Op grond van de bijbel praten over apartheid „Humanae Vitae" stelt vragen aan ieder persoonlijk Gereformeerde Oecumenische Synode in Lunteren PREEK OVER PAUSELIJKE ENCYCLIEK Het getuigenis van am figuur op de achtergrond Volle agenda Uniek Uit 32 landen Een foto die dui delijk blijk geeft, dat we in Lunteren te doen hebben met een oecumenische synode en met een wereld wijde synode, ook al staan er dan twee Apeldoornse predi kanten op. Links op de foto drs. G. Y. Vel- lenga, een van de ver t ege n woordige rs van de Gereformeerde Kerken in Nederland, rechts ds. J. H. Vele- ma, afgevaardigde van de Christelijke Gere formeerde Kerken en in het midden dr. J. D. Vorster die de Neder duits Gereformeerde Kerk m Zuid-Afrika vertegenwoordigt en die als een van de belangrijkste voor standers van de apartheidspol itiek wo rdt beschouwd. Maar gistermorgen waren ze in de kof fiekamer van „De Blije Werelt" broe derlijk bijeen, want zo is gelukkig de sfeer op deze syncde. „Och, was mijn heer maar bij de profeet in Sammaria, dan zou deze Ijem wel van zijn melaatsheid verlossen 2 Kon. 5:3. Deze woorden sprak een eenvoudig Joods meisje eens tot haar meesteres, mevrouw NaSman, echtgenote van een beroemde Syrische generaal. Er heerste grote verslagenheid bij de familie Naaman. De generaal was aangetast door de vreselijke ziekte de metaats- heid, een vrijwel ongeneeslijke kwaal. Geen wonder dat er grote droefheid bij de Naamans. De generaal liep nil de dood in zijn schoenen. Want er was geen hulp voorhanden. Een hope loos geval! Maar wat wil het geval? Op één van de strooptochten hadden de Syriërs een jong meisje uit het land van Is raël gevangen meegevoerd. Dit Joodse meisje nu was in dienst bij mevrouw Naaman. En van haar meesteres hoor de zij van de vreselijke kwaal, waar aan de generaal leed. Bovendien dat tegen deze ziekte geen lcruiden gewas sen waren. En toen zei dat meisje tot haar mevrouw: „Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaats heid verlossen". Welk een meeleven van dit meisje met haar heer. Ze heeft zelf heel veel leed in haar leven. Ze is toch ver van haar vaderland, ver van haar familie en ze moet hier in den vreemde dienst doen als slavin. Maar aan haar eigen leed denkt ze niet eens zo zeer. Ze is diep bewogen met het lot van haar heer, de Syrische generaal. Ze as niet vervuld met wraakgevoelens. Ze zegt niet: „Lekker, nu heeft hij zijn ver diende loon. Dan had hij me maar niet als buit moeten meevoeren". Ze heeft alleen intens medelijden met Naaman. En daarom spreekt ze tot haar me vrouw over Elisa, de profeet in Sama ria. Die zal de generaal zeker van zijn melaatsheid kunnen genezen. Wat een geloof heeft dit meisje, dat een zo ondergeschikte plaats inneemt, dit meisje op de achtergrond, in de God van Israël, in wiens dienst de pro feet van Samaria staat. Dit meisje weet van de God van Israël, weet van de macht van de God van Israël, de enige, die redden kan. Zo staat het voor haar onomstotelijk vast. Ze twijfelt er geen ogenblik aan of Elisa kan Naaman hèlpen .Wat een getuigenis van dit meisje op de achter grond. Is het niet om beschaamd te worden? Intussen, wat een zegen als we in onze jeugd, als kind gehoord hebben van de grote werken Gods. Wat kan reeds een kind, als het gehoord heeft van de grote werken Gods, als de ouders hun roeping ten aanzien van hun kinderen niet verwaarloosd heb ben tot een zegen voor een ander zijn. Die Syrische generaal werd door een eenvoudig Joods meisje op de profeet in Israël gewezen. Dat jonge meisje werd in de hand van God een middel om die Syrische generaal te verlossen van zijn