God is
barmhartig en bereid alles te vergeven,
God wil alle mensen door en door geluk
kig maken. Met die zekerheid mag iedere
mens in alle onzekerheid en gewetens
nood rekening houden. De tweede ver
keerde instelling is de oppervlakkigheid.
Het Evangelie is niet bedoeld als een ge
makkelijke zaak. Het bindt ons er wél
op! Toen Jezus in de synagoge van Ka-
pernaüm zijn toehoorders voor een ge-
loofsbeslissing stelde, reageerden „vele van
zijn leerlingen: Deze taal stuit iemand
tegen de borst. Wie is nog in staat naar
Hem te luisteren? Maar Jezus vroeg hun:
Neemt gij daar aanstoot aan?" En daar
op vroeg Hij uitdrukkelijk aan de twaalf:
„Wilt ook gij soms weggaan?" (Joh. 6).
Het Evangelie verkondigt geen angst en
geen oppervlakkigheid, maar het vraagt
wél om ernst. En dat is een héél andere
zaak.
Daarom: als het door God ingestelde
wettige leergezag het moment gekomen
J. E. H. van Renswoude, deken van Apel
doorn.
acht om te spreken eist hetzelfde Evan-
gelie-van-Gods-Barmhartigheid dat wij
ernstig luisteren. Het doet er dan in eer
ste instantie weinig toe of wij hier te ma
ken hebben met een onfeilbare uitspraak
of niet; en of de discussie open blijft of
niet. Wij moeten éérst serieus luisteren
naar wat er wordt gezegd. En dat is geen
kleinigheid: Gezinsplanning is noodzake
lijk. maar zoals de zaken nu staan is pe
riodieke onthouding de enig geoorloofde
manier om het geboorte-aantal te regelen.
He eerste vraag die ,.nu gesteld moet
worden is niet: „Hoe kunnen wij
daar onder uit? Hoe kunnen wij toch nog
een rechtvaardiging vinden om op een
eenmaal ingeslagen weg voort te gaan?" De
eerste vraag moet zijn: „Kunnen wij
ook al kost het misschien grote moeite
in overeenstemming met deze uitspraak
leven en hoe kunnen we dat?"
Wij kunnen ons levensgroot indenken,
dat er dan echtparen zullen zijn, en mis
schien wel vele, die na er/stige overwe
ging tot de conclusie zullen komen: dat
kunnen wij beslist niet Tot deze mensen
maar niet minder tot u allen, zouden wij
willen zeggen: „Het staat voor ons, uw
priesters, vast dat de allerlaatste vraag
die God aan de mens zal stellen, niet
luidt: „Heb jè volgens de Wet en de voor-
kunnen wij beslist niet! Tot deze mensen
schriften geloeefd?", maar: „Heb je ge
leefd in overeenstemming met je eigen
geweten?" Dit houdt naar onze mening
óók in, dat iemand of een echtpaar om
medische, sociale, economische of andere
redenen in een acute nood kan komen te
verkeren, waardoor hij voor zichzelf geen
enkele mogelijkheid ziet om zich te houden
aan de gangbare en vastgestelde normen.
Wanneer ik dan in volstrekte eerlijkheid
tegenover God en mijn geweten kan ge
tuigen, dat ik niet handel uit zelfzucht, ge
makzucht, onnadenkendheid of andere
kwalijke motieven, dan zal ik voor God
en voor niemand mijn ogen hoeven neer te
slaan. Dit is overigens een stelregel die
niet nu is uitgevonden, maar altgd heeft
gegolden en waarop men zich ook nu mag
beroepen.
„Leven volgens eigen geweten" is een
juist en onaanvechtbaar beginsel, maar
er moet wél worden bij gezegd, dat men
zich op dit beginsel pas beroepen mag,
wanneer men serieuze en volgehouden po
gingen heeft gedaan dat geweten op een
juiste wijze te vormen. Wij menen dat de
Encycliek welke bezwaren men er ook
tegen meent te kunnen inbrengen en hoe
hard ze ook aankomt allereerst bedoeld
is als een handreiking om te komen tot
een juiste gewetensvorming inzake de hu
welijksliefde en de huwelijksbeleving. De
prachtige passages over het wezen en de
betekenis van de liefde en over de eer
bied voor de vrouw zullen u daarvan wel
licht kunnen overtuigen. Maar er is nog
iets anders: de Encycliek geeft niet alleen
een voor velen pijnlijk en voor anderen
wel wat laat antwoord op vragen waar
mee wij sinds jaar en dag rondlopen,
maar ze stelt ook vragen aan ons, die wij
moeten beantwoorden. Onder andere:
Is het niet de hoogste tijd ons af te
vragen of wij niet bezig zijn ondanks
vele goede bedoelingen zelfs een mo
rele vrijheid na te jagen, die tenslotte
geen of weinig normen meer wil aan
vaarden en die ons, in plaats van naar
een waarachtig geluk, eerder leidt naar
een onoverzienbare chaos?
Zijn wij niet een goed stuk op weg het
wezen van de liefde te miskennen, die
toch zeker niet in de laatste plaats hier
in bestaat dat zij bereid is zich omwil
le van het geluk van de ander beperkin
gen op te leggen en juist daardoor
door het offer tot echt menselijke
liefde wordt?
En wanneer wij. zonder ons te willen
bezinnen, op de ingeslagen weg zouden
voortgaan, dwingen wij ónszeif dan niet
excuses te gaan zoeken voor praktijken,
die onmiddellijk binnen ons bereik ko
men, als b.v. vóór-echtelijk geslachts
verkeer, buiten-echtelijke liefde en vlot
te echtscheiding?