melaatsheid. Dat meisje heeft de zaak helemaal niet gefor ceerd, maar op het juiste ogenblik heeft zij de kans, haar van God gege ven, aangegrepen en op de plaats, waar m toen gesteld was, getuigd van de levende God, de enige Redder voor een mens in nood. Om dit eenvoudig getuigen gaat het. U behoeft niet naar Indonesië of Afri ka te gaan om te getuigen. Ook in uw eigen omgeving, op de plaats waar ge staat, zijn er vaak gelegenheden genoeg om te getuigen. Misschien vindt u van uzelf, dat u ook maar een figuur op de achtergrond bent. Maar dat is van geen doorslaggevende betekenis.. Want ook figuren op de achtergrond kunnen een belangrike rol spelen in de sa menleving bij het doorgeven van het evangelie. Bent u ook al zo'n heenwijzing tot de Here Jezus? Of is Hij voor u zelf nog geen levende werkelijkheid? Wilt u zich dit dan eens in alle ernst af vragen? Intussen wil het hiervoren geschre ven woord voor allen, die het moeilijk hebben, die met hun leven in de knoop zitten, voor alle lastdragers en dra gen we niet allen de last der zonde mee? een heenwijzing zijn tot de Here Jezus: Gaat tot Hem, de Hei land der wereld, de Verlosser van* zon daren, de redder in de nood. Die zal u zeker helpen. En een vrede, die alle verstand te boven gaat, zal uw deel worden I Rhenen. Ds. N. Kooreman. Dc apartheidspolitiek zoals die door de rege ring van Zuid-Afrika wordt bedreven, is een 'vorm van rassendiscriminatie zo wordt het wel in bijna heel de wereld gezien. Niet een kwaadaardige vorm: juist in deze dagen worden we in het Biafra-conflict geconfron teerd met het lot van de Ibo's en wordt ons duidelijk dat niet in de laatste plaats in de „gekleurde wereld" een rassenvijandschap bestaat die doet huiveren. Juist uit die we reld komen dikwijls wel de. felste protesten tegen wat in Zuid-Afrika gebeurt, maar dat is meer een politiek spel dan edele veront waardiging. Net zoals het van Rusland en andere communistische lénden een politieke manoeuvre is om zich met veel tamtam ach ter die protesten te plaatsen. Die eerlijke verontwaardiging over wat in Zuid-Afrika gebeurt bestaat wél in Neder land. In de eerste plaats waarschijnlijk om dat wij ons nog steeds verwant voelen met de Zuidafrikaandcrs. maar ook omdat 't ons hindert dat juist dc kerken in Zuid-Afrika voedster en hoedster zijn van deze apart heidspolitiek en dat zij die op b'ijbelse gron den verdedigen. De Nederduits Gerefor meerde Kerk in Zuid-Afrika, veruit de invloedrijkste in dat land, is nauw verwant aan onze gereformeerde kerken en velen vragen zich af hoe het mogelijk is dat ker ken op een bepaald punt zo uit elkaar kun nen groeien. Daarmee is men clan op het punt waarom de Gereformeerde Oecumenische Synode, die deze en volgende week in Lunteren wordt ge houden, zo algemeen de aandacht trekt en zo spectaculairgenoemd wordt. Daar namelijk ontmoeten deze kerken elkaar (en dat op het allerhoogste niveau, om het eens wat onker kelijk te zeggen) en op de agenda staat als verreweg de belangrijkste vraag hoe de ge reformeerde kerken overal ter wereld het rassenvraagstuk dienen te bezien. Daar zul len in één commissie zitting hebben prof. dr. J. Verkuyl, zendingshoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en een kenner van de rassenproblemen bij uitstek, en dr. J. D. Vorster, actuarius van de generale sy node van de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika, broer van de huidige Zuid- afrikaanse premier en een van de grondleg gers van de apartheidspolitiek. Met anderen samen zullen zij moeten trachten tot 'n eens luidend antwoord te komen en dat niet op een vage, dubbelzinnige manier maar klaar en duidelijk. Met minder zullen de gerefor meerden in Nederland geen genoegen nemen: niet voor niets lagen er bij de ingekomen stukken zestig adressen van evenzovele ge reformeerde classes over deze zaak en zes tig maal werd van deze Oecumenische Syno de gevraagd duidelijk stelling te nemen tegen wat in Zuid-Afrika gebeurt. ka en zoveel andere landen hier samen? Wat is eigenlijk een Gereformeerde Oecumenische Synode? Geen moeilijke vragen. Algemeen bekend is dat de Gereformeerde Kerken in Nederland en ook de Chr. Ger. Kerken sinds vele jaren grote zendingsactiviteiten aan de dag gelegd hebben. En ook dat Gerefor meerden nooit achter in de rij gestaan heb ben voor de emigratieloketten. Altijd waren zij ondernemende mensen die niet aarzelden huis en haard te verlaten om in den vreemde een nieuw bestaan te gaan opbouwen. Waar bij zij als het ware hun kerk altijd hebben meegenomen. Altijd staken zij in den vreem de koppen bij elkaar, stichtten hun eigen gemeente en beriepen als het kon een predi kant uit Nederland om althans het geeste lijk klimaat van hun geboorteland te kunnen handhaven. Zo is er niets vreemds aan dat voor deze synode een hoogleraar aan de Theologische School te Geelong in Australië tot praeses is gekozen, maar dat deze man een volbloed Nederlander is, prof. dr. K. Runia. geboren en getogen in het Friese Ou- deschoot. En zo is er niets vreemds aan dat het Nederlands op deze synode de voertaal, is, ook al zijn er dan afgevaardigden uit 32 lan den en moet- het Engels wel als „hulptaal" worden aangewend. Uit al deze zendingskerken en uit al deze emigrantenkerken is deze synode gegroeid. Omdat zij alle er behoefte aan hadden en nog hebben om met elkaar de gezamenlijke problematiek door te spreken. En ook al om te voorkomen dat zij in leer en leven al te ver uit elkaar groeien. Van die gezamen lijke problematiek hebben we hier tot dus verre de rassenkwestie alleen maar naar voren gehaald, maar die rassenkwestie is maar één punt op de volle agenda en voor sommige afgevaardigden, bijvoorbeeld die uit Indonesië, helemaal niet zo interessant laten we ons dat wel realiseren. Van die 32 vertegenwoordigde kerken zijn er heel wat die dat debat over de apartheidspolitiek als een typisch Nederlands-Zuidafrikaanse aange legenheid beschouwen, waarin ze zich niet al te veel willen mengen. Nu moet men dat woord „spectaculair" dat nogal eens in verband met deze Synode gebruikt wordt, niet al te „werelds" opvat ten de vergadertechniek van een synode is nu eenmaal een andere dan die van een parlement of een politieke partij en de wijze van discussiëren is anders. In zijn openings woord formuleerde de Amsterdamse predi kant ds. J. van Tuinen het aldus: „De afge vaardigden spreken op deze synode niet als leden van een politieke partij noch als die van de staat of het parlement, maar als le den der kerk. Dit geeft naast beperking een nergens elders bekend perspectief. Misschien nauwende rassenvraagstuk oplost. Als dat geeft God een weg te ontdekken die het be te danken zou zijn aan de kracht van het evangelie van Jezus Christus, hoezeer zou dan in alle werelddelen deze Heer om Zijn verlossende daden geprezen worden!" Zoals men ziet: het spectaculaire wordt hier gezocht op een heel ander, een hoger plan. Alleen trouwens op dat niveau is het heden ten dage nog mogelijk om met verte genwoordigers van Zuid-Afrika een eerlijk en open gesprek te voeren over de apartheids politiek. Zelfs in de UNO kan dat niet meer daar is de zaak al te veel verpolitiekt. Laat staan dat het nog in andere wereldor ganisaties, zelfs in een Internationaal