- Het Vrije Volk veroorlooft zich de
paus te beschuldigen van bedrijfsblind
heid. Mag de vraag dan ook gesteld wor
den of wij op onze beurt niet in bedrijfs
blindheid vervallen, wanneer wij menen
dat gezinsplanning en geboorteregeling
waarvan ook de paus erkent dat ze
noodzakelijk zijn probleem-nummer
één zijn, dat moet worden opgelost om
te komen tot een beter leefbare wereld?
Paus Paulus die (vergeten we dat voor
al niet op dit moment) óók de Ency
cliek „Over de Vooruitgang der Volke
ren" op zijn naam heeft staan en daar
voor de unanieme lof van héél de we
reld ontving, stelt hierover harde vragen
aan de regeringen en ook aan ieder van
ons. Is concreet gezegd de leef
baarheid van onze wereld wel wezenlijk
zovéél dichterbij gekomen als er in In
dia, de Filippijnen, Zuid-Amerika en
waar ter wereld ook minder kindertjes
komen en wij ter zelfder tijd er maar
schoorvoetend toe komen aan waarach
tige ontwikkelingshulp te doen; blijven
dóórgaan ons te verrijken ten koste van
de arme landen; stelselmatig weigeren
werkelijk diep in ons eigen vlees te snij
den terwille van de medemens-in-nood?
Zie de schandelijke mislukking van de
Wereldhandelsconferentie anno 1968.
Daar ligt probleem-nummcr-een!
XJebben wij dan geen bezwaren tegen de
Encycliek? Ja, die hebben'wij wél
Met velen vragen wij ons af: Waarom
verschijnt dit document eerst nu? Waar
om heeft de paus na lang aarzelen geko
zen voor het standpunt van de minder
heid in de studie- en adviescommissie die
hij voor dit vraagstuk had ingesteld?
Waarom heeft de paus dit probleem niet
voorgelegd aan de Bisschoppensynode, die
vorig jaar bijeen was? Waarom is er,
voor zover wij weten, geen overleg ge
weest met de andere Kerken? Het zijn
vragen waarop wij geen antwoord weten.
Het is overigens wel bekend dat men op
de Wereldraad van Kerken te Uppsala óók
niet tot een gelijkluidend standpunt is kun
nen komen.
Er rijst echter een belangrijker vraag:
de paus veroordeelt het gebruik van voor
behoedmiddelen ,o.a. op grond van het
feit dat ze een onrechtmatige ingreep zou
den zijn in de „natuur". Men zou zich
kunnen afvragen of het niet een normale
zaak is dat de mens ingrijpt in de „na
tuur", ermee „manipuleert" om ze daar
door steeds meer te „vermenselijken".
Het is b.v. een wet van de natuur dat on
ze haren groeien. Wanneer wij die haren
laten knippen, dan grijpen wij in in die na
tuurwet, omdat wij vinden dat wij er heer
en meester over zijn. Wij vinden het van
zelfsprekend dat wij zo handelèn. De
macht van de mens om op allerlei wijzen
in te grijpen in de natuurlijke gang van
zaken, óók bij zichzelf, groeit van dag tot
dag.
Is het in zich dan fout en zondig dat hij
van die macht gebruik maakt? Met name
ook op het gebied van de voortplanting?
In zich niet, geloven wij en ook de paus
zal dat niet ontkennen: hij spoort de man
nen van de wetenschap immers uitdrukke
lijk aan verder te gaan met hun onder
zoek naar wegen om het natuurlijke voort
plantingsproces op een verantwoorde wij
ze te leren beheersen. Hij wijst alleen de
wegen af die wij nu volgen. Waarom? Het
antwoord is misschien dit: Het is de gro
te vraag of dc mens alles mag doen wat
hij ook kan. Hij kan de atoombom maken,
maar mag hij het ook? Zelfs de meest
vooraanstaande wetenschapsmensen hou
den hun hart vast als de mens werkelijk
alles zou gaan doen wat hij nu al kan of
binnenkort zal kunnen, en ze roepen met
steeds groter aandrang en bezorgdheid om
wgsheid. En het kan niet genoeg her
haald worden: wijsheid is iets anders dan
kennis! Zouden die eenzame stemmen die
in eerste instantie de Encycliek geprezen
hebben als een monument van wijsheid
misschien hierop doelen: dat men zich af
mag vragen of het pauselijk document
niet voortgekomen is na veel innerlijke
strijd en veel gebed, zoals de paus zegt
uit die bezorgdheid: dat de mens bij
gebrek aan wijsheid ook hier het slacht
offer zou kunnen worden van zijn enorme
kennis?
FXe discussie blijft open", zeggen velen.
Laat dat zo zijn, het geeft ons niet
het recht achteloos en hooghartig aan de
ze kreet van de Opperherder voorbij te
gaan. En hoe men ook oordeelt: Niemand
kan zijn ontzaglijke moed ontkennen. Er
wordt óók van ons moed gevraagd: mini
maal deze, dat wij dit document lezen, be
studeren en au sérieux nemen. Méér moed
zal er voor nodig zijn ook de vragen die
het stelt als tot ons persoonlijk gericht te
voelen en ze te beantwoorden. Maar als
wij die moed kunnen opbrengen, zouden
wij onszelf dan niet herkennen in de ge
loofsmoed van onze aartsvader Abraham
en in ons geweten de stem van God horen
opklinken: „Omdat gij dit gedaan hebt,
daarom zal Ik u overvloedig zegenen...
door uw nakomelingen komt zegen over
alle volken van de aarde, omdat gij naar
mij hebt geluisterd" (Gen. 22).