Olym pisch Comité, mogelijk is. Wat dat betreft is deze Gereformeerde Oecumenische Synode inderdaad uniek. Waarom kan dat hier in Lunteren op deze Synode wel? Hoe komen Nederland en Afri Er zijn andere punten waar men meer over tobt. Een speciale commissie gaat zich bij voorbeeld verdiepen in de problemen van de polygamie. Vraag is namelijk hoe men aan moet met mensen die polygamist waren voordat ze zich tot het. christendom bekeer den. In landen waar de Islam beleden wordt doet zich dat keer op keer voor. Kan men deze mensen en hun vrouwen en kinderen zo in de kerk opnemen? Ze dopen? In een uit voerig rapport over alle punten op de agenda zijn namelijk al rapporten uitge bracht, samen een boekwerk vormend van 234 pagina's is men tot de conclusie geko men dat de doop van vroegere polygamis- ten in bepaalde gevallen in overweging moet worden genomen, waarbij dan wel de nadruk moet worden gelegd op het feit dat de Bijbel het monogame huwelijk als het ideale ziet. Een andere commissie heeft zich verdiept in de positie van de vrouw in de kerk ook voor Nederland een belangrijk punt om dat de Gereformeerde Kerken op het punt staan de kerkelijke ambten ook voor vrou wen open te stellen maar de uitvoering nog hebben opgeschort in afwachting van het gesprek op deze oecumenische synode. De rapporteurs van deze synode zijn tot de conclusie gekomen dat „het minste dat ge zegd kan worden is, dat de Bijbel aan de vrouw niet het recht ontzegt diacones of vrouwelijke diaken te zijn. Op de vraag of ook de andere ambten voor de vrouw opengesteld moeten worden, dient de kerk zich dieper te bezinnen, daarbij rekening houdend met de eigen aard van de vrouw". Een heet hangijzer is ook de verhouding tot de Wereldraad van Kerken en tot de ICCC, de Internationale Raad van Christe lijke Kerken, die sterk tegen de Wereldraad gekant is. De synode wil de kerken advise ren zich noch bij de een noch bij de an der aan te sluiten. Wel spoort zij krachtig aan tot het oecumenisch gesprek, met de Wereldraad dan vooral over fundamentele vraagstukken. Het zijn maar een paar punten van de ve le die in „De Blije Werelt" in Lunteren gan de orde komen we hebben maar een greep gedaan. Volgende week zal men er tot conclusies moeten komen en dan zal er nog alle gelegenheid zijn om op allerlei punten dieper in te gaan. Laat niemand verwachten dat op deze synode het rassenvraagstuk zal worden opgelost en dat er in Zuid-Afrika plotseling een radicale ommezwaai zal wor den gemaakt ook een synode is mensen werk. Maar wel werk van serieuze mensen die oprecht willen proberen in hun werk iets van Gods blijde boodschap te laten zien. Voor wie „De ^lije Werelt" een diepere be tekenis heeft. En dat geeft hoop. De eerste storm over de pauselijke encycliek „Humanae Vltae" is uitgewoed. Niet dat het nu allemaal pais en vree is of dat het laatste woord over deze zaak is gesproken verre van dat. Maar zjj die zich door het pauselijk standpunt gegriefd voelden (en die grief nog zwaarder lieten tellen door de manier waarop paus Paulus VI tot zijn standpunt was gekomen: het ter zijde schuiven van de gedachten van de meerder heid). zij hebben hun eerste verontwaardiging gelucht. Wat nu te doen overblijft is de be zinning. Want dit pauselijke stuk ligt er, niemand in de Rooms-Kathplieke Kerk kan het negeren, voor ieder, geestelijke of leek, ligt de vraag hoe men hiermee verder moet. Soms is gesuggereerd, dat vooral de geestelijkheid getracht heeft met wat dubbelzinnige verklaringen zich onder het dilemma uit te werken en dusdoende de gewone kerkleden weinig houvast zouden bieden. Deze suggestie is onjuist tot die conclusie zijn wij opnieuw gekomen toen we de preek onder ogen kregen, die op zondag 4 augustus, dus onmiddel lijk na het verschijnen van de encycliek, in de Apeldoornse Mariaparochie is gehouden en die was geformuleerd en op schrift gesteld door de Apeldoornse deken Van Renswoude. Deze preek heeft ons bijzonder geboeid, ener zijds omdat hieruit dezelfde klemmende ernst spreekt die ook het stuk van paus Paulus ken merkt, anderzijds omdat hierin klare taal ge sproken wordt over de gevolgen die deze en cycliek behoort te hebben voor het leven van iedere rooms-katholieke gelovige. In deze preek is een zieleherder aan het woord die zijn mensen niet in de kou laat staan. En omdat het hier gaat over een zaak die toch wel het geweten van ieder mens mag beroeren, ook al voelt hij zich dan niet gebonden aan pauselijke uitspraken, daarom drukken wij hieronder de preek van deken Van Rens woude in haar geheel af. W/"einig woorden klinken de rooms-ka- tholiekè christen vertrouwder in de oren dan Jezus' uitspraak: „Gij zijt Pe trus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen". Wij geloven en het He Vaticaans Concilie heeft dat nog eens uit drukkelijk bevestigd dat deze plechtige verklaring van Jezus, de Heer der Kerk, niet alleen gold voor Petrus, maar ook voor al zijn opvolgers. Bij alle zoeken naar de Waarheid, naar een houvast in het leven en naar een ver antwoorde levenshouding, waartoe hij zo als ieder mens allereerst zélf verplicht is, is het voor de rooms-katholieke christen altijd een bemoedigende gedachte geweest dat er een laatste adres was voor het juiste verstaan van het Woord van God, een laatste en betrouwbare ankerplaats in dat hoogste, alles samenbindende ambt van de Stoel van Petrus wie er ook op mocht zitten. Wij hebben dat ambt nooit gezien als een toppunt van menselijke be moeizucht, maar integendeel als een te ken van GODS BARMHARTIGHEID en waren ervan overtuigd dat „Gods kracht zich eerst ten volle openbaarde in de zwakheid" (II Kor. 12, 9) van die éne ge lovige medebroeder-van-ons die door HEM tot deze onvergelijkbare verantwoordelijk heid werd geroepen. In de afgelopen week nu hebben wij ondervonden dat ook wijzelf ons aan de rots van Petrus pijnlijk kunnen beze ren. De Encycliek „Humanae Vitae" over het vraagstuk van de geboorteregeling heeft althans wanneer men afgaat op de eerste reacties maar weinig vreug de en waardering en véél verbazing, ont stemming, verontwaardiging, spot en zelfs fel protest uitgelokt. En dat alles kwam deze keer niet alléén uit niet-katholieke kring, maar ook van vele getrouwen uit onze eigen Kerk, en lang niet van de eer sten de besten. De reacties lopen ver uiteen en liggen tussen twee uitersten, n.l. van hen die er de voorkeur aan geven smalend te spreken over „die celibataire oude heer die op een naïeve wijze zonder rekening te houden met de acute noden op z'n eentje de gewetens zit te binden"; maar er zijn er ook en evenmin de eersten de besten die spreken van een document van gro te wijsheid, van een historische stellingna- me waar latere geslachten deze verguis de paus dankbaar voor zullen zijn. De uitspraak van de paus is niet alleen hét önderwerp-van-gesprek in uw gezin, uw kennissenkring en van „the man in the streef', maar het zal u zeker niet verwon deren dat ze ook hevig bediscussieerd wordt in de kring van de priester die zich voor u verantwoordelijk voelen en van wie velen in de loop der jaren bij de geestelij ke begeleiding van de huwelijken en ge zinnen met goed geweten en in goéd ver trouwen een ruimere weg waren ingesla gen. Wij uw priesters kunnen moeilijk vaststellen of u het nodig vindt of er be lang in stelt kennis te nemen van ons standpunt t.a.v. de pauselijke uitspraak. U zou b.v. kunnen denken: „Och, Wat de paus ook zegt, voor óns is dit al lang geen probleem meer". Desondanks menen wij tocht, dat u er recht op hebt te weten hoe de priesters van uw parochie zich ten aanzien van het pauselijk document heb ben opgesteld. Wij menen met deze uiteenzetting te handelen in de geest van de voorlopige verklaring die de Nederlandse bisschoppen t.a.v. de Encycliek hebben afgelegd. Wij zijn ons bewust dat wij op dit moment ze ker niet al uw vragen kunnen beantwoor den en dat een persoonlijk gesprek of een gedachtenwisseling in kleine kring waar schijnlijk een betere weg zou zijn maar wij hopen toch dat een verklaring vanaf de preekstoel in ieder geval enig goed zou kunnen doen en voor sommigen mis schien een steun zou kunnen zijn. U zult het voor deze ene keer dan ook wel voor lief nemen als dit wat langer uitvalt dan een gewone preek. W/ij zouden graag voorop willen stellen dat naar onze overtuiging twee gees teshoudingen fataal zijn voor een chris ten. Allereerst de angst. Angst voor God of angst voor de zonde kan nooit een goede raadgeefster zijn bij het nemen van gewetensbeslissingen. Het Evangelie is immers bedoeld als een bigde Boodschap: God is de Liefde, God is goed, God is barmhartig en bereid alles te vergeven, God wil alle mensen door en door geluk kig maken. Met die zekerheid mag iedere mens in alle onzekerheid en gewetens nood rekening houden. De tweede ver keerde instelling is de oppervlakkigheid. Het Evangelie is niet bedoeld als een ge makkelijke zaak. Het bindt ons er wél op! Toen Jezus in de synagoge van Ka- pernaüm zijn toehoorders voor een ge- loofsbeslissing stelde, reageerden „vele van zijn leerlingen: Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie is nog in staat naar Hem te luisteren? Maar Jezus vroeg hun: Neemt gij daar aanstoot aan?" En daar op vroeg Hij uitdrukkelijk aan de twaalf: „Wilt ook gij soms weggaan?" (Joh. 6). Het Evangelie verkondigt geen angst en geen oppervlakkigheid, maar het vraagt wél om ernst. En dat is een héél andere zaak. Daarom: als het door God ingestelde wettige leergezag het moment gekomen J. E. H. van Renswoude, deken van Apel doorn. acht om te spreken eist hetzelfde Evan- gelie-van-Gods-Barmhartigheid dat wij ernstig luisteren. Het doet er dan in eer ste instantie weinig toe of wij hier te ma ken hebben met een onfeilbare uitspraak of niet; en of de discussie open blijft of niet. Wij moeten éérst serieus luisteren naar wat er wordt gezegd. En dat is geen kleinigheid: Gezinsplanning is noodzake lijk. maar zoals de zaken nu staan is pe riodieke onthouding de enig geoorloofde manier om het geboorte-aantal te regelen. He eerste vraag die ,.nu gesteld moet worden is niet: „Hoe kunnen wij daar onder uit? Hoe kunnen wij toch nog een rechtvaardiging vinden om op een eenmaal ingeslagen weg voort te gaan?" De eerste vraag moet zijn: „Kunnen wij ook al kost het misschien grote moeite in overeenstemming met deze uitspraak leven en hoe kunnen we dat?" Wij kunnen ons levensgroot indenken, dat er dan echtparen zullen zijn, en mis schien wel vele, die na er/stige overwe ging tot de conclusie zullen komen: dat kunnen wij beslist niet Tot deze mensen maar niet minder tot u allen, zouden wij willen zeggen: „Het staat voor ons, uw priesters, vast dat de allerlaatste vraag die God aan de mens zal stellen, niet luidt: „Heb jè volgens de Wet en de voor- kunnen wij beslist niet! Tot deze mensen schriften geloeefd?", maar: „Heb je ge leefd in overeenstemming met je eigen geweten?" Dit houdt naar onze mening óók in, dat iemand of een echtpaar om medische, sociale, economische of andere redenen in een acute nood kan komen te verkeren, waardoor hij voor zichzelf geen enkele mogelijkheid ziet om zich te houden aan de gangbare en vastgestelde normen. Wanneer ik dan in volstrekte eerlijkheid tegenover God en mijn geweten kan ge tuigen, dat ik niet handel uit zelfzucht, ge makzucht, onnadenkendheid of andere kwalijke motieven, dan zal ik voor God en voor niemand mijn ogen hoeven neer te slaan. Dit is overigens een stelregel die niet nu is uitgevonden, maar altgd heeft gegolden en waarop men zich ook nu mag beroepen. „Leven volgens eigen geweten" is een juist en onaanvechtbaar beginsel, maar er moet wél worden bij gezegd, dat men zich op dit beginsel pas beroepen mag, wanneer men serieuze en volgehouden po gingen heeft gedaan dat geweten op een juiste wijze te vormen. Wij menen dat de Encycliek welke bezwaren men er ook tegen meent te kunnen inbrengen en hoe hard ze ook aankomt allereerst bedoeld is als een handreiking om te komen tot een juiste gewetensvorming inzake de hu welijksliefde en de huwelijksbeleving. De prachtige passages over het wezen en de betekenis van de liefde en over de eer bied voor de vrouw zullen u daarvan wel licht kunnen overtuigen. Maar er is nog iets anders: de Encycliek geeft niet alleen een voor velen pijnlijk en voor anderen wel wat laat antwoord op vragen waar mee wij sinds jaar en dag rondlopen, maar ze stelt ook vragen aan ons, die wij moeten beantwoorden. Onder andere: Is het niet de hoogste tijd ons af te vragen of wij niet bezig zijn ondanks vele goede bedoelingen zelfs een mo rele vrijheid na te jagen, die tenslotte geen of weinig normen meer wil aan vaarden en die ons, in plaats van naar een waarachtig geluk, eerder leidt naar een onoverzienbare chaos? Zijn wij niet een goed stuk op weg het wezen van de liefde te miskennen, die toch zeker niet in de laatste plaats hier in bestaat dat zij bereid is zich omwil le van het geluk van de ander beperkin gen op te leggen en juist daardoor door het offer tot echt menselijke liefde wordt? En wanneer wij. zonder ons te willen bezinnen, op de ingeslagen weg zouden voortgaan, dwingen wij ónszeif dan niet excuses te gaan zoeken voor praktijken, die onmiddellijk binnen ons bereik ko men, als b.v. vóór-echtelijk geslachts verkeer, buiten-echtelijke liefde en vlot te echtscheiding? - Het Vrije Volk veroorlooft zich de paus te beschuldigen van bedrijfsblind heid. Mag de vraag dan ook gesteld wor den of wij op onze beurt niet in bedrijfs blindheid vervallen, wanneer wij menen dat gezinsplanning en geboorteregeling waarvan ook de paus erkent dat ze noodzakelijk zijn probleem-nummer één zijn, dat moet worden opgelost om te komen tot een beter leefbare wereld? Paus Paulus die (vergeten we dat voor al niet op dit moment) óók de Ency cliek „Over de Vooruitgang der Volke ren" op zijn naam heeft staan en daar voor de unanieme lof van héél de we reld ontving, stelt hierover harde vragen aan de regeringen en ook aan ieder van ons. Is concreet gezegd de leef baarheid van onze wereld wel wezenlijk zovéél dichterbij gekomen als er in In dia, de Filippijnen, Zuid-Amerika en waar ter wereld ook minder kindertjes komen en wij ter zelfder tijd er maar schoorvoetend toe komen aan waarach tige ontwikkelingshulp te doen; blijven dóórgaan ons te verrijken ten koste van de arme landen; stelselmatig weigeren werkelijk diep in ons eigen vlees te snij den terwille van de medemens-in-nood? Zie de schandelijke mislukking van de Wereldhandelsconferentie anno 1968. Daar ligt probleem-nummcr-een! XJebben wij dan geen bezwaren tegen de Encycliek? Ja, die hebben'wij wél Met velen vragen wij ons af: Waarom verschijnt dit document eerst nu? Waar om heeft de paus na lang aarzelen geko zen voor het standpunt van de minder heid in de studie- en adviescommissie die hij voor dit vraagstuk had ingesteld? Waarom heeft de paus dit probleem niet voorgelegd aan de Bisschoppensynode, die vorig jaar bijeen was? Waarom is er, voor zover wij weten, geen overleg ge weest met de andere Kerken? Het zijn vragen waarop wij geen antwoord weten. Het is overigens wel bekend dat men op de Wereldraad van Kerken te Uppsala óók niet tot een gelijkluidend standpunt is kun nen komen. Er rijst echter een belangrijker vraag: de paus veroordeelt het gebruik van voor behoedmiddelen ,o.a. op grond van het feit dat ze een onrechtmatige ingreep zou den zijn in de „natuur". Men zou zich kunnen afvragen of het niet een normale zaak is dat de mens ingrijpt in de „na tuur", ermee „manipuleert" om ze daar door steeds meer te „vermenselijken". Het is b.v. een wet van de natuur dat on ze haren groeien. Wanneer wij die haren laten knippen, dan grijpen wij in in die na tuurwet, omdat wij vinden dat wij er heer en meester over zijn. Wij vinden het van zelfsprekend dat wij zo handelèn. De macht van de mens om op allerlei wijzen in te grijpen in de natuurlijke gang van zaken, óók bij zichzelf, groeit van dag tot dag. Is het in zich dan fout en zondig dat hij van die macht gebruik maakt? Met name ook op het gebied van de voortplanting? In zich niet, geloven wij en ook de paus zal dat niet ontkennen: hij spoort de man nen van de wetenschap immers uitdrukke lijk aan verder te gaan met hun onder zoek naar wegen om het natuurlijke voort plantingsproces op een verantwoorde wij ze te leren beheersen. Hij wijst alleen de wegen af die wij nu volgen. Waarom? Het antwoord is misschien dit: Het is de gro te vraag of dc mens alles mag doen wat hij ook kan. Hij kan de atoombom maken, maar mag hij het ook? Zelfs de meest vooraanstaande wetenschapsmensen hou den hun hart vast als de mens werkelijk alles zou gaan doen wat hij nu al kan of binnenkort zal kunnen, en ze roepen met steeds groter aandrang en bezorgdheid om wgsheid. En het kan niet genoeg her haald worden: wijsheid is iets anders dan kennis! Zouden die eenzame stemmen die in eerste instantie de Encycliek geprezen hebben als een monument van wijsheid misschien hierop doelen: dat men zich af mag vragen of het pauselijk document niet voortgekomen is na veel innerlijke strijd en veel gebed, zoals de paus zegt uit die bezorgdheid: dat de mens bij gebrek aan wijsheid ook hier het slacht offer zou kunnen worden van zijn enorme kennis? FXe discussie blijft open", zeggen velen. Laat dat zo zijn, het geeft ons niet het recht achteloos en hooghartig aan de ze kreet van de Opperherder voorbij te gaan. En hoe men ook oordeelt: Niemand kan zijn ontzaglijke moed ontkennen. Er wordt óók van ons moed gevraagd: mini maal deze, dat wij dit document lezen, be studeren en au sérieux nemen. Méér moed zal er voor nodig zijn ook de vragen die het stelt als tot ons persoonlijk gericht te voelen en ze te beantwoorden. Maar als wij die moed kunnen opbrengen, zouden wij onszelf dan niet herkennen in de ge loofsmoed van onze aartsvader Abraham en in ons geweten de stem van God horen opklinken: „Omdat gij dit gedaan hebt, daarom zal Ik u overvloedig zegenen... door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar mij hebt geluisterd" (Gen. 22).

